De zendingsreizen van Paulus
74
De eerste zendingsreis van Paulus
– Handelingen 13-14:28
In Handelingen 13 verschoof het epicentrum van de heilsgeschiedenis naar Antiochië aan de Orontes. Zoals gezegd was Antiochië (Antakya) het nieuwe hoofdkwartier van God. Enkele leerlingen worden genoemd: Barnabas, Simon Niger (neger), Lucius van Cyrene en zelfs ene Manaan, die een pleegbroer van Herodes (Agrippa 2?) was. En Saulus was er. De gemeente in Antiochië was gesticht door mannen uit Cyprus en Cyrene die via Jeruzalem naar Antiochië waren gekomen (Handelingen 11:19-21). De gemeente werd verder versterkt door Barnabas die van Cyprus kwam (Handelingen 11:22-26). Vanaf nu zou het evangelie een ander geografisch gebied gaan bereiken. Hiermee ving God twee vliegen in één klap. Ten eerste werden nu de heidenvolken bereikt en niet alleen de Joden. Ten tweede werd hiermee bereikt dat Paulus niet op het fundament van de kliek in Jeruzalem voort bouwde. Het nieuwe zendingsgebied was grotendeels onaangeroerd. Desalniettemin volgde Paulus in zijn nieuwe zendingsgebied een vast patroon. Eerst ging hij naar de synagogen. Vervolgens werd hij steeds afgewezen waarna hij het evangelie naar de heidenen bracht. Dit laatste was een doorn in het oog van de joden. Zelf hadden ze het evangelie afgewezen. Maar ze wilden ook niet dat de heidenen het evangelie wel zouden accepteren. De belangrijkste vraag: waarom wilde God opeens de heidenen bekeren? Duizenden jaren had Hij zich niets van de andere volken aangetrokken en Zich alleen op Zijn volk, Israël gericht. Nu veranderde God zijn koers radicaal. Het antwoord is dat God de Joden jaloers wilde maken met de bedoeling om hen wakker te schudden en hen weer bij Zich terug te brengen (Harrison, 1995, p. 119-120).
Cyprus (Kittim)
Eerst gingen Paulus en Barnabas naar Cyprus dat Kittim heette (Jeremia 2:10 en Ezechiël 27:6). Na de steniging van Stefanus, gingen de discipelen uiteen om het evangelie aan de joden op Cyprus, in Fenicië en Antiochië te brengen (Handelingen 11:19). Cyprus was misschien het eiland waar de Grieken met de Kanaänitische afgoden in aanraking kwamen (Powell in Louden, 2011, p. 318). De Griekse Titanen hadden Cyprus als springplank gebruikt. Mogelijk was het niet voor niets dat de missie van Paulus hier begon. Ook Paulus gebruikte Cyprus als springplank naar Turkije. Op Cyprus hadden ze Johannes Marcus bij zich. Op de één of andere manier klikte het niet tussen Paulus en Markus, zodat de laatste niet meer met de andere twee verder trok. Johannes Markus schreef het Markus evangelie. Volgens sommigen zouden de laatste twaalf verzen niet door hem geschreven zijn. Maar E.W. Bullinger had uiteengezet dat dit wel degelijk het geval was (Bullinger, z.j.-a, bijlage 168). De twijfels over de laatste twaalf verzen hebben met de vervulling in Hebreeën 2:4 te maken. De getuigenis van hen die Jezus gehoord hadden was de bevestiging van Zijn leer toen Hij op aarde was. De vervulling hiervan gebeurde in Markus 16:17. In de verzen 3, 5, 8 en 9 zien we de aanloop hiervan. Al in 1 Korinthe 13:8-13 was onthuld dat er een tijd aan zat te komen waarin al deze ‘spirituele gaven’ ‘weg gedaan’ zouden worden (Bullinger, z.j.-a, bijlage 168). Die tijd viel door de ‘verwoesting van Jeruzalem’ met de sluiting van die bedeling samen (Bullinger, z.j.-a, bijlage 168). Hierna was er een blanco periode van 100 jaar in de geschiedenis van de ecclesia en een complete stilte van christelijke sprekers en schrijvers. Toen latere schrijvers de laatste twaalf verzen van Marcus lazen en geen spoor van geestelijke gaven zagen, gingen ze aan deze verzen twijfelen. Uiteindelijk werden ze aangemerkt als verzen die niet bij Markus hoorden (Bullinger, z.j.-a, bijlage 168). In onze tijd zien we het tegenovergestelde gebeuren. Religieuzen doen alles om spreken in tongen te imiteren. En Jezus waarschuwde ons om de valse wonderen en tekenen van de antichrist (zoals graancirkels) aan God toe te schrijven (Mattheüs 24:24). In de stad Pafos kwamen ze een tovenaar tegen die Bar-Jezus heette (Handelingen 13:6). Deze tovenaar was samen met de proconsul die Sergius Paulus heette (Handelingen 13:7). Deze proconsul liet zich niet zomaar met een kluitje in het riet sturen. Hij had een scherpe geest en het duurde niet lang tot de boodschap van Paulus tot hem doordrong. Saulus en Sergius Paulus waren aan elkaar gewaagd. Maar de tovenaar stond nog steeds tussen hen in. Hij voelde zich blijkbaar bedreigd door de concurrentie van Paulus en probeerde het geloof bij de proconsul weg te houden. Waarop Paulus hem de les las. Hierop werd de tovenaar blind. Maar de proconsul kwam tot geloof. We weten verder niet hoe het met deze tovenaar afliep en of hij blind bleef? Ahmed Deedat merkte deze tovenaar ook op (Deedat, z.j., hoofdstuk 2: Jesus in the Quran, par. “EESA” LATINISED TO JESUS). Was hij het die een voorloper van de islam stichtte? Na Cyprus trokken Paulus en Barnabas verder naar de stad Perge. Dit is het huidige Antalya dat thans een toeristenoord is. De traditie leert ons dat de naam Saulus hier in Paulus veranderd werd. Maar het kan ook zijn dat Saulus de Griekse en Paulus de Romeinse naam was (Handelingen 13:9 in Slagter, 2015, p. 57). Juist onder deze naam, Paulus, ging hij vanaf Handelingen 13 naar de natiën. In Handelingen 13:47 verwees Paulus naar Jesaja 49:6 waarin de afwijzing van het koninkrijk van God en de switch naar het evangelie voor de natiën in een notendop genoemd werd. Uiteraard werd in deze passage op Christus gedoeld. Maar in Galaten 1:15-16 lezen we dat Paulus namens Christus het evangelie naar de natiën bracht (Piet, 2019-f). Mochten we er nog aan twijfelen dat Paulus wel door Christus werd aangestuurd. Christus spreekt anno 2019 door Paulus tot u en mij.
Lystra
In Handelingen 14:8 kwamen Paulus en Barnabas in de Turkse stad Lystra terecht. In vers 10 genazen ze er een lamme man waarna de omstanders hen voor goden aanzagen. Ze noemden Barnabas, Zeus en Paulus, Hermes (vers 12). Ongewild kwamen Paulus en Barnabas in het vaarwater van Atlantis terecht. Mogelijk kende Paulus het Atlantis verhaal want hij had in Tarsus vast en zeker met de leer van Plato kennis gemaakt. Maar hij noemde het eiland nooit. Atlantis was allang in zee gezonken maar het evangelie werd nu pas naar de heidenen gebracht. Alle afgoden van Atlantis doken in Klein-Azië en Achaje op. Maar de Grieks-Romeinse wereld werd vooral gedomineerd door Cybele (Anatolië) en Isis (Egypte) (Stark, 2007, p. 89) waarbij de laatste naar Rome was overgestoken. Waarom werd Paulus hier naartoe gestuurd? Uiteraard om de natiën te bekeren. Maar ook omdat hij op een bepaalde manier door Homeros en Plato werd uitgedaagd. Plato was het die het Atlantis verhaal de wereld in had geslingerd. Plato was het ook die de demiurg verzon. Dit was een lagere God dan de hoogste god. En deze demichirurg was de oorzaak van alle kwaad in de wereld (Stark, 2007, p. 99). Plato propageerde een dualistische God: er was een goede oppergod en een kwade ondergod. Het christendom voelde zich wel aangetrokken tot deze leer en maakte van de demiurg een gevallen engel die eerst Lucifer en later satan heette. Terwijl de monotheïstische God van de Bijbel ook het kwaad schept (Jesaja 45:7). In deze gevallen ondergod kunnen we makkelijk Atlas van Atlantis herkennen. Deze rare mix van Bijbelse waarheid, een dualistische God en een vleug filosofie, noemen we gnostiek. Paulus kwam dus eigenlijk naar de Griekse wereld om de Atlantis mythe omver te werpen. En om over DE ENE almachtige God van hemel en aarde te preken die tevens de God van goed EN kwaad was. Zijn missie was om de gnostiek en dus Atlantis te ontmaskeren.
Terug in Antiochië
In Handelingen 14:26 keerden Paulus en Barnabas eerst naar Antiochië terug om er verslag uit te brengen over de eerste zendingsreis (Handelingen 14:27-28). Deze eerste reis had bijna twee jaar geduurd.
75
Jeruzalem
De verwarring rond de bekeerde heidenen was groot bij de oude kliek in Jeruzalem. Ook het feit dat de heidenen niet besneden hoefden te worden, wekte bij de Joden irritaties op. Er zat maar één ding op: Paulus en Barnabas zouden met een aantal leerlingen naar Jeruzalem gaan om er tekst en uitleg te geven. Ze zouden er verklaren dat er onderweg op hun eerste zendingsreis zomaar heidenen waren bekeerd, zonder dat ze gedoopt of besneden waren. In Handelingen 15:1-4 zien we hen naar Jeruzalem trekken. Ze hadden de oude kliek in Jeruzalem veertien jaar niet gezien (Galaten 2:1). De laatste keer was er in Handelingen 11:29 een delegatie vanuit Antiochië naar Jeruzalem getrokken. Deze keer ging ene Titus mee. De brief van Paulus aan Titus is ook in het Nieuwe Testament opgenomen. Jeruzalem was in dit stadium nog steeds de ‘moedergemeente’ (Slagter, 2015, p. 207). De oude kliek in Jeruzalem zat voor een dilemma. Aan de ene kant was men blij dat Paulus het evangelie ook uitdroeg. Aan de andere kant zat het deze oude kliek niet lekker dat de heidenen het evangelie zomaar om niet ontvingen terwijl de Joden zich aan allerlei voorschriften moesten houden. Detail: Petrus drukte Paulus op het hart om de armen in Jeruzalem niet te vergeten (Galaten 2:10). Opnieuw horen we niets over abortus, prostitutie of porno.
Juk
Handelingen 15:7-11 is een bijzondere passage. Hier lezen we de laatste woorden van Petrus in het boek Handelingen. Hij verklaarde hier dat de heidenen niet door de wet maar door de genade behouden werden. Hetzelfde gold voor de besneden Joden. Ook zij werden niet langer door de Wet maar door de genade gered. Het was revolutionair om deze woorden uit de mond van Petrus te horen. We zouden deze boodschap van Paulus verwachten en niet van Petrus. Toch was het Petrus die de aftrap gaf voor het evangelie dat naar de heidenen ging en op genade gebaseerd was (Zie ook Knoch, z.j.-a, Handelingen 15:1-11, p. 203). In Galaten 2:11-21 ging Petrus overigens tegen zijn eigen verklaring in. De groepsdruk was te groot. In Handelingen 15:10 noemde Petrus het juk dat de leerlingen opgelegd werd. Dit was uiteraard het juk van de Wet van Mozes. In vers 11 werd tegenover het juk van religie de genade genoemd. In feite werd met het juk van religie, God op de proef gesteld. In Galaten 5:1 werd met het juk de slavernij van de wet bedoeld. Het was de Titaan Atlas die de hemelbol op zijn schouders droeg. Maar in feite droeg hij het juk van de wet op zijn schouders. Hij daagde God uit. Traditiechristenen dagen God uit door de Wet na te leven en goede werken te doen die ze zelf bedenken. Ze volgen niet het voorbeeld van Noach en Rachab die beiden een specifieke taak uitvoerden waardoor ze gerechtvaardigd werden.
Compromis
In Handelingen 15:19 was het Jacobus, de halfbroer van Jezus, die een compromis probeerde te vinden. Met betrekking tot Jacobus wil ik opmerken dat zijn positie in de groep steeds belangrijker werd vanwege het feit dat hij directe familie van Jezus was. De vleselijke band met christus werd onder de oude kliek belangrijker geacht dan de geestelijke. Deze Jacobus stelde een compromis voor. Nieuwe bekeerlingen moesten zich aan een paar regels houden: ze mochten zich niet bezig houden met hoererij, ze mochten geen vlees eten waarin bloed zat en ze mochten geen brood eten dat aan afgoden was geofferd. Deze punten werden in een brief opgesteld. Dit is opmerkelijk omdat Johannes en Petrus ongeletterd waren. Blijkbaar was Jacobus dit niet. En naar we mogen aannemen waren Jezus en Zijn moeder dit ook niet. De directe familie van Jezus kon dus in elk geval lezen en schrijven. Paulus citeerde Petrus die hem op het hart gedrukt had om de armen in Jeruzalem niet te vergeten. Dit lezen we in de parallelpassage van Galaten 2:10.
76
Uitwisselingsproject
Paulus, Barnabas en de leerlingen die mee waren gekomen keerden naar Antiochië terug. Ze waren gewapend met de brief waarin de voorstellen van Jacobus stonden. Ook werd er een kleine delegatie vanuit Jeruzalem mee gestuurd naar Antiochië. Dit waren Silas en Judas Bar Sabbas (Handelingen 15:22). Wie deze Judas precies was, is niet duidelijk. Zijn bijnaam was Bar-Sabbas die ook in Handelingen 1:23 genoemd wordt. Deze BarSabbas had nogal wat bijnamen zoals Jozef, Justus en Matthias. Was hij misschien de auteur van het Mattheüs evangelie? Hij ging samen met Silas, Paulus en Barnabas mee naar Antiochië. Ook de moralistische brief ging mee. Waarschijnlijk ging Judas na een kort verblijf in Antiochië weer terug naar Jeruzalem. Maar Silas bleef bij Paulus in Antiochië en vergezelde hem later zelfs op diens nieuwe reizen. In Handelingen 15:38 lezen we weer dat Paulus, Markus op zijn volgende reis niet meer mee wilde nemen.
Petrus in Antiochië
Handelingen 15:30-36 heeft parallelpassages in Galaten 2:11-21 en 2 Petrus 3:15. In deze passages lezen we dat ook Petrus naar Antiochië aan de Orontes kwam. Paulus had hem zelfs op de vingers getikt. Petrus deed aanvankelijk stoer door in Antiochië samen met niet-joodse gelovigen te eten. Maar toen ook de pottenkijkers van Jacobus (broer van Jezus) vanuit Jeruzalem naar Antiochië kwamen, durfde Petrus deze nieuwe gewoonte niet openlijk voor te zetten. Paulus had hem dit hypocriete gedag onder diens neus gewreven. In Galaten 2:16 bevestigde Paulus nog eens dat niemand gered kon worden door zich aan de wet van Mozes te houden maar alleen door in de opgestane Christus te geloven. De daarop volgende verzen zijn zeer technisch van aard. Paulus beweerde dat hij en zijn mede gelovigen met Christus waren mede gekruisigd. In Galaten 2:20 zei hij dat hijzelf niet leefde maar Christus in hem. Deze spanning tussen Paulus en Petrus bepaalt het boek Handelingen dat de overgang kenmerkt van het evangelie dat van de joden naar de heidenen ging.
Atlantis
Het lijkt in de eerste instantie helemaal niet meer over Atlantis te gaan. Maar schijn bedriegt en de vreemde spanning tussen Petrus en Paulus zou genoeg zijn om Atlantis te laten zinken. Het evangelie is namelijk van de wet naar de genade verschoven. Overleefde Atlantis dit? En droeg Atlas voor niets het juk van religie op zijn schouders, tot hij erbij neerviel? Ook zien we dat Paulus zijn zendingsreizen in het heidense domein van Atlantis begon. Abraham trok naar Kanaän terwijl Paulus juist naar de heidense wereld trok. Paulus bracht het evangelie naar het hart van Atlantis.
77
Tweede zendingsreis van Paulus
– Handelingen 15:41-18:22
Paulus wilde op zijn tweede zendingsreis Johannes Marcus er niet bij hebben. Barnabas bleef nu ook achter. Maar Silas uit de kliek van Jeruzalem ging dit keer met hem mee. Soms werd hij Silvanus genoemd zoals in 2 Korinthe 1:19; 1 Thessalonicenzen 1:1 en 2 Thessalonicenzen 1:1. In het Turkse Lystra kwamen Paulus en Silas, Timotheüs tegen (Handelingen 16:1). Timotheüs werd met Lucas de trouwste bondgenoot van Paulus en bleef hem tot het einde trouw. In Handelingen 16:8-9 kreeg Paulus een visioen van een Macedoniër die hem maande om naar Europa over te steken. Waarschijnlijk was deze man Lucas die hij even later zou ontmoeten (Piet, 2015-j). Paulus kreeg dit visioen in de stad Troas die vlakbij de Turkse stad Hisarlik lag. Onterecht was deze stad met Troje in verband gebracht. We hadden gezien dat Troje de berg Cassius (Jebel Aqra) was of desnoods een kloon hiervan. In de Ugaritische Baäl en Anat Cyclus lezen we over de afgod Baäl die zijn paleis op de berg wilde bouwen. Troje was ook zoiets terwijl de Trojaanse helden titanen waren. Ze waren demonen in de hoedanigheid van buitenaardsen. Een speling van het lot zorgde ervoor dat Heinrich Schliemann Hisarlik met Troje in verband bracht. Inderdaad is er in Hisarlik een heuvel die volgens de traditie aan Troje werd gekoppeld. We zagen eerder dat Babylon in Jeremia 51:25 een berg genoemd werd. Opnieuw kunnen we vaststellen dat Babylon de blauwdruk voor Troje was. Volgens Erich Sauer was het visioen dat Paulus kreeg opnieuw richtinggevend voor de koers die het evangelie zou volgen. De werelddominantie in de lijn van Jafet die met de verovering van Babylon door Cyrus was ingezet, kreeg met dit visioen een nieuwe impuls (Sauer, 1940, p. 84-85). Het evangelie ging namelijk naar Europa. Valt het u ook op dat het evangelie zowel in de tijd als geografisch gezien exact de andere richting op ging als het leger van Atlantis? Andersom, zoals Atlantis in zee zonk, zo trok het evangelie naar de Zee der Natiën, ook wel heidenen genoemd.
Europa
Dat een Macedoniër, Paulus in een visioen maande om naar Europa te gaan, was wel bijzonder. Hoe anders was Paulus op het idee gekomen om dit te doen? En het belangrijkste van dit visioen was het feit dat er überhaupt leven in Europa was. Het Bijbelse decor werd nu ingewisseld voor Europa waar ook al mensen woonden. Sommigen van hen hadden zelfs van de opgestane Jezus gehoord.
Lucas
Sir William Ramsay noemde Lucas een ‘eerste klasse’ geschiedschrijver (Ramsey, 1915, p. 222). In Lucas 1:2 schreef Lucas dat hij veel ooggetuigen had geïnterviewd. Mogelijk had hij ook de moeder van Jezus geïnterviewd, gezien zijn nauwkeurige beschrijving van haar in Lucas 1:46-55. Paulus noemde hem de arts en waarschijnlijk was hij een scheepsarts (Kolossenzen 4:14). Lucas was mogelijk tot het laatste moment bij Paulus, wat we weten uit 2 Timotheüs 4:11. En ondanks dat Lucas goed speurwerk verrichte naar de ware identiteit van Jezus, noemde hij Atlantis nergens. Lucas 1 is een prachtige introductie maar we lezen niets over Atlantis. In Lucas 24:13-35 schreef hij nauwkeurig over de beide Emmaüsgangers die de opgestane Jezus op de weg naar Emmaüs ontmoetten. Lucas was hier zelf niet bij geweest. We hebben hier dus met een interview over een ooggetuigenverslag te maken. Lucas en Paulus waren beiden intellectuelen. En uitgerekend zij waren de hoofdrolspelers van Handelingen. Dat Jezus hen uitzocht, geeft te denken. Als Lucas inderdaad een Macedoniër was dan had Jezus zijn blikveld naar Europa verlegd. We moeten van de gedachte af dat de eerste christenen onnozele kneuzen waren die met fantasieverhaaltjes aan het lijntje gehouden werden. Deze gedachte is op geen enkele manier houdbaar.
De oversteek naar Europa
De steden die Paulus in Macedonië bezocht liggen thans in het noorden van Griekenland. Thessalonica was er de belangrijkste stad. Neapolis was de eerste Europese haven die werd aangedaan, al was Cyprus een voorproef geweest (Handelingen 16:11). Beste meneer Paulus, welkom in Europa! De havenstad Neapolis lag vlakbij de stad Filippi (vlakbij Kavala). Hier gingen Paulus en Silas naartoe. Omdat de sabbat naderde, deden ze een “gok”. Toen ze in Filippi aankwamen, liepen ze de stad weer uit tot buiten de stadspoort waar ze bij een rivier kwamen. Hier was een groep vrouwen verzameld (Handelingen 16:13). Paulus en Silas begonnen tegen hen over de opgestane Jezus te kletsen. Blijkbaar spraken ze dezelfde taal als de vrouwen. En het werkte. God gebruikte deze afgelegen en voor Paulus onbekende plek om het hart van één van de vrouwen te openen, namelijk dat van Lydia (vers 14). Zij was een purperverkoopster uit Thyatira (Akishar in Turkije). Ze was de eerste bekeerlinge in Europa, al kwam ze uit Klein-Azië. In de tijd van Paulus werd dus al flink gereisd, ook door vrouwen. En ze was een handelsvrouw. De preek sloeg dubbel aan want Paulus en Silas verbleven nu bij haar. Ja, we verwonderen ons erover hoe twee wildvreemde mannen zomaar bij een vreemde vrouw logeerden… Was ze niet getrouwd?
Bezeten meisje en de Python geest
In dezelfde stad, Filippi gebeurde het dat Paulus en Silas later door een bezeten meisje gestalkt werden (Handelingen 16:16-17). Deze geschiedenis wordt nog wel eens met een vergelijkbare geschiedenis in Handelingen 19 verward toen de edelsmid Demetrius zich tegen Paulus keerde. Dat was op de derde reis, in Efeze terwijl deze geschiedenis zich op de tweede reis in Filippi afspeelde. Dit bezeten meisje in Filippi had de zogenaamde pythongeest in zich waardoor ze waarzeggingen kon doen. Deze geest werd met een geest of slang in verband gebracht die in een grot in Delphi huisde. Delphi was aan de voet van de berg Parnassus die aan de afgod Apollo was gewijd. Het waren Deucalion en zijn vrouw Purrha die na een vloed met hun schuit op de Parnassus geland waren (Plato, Jowett, vert. 1892, Timaeus 22). Maar zij waren Titanen en dus demonen. Dat hier een pythongeest rondhing, hoeft ons niet te verbazen. Deze pythongeest was in feite de geest van Apollo, alias Baäl. Maar de Israëlieten associeerden de python vaak met de cobra (Knoch, z.j.-b, p. 25). De cobra is ook afgebeeld op het hoofd van de Sfinx (Matheny, 2011-a, p. 142). Theologisch gezien was deze confrontatie er één tussen de sfinx en Paulus en Silas. Het bezeten meisje riep steeds dat Paulus en Silas slaven van de hoogste God waren (Handelingen 16:17). Hoe kon deze geest die ver van het Joodse decor opereerde, dit zomaar weten? Mogelijk had hij beiden aan het werk gezien maar waarschijnlijker is het dat satan hem dit verteld had. Zomaar kwamen twee afgezanten van de hoogste God, namelijk Paulus en Silas in Filippi het evangelie verkondigen. De stad was tot nu toe het onbeperkte werkgebied van de demonen geweest. En nu werd hier zomaar het evangelie verkondigd. We zullen zien hoe de demonenwereld op deze twee ongenode gasten reageerde. Paulus wilde niet dat de waarheid over christus door een demon verkondigd werd en dus snoerde hij dit wezen de mond. Het meisje was plotsklaps genezen. Maar de demon was nog steeds “ergens”. U moet weten dat Paulus zelf een Romein was. Dat een Romein in een Griekse stad demonen uitdreef was de wereld op zijn kop. Was het deze pythongeest die Plato ertoe aanzette om het Atlantis verhaal op te schrijven? Vast wel. Dit meisje had een meester boven zich die haar gebruikte om er rijk aan te worden. Ze was dus een dienstmeid net zoals Maria van Nazareth de dienstmeid van God was. En net zoals Petrus twee keer met een dienstmeisje geconfronteerd was in Lucas 22:56 en Handelingen 12:13. Nu vielen zomaar de inkomsten van deze meester weg. De demonenwereld heeft blijkbaar veel met geld te maken. We zagen ook al dat Baäl-Mammon de afgod van het geld was. Het gevolg was dat Paulus en Silas werden opgepakt en in de bajes werden gesmeten. Ze bedreigden immers de lokale inkomsten. Er is in 2000 jaar weinig veranderd, nietwaar? Silas vroeg zich misschien af waar hij aan begonnen was om als hulpje van Paulus te fungeren. In plaats van te klagen, te schelden en te janken wat ik in zo’n geval zou doen, gingen ze liederen zingen voor God. Welke indruk moeten ze op de andere gevangenen hebben gemaakt, die hier om hun eigen redenen zaten…? Toen gebeurde het dat God voor een aardbeving zorgde, precies onder de bajes (Handelingen 16:26). Deze aardbeving was net zo goed gemikt als de aardbeving die alleen Atlantis had geveld. De deuren van de cel gingen open en alle ketenen van de gevangenen gingen vanzelf los. Wat een toestand, nietwaar? Er zaten misschien moordenaars en verkrachters tussen. De bewaker was in slaap gesukkeld en schrok zich rot toen hij waker werd. Hij wilde zelfmoord plegen omdat hij toch wel zwaar gestraft zou worden voor zijn nalatigheid (Handelingen 16:27). Maar Paulus hield hem tegen. Ook dit is een belangrijke les: pleeg nooit (zomaar) zelfmoord. Het thema zelfmoord versus de Bijbel is een studie op zich. Maar in dit specifieke geval hield Paulus hem tegen. In Openbaring 9:6 wordt de indruk gewekt dat zelfmoord wel degelijk een legitieme vluchtroute is. Nadat de bewaker van zelfmoord had afgezien, vroeg hij Paulus wat hij moest doen om gered te worden? Dat was nogal een omslag, voor iemand die een halve minuut eerder aan zelfmoord dacht. Paulus antwoordde hem dat hij in de opgestane Jezus zou geloven (Handelingen 16:31). Veel gelovigen vatten dit verkeerd op. Ze denken dat “moeten geloven” een kwestie van handelen is. Maar in feite was het God zelf die het geloof in deze bewaker plantte. Andere belangrijke les: we lezen nergens dat deze bewaker besneden of gedoopt werd. Mogelijk kwamen ook enkele gevangenen tot geloof maar we lezen er niets over. Dan Atlantis; was het eiland een soort gevangenis? Zeker als we Atlantis met Plato’s Grot vergelijken, mogen we Atlantis ook met een gevangenis vergelijken. De bajes waarin Paulus en Silas gezeten hadden, had alle trekken van de onderwereld. Net als in Plato’s Grot zaten er ook rovers in. En het vuurtje van Plato was in deze bajes in Paulus en Silas geïncarneerd. Zij waren het Licht in deze duistere bajes. De aardbeving onder de bajes maakte het beeld van Atlantis compleet. Bovendien was de bajes direct gerelateerd aan de genezing van het demonisch bezeten meisje. Tegelijk zien we in Handelingen 16 dat Paulus, Atlantis na kon spelen zonder dat het eiland ertoe deed. De pythongeest die in het meisje zat kon in de toekomst kijken (Handelingen 16:16) en had wellicht Eindtijd Jeruzalem en Babylon tot een eiland Atlantis getransformeerd. Had deze geest Plato, dan wel Solon of de priester in Saïs gemanipuleerd? Deze pythongeest was de incarnatie van Poseidon en was als een ‘cobra’ in het ‘voorhoofd’ van de sfinx gekerfd (Matheny, 2011-a, p. 142). Handelingen 16 werd wel eens aan Romeinen 13 gekoppeld waarin Paulus schreef dat we alle overheden zullen gehoorzamen, inclusief de etterbakjes overheden. Paulus verzette zich in Filippi immers niet tegen de bestuurders die hem onterecht straften. Maar misschien kreeg hij hier ook niet de kans voor. Handelingen 16 werd tegenover Handelingen 5:29 gesteld waarin Paulus zich wel tegenover het Joodse Sanhedrin verweerde. In Handelingen 16 was er blijkbaar een nieuwe situatie ontstaan met betrekking tot het gehoorzamen van overheden. Deze situatie werd in Romeinen 13 uitgediept. Over Romeinen 13 ga ik het nog hebben. Mijn inschatting is dat we alle overheden, ook de minkukel overheden “in principe” zullen gehoorzamen, tenzij opdrachten zo destructief worden dat u een burn out krijgt of tenzij ze nadrukkelijk tegen Gods geboden ingaan. De Python Geest koppelde Paulus’ gehoorzame houding aan Plato’s Atlantis verhaal. Het kan niet anders of dezelfde waarzeggende Python Geest zat achter Atlantis. Hieruit maken we op dat Atlantis in de geest van Plato’s denkwereld een slaveneiland was. Precies als Eindtijd Babylon en het vierde Griekse wereldrijk in Daniel 2 & 7. Had Paulus op Atlantis gepreekt dan was hij terstond in de bajes gemieterd. Tot nog toe was Paulus vanwege religieuze motieven in de bajes gegooid. De Joodse farizeeërs voelden zich net als door Jezus, bedreigd in hun machtspositie. Hier in de Atlantische heidenwereld werd er een element aan toegevoegd: Paulus werd hier vanwege financiële overwegingen in de bajes gemieterd. Het demonisch bezeten meisjes bracht haar meester immers geld in de la. Vanaf de Exodus zagen we een zwenk in de Tenach die tegen slavernij inging. Vanaf Paulus leek het gehoorzamen van de overheid de nieuwe norm. Nog een vraag: had dit demonisch bezeten meisje misschien ook nog anorexia? Ik suggereer dit omdat de slanke zuilen van de tempel van Artemis in Efeze de slanke gestalte van de godin Artemis uitbeeldden. Zij was uiteraard Athena van Atlantis ofwel Astarte, de godin van de Sidoniërs (1 Koningen 11:5). Vast en zeker had deze python geest met de duistere hemelse machten te maken die Paulus in Efeziërs 6:12 noemde. Dan snappen we hoe deze onzichtbare machten Plato aanspoorden om het vreemde Atlantis verhaal op te schrijven waar we de slang in de Bijbel verder niet over horen.
Thessalonica
De volgende halte was Thessalonica. Hier logeerde Paulus bij ene Jason (Handelingen 17:6-7). Het is een eigenaardige naam die ook in de mythe van de Argonauten opduikt net als de naam Pelias die als Paulus klinkt. Jason klinkt een beetje als Jezus. In de Argonauten mythe stelden ze zielen in een gnostisch dodenrijk voor waarin het leven verder ging. Hier in Handelingen 17 werd de mythe in aardse termen gecondenseerd. In Handelingen 17:10-14 bezocht Paulus met Silas de gemeente in de Griekse stad Berea. De stad bestaat nog steeds en heet thans Veria. De gemeente in Beria stond erom bekend dat ze kritisch de geschriften bestudeerde. De Bereërs in onze tijd zijn op één hand te tellen. Met de geest van Berea onderzoeken we ook Atlantis. Het is merkwaardig dat de Bereërs Atlantis 2000 jaar geleden niet hadden ontmaskerd.
Achaje
We zijn nog steeds op de tweede zendingsreis van Paulus. Nu ging hij naar Athene in Achaje (Handelingen 17:15). Het huidige Griekenland was dus opgedeeld in Achaje en Macedonië. Het is niet voor niets dat hier anno 2016 een grote chaos heerst. Satan heeft het op de Grieken gemunt die samen met de Macedoniërs de eerste Europeanen waren die het evangelie hoorden. De climax van de bediening van Paulus kwam in Athene, dat het epicentrum van de Griekse afgodenwereld was. Athene was ook de tegenpool van Atlantis in Plato’s verhaal. In Handelingen 17:16 lezen we hoe Paulus “paf” stond van de vele afgodenbeelden in de stad. Deze vele afgodsbeelden deden aan de vele tempels op Atlantis denken (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 117). We moeten ons bedenken dat tempels voor afgoden in Griekenland een relatief nieuw verschijnsel waren (Heubeck in Louden, 2011, p. 235). In Handelingen 17:17 lezen we dat Paulus dagelijks op de markt te vinden was. Niet omdat hij elke dag zoveel trek had in een zoute haring maar omdat hij met Jan en Alleman over de opgestane Christus wilde kletsen. De markt was blijkbaar een sociale ontmoetingsplaats. En ja, er waren toen al markten. We weten van Plato dat de eerste mens in Athene Phoroneus heette (Plato, Jowett, vert. 1892, Timaeus 22). Hij was de zoon van een ‘riviergod’ en dus een Titaan (Phoroneus, z.j.). Ook was hij de uitvinder van de “markt” als een verzamelplaats van mensen (Graves in Phoroneus, z.j.). Paulus vervulde hier Timaeus 22 op de markt in Athene. De markt en Athene werden in Timaeus 22 aan elkaar gesmeed. En dit is precies waar we Paulus tegenkomen, als hij door de Stoïcijnen in de kraag gegrepen wordt (Handelingen 17:17-19). Deze Stoïcijnen hadden de geest van het leger van Atlantis. In Handelingen 17:6-7 kwamen we ook al de naam Jason tegen. Het leek wel of de bediening van Paulus in Handelingen een omgekeerd Atlantis verhaal was, of misschien zelfs een Bijbelse vervulling ervan. Bij een verzamelplaats van mensen denk ik aan Babylon dat immers ook een ‘kidinnu’ markt was (Leeman in D.J. Wiseman, 2004, p. 108). Uitgerekend in dit centrum van commercie bracht hij zijn boodschap van de opstanding van Jezus ten gehore. Was Paulus’ aanwezigheid op de markt een hint naar Eindtijd Babylon? Vervolgens werd Paulus meegesleurd naar de Areopagus. In Handelingen 17:18 lezen we over de irritaties die er bij de filosofen ontstond door het optreden van Paulus. Deze filosofen waren Epicuriërs en Stoïcijnen. Paulus had al eens kennis gemaakt met de Stoïcijnen omdat er een Stoïcijnse school in zijn geboortestad Tarsus stond. Deze was ooit gesticht door ene Zeno.
Areopagus
De Areopagus was een heuvel die vlakbij de Akropolis lag. Iedereen heeft wel van de Akropolis gehoord. Op deze Akropolis stond het Parthenon, dat de tempel voor de godin Athena was. Maar Athene had nog een heuvel die geschiedenis zou schrijven. Dit was de Areopagus. Merkwaardig nietwaar? Dat één van de hoogtepunten van Paulus’ missie vlak naast het Parthenon plaatsvond. Deze Areopagus (Heuvel van Mars) was vooral een pleisterplaats voor Filosofen die er op uit waren om hun ego’s in de schijnwerpers te zetten. In onze tijd gebeurt zoiets op het Lowlands Festival. Het kon niet anders of Paulus had de Akropolis ook gezien. Deze Akropolis en Areopagus deden samen aan Tempelberg en Golgotha denken. En aan de Zuilen van Hercules. De redevoeringen van de filosofen die hier hun ideeën uiteenzetten, gingen vaak nauwelijks over de inhoud. Ze waren ervoor bedoeld om de spreker zelf op een voetstuk te zetten. Het was een carnaval voor intellectuelen. Iemand zei eens dat intellectualisme net zo verslavend is als alcoholisme. Hier zit wat in. Sommige intellectuelen filosoferen eindeloos door zonder ooit tot een vaste kern van waarheid te komen. Dit was wat er op de Areopagus gebeurde. Paulus had daarentegen wel iets te melden. Paulus werd hier via Athena direct met Atlantis geconfronteerd. Athene was thematisch gezien identiek aan Atlantis. Wellicht was Paulus bang geworden voor de agressieve filosofen, want hij volgde nu een nieuwe benadering voor zijn gepreek. Wat Paulus op de Areopagus deed was iets nieuws voor een Bijbelse prediker: hij haakte in op de symbolen van de stad. Atlantis werkte dus als een rode lap op de stier van het evangelie en daagde vernieuwing uit. Paulus noemde het monument voor de onbekende God dat hij in de stad had gezien (Handelingen 17:23). Dit monument gebruikte hij als een aanknopingspunt om over de scheppende God van hemel en aarde te kletsen. De Zoon van deze God was uit de dood opgestaan. Het is opvallend dat hij de onbekende god noemde terwijl hij met geen woord over Atlantis repte. In Handelingen 17:28 citeerde hij zelfs een zin van hun eigen dichter Aratus. Hij kende zijn klassiekers. Dan had hij zeker van Atlantis en Troje gehoord want Aratus had een eigen vertaling van de Odyssee (Troje) geschreven (Wolf & Grafton, 1988, p. 166). Dat Paulus uitgerekend hem citeerde, geeft te denken. Maar waarom noemde Paulus, Atlantis niet? Hij noemde zelfs de afgoden van Atlantis niet maar vestigde juist de aandacht op de ene onbekende afgod. Het leek alsof hij bewust langs Atlantis heen scheerde, net zoals hij in Filippi een demon het zwijgen had opgelegd (Handelingen 16). Onnodig om te vermelden hoe de heetgebakerde filosofen hierop reageerden. Ze waren de tegenhangers van de farizeeërs en wezen Paulus’ geklets over de opstanding uit de dood af. We lezen dat er niets nieuws onder de zon was. De meeste Atheners hadden nooit van Jezus of Zijn opstanding gehoord, alsof er nooit een Golgotha geweest was. Het hele drama van de kruisiging in Jeruzalem was langs hun heen gegaan. We vergeten weleens dat op het moment van de kruisiging van Jezus, het leven elders gewoon doorging. Buren maakten ruzie en klasgenoten stuurden elkaar liefdesbrieven. Honden joegen op katten en zeelieden bestuurden hun schepen. Voor hen waren de dagen rond de kruisiging van Jezus, dagen als alle andere. Venetië exporteerde wijn naar Engeland en Spanje was al een natie. Iemand moest ergens ter wereld het werk af hebben en duizend kilometer verderop moest er ook een deadline gehaald worden. Dat er in het verre en voor velen onbekende Israël een mysterieuze kerel gekruisigd werd omdat hij zichzelf de Zoon van God had genoemd, ging aan een groot deel van de wereld voorbij. Terug naar de Areopagus. Want we lezen dat er toch enkele Grieken tot bekering kwamen. Zoals Dionysius en een vrouw die Damaris heette en nog enkele anderen (Handelingen 17:34). Beste lezer: zij waren mensen zoals u en ik.
Paulus versus Aratus
In Handelingen 17:28 citeerde Paulus uit een werk van Aratus dat Phaenomena heette. In dit werk noemde Aratus de sterrenbeelden. Maar er is meer, want ook de afgoden Zeus, Poseidon en de Pleïaden werden erin genoemd. God stuurde hem niet voor niets naar de thuishaven van het Atlantis Epos. In Phaenomena werden om te beginnen de Pleïaden, Maia en Alkyone genoemd (Mair & Loeb, vert. 1921, vers 253). Alkinoos was tevens de koning van Scheria dat identiek aan Atlantis was. In vers 634 werd Artemis genoemd. In Handelingen 19 zou Paulus in Efeze spoedig kennis met haar maken. Zij was immers Athena, alias Astarte. In vers 752 werd Poseidon genoemd. De naam Aratus resoneerde met die van Arete die een ‘koningin van de Faiaken’ was (Louden, 2011, p. 211). Arete was uiteraard geen menselijk wezen en daarom geen koningin maar een godin. Of om precies te zijn een afgodin en dus een demon. Ze was de echtgenote van koning Alkinoos die een ‘kleinzoon’ van Poseidon was (Alcinoüs (mythologie), z.d.). Alkinoos was dus ook geen koning maar een afgod. Arete en Alkinoos waren dus de zoveelste varianten van Baäl Tzafon en Anat. Ook professor Riemer Faber schreef dat de Areopagus de ultieme plaats was waar het prille evangelie en het heidendom op elkaar botsten (Faber, 1993, p. 291). Paulus leerde hen dat de God van Hemel en Aarde niet in een tempel woonde die door mensenhanden gemaakt was. De God van Paulus was de God van Exodus 20:11 en Jesaja 42:5 (Faber, 1993, p. 292.) Volgens de mythe was de Areopagus door de godin Athena als een gerechtshof ingesteld (Faber, 1993, p. 291, par. The Apostle of the Areopagus). Deze Heuvel van Mars lag vlakbij de “Agora” markt, waar Paulus vandaan was gesleurd. Paulus had dus zeker van Athena gehoord. De Academie van Plato die aan de afgod Academos gewijd was, stond ook in Athene. Paulus zat hier in het hol van de leeuw. Aratus had ook aan de School van de Stoa gestudeerd die door Zeno van Citium was opgericht (Faber, 1993, p. 292, par. The Poet Aratus and the Phaenomena). Aratus had zijn eigen versie van Homeros’ Odyssee geschreven. Phaenomena was geïnspireerd door Hesiodus en Homeros (Faber, 1993, p. 292, par. The Poet Aratus and the Phaenomena). De openingszinnen van Phaenomena ging ook over de ‘marktplaats’ die ‘vol van Zeus’ was (Phaenomena 1-5, geciteerd in Faber, 1993, p. 293). Paulus had kort daarvoor op de markt in Athene het evangelie gepreekt. Nu snappen we waarom hij dit gedicht eruit pikte. We zullen nog zien dat Eindtijd-Babylon ook de ultieme marktplaats is. Dat een Homerische dichter als Aratus uitgerekend op de Heuvel van Mars geciteerd werd waar het evangelie met de mythe botste, geeft te denken. Met veel moeite had ooit koning Salomo de tempel gebouwd. Na hem hadden Zerubbabel en Herodes de Grote de tempel verder uitgebouwd. Hier op de Heuvel van Mars preekte Paulus over de God die niet langer in een tempel woonde die door handen gemaakt was (Handelingen 17:23-24). Hij verwees hiermee naar de Tempelberg in Jeruzalem die niet langer dienst deed als plaats van aanbidding. Nu de functie van de Tempel van Zion uitgespeeld was, kon Paulus zich in de wieg van het Atlantis Epos uitspreken over de ene onbekende God die de Atheners aanbaden. Vlakbij deze Heuvel van Mars stond bovendien het Parthenon, dat de tempel van Athena was. Paulus moest wel stekeblind zijn geweest om deze tempel niet op te merken. (Toegegeven, hij had waarschijnlijk slechte ogen). Het gedicht van Aratus resoneerde ook met Psalm 139 waarin de breedte, diepte en reikwijdte van God werd besproken (Hoogendijk, 2017). Paulus maakte de onnozele Atheners duidelijk: ook zij hoorden uiteindelijk bij de familie van God (Hoogendijk, 2017). Atlantis was de ultieme marktplaats waar alle kooplieden in de wereld aanlegden (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 117). De Stoïcijnen en Epicuriërs hadden iets van de Farizeeërs en Sadduceeën. Ze leken op de Zuilen van Hercules. Aratus meende in de lijn van de Stoïcijnen dat Zeus geen letterlijke afgod was maar dat deze een kracht was die in mens en dier en in diverse locaties werkzaam was. Ongeveer zoals christenen tegen de heilige geest aankijken. In deze Stoïcijnse leer herkennen we flarden van Atlantis. Volgens Aratus was Zeus werkzaam in havens, marktplaatsen en de zeeën (Faber, 1993, p. 293). Dit waren de locaties die ook in het Atlantis Epos in het oog sprongen. In de vijfde vers van Phaenomena staat dat de mensen de nakomelingen van Zeus zijn (Phaenomena, geciteerd in Faber, 1993, p. 293). Paulus zette hier Genesis 1:26-27 tegenover. In Romeinen 1:20 schreef Paulus dat God in de schepping zichtbaar is. De leer van de Stoïcijnen hinkte dus dicht tegen de Bijbelse leer aan. Desalniettemin is de God van Paulus wel een levende personage. Paulus doelde hierbij op Psalm 50:7-15 en Handelingen 17:25 (in Faber, 1993, p. 293). In overeenstemming met de straf waarmee Zeus, Atlantis velde, is er een Oordeel van de God die Paulus preekte. Paulus herinnerde de Grieken hieraan in Handelingen 17:30-31 (Faber, 1993, p. 293). Ook preekte Paulus de redding door Christus en de opstanding van Hem (Faber, 1993, p. 293). De filosofen die zo dicht tegen het evangelie aanschoven, haakten nu af. Desalniettemin hadden zij van de opstanding van Jezus gehoord (Faber, 1993, p. 293). Detail: de Stoa was een imitatie van de zuilengang van Salomo in Jeruzalem die ook Stoa genoemd werd. Ander detail: In Odyssee boek 7 komt een koningin Arete voor. Was zij de zoveelste imitatie van een Bijbelse ikoon? Ik bracht eerder naar voren dat satan zijn eigen plan voor de derde aion in gang had gezet door de mythe in het leven te roepen. Het lijkt steeds of God er met Zijn scheppingsplan achteraan hobbelde. Maar als de mythe in Genesis 1 nog niet bestond dan mogen we ervan uit gaan dat God ook op de mythe anticipeerde. God liet de serpent in Genesis 3 in de Tuin van Eden toe. God had deze serpent niet hoeven te scheppen en anders had Hij hem met een vingerknip kunnen verwoesten. Het was echter de bedoeling van God dat de zonde in de schepping kwam. Hiervoor had Hij de aionen gemaakt. Na de Zondvloed had Hij al bedacht dat satan met een nieuw speeltje kwam: de mythe. Zijn voorbehoedsmiddel was de Stad Babylon die in de verre toekomst alle mythe zou condenseren. Denk aan een schaakspel waarin u de tegenstander bepaalde zetten laat doen omdat u al weet welke zetten u daarna doet. Niet dat ik zelf goed in schaken was. Ik verloor nog van onze herdershond. God zette satan klem door hem een mythe op te dringen die later in een aardse stad Babylon gecondenseerd werd.
Korinthe
Hierna trok Paulus naar Korinthe. Deze stad was een bolwerk van afgoderij die met seks te maken had. Er stond een grote tempel die aan de godin Aphrodite gewijd was. Deze tempel bezat meer dan duizend tempelslaven en slavinnen die zich voor hun godin gaven. Waarschijnlijk was dit de reden waarom Paulus in Korinthe over het huwelijk schreef (1 Korinthe 7:34). In Korinthe ontmoette Paulus het echtpaar Aquila en Priscilla (Handelingen 18:2). Ze waren in Korinthe omdat keizer Claudius besloten had dat alle Joden uit Rome moesten vertrekken. Paulus werkte met beiden samen als tentenbouwers om in zijn levensonderhoud te voorzien (Handelingen 18:3). Priscilla is een bekende naam. In onze tijd zijn er massa’s vrouwen die zo heten. We komen dus in bekend vaarwater terecht. De tijd van de Achitofels, Nebuchanedzars, Nefertiti’s, Sanheribs en Farao Necho’s ligt duidelijk achter ons. In Korinthe was een tempel van Poseidon die vlakbij de plaats lag waar de Isthmische Spelen ter ere van Poseidon gehouden werden. Dit gebeurde in het jaar 51 na Christus toen Paulus er waarschijnlijk ook was (Christian History, 1995, p. 16). De Isthmische Spelen waren een variant op de Olympische Spelen die in Olympia gehouden werden. Paulus noemde dit stadion in Isthmië, Korinthe in 1 Korinthe 9:24 toen hij de wedloop noemde. Een wedloop die aan Poseidon gewijd was leek natuurlijk op de paardenrenbaan op Atlantis die Plato in Kritias 117 (Jowett, vert. 1892) noemde.
Gallio
En in Korinthe ontmoette hij Gallio, de proconsul van Achaje. We lezen in Handelingen 18:11-17 dat de joden Paulus voor de zoveelste keer probeerden te beschuldigen. Ze zeiden dat Paulus naast de Romeinse wet, God vereerde. Maar Gallio wuifde deze beschuldigingen weg. Ze moesten het zelf maar uitzoeken met Paulus. Wie was deze Gallio eigenlijk? Ik krijg overal op het internet dezelfde onduidelijke uitleg. Drie dingen zijn mij duidelijk geworden: hij was geadopteerd en hij was een broer van de filosoof Lucius Seneca (Junius Gallio, z.j.). Beiden waren geboren in Cordoba. Juist; dat lag en ligt in Spanje! Gallio en Seneca waren dus Spanjaarden! Op het internet staat een mysterieuze correspondentie tussen Paulus en Seneca (Thiering, 2005). Of de brief echt of nep is blijft lastig te zeggen. Als deze correspondentie echt is dan blijkt eruit dat Paulus toegang had tot de Romeinse elite. En dus kan het zijn dat hij naast zijn beroep als tentenmaker ook giften kreeg. In Filippenzen 4:22 staat inderdaad dat onder het personeel van de keizer (Nero?) ook christenen waren. Kende Paulus het Atlantis verhaal? Nou hij had vast van Troje gehoord. En Gallio die hij al ontmoet had was familie van de Spaans-Romeinse dichter Marcus Annaeus Lucanus (Marcus Annaeus Lucanus, z.d.). Deze Marcus Annaeus Lucanus vergeleek Troje met Babylon in termen van de expressie van de ‘macht’ van een beschaving (Scheil, 2016, p. 22). Paulus was scherp genoeg om dit soort gedachten op te pikken. Hij zal dus geweten hebben dat Troje met de mythische berg Tzafon correspondeerde die nota bene vlakbij zijn hoofdkwartier in Antiochië lag. Op zijn best correspondeerde Troje met die andere mysterieuze stad, Pergamum (Bergama) waar binnenkort de troon van satan staat. Paulus wist ook Babylon metaforisch een berg genoemd werd. Vrijwel zeker had hij door dat zijn eigen bediening niet voor niets in het gebied van de mythe plaatsvond. Net zoals Alexander de grote op een Atlantis achtige manier Tyrus had verwoest, zo daagde Paulus de afgoden van Atlantis uit.
De opstanding uit de dood
Ergens tussen Handelingen 12 en 18 schreef Paulus zijn brieven aan de gemeente in Thessalonica. In 1 Thessalonicenzen 4:14-17 schreef hij over de komende opstanding van de heiligen. Zij zullen uit de dood opstaan. Samen met de levende heiligen zullen ze Christus in de lucht tegemoet gaan. Het is ingewikkelde materie. Ik heb begrepen dat de heiligen van Israël pas na de verdrukking uit de dood opstaan. Maar wat gebeurt er met de ongelovigen die in hun graven liggen? Zij zullen pas bij de aanvang van de vijfde aion uit de dood worden opgewekt. Dit is dus over duizend jaar. Ziet u, elke aion wordt in de overtreffende trap met een nieuw spektakel afgesloten. En de opstanding van iedereen gebeurt in fasen. De kerktraditie leert dat de ongelovigen na dit leven naar de hel gaan. Deze leer past beter bij Atlantis dan bij de Bijbel.
De wetteloze
In zijn tweede brief aan deze gemeente noemde Paulus de persoon die in de Eindtijd optreedt. Paulus noemde hem de wetteloze (2 Thessalonicenzen 2:3, 2:6-8). Hij is dezelfde personage als die in 1 Johannes 2:18-23 de antichrist genoemd werd. Volgens mij is hij de nieuwe Alexander die in de Eindtijd van Griekenland een wereldmacht maakt. Deze persoon is mijns inziens tevens koning Atlans van Atlantis.
Terug in Antiochië
In Handelingen 18:22 zijn Paulus en zijn collega’s weer terug in Antiochië (Antakya). Het is duidelijk dat Antiochië, Jeruzalem steeds meer als uitvalsbasis voor het evangelie verdrong. Zoals gezegd lag Antiochië niet ver van de berg Tzafon. Paulus wist dit. Hij had door dat zijn missie de mythe doorkruiste.
78
Derde Zendingsreis van Paulus
– Handelingen 18:23-21:17
Efeze
We komen op de derde reis van Paulus terecht. Het was tevens zijn laatste reis voordat hij naar Rome afgevoerd werd. Onze eerste halte is Efeze waar we in een ingewikkelde samenloop van omstandigheden terechtkomen. Allereerst waren Priscilla en Aquila hier de nieuwe helpers van Paulus die zelf elders in Turkije was. Dit was op zich al een merkwaardig detail. Paulus had beiden in Korinthe ontmoet en nu gingen ze alle drie terug naar Azië. We zouden denken dat het beter was geweest als Priscilla en Aquila de gemeente in Korinthe verstevigd hadden. Een ander detail was dat Efeze net zo’n hoerig bolwerk was als Korinthe en… Atlantis. In Korinthe stond de tempel voor Aphrodite, in Efeze stond de tempel voor Artemis (Handelingen 19:27). Priscilla en Aquila zochten “het” wel op. Zowel Efeze als Korinthe waren blauwdrukken voor Atlantis waarop vergelijkbare tempels stonden. Artemis die ook Diana genoemd werd, was de Koningin van de Hemelen (Jeremia 44:17-19). Haar andere titel was ‘De Dame van de Zee’ (Harper’s Bible Dictionary in Woodrow, 1981, p. 18). Een combinatie van zee en hemelen doet ons aan de afgod Poseidon denken. Haar andere namen waren Isis, Astarte, Minerva, Aphrodite, Cybele en Fortuna. Ze werd overal in Turkije (Klein-Azië) aanbeden (Handelingen 19:27 in Woodrow, 1981, p. 15). Het was de apostel Paulus die met deze godin van zowel Atlantis als de Sidoniërs (1 Koningen 11:5) geconfronteerd werd. Hij was de apostel van de heidenen (Romeinen 11:13) zodat we nu met zekerheid kunnen zeggen dat Athena een heidense godin en dus een demon was. Paulus moest tegen het onmogelijke opboksen: de Artemis-, en latere Romeinse Isis verering was zo sterk aanwezig dat hij tegen de bierkaai vocht. Maar juist in deze periode werd het Lichaam van Christus gevormd (Woodrow, 1981, p. 15). Nu kwam er een nieuwe hoofdrolspeler langs zeilen in Efeze. Hij heette Apollos en kwam nota bene uit Alexandrië (Handelingen 18:24). Er werd behoorlijk gereisd in deze dagen. Alexandrië had een Grieks georiënteerde cultuur maar er woonden ook zeer veel Joden. De komst van Apollos was misschien een verwijzing naar het korte verblijf van Jezus in Alexandrië. Apollos kende de waterdoop van Johannes. Hij kende de prediking van het aanstaande koninkrijk van de hemelen. En hij kende de naam van Jezus die hieraan verbonden was. Hij kende de geschriften zeer goed en was een begenadigd spreker. Het toeval wilde dat hij in Efeze terechtkwam dat ook het werkgebied van Paulus was geworden. En dat niet alleen; de godin Artemis werd hier vereerd die een zus van Apollo was. De aanbidding van Apollo dreunde dus door in Efeze en ook in de naam van Apollos. Waarom deze toevalligheid in de namen zich hier aandiende is niet duidelijk. In elk geval ging Apollos in de synagogen staan kletsen terwijl de gemeente net was bijgeschoold in de leer van Paulus. Dit was verwarrend. Uiteraard duurde het niet lang tot Priscilla en Aquila deze vreemdeling tegenkwamen. Zij pikten hem eruit en gaven hem bijscholing in de genadeleer van Paulus (Handelingen 18:26). Apollos kreeg een “update” zoals ik net het besturingsprogramma van de PC bijwerkte. Priscilla, Aquila en Apollos hadden geen betere stad uit kunnen kiezen om er elkaar te ontmoeten. Nu snappen we waarom Priscilla en Aquila hier waren. God had deze ontmoetingen in scene gezet. Hij wist dat Apollos hier langs zou komen. Hij wilde de confrontatie tussen Apollos en Paulus nog even uitstellen. En dus zorgde Hij ervoor dat Priscilla en Aquila hier waren. Zij kenden bovendien het klappen van de zweep met betrekking tot de Artemis/Aphrodite verering. God had deze ontmoeting net zo in scene gezet als de bizarre roeping van Paulus. We mogen ervan uitgaan dat Hij ook de mythe in scène had gezet.
Paulus naar Efeze
In Handelingen 19 kwam Paulus naar Efeze terwijl Apollos nota bene naar Korinthe gereisd was. De rare spanning tussen Korinthe en Efeze bepaalde nog steeds het decor. En weer liepen Paulus en Apollos elkaar mis. Waarom regisseerde God het zo? Allereerst waren er praktische redenen. Het was weinig zinvol om zoveel mensen die dezelfde boodschap deelden op dezelfde plek te houden. Het evangelie moest net als geld, “rollen”. Apollos was bijgeschoold en kon het evangelie van de opstanding en genade elders verkondigen. Een andere reden was dat God een spanningsboog in Handelingen aan wilde brengen. Het klinkt een beetje knullig en moralistisch maar de Bijbel is niet alleen een geschiedenisboek en een boek van heils openbaring; het is boven alles een boek. En boeken worden van A tot Z gelezen als ze spannend zijn. Nu moet ik een gereformeerd rotwoord gebruiken; want we worden “geprikkeld” om verder te lezen in de Bijbel. Paulus bleef bijna drie jaar in Efeze om de gemeente hier goed bij te scholen in de leer die genade heette.
School van Tyrannus; Handelingen 19:9
Eerst preekte Paulus in de synagoge. Na een paar maanden deed hij dit in de School van Tyrannus (Handelingen 19:9-10). Ik houd van dit soort details omdat ze zo herkenbaar zijn. Mensen die yogalessen of biodanza workshops geven, doen dit ook vaak in schoolgebouwen. De eigenaar van deze school heette mogelijk Tyrannus. In een manuscript dat “D Syriac” heet, staat dat Paulus er van het vijfde tot het tiende uur lesgaf (Hunter, z.j.). Om de missie van Paulus te begrijpen, moeten we de cultuur van Efeze begrijpen. Er heerste veel bijgeloof in de stad en er waren tovenaars en heksen. (Jawel…). Het gevolg was dat Paulus het druk kreeg. Hij genas er de zieken en wierp er demonen uit. Er waren zeven Joden die Paulus imiteerden. Ze waren de zonen van een hogepriester die Skevas heette (Handelingen 19:14). Deze zeven Joden die met de zeven Pleïaden resoneerden, probeerden ook demonen uit te werpen. Maar bij hen werkte het averechts (Handelingen 19:14-16). Een demonisch bezeten man sprong op hen af en tuigde hen af tot ze naakt en gewond waren. In vers 17 lezen we dat de inwoners van Efeze hadden meegekregen wat er gebeurd was. In deze vers 15 krijgen we een blik in de demonenwereld. Deze demon sprak door een demonisch bezeten man. De demon zei dat hij Jezus inderdaad kende en al van Paulus gehoord had. Maar hij kende deze zeven kerels niet. Demonen reageren dus net als mensen. Ook in onze tijd zien we dat veel zogenaamde traditie-christenen de echte gelovigen proberen te imiteren. Ze gaan elke zondag naar de kerk, het liefst twee keer, in de hoop dat ze hierdoor gered worden. Het was duidelijk dat Paulus de geest van Christus in zich had en de betreffende Joden niet. Nog wat: de brief die Paulus aan de gemeente in Laodocea schreef (Kolossenzen 4:16) was waarschijnlijk wat wij de Efeze brief noemen (Piet, 2019-b, mp3-b).
De slag naar Openbaring
In Openbaring 1:11 schreef Johannes brieven aan zeven Joodse gemeenten in Turkije (Piet, 2018-h). Efeze was één van de gemeenten waar een synagoge was. Paulus gaf er onderwijs in de school van Tyrannus (Handelingen 18 in Piet, 2018-h). Het is lastig om uit te leggen wat Paulus precies deed. Volgens Handelingen 19:9 maakte Paulus van Joden gelovige heidenen en transformeerde het evangelie van de besnijdenis naar dat van de voorhuid (onbesnedenen). Dit betekent dat Johannes ook al het evangelie in Turkije bracht! Maar dan wel het oude, bekende evangelie van de besnijdenis. En dit betekent weer dat zijn boek Openbaring tenminste voor Handelingen 28 geschreven was. Vanaf Handelingen 28 ging de deur definitief dicht voor het evangelie van de besnijdenis.
Boekverbrandingen, Handelingen 19:19
Een bijwerking van de wonderen die Paulus in Efeze deed, was dat veel mensen hun occulte boeken verbrandden. Ik begeef me misschien op glad ijs als ik zeg dat de demonische invloeden in onze tijd vooral in rockmuziek, religie en de kunst opduiken.
Tempel van Artemis/Diana
In Efeze stond ook één van de zeven wereldwonderen. Dit was de tempel van de godin Artemis (Handelingen 19:35). De Romeinen noemden haar Diana. Ze was de dochter van Zeus en Leto en de tweelingzuster van Apollo (Artemis (mythologie), z.j.). Artemis was dus een nichtje van Poseidon. Volgens ene Antipater van Zidon was deze tempel imposanter dan de ‘piramiden’ of de ‘hangende tuinen’ van Babylon (Temple of Artemis, z.j., alinea 5). In de eerste instantie werd in de tempel een heilige steen, of meteoriet aanbeden. Dit was de steen van Zeus (Krystek, z.j., par. The Shrine to the Goddess Artemis, alinea 2). Hiermee leek deze tempel op de Kaäba in Mekka. Als Efeze met Artemis een kopie van Atlantis was, dan is Mekka dit ook. De tempel was diverse malen herbouwd en in de laatste versie voorzien van marmeren pilaren. Niettemin werd ook deze versie verwoest. In het Miniatürk Park in Istanboel staat een replica (Temple of Artemis, z.j.). De pilaren waren slank om de slankheid van Artemis uit te beelden. En deze pilaren waren geribbeld omdat hun voorgangers in Babylon van gebundeld riet waren gemaakt (Saggs, 1966, p. 496). Als we het over de Rietzee van de Exodus hebben dan kon het over de Nijldelta gaan maar even goed over de moerassen in Zuid-Irak. Egypte was immers een spiegel van Babylon. Er is ook een vreemde wisselwerking tussen Artemis en de maand mei. In mei werd haar beeld van de tempel ‘naar het stadstheater in Efeze’ gedragen (Van den Berg, z.j.-b, alinea 1). Mei lijkt op de naam “Maya” die rakelings met ons thema Atlantis te maken heeft. 1 mei is ook de dag van de arbeid. Mogelijk heeft deze dag een occulte oorsprong? En op 14 mei 1948 werd door David Ben Gurion de staat Israël onafhankelijk verklaard (Korkus, 2008, alinea 2). In mei liggen ook alle vogels een ei. De bijgelovige Efeziërs dachten dat het beeld van Artemis in de stad uit de hemel was gevallen (Handelingen 19:35). We zagen een vergelijkbare verering met betrekking tot Dagon. In onze tijd hebben we de verering van de Kaäba in Mekka. Uiteraard kon het niet uitblijven dat deze Artemis cultus een impuls gaf aan de toeristenindustrie. Er werden zilveren Artemisbeelden verkocht aan pelgrims, wat natuurlijk goed voor de lokale economie was. Deze beelden leken op de ons bekende Maria beelden. Nu kwam Paulus langs om de inwoners te vertellen dat er maar één hoogste God was die hemel een aarde had geschapen. De lezer kan het zich voorstellen hoe de zilversmeden hierover dachten. Zij kregen door dat Paulus een directe bedreiging voor hun handel en wandel was. Voor hen zat er maar één ding op: ze jutten de menigte op tegen Paulus. Hoe zou dit aflopen?
Demetrius
Rond deze tempel van Artemis was een toeristenindustrie ontstaan met zilversmeden die souvenir-tempels maakten. Efeze was een mix van Mekka, Het Vaticaan, Las Vegas, Lourdes, Santiago de Compostela en Atlantis. Nu vertelde Paulus aan de inwoners dat er maar één hoogste God was. Dit was de God van Hemel en Aarde. De zilversmeden waren laaiend. Hun handel kwam in gevaar. We zagen iets dergelijks in Filippi gebeuren waar Paulus de pythongeest uit een bezeten meisje had gejaagd. Ook zij had een baas die zich niet over haar ontfermde maar die haar als handelswaar gebruikte. Hier in Efeze zien we dat er drie zaken bij elkaar kwamen: religie, commercie en polygamie of hoererij. De relatie met seks in deze, is een ingewikkelde. Deze varieert van ascese tot hoererij. In deze tempel van Artemis werd blijkbaar ook tempelprostitutie bedreven die eveneens aan Artemis gewijd was. Artemis alias Diana was sinds mensenheugenis de godin van Efeze (Fausset’s Bible Encyclopedia in Woodrow, 1981, p. 17). Daarom schreef Paulus zijn verhandeling over hoererij in 1 Korinthiërs 6:12-20. Hierin schreef hij bovendien dat het lichaam een tempel van de heilige geest is. Religie heeft vaak met geld te maken (Piet, 2016-n). Ik voeg hier hoererij en een verknipt arbeidsethos aan toe. In dit complexe smeersel van afgoderij, tovenaars en de bediening van Paulus, stond een Goliath-achtige karikatuur op. Hij was de aanvoerder van de boze, bange en bezorgde burgers en heette Demetrius. Hij was bovendien een zilversmid en een geboren volksmenner. Hij jutte de stad op tegen Paulus. Hij merkte op dat Paulus in heel Azië bezig was om de mensen van de afgoden af te houden (Handelingen 19:26). Zonder email of mobiele telefoons had hij al gehoord wat Paulus elders uitgevreten had. Na wat heen en weer getouwtrek tussen de lokale bevolking en de medereizigers van Paulus, gebeurde het dat de meute twee uur lang “Artemis” begon te schreeuwen (Handelingen 19:34). Als we de menigte in Handelingen 19:34 vervangen door het legioen van Atlantis dan horen we hier “Atlantis” roepen. De afgoden van Efeze probeerden juist te voorkomen dat het evangelie Europa bereikte. Ook al omdat Paulus spoedig liet weten dat hij naar Spanje wilde (Romeinen 15:24). Artemis was dus alert. Achter haar stond nog steeds de hemelse prins van Griekenland (Daniël 10:20). De Hemelse Prins van Perzië had ooit voor oponthoud gezorgd toen de bevrijde Joden uit Babylon naar Israël terug wilden keren. In dit geval was het de Hemelse Prins van Griekenland die wilde voorkomen dat het evangelie naar Europa kwam. De extase die bij de Artemis processie loskwam was dezelfde als die bij de WK voetbalfinale of rockconcerten loskomt. Denk aan Joe Satriani’s lied Crowd Chant. Muziek en sport zijn de afgoden van de Eindtijd. Ons Oranje Team is de moderne afgod (Van den Berg, z.j.-b, par. 1, Artemis actueel). In de Bijbel kwamen we een dergelijke verering in de tempel van Dagon tegen toen Simson gevangen was genomen (Rechters 16:27). Deze extase was dus aan twee afgoden gekoppeld: Dagon, alias Poseidon en Artemis, alias Athena. Ik wil hier de extase tijdens de bedevaart in Mekka aan toevoegen. Maar ook in de kerken ontstaat dikwijls deze extase. Ralph Woodrow noemde nog een detail: Tijdens de Raad van Efeze in 431 na Christus werd besloten dat de Maria-aanbidding een officieel onderdeel van de kerk werd (Woodrow, 1981, p. 17). Het kruis werd vanaf deze Raad van Efeze ook het christelijke symbool (Harper’s Book of Facts & Seymour in Woodrow, 1981, p. 48).
Moderne levensstijl
Jezus had in Markus 3:33-35 tot ergernis van velen al afgerekend met de traditionele gezinswaarden. Paulus deed er nog een schep bovenop. Zijn bediening was nieuw en dus kunnen we verwachten dat zijn kijk op een christelijke levensstijl ook anders was. In 1 Korinthe 7 schreef Paulus dat alleenstaanden niet per sé zouden trouwen (Zender, 2017-d). Dit was geen advies om alleen te blijven maar wel om het huwelijk te relativeren. Het Koninkrijk van God was immers aanstaande. Daarom adviseerde hij om zo weinig mogelijk verstrikt te raken in het dagelijkse leven. In onze 21ste eeuw zijn er veel alleenstaanden. Paulus ging hen voor. Trouwens, Jezus en Jeremia ook. Paulus had een moderne levensstijl die goed in onze tijd paste. Adam en Eva kregen de opdracht om zich voort te planten (Zender, 2017-d). Onze bediening is een geheel andere. Wij leven in genade en krijgen niet per sé de opdracht mee om een gezin te stichten. Bovendien heeft dit vlak voor de Eindtijd ook niet veel zin. We zullen het celibaat van Paulus ook niet te vroom opvatten. Paulus was geen vrome, murmelende kloosterling met een hangslot aan zijn snikkel. Paulus was niet anti-seks. Hij was anti-afleiding. Hij wilde geen tijd besteden aan zaken die hem teveel afleidden van zijn missie. Voor ons zal hetzelfde gelden. Een gezin stichten, brengt in de praktijk veel stress met zich mee. Paulus schreef de eerste Korinthe brief waarschijnlijk voor Handelingen 20. In 1 Korinthe 1:14 schreef hij dat hij slechts een enkeling met water gedoopt had. De betekenis van de waterdoop was al bijna weg gevallen. In 1 Korinthe 12:13 schreef hij dat de gelovigen in de geest in christus gedoopt zijn. Hij noemde de waterdoop nergens. Ook in Efeziërs 4:5 en Romeinen 6:3-4 schreef hij dat er één doop is. De gelovigen van nu waren 2000 jaar geleden gedoopt in zijn dood. Wie zich nu nog in water laat dopen, ontkent de dood van Jezus (Zender, 2012, p. 110). De brief, 1 Korinthe schreef Paulus tussen Handelingen 19 en 20. Volgens sommigen is 1 Korinthe 15 het belangrijkste hoofdstuk in de hele Bijbel (Piet, 2019-d). Paulus gaat hier in op de ooggetuigen die Jezus na Zijn dood zagen. Allen legden niet alleen dezelfde verklaring af maar ze gingen er tegen de geest van de wereld in ook mee de boer op. In 1 Korinthe 15:33 lezen we een passage uit het gedicht “Thaïs” van de Griekse dichter Menander. Thaïs was een soort van prostituee die Alexander de Grote op zijn expedities begeleide. Ze had hem aangespoord om de stad Persepolis in de fik te steken (Thaïs, z.d.). Paulus kende zijn klassiekers nog voordat hij ooit zelf in Griekenland geweest was. Paulus was niet alleen maar de arbeider die tenten in elkaar knutselde. Hij had ook veel leeswerk verricht. Paulus trok verder naar Korinthe waar hij zijn Romeinenbrief schreef aan de gemeente in Rome. Er was blijkbaar al een joodse gemeente in Rome ontstaan die in de opstanding van Jezus geloofde. Dit klinkt tegenstrijdig met de eerdere verklaring in Handelingen 18:2 waarin we lezen dat alle joden uit Rome weg moesten. Mogelijk probeerde hij met deze Romeinenbrief ook geld los te peuteren voor een reis naar Spanje. Het liefst wilde hij door naar Rome maar hij werd terug gefloten met het verzoek om eerst geld aan de arme broeders in Jeruzalem te brengen (Romeinen 15:25-29). In deze passage lezen we dat de gelovigen in Achaje en Macedonië geld inzamelden voor de gemeente in Jeruzalem. Alsof er in Macedonië en Achaje zelf geen armen waren. Misschien kon het geld evengoed voor missiewerk gebruikt worden? Op de terugweg naar Jeruzalem kwam Paulus voor de tweede keer door Troas (Handelingen 20:8). Hij gaf er de nacht voor zijn vertrek naar Jeruzalem nog een preek. Dit deed hij in de bovenzaal van een gebouw. Deze zaal werd met fakkels verlicht. Dit zijn de details die de Bijbel voor mij tot een bijzonder boek maken. De toespraak van Paulus was blijkbaar langdradig want er was een jongen die Eutychus heette en in slaap viel. Hij kukelde achterover uit het raam en viel naar beneden. Hij was morsdood (Handelingen 20:9). De bovenzaal was op de derde verdieping. Voorzichtig komen we details te weten over de tijd van Paulus. Wat was er op de andere verdiepingen gaande? Waren de eerste twee verdiepingen bezet? Was er op de eerste verdieping een trouwerij gaande en op de tweede verdieping een bijeenkomst over de zin van het leven? We weten dit niet maar de kans is groot dat de eerste twee verdiepingen en de begane grond bezet waren. Snelden de mensen op de andere verdiepingen ook naar buiten om te kijken wat er gaande was? We krijgen een beeld te zien van een actief avondleven. Paulus snelde zich naar de begane grond om de knul uit de dood op te wekken. Waren er omstanders van de andere verdiepingen bij die zich met de zaak bemoeiden? Hoe kon Paulus zomaar bij deze knul komen? Toen ik een keer op het perron onderuit ging stonden er vier mensen om me heen voordat ik op kon staan. Was Paulus de eerste die bij Eutychus arriveerde of moest hij zich een weg door een kleine menigte banen? En warempel, het lukte Paulus om Eutychus weer aan de praat te krijgen (Handelingen 20:10). De knul was aanvankelijk niet eens opgemerkt door Paulus. Maar Paulus voelde zich niet moreel verheven boven deze knul die in feite zijn toespraak verstoorde. Het leven van een willekeurige knul van wie niemand ooit gehoord had, kruiste zomaar het pad van de uitverkoren apostel. Mogelijk was Eutychus nu wel geïnteresseerd in het evangelie. Hij zou voorlopig niet meer in slaap vallen. We lezen weer niets over bijna-doodervaringen. Misschien was er filosofisch gezien een overeenkomst tussen Eutychus die uit het raam viel en Atlantis dat naar de zeebodem zonk. Feit is dat beiden in de Sheol terechtkwamen nadat ze gevallen waren. Het grote verschil is dat Eutychus uit de dood werd opgewekt terwijl Atlantis in de Sheol eindigde. Veel mensen menen dat de Bijbel een saai boek is. Dit ondanks de vele vreemde wezens die we er al in tegenkwamen. Ook Paulus kreeg zijn portie van de Bijbelse grillen. Sommige vrijdenkers menen dat je Charles Bukowski, Jack London, Papillon of Henry Miller moet heten om een avontuurlijk leven te leiden. Maar dan hebben ze 2 Korinthe 11:23-28 nooit gelezen. In deze passage lezen we van alles tegelijk. Rovers, schipbreuk, valse broeders en honger klinken erg als Atlantis, nietwaar? De Sheol lag voortdurend op de loer. Wat was de relatie met Paulus? Hij overleefde alles en wist zelfs de Bijbel te voltooien. Zelfs in zee kreeg Atlantis hem niet in haar greep. Theologisch beschouwd zwom Paulus in vers 25 over Atlantis dat diep onder hem op de zeebodem lag. Ook Leviathan was waarschijnlijk op vakantie, anders was Paulus op dezelfde manier geëindigd als Jona. In vers 26 ontliep hij de rovers van Atlantis die net uit Plato’s Grot ontsnapt waren.
Galaten 1:9
De ergste gevaren die voor Paulus op de loer lagen waren echter niet schipbreuken of wilde dieren maar valse broeders. Ze preekten niet het evangelie van de besnijdenis want dan had Paulus dit wel zo genoemd. Ze preekten een derde evangelie, namelijk een mix van genade en besnijdenis. Religieuzen die vanuit de wet van Mozes leven, doen er alles aan om de redding door God te verdienen. Gelovigen die vanuit de genade en opstanding leven hoeven God alleen te dienen en te danken. Bent u een lulletje rozenwater, een werkloze nitwit, een eikel en een onzekere kneus? Prima, dan is het evangelie van de genade voor u bedoeld. U krijgt het helemaal gratis, juist omdat u het niet verdiend. Alsof de mensen die het wel zouden verdienen het wel verdiend hadden. Mensen die veel verdienen omdat ze slim zijn hebben hun intelligentie aan God te danken. Evenzo mensen die door geluk hogerop kwamen doordat ze een erfenis ontvingen of zelfs drie keer de loterij wonnen, hadden hun voorspoed aan God te danken. Sommige mensen komen net op het juiste moment op de arbeidsmarkt terecht. Anderen hebben pech en studeren midden in een recessie af. Heeft de eerste groep meer echt van spreken om zich hun maatschappelijke succes toe te eigenen dan de tweede groep? Ik dacht het niet. Ook zulke omstandigheden waren door God in gang gezet. Religie is mens gericht, genade is God gericht. Religie tracht de schuld van de zonde weg te nemen, genade nam de zonde zelf weg. Een goed boek over zulke zaken is Roken Zonder Zonde van Martin Zender. Het staat als pdf op de website Pronk-Stukjes.nl. Atlantis was bij uitstek het eiland van de valse broeders die religieus wetticisme en religie preekten. Paulus leed nogal eens schipbreuk, zoals ook op zijn laatste reis naar Rome. We weten niet hoe hij zijn manuscripten steeds droog hield? Paulus zal vast en zeker rekening hebben gehouden met het ergste en dus was hij op een mogelijke schipbreuk voorbereid. Hoe hij op zijn reizen alles op papier bijhield, is een deel van het wonder van zijn levensverhaal. In 2 Timotheüs 4:17 lezen we hoe God hem uit de muil van een leeuw bevrijdde. Dit klinkt als gladiatorspelen. Mogelijk werd hij door de Romeinen een keer voor de leeuwen gegooid? In 2 Korinthe 12:1-5 werd Paulus in de geest naar de derde hemel van God verplaatst. Hij zag en hoorde daar dingen die hem ver de pet te boven gingen. Deze derde hemel is een geografische locatie boven het zichtbare heelal. Ook Stefanus zag deze hemel open rollen (Handelingen 7:55-56). Sommige gelovigen hebben geopperd dat dit de hemel van de vijfde aion was. Paulus zou dan niet in de ruimte maar in de tijd verplaatst zijn. In Openbaring 21:1 wordt echter van twee aarden en hemelen gesproken.
79
De Romeinenbrief
Onder deze moeilijke omstandigheden schreef Paulus de Romeinenbrief. De brief was gericht aan de gemeente in Rome die in het huis van Priscilla en Aquila ondergebracht was. Paulus had met hen in Korinthe en Efeze samen gewerkt. Onder keizer Claudius waren ze met de andere Joden uit Rome verbannen (Handelingen 18:2). Na zijn dood waren ze naar Rome teruggekeerd. Hun verbanning had hen met Paulus in contact gebracht. Na hun terugkeer kregen ze de Romeinenbrief. God gebruikte zelfs de ballingschap van de Joden uit Rome voor Zijn eigen doel. Ze hadden zowel het evangelie gebracht als tenten gebouwd. Hiermee zette hij alle menselijke logica op de kop. In Romeinen 2:16 schreef hij nog eens dat het evangelie dat hij preekte zijn evangelie was. Het was niet gebaseerd op wat Petrus verkondigde (Romeinen 15:20). De boodschap van Paulus ging over de gratis redding die Joden en Heidenen van God kregen als ze in de opstanding van Jezus geloofden. Hiermee werd de heidense leer van de drie-eenheid uitgesloten. Jezus kon niet God zijn omdat Hij immers drie dagen dood was geweest. Ook kon er geen hiernamaals bestaan omdat Jezus letterlijk drie dagen dood was geweest. Er kon geen eeuwige hel bestaan omdat Jezus voor onze zonden (niet in plaats van) gestorven was en zonder meer in een eeuwige hel was terechtgekomen als deze bestaan had. De dood van Jezus duurde immers maar drie dagen. Als de eeuwige hel niet bestaat dan zullen we ook langer uitsluiten dat een groot deel van de mensheid voor eeuwig verloren gaat. Jezus had anders zeker bij deze categorie gehoord. Zodoende kunnen we de conclusie trekken dat Zijn dood en opstanding direct met de redding van de hele schepping te maken had. De heidense leer van de massa die verloren gaat komt uit de gnostiek en de mythe. Atlantis ging met man en macht verloren terwijl zelfs Sodom en Gomorra in de Eindtijd een milder oordeel tegemoet gaan dan Jeruzalem (Mattheüs 10:15). Romeinen 5:20 gaat over de magie achter wetgeving. Vanuit ons humanistische perspectief denken we dat wetten ervoor gemaakt zijn om de misdaad in te dammen. Maar Paulus draaide het om: de wet is gekomen opdat de misdaad zich juist zou vermeerderen (Galaten 3:19). De wet prikkelt ons juist om misstappen te begaan, zelfs als we ze per ongeluk begaan. De wet drijft de zonde als het ware naar buiten (1 Korinthe 15:26). Het beste voorbeeld hiervan was Eva die van de Boom van Kennis snoepte. Erich Sauer schreef dat ‘hoe meer dus de zonde tegen de Wet zondigt’, hoe meer zij ‘tegen zichzelf’ zondigt (Sauer, 1940, p. 142). Galaten 3:19 suggereert dat de Wet van Mozes iets ‘tijdelijks’ was (Harrison, 1995, p. 65). H.J. Schoeps schreef in zijn boek Paul dat deze nieuwe ‘functie’ van de ‘Wet’ ‘om de overtreding te vermeerderen’ in de tijd van het ‘rabbijnse Judaïsme’ onbekend was (Schoeps in Harrison, 1995, p. 65). Om deze reden werkt de islamitische sharia ook averechts. Het geweld zal onder de sharia alleen maar toenemen. Atlantis was het eiland van de wet. Het was een religieus eiland bij uitstek waarop religieus wetticisme en losbandigheid hand in hand gingen. Met betrekking tot Israël zagen we dit ook. De Wet was voor de Israëlieten een juk waar niemand aan kon voldoen. De Farizeeërs deden er nog een schep bovenop door de Israëlieten extra regels op te leggen. Dit juk was de last die Atlas op zijn schouders droeg. De Wet was dus eigenlijk een spiegel voor de Israëlieten. Dit spiegeleffect zagen we in het Atlantis Epos terug in het reflecterende orichalcum en de Zuilen van Hercules. De Zuilen van Hercules symboliseerden de wet versus de genade. In Romeinen 10:12 schreef Paulus nogmaals dat er geen verschil meer was tussen Jood en Griek (Heiden). Beiden konden gered worden door simpelweg in de letterlijke, fysieke opstanding van Jezus te geloven. In Romeinen 13:1 lezen we ook dat alle aardse overheden aan God ondergeschikt zijn. U mag bezwaar maken tegen hun besluiten omdat de bezwarencommissies ook door God ingesteld zijn. Te vaak is door gelovigen beweerd dat we alle opdrachten van onze overheden klakkeloos moeten opvolgen. Maar Paulus maakte ook vaak bezwaar tegen bevelen van de overheden in zijn tijd. Eén keer beriep hij zich op zijn Romeinse staatsburgerschap (Handelingen 16:37-39; 22:25; 25:10-11). In Romeinen 15:19 was Paulus in Illyrië wat tegenwoordig Kosovo en Albanië is. In Romeinen 15:25–28, 1 Korinthe 16:1–4 en 2 Korinthe 8–9 lezen we dat Paulus een collecte van de heidenen naar Jeruzalem zou brengen. Deze collecte was een eerste vervulling van de eer die de heidenen aan Jeruzalem brachten en daarmee een ‘verplichting’ (Harrison, 1995, p. 158-159).
Spanje
Olé olé olé… In Romeinen 15:24, 28 schreef Paulus dat hij naar “Spanje” wilde. Eerder al, in Handelingen 19:21; 23:11 had Jezus, Rome genoemd. Nergens lezen we in Romeinen 15 iets over Atlantis. Als er één rijk was waar het evangelie naartoe moest, dan was het wel Atlantis. Maar we lezen er niets over. Dat we de naam Spanje in Gods boek tegenkomen, is bijzonder. En Spanje lag volgens Plato vlakbij… Atlantis. Paulus’ wens om naar Spanje te reizen was mogelijk geïnspireerd door Gallio die een Spanjaard was. De Spaanse stierenvechten doen ons bovendien aan het stierlogo van Marduk en Poseidon denken. Met de beide Bijbelse landen, Engeland en Spanje, kreeg ons land te maken. Weten we nog dat Jezus zich in Mattheüs 12:40 met Jona vergeleek? Jona wilde naar Tarsis vluchten. Dit was Engeland. We zien hier dat de opgestane Jezus alsnog een zwenk westwaarts maakt. Nadat Jezus net als Jona drie dagen en drie nachten in de sheol was voordat Hij opstond uit de dood, voltooide Hij nu een ander Jona symbool. In de persoon van Paulus zou Zijn evangelie verder westwaarts gaan. Wat Jona niet gelukt was, zou Paulus deels wel voor elkaar boksen. De beweegredenen waren anders. Jona vluchtte voor God terwijl Paulus juist het nieuwe evangelie naar het westen bracht. Maar mogelijk was Paulus door Jona geïnspireerd om door te reizen naar Tarsis… In een tekst van 1 Clemens V.7 staat dat Paulus naar de ‘uiteinden van het Westen’ getrokken was (Christian History, 1995, p. 32; Harrison, 1995, p. 158). Was Paulus inderdaad naar Spanje of zelfs Engeland afgereisd of werd in deze tekst toch Rome bedoeld?
Diverse oecumene
In Romeinen 16 lezen we over de gevarieerde oecumene die er al in de tijd van Paulus in Rome was. Op dat moment was Paulus nog nooit in Rome geweest. Stuart Allen schreef ook over het multiculturalisme in Rome (Allen, 2001-b, p. 171). In Romeinen 16:1 werd ene Phoebe genoemd. Ze verbleef in de buurt van Korinthe. Volgens Paulus zou ze naar Rome reizen. Dat een vrouw alleen een dergelijke reis maakte, was wel bijzonder. In 16:6 wordt een Maria genoemd. Haar naam was dus al bekend in Rome, al was zij een onbekende Maria. In 16:12 vallen Tryfena en Tryfosa op. Mogelijk waren ze zussen? In dezelfde vers wordt Persis genoemd. Zij was een Perzische vrouw die in Rome woonde en ook nog bekeerd was. De mensen die in Romeinen 16 genoemd werden, kwamen dus overal vandaan. Wie er ontbreekt in Romeinen 16 was de apostel Petrus. Had hij iets met de eerste kerk in Rome te maken gehad, dan had Paulus hem zeker genoemd. Petrus was dus zeker niet de eerste Paus. (Ik noem ook nog de “Bisshop Strossmayer Speech” over deze materie.). In Romeinen 16 lezen we dus over een echte oecumene. Deze was niet zomaar een groep mensen met verschillende nationaliteiten die elkaar de hand schudde en elkaar glimlachend aankeek. Hun motto was niet dat ze allen mensen van dezelfde planeet aarde waren en ze dus allen gelijkwaardig waren. Deze oecumene baseerde zich niet op Humanistische principes als “respect” en “gelijkwaardigheid”. Hun mysterie ging veel dieper dan de oecumene van een buurt barbecue. Ze waren namelijk een oecumene IN Christus (Kolossenzen 1:16-17). Deze veelkleurige oecumene in Romeinen 16 kreeg zijn bestemming in Christus. In onze dagen is “multicultureel” het toverwoord. Multiculturalisme wordt vaak diversiteit genoemd maar is het niet. Diversiteit kan alleen vanuit een prisma ontstaan. Dit prisma is christus. In Handelingen 28:28 lezen we dat het evangelie definitief naar de natiën ging, waartoe Israël ook opeens behoorde. De situatie werd hier dus omgedraaid. Nadat de Joden consequent het evangelie van genade afwezen, ging de deur open voor de natiën terwijl Israël ook tot de natiën degradeerde.
Arbeidsethos
Ik wil een ander detail noemen. Paulus wordt door veel moralisten of Calvinisten als voorbeeld naar voren geschoven van hoe een gelovige in zijn eigen onderhoud dient te voorzien. Paulus hield immers niet “de hand op” maar hij bouwde tenten van geitenhaar toen hij in Korinthe was (Handelingen 18:3). Waarschijnlijk maakte hij ook mantels van geitenhaar. Of dit propaganda voor geiten of hard werken is, laat ik in het midden. Het zal u verbazen maar die mantels worden in Tarsus nog steeds gemaakt (Van den Berg, z.j.-i). Diezelfde moralisten zijn voor de rest vaak behoorlijk wettisch ingesteld en noemen nooit het Jubeljaar. Ze pikken Paulus eruit wanneer het hen uitkomt. Het tenten maken had hij waarschijnlijk van Priscilla en Aquila afgekeken die op die manier in Korinthe hun geld verdienden. Tenten maken klinkt heel wat deftiger dan ons huidige fabriekswerk. Bovendien hoefde Paulus niet eerst langs een uitzendbureau om te horen dat hij niet de vereiste kwalificaties had om een tent te bouwen en er dus geen werk voor hem was. In zijn tijd ging werk vinden een stuk anarchistischer. We lezen verder niet over zijn beroep als tentenmaker. Wel lezen we over zijn vele reizen die hij maakte. Hij was dus zeker niet non-stop aan het werk. Ik wil hier een paar dingen tegenin brengen. Allereerst was Achaje de regio waar veel kletsmajoren en zelfbenoemde filosofen voor geld hun gekwaak aan de man brachten. Ze waren dus kwaakchirurgen. Paulus wilde vooral niet de indruk wekken dat hij voor het geld preekte. Dit wil niet zeggen dat hij nooit giften kreeg. Want wie betaalde al zijn reizen? Met tenten bouwen werd hij vast geen miljonair. In 1 Korinthe 9:11-12 lezen we dat Paulus nergens aanspraak op maakte. Dan blijft het een mysterie hoe hij de huur van de School van Tyrannus betaalde (Handelingen 19:9) en later de huur van zijn appartement in Rome (Handelingen 28:30). Uit een mail van een collega bleek dat Paulus alleen in 1 Korinthe 9 geen aanspraak op donaties maakte maar verder wel. Diverse keren ontving hij donaties zoals we lezen in Filippenzen 4:15-18 en 2 Korinthe 11:7-9. Een evangelist mocht geld ontvangen voor zijn diensten: 1 Korinthe 9:11, Galaten 6:6. De tegenprestatie voor het brengen van het evangelie hoefde niet per sé geld te zijn. Een evangelist kon onderweg ook ergens overnachten en mee-eten met wat de pot schafte (Lukas 10:5-7). De strekking om voor je eigen brood te werken gold met name voor de gemeenten in Korinthe en Thessalonica (Bridgeman, 2011). Blijkbaar parasiteerden enkele gemeenteleden hier op de ecclesia. Dat Paulus en Barnabas zich het apezuur werkten was geen regel voor de rest van de ecclesia (1 Korinthe 9:6, 12). De Bijbel bestuderen is in onze tijd een veel tijdrovender klus dan in de tijd van Paulus (Bridgeman, 2011). Als gelovigen fulltime ongeschoold werk verrichten dan hebben ze nauwelijks tijd over om de Bijbel te bestuderen. Zo’n combinatie houdt niemand vol. Uiteraard loert het gevaar om de hoek dat evangelisten het evangelie gebruiken om er geld mee te verdienen. Dit is niet de invalshoek van mijn betoog. Paulus eiste nooit geld voor zijn prediking maar hij ontving wel degelijk giften. Paulus en Barnabas waren ook niet getrouwd omdat ze zich volledig aan hun missie wijdden. Diezelfde Calvinisten die hardop preken dat “we” moeten werken voor ons geld, preken ook “gezinswaarden”. Een belangrijke opmerking: hard werken en je eigen brood verdienen kan ook tot trots leiden. Als we een uitkering aanvragen dan geven we toe dat we niet op eigen kracht kunnen overleven in de jungle van de arbeidsmarkt. We geven toe dat we afhankelijk zijn van anderen (vrije vertaling van Bridgeman, 2000, kopje: Second, we should not have a self-sufficient mentality). Een stap verder is het om toe te geven dat we afhankelijk zijn van God. Dan is er de passage in 2 Thessalonicenzen 3:10. Deze is door de eeuwen heen door moralisten misbruikt om de armen ongelofelijk veel pijn te doen. Armen zouden lui zijn en daarom niet werken. Dan hoefden ze ook niet te eten. Wat werd er bedoeld met niet willen werken? Ging het alleen om betaald werk of ook om onbetaalde inzet voor de oecumene? De klassieke discussie over arbeidsethos en het verschil tussen werk en arbeid mis ik in 2 Thessalonicenzen 3. Tegenover 2 Thessalonicenzen 3:10 wil ik de vele andere passages over de armen zetten waar ik de moralisten nooit over hoor. We noemden Tabitha die de armen hielp (Handelingen 9:36-37). Dan waren er de rijke joden die geld aan de arme broeders stuurden (Handelingen 11:29-30). Cornelius gaf aalmoezen aan de armen (Handelingen 10:2). Petrus drukte Paulus op het hart om de armen niet te vergeten (Galaten 2:10). Paulus bracht geld naar de arme gemeente in Jeruzalem (Romeinen 15:25–28, 1 Korinthe 16:1–4, 2 Korinthe 8–9). Hij was niet alleen positief over de collecte maar deed er actief aan mee. Het was een cadeau van de heidenen aan de Joden in Jeruzalem. En Jezus zelf nam het in Markus 12:41-44 voor de arme weduwe op. In onze eenzijdige fixatie op 2 Thessalonicenzen 3:10 zagen we de collectes voor de armen over het hoofd. Ons huidige sociale vangnet is misschien wel een vervulling van Galaten 2:10. Paulus zou zeker positief staan tegenover een stabiele sociale zekerheid. Des temeer houden we tijd over voor het evangelie als we ons niet druk hoeven te maken over armenzorg. Zeker als we de armenzorg van Paulus binnen de brede context van het evangelie van de besnijdenis plaatsen dan past in onze tijd sociale zekerheid zeker binnen de Bijbelse boodschap. In de diverse kerkdiensten die ik bijwoonde ging het nooit over deze passages. Altijd kwam abortus weer voorbij. In 1 Samuël 2:8 staat dat God de armen uit de losse aarde opricht. Ook het Lied van Maria van Nazareth in Lucas 1:46-55 gaat over sociale wantoestanden. Er hangt duidelijk een socialistische sluier over heen. We kunnen de arbeidsmarkt anno 2019 ook niet één op één vergelijken met de omstandigheden in de tijd van Paulus en Jezus. In de tijd van Paulus was er echte slavernij. In onze tijd is de arbeidsmarkt vooral complex en een ondoorzichtige jungle. Rudolph O. Yeager merkte ook op dat Palus zijn teksten uiteraard ver voor de ‘industriële revolutie’ schreef (Yeager, 1998, p. 311). Sindsdien zorgen allerlei maatschappelijke patronen voor werkloosheid en uitbuiting. Dat men betaalde arbeid heeft wil bovendien nog niet zeggen dat men rond kan komen. Mensen die simpelweg geen werk kunnen vinden, vallen buiten de horizon van 2 Thessalonicenzen 3:10. Hier rust in het Westen echter een taboe op. Een antwoord van de werkenden is vaak dat als je maar wilt er wel werk te vinden is. Ze zijn de spreekwoordelijke “beste stuurlui die aan wal staan”. En die ook aan wal moeten blijven. Betaald baanloos zijn betekent niet dat iemand niks hoeft te doen. Een werkloze kan zich op Bijbelstudies richten of zich vrijwillig voor de gemeente inzetten. In 2 Thessalonicenzen 3:10 speelde ook mee dat sommige mensen van de ecclesia hun baan opzegden of ophielden met werken omdat ze dachten dat de terugkeer van Jezus nabij was. In 1 Korinthe 7 had Paulus iets vergelijkbaars geschreven over het huwelijk. Waarom zouden mensen trouwen als het Koninkrijk aanstaande was? Sommige mensen van de ecclesia vertaalden deze denkwijze naar hun werkzaamheden. Ze gokten erop dat de ecclesia hen zou onderhouden. Paulus zei hen dat ze juist moesten blijven doorwerken om de ecclesia niet tot last te zijn. Deze gang van zaken kunnen we niet zomaar op de structurele werkloosheid in 2019 toepassen welke een direct gevolg is van het kapitalisme. Paul Heintzman schreef ook dat we 2 Thessalonicenzen 3:10 in de context moeten lezen van de aanstaande verwachting van het Koninkrijk in de dagen van Paulus (Heintzman, 2005). Wat werd er in 2 Thessalonicenzen met “werk” bedoeld? Alleen betaalde arbeid? Ieder rottig rotbaantje dat maar geld opleverde? Of werd er ook in algemene zin “inzet” voor de samenleving mee bedoeld? Het ging erom dat gelovigen in financieel opzicht niet op de ecclesia leunden. Een huidige werkloze ontvangt een uitkering die door belastinggeld wordt opgebracht, wat een groot verschil is met de situatie van toen. Het werkwoord “thelei” – “willen” – in 2 Thessalonicenzen 3:10 maakt de discussie alleen maar complexer. Dan staat er: wie niet “wil” werken, die zal niet eten. Maar wat is niet “willen” werken? Betekent “niet elk rot baantje willen accepteren” hetzelfde als “niet willen” werken? En moeten we minimaal veertig uur per week rotwerk verrichten om aan het woord “thelei” te voldoen? In dat geval leidt “thelei” onherroepelijk tot discriminatie. Alleenstaanden zullen langer moeten werken dan samenwonenden die immers de vaste lasten kunnen delen. Wat doen we met mensen die de lotto winnen of een joekel van een erfenis binnen slepen? Zij hoeven niet te werken maar kunnen ervoor kiezen om te luilakken of zich in te zetten voor het evangelie. Vallen zij ook buiten de kaders van 2 Thessalonicenzen 3:10? Sommige mensen zijn laatbloeiers en vinden via een omweg een manier om in hun levensonderhoud te voorzien. Een gloeiende opmerking: mensen die afhankelijk zijn van giften of een uitkering geven feitelijk toe dat ze op eigen kracht niet alles kunnen (vrije vertaling van Bridgeman, 2011, kopje: Second, we should not have a self-sufficient mentality). De hele Bijbel preekt afhankelijkheid van God. Onafhankelijkheid kan ook een vorm van afgoderij worden! Atlantis was een eiland dat zelfvoorzienend en onafhankelijk van de wereld was. Uitgerekend om deze reden werd het eiland gestraft waarna het in de golven verdween. Zeus zei niet: tjonge, wat hebben jullie, Atlantiërs de boel goed voor elkaar. Jullie kunnen tenminste op eigen benen staan. Integendeel, Zeus sloeg met de vuist op tafel tot het eiland ten onder ging. Waarmee Zeus op de stoel van God ging zitten… Het doorgedraaide arbeidsethos van onze tijd klinkt eerder Platonisch dan Bijbels. Plato schreef: ‘Elkeen moet het werk doen dat hem is opgedragen. Dat moet hij doen en niemand heeft de tijd om ziek te zijn en te genezen’ (Plato, geciteerd in Moerland, z.j.). Met zulke verklaringen vragen we ons af waarom Plato zo’n belangrijke filosofische positie in het Westers denken inneemt.
Gewone arbeiders
Een andere truc vanuit de vrome hoek is het om te beweren dat gelovigen zich als gewone arbeiders (lees: slaven) moeten gedragen. Paulus was immers ook een gewone hardwerkende arbeider die na zijn simpele arbeid weinig anders deed dan in de Bijbel lezen. Toch? Om te beginnen had zijn beroep vast en zeker meer status dan dat van een moderne fabrieksarbeider. De kans is groot dat Paulus toegang had tot de elite van het Romeinse Rijk. Hij zou goed bevriend zijn geweest met zowel Seneca als Gallio. Hij groette de gelovigen in het huis van de keizer (Nero?) (Filippenzen 4:22). Hij was een intellectueel (Handelingen 26:24). Hij was zeker meer dan een moderne fabrieksarbeider. De vrome predikanten doen er een schep bovenop door te beweren dat het evangelie voor ongeletterde mensen bedoeld was. De passage in Handelingen 4:13 waarin Johannes en Petrus ongeletterde mensen genoemd werden, wordt door sommige Bijbel uitleggers uitvergroot. Lucas en Paulus waren immers intellectuelen en de moeder van Jezus was tenminste politiek bewust zoals we in Lucas 1:46-55 lezen. Ook Jezus was van alle markten thuis. Hij was tenminste een kosmopoliet. Het evangelie is voor de uitverkorenen en niet per sé voor Jan met de Pet die alleen geschikt is voor het rechtbuigen van bananen. De verloren zoon in Lucas 15 paste ervoor om varkens te hoeden, wat altijd nog een betere job was dan het moderne fabriekswerk. Hij keerde terug naar zijn vader. De laatste berispte hem niet en zei niet tegen hem dat hij maar naar de varkens terug moest gaan. Deze vader ontving zijn zoon met open armen en vierde zelfs een klein feestje. De Bijbel preekt nergens dat een werknemer met ieder rotbaantje tevreden moet zijn. In de praktijk zijn het bovendien niet de luilakken die het rotwerk verrichten maar de pechvogels. Moralisten en Calvinisten lijken eerder op de afgunstige broer dan op de verloren zoon. En laten we het eens over het jubeljaar hebben. In 1 Korinthe 7:21-24 lezen we dat “slaven” de mogelijkheid kunnen benutten om vrij te worden van hun slavernij. Zoals je geroepen werd mag je blijven. Was je ongetrouwd dan hoef je niet per sé te trouwen. Was je werkloos dan maak ik eruit op dat je je werkloze tijd in elk geval mag benutten om werk voor God te doen. Dit is een persoonlijke interpretatie. De koers moet volgens mij zijn om toch werk te vinden. Maar lukt dit niet dan kun je in je vrije tijd God eren door het evangelie te brengen. In Filemon 10 en Titus 2 staan ook nog verzen over deze materie. Om appels met peren te vergelijken daagt Paulus in 1 Korinthe 7:7 gelovigen uit om niet te trouwen. Ze hebben dan meer tijd over om zich met het evangelie bezig te houden. Geldt zoiets ook voor het verrichten van arbeid? In 1 Korinthe 7:21-23 staat dat slaven de mogelijkheid moeten kunnen benutten om vrij te worden. Zoals ik het lees is de voorwaarde dan wel dat ze zich inzetten voor het evangelie. Vrijheid is er niet voor bedoeld om te lanterfanten. Moet u toch vroeg opstaan en zwaar werk doen dan wordt u hiervoor in de toekomende aionen beloond (Kolossenzen 1:12 & 3:24). In de brief aan een baas die Filemon heette werd diens slaaf Onesimus genoemd. Hij was gevlucht en verdoemd tot een leven in de sloppen van Rome. Hij was in de kraag gevat en in de bajes gesmeten waar hij Paulus ontmoette en tot bekering in Jezus kwam. Paulus nam het in een brief aan Filemon voor Onesimus op en schreef dat hij hem goed kon gebruiken. Desalniettemin stuurde hij hem toch weer terug naar Filemon met het verzoek aan de laatste om Onesimus netjes te behandelen. Filemon had immers ook een baas in de hemel. Beiden waren nu broeders in christus. In 1 Timotheüs 1:10 veroordeelde Paulus de mensenhandelaars. In onze tijd denken we aan vrouwenhandelaren maar wellicht ook aan die “cowboys” – “farao” werkgevers die al te gretig naar goedkope arbeidskrachten, zoals kansloze werklozen zoeken. In de Tenach was een slaaf nooit langer dan zeven jaar slaaf. De Exodus was juist een ontsnapping uit de slavernij in Egypte. Vervolgens gaf God de geboden aan Mozes om een herhaling van slavernij te voorkomen. In Deuteronomium 23:15 was een “Ebed”een slaaf die de vrijheid had om weg te lopen als hij niet goed behandeld werd door zijn meester. Paulus stelde de gezagsverhoudingen tussen een meester en een slaaf niet ter discussie. Het hele “systeem” was hierop gebaseerd. De Bijbel preekt geen ‘revolutie’ maar een ‘reformatie’ (Van den Belt, 2006, kopje geen revolutie). Alle verhoudingen worden t.z.t. door God recht gezet. Dankzij God is de naam van zomaar een slaaf die Onesimus heette in het boek van de mensheid – de Bijbel – terechtgekomen. God bemoeit zich direct met onze arbeidsverhoudingen.
Gehoorzamen van overheden
Een volgende truc om het volk te onderdrukken had met Romeinen 13:1-7, Titus 3:1 en 1 Petrus 2:13-14 te maken. In deze passage staat dat we ons zullen onderschikken aan elke overheid. Eén van de redenen waarom het schrijven van dit boek zolang duurde was dat ik tussendoor een mini-onderzoek naar Romeinen 13:1-7 deed. Rome had de geest van Atlantis en dus leek het me zinnig om me hierin te verdiepen. Mijn conclusie is dat ik allerlei tegenstrijdige conclusies tegenkwam waaruit ik zelf een tegenstrijdige conclusie filterde. Globaal zijn er twee groepen: hardliners die zelfs menen dat Nazi-Duitsland door God georchestreerd was, wat ik zelf ook geloof. Als je die lijn doortrekt dan ben je verplicht om mee te werken aan de massavernietiging van de Joden. Je dient immers de nazi overheid te gehoorzamen. Op zijn minst dien je te weigeren om Joden bij je onder te laten duiken. Je kunt de holocaust dan simpelweg afdoen met het excuus “moest van God, zie Romeinen 13”. Je vergeet dan dat de hoer Rahab in Jozua 2 ook spionnen onderdak bood en tegen de afgezanten van de koning loog. Romeinen 13 was desalniettemin later geschreven wat niet wil zeggen dat we de hele thematiek van het gehoorzamen van overheden alleen op Romeinen 13 zullen projecteren. Bovendien komen we nogal wat dilemma’s tegen als we er zo tegenaan kijken. Veel nazi misdadigers werden na de oorlog alsnog vervolgd en zeker niet met rust gelaten, zoals we in Romeinen 13:3 lezen. Hoe zat het bovendien met de geallieerde soldaten? Zij moesten hun eigen overheden gehoorzamen maar gingen tegen de nazi overheid in. Waren ze nu gehoorzaam of ongehoorzaam? Als de verzetsmensen Bijbels gezien ongehoorzaam waren en dus zondigden dan zitten we met een venijnig dilemma: Nazi-Duitsland was door God gelegitimeerd terwijl het verzet Bijbels gezien zondig was. De Bijbel zet wel vaker zaken op de kop, maar laten we hierin niet overdrijven. Wat doen we bovendien met de verzen in Romeinen 13:5 waarin ons geweten wordt aangesproken of met 13:8 waarin opgedragen wordt om de ander lief te hebben. Een paar kanttekeningen: de Romeinenbrief was pas later in hoofdstukken ingedeeld. Bijbels gezien bestond er niet zoiets als Romeinen 13 dat simpelweg een voortzetting van Romeinen 12 is dat eerder ook niet bestond. In Handelingen 9:25 verstopte Paulus zich in Damascus in een mand om voor zowel de Joden als het stadsbestuur te vluchten. Hij was zelf ongehoorzaam aan de overheid. In 2 Korinthe 11:33 lezen we hierover ook weer. De ontsnapping van Paulus leek op die van de hoer Rachab en haar gezin. Ook zij loog tegen de autoriteiten om de Joodse spionnen te beschermen (Jozua 2). In Handelingen 22:25 beriep Paulus zich op de Romeinse keizer om zich te verdedigen. Dit was ook de reden waarom hij naar Rome gestuurd werd. Tegenover de gehoorzaamheid van Abraham aan God om zijn zoon Izaak te offeren (Genesis 22) stond de leugen van Rachab in Jozua 2 tegen haar autoriteiten. We zullen het gehoorzamen aan de overheid wel in de juiste proporties blijven zien (Allen, 2001-b, p. 158). Tegenover de harde lijn die ik net noemde waarbij we zelfs Nazi-Duitsland tot in het uiterste zullen gehoorzamen is er een andere groep die de nuance ziet. Dat in vers 13:5 het geweten genoemd werd, zette mij aan het denken. Zo erg kan het dus niet zijn om de overheid te gehoorzamen. Of werd met het geweten bedoeld dat we alles aan God overlaten en we de overheid dus toch strikt zullen gehoorzamen? In Efeziërs 6:1 lezen we dat kinderen hun ouders zullen gehoorzamen. Maar wat als de ouders hun kinderen opdragen om een fiets te jatten. Hieraan zullen hun kinderen geen gehoor geven. Waarom zullen we dan wel aan destructieve overheidsmaatregelen gehoor geven? Geen ouder zal een ziek kind naar school sturen. Waarom zullen we wel een overheid gehoorzamen die werknemers steeds zieker maakt door de aow leeftijd te verhogen tot werknemers met de rollator naar het werk gaan? We zullen onze ouders eren, dus onze ouderen ook. Volgens hetzelfde principe zullen vrouwen zich aan hun mannen onderschikken (Efeziërs 5:22-23; 1 Korinthe 11:3). Als een man zijn vrouw slecht behandelt dan kan ze beter bij hem weggaan. Deze vlieger gaat mijns inziens ook op voor overheden of werkgevers: als ze ons structureel slecht behandelen, kunnen we ons beter terugtrekken, voor zover dit mogelijk is. Op een weblog werd gesuggereerd dat we ons wel aan de overheid zullen ‘onderwerpen’ maar haar gezag niet zullen ‘erkennen’ als zijnde door God ingesteld (Veen, 2014). Wel zullen we aardse overheden zegenen, ook als ze in uniformen met hakenkruizen rondlopen. God maakt van iedere “min”een “plus”. In Openbaring 13 lezen we dat de aardse overheden boosaardig zijn.
Op de website van HetBesteNieuws las ik dat onze moderne democratie door ene Adam Weishaupt was uitgedacht (Janse, z.d.-a). Voortaan was niet ‘de heerser de baas maar de burger’ (Janse, z.d.-a). Alsof er dingen “gespiegeld” waren. Voor het principe van onderschikken in Romeinen 13 maakte dit niet uit. We blijven onderschikt aan de aardse heersers. Paulus werd zelf in Handelingen 16 door de overheid in de bajes gesmeten. Handelingen 16 was ook het hoofdstuk waarin we de pythongeest van Atlantis tegenkwamen. De Romeinse overheid liet hem dus ook niet met rust. In Handelingen 16 lezen we hoe Atlantis gereageerd zou hebben op de komst van Paulus. Hij werd in dat geval per direct in de bajes geknikkerd.
Ook Klaas Goverts schreef over Romeinen 13. Veel studies van Klaas Goverts zijn in boekvorm uitgegeven en zo ik begrijp valt zijn commentaar op de Romeinen brief onder nummer 70 op de boekenlijst, waarschijnlijk onderverdeeld in A t/m E. Volgens de filosoof Emmanuel Levinas kon het ‘kwaad’ in de ‘staat’ incarneren (Levinas in Klaas Goverts, Romeinen studie, nr. 70E3 afkomstig van een oud Word bestand dat ik ooit ontving). Bij de staat denk ik aan de Republiek van Plato waarin ook het Atlantis verhaal opgenomen was. Merkwaardig dat Atlantis tien koningen had waar ik bij een republiek juist niet aan denk. Atlantis was blijkbaar een incarnatie van het kwaad. Levinas noemt de ‘hoogste wil’ (Levinas in Klaas Goverts, Romeinen studie, nr. 70E3). Volgens Klaas Goverts kunnen we met deze hoogste wil ‘het gevaar’ ‘voorzien’ (Klaas Goverts, Romeinen studie, nr. 70E3). Als de vertaling van Romeinen 13:1 is dat elke overheid “onder” God is dan betekent dit dat God er niet per sé achter staat (Klaas Goverts, Romeinen studie, nr. 70E20). In de Bijbel was het Naboth die in 1 Koningen 21:1-2 tegen het grootgrondbezit van koning Achab tekeer ging (Klaas Goverts, Romeinen studie, nr. 70E20). Alle grond was immers van God. We zien hier een voorbeeld waarbij het kapitalisme – en dus Atlantis – op de hak wordt genomen. Het is een sprekend voorbeeld omdat koning Atlas van Atlantis volgens Kritias 114 ook een grootgrondbezitter was. Klaas Goverts gaat zover dat we tegen de boze geesten bidden die de overheid beïnvloeden (Klaas Goverts, Romeinen studie, nr. 70E20). Deze gebeden lijken op de geestelijke verdedigingswapens in Efeziërs 6:18-19. In Efeziërs 6:1 schreef Paulus dat kinderen hun ouders zullen gehoorzamen. En als we onze ouders zullen eren dan zullen we ook voor een lagere aow leeftijd bidden.
In 1 Korinthe 7:23 schreef Paulus dat we de gelegenheid zullen aangrijpen om vrij te komen. We zullen ons niet binden aan mensen of organisaties. Vrijheid is in de ogen van Paulus niet hetzelfde als vrijblijvendheid. We zullen onze vrije tijd primair gebruiken voor het evangelie en niet voor van alles en nog wat. Het is een lichtpuntje dat Paulus niet het woord “gehoorzamen” maar “onderschikken” gebruikte. Laat staan dat Paulus ons opdroeg om de overheid eindeloos te gehoorzamen. Uit onderschikking volgt niet automatisch gehoorzaamheid. In Romeinen 13:4 lezen we dat de overheid is ingesteld om voor God het goede te doen. Dankzij de genade van God komen sommige overheden er tijdelijk mee weg als ze er een potje van maken. Matthew Trewhella schreef dat als we de staat ongegeneerd gehoorzamen ‘ongeacht’ wat de staat doet, we van de ‘staat’ een ‘God’ maken (Trewhella, 2013, p. 79). Laten we niet vergeten dat Adam en Eva uit de Tuin van Eden verbannen werden om het onderscheid tussen goed en kwaad te leren. Een overheid die het kwade bewerkt doet simpelweg niet Gods wil ook al was farao een werktuig van God. Plato beweerde ook dat het volk de overheid moest gehoorzamen (Plato, De Staat, 382, 389; De Wetten 492 geciteerd in Moerland, z.j.) maar als ik het goed begrijp was Paulus er in Romeinen 13:1-7 minder strikt in dat Plato. De vraag is vooral of we de overheid eindeloos zullen gehoorzamen? Met Matthew Trewhella denk ik van niet (Trewhella, 2013, Appendix A, passim). In Romeinen 13:1-7 lezen we inderdaad niet dat we de overheden eindeloos zullen gehoorzamen. Monica A. Stubbs schreef in haar boek Indebted Love dat Romeinen 13:1-7 een ‘rhetorische shocktherapie’ was (Stubbs, 2013, p. 121). Een dergelijke conclusie was een vorm van ‘wakker worden’ uit een ‘diepe slaap’ zoals in Romeinen 13:11 geschreven staat (Stubbs, 2013, p. 120). De mensheid kwam erachter dat ze gevangen zat in de heidense heerschappij van wereldse heersers in een ‘gesloten wereld’ waarin geen ‘uitgang’ was (Freire in Stubbs, 2013, p. 120). Dit doet ons denken aan de Grot van Plato en aan Atlantis. Maar het wakker worden heeft zeker ook betrekking op het alert blijven op de terugkeer van Jezus waarover we in Filippenzen 3:20 lezen (Harrison, 1995, p. 142). Volgens mevrouw Stubbs is Romeinen 13:1-7 eerder ‘beschrijvend’ dan ‘voorschrijvend’ van karakter (Stubbs, 2013, p. 140). Ongehoorzaamheid aan de overheid levert net als gehoorzaamheid ook de nodige dilemma’s op. Als een protestactie tegen een overheidsmaatregel werkt, bijvoorbeeld om studenten te compenseren voor een lening die ze aangingen dan ga je misschien grenzen verleggen. Het ligt voor de hand om tegen steeds meer overheidsmaatregelen te protesteren in de hoop om kleine succesjes los te peuteren. Dit was niet de bedoeling van Romeinen 13. Zelf denk ik dat we de overheid “in principe” zullen gehoorzamen. Dit strookt met het geweten dat in 13:5 genoemd werd, wat er ook mee bedoeld werd. Als een overheid “destructief” wordt zullen we mijns inziens op de rem trappen. De vraag is in hoeverre trots dan weer een rol speelt. Willen we ons niet door God laten vernederen of hebben we simpelweg geen “zin” om een bepaalde overheidsmaatregel na te volgen? Overheidsmaatregelen kunnen tot een burn-out leiden, tot je de overheid simpelweg niet meer “kunt” gehoorzamen. De overheid zullen we als onze meerdere erkennen. Betekent dit automatisch dat we eindeloos aan elke maatregel gehoor geven? Zo ja, waarom schreef Paulus dit niet letterlijk op in Romeinen 13? Sinterklaas is bijvoorbeeld onze meerdere. Dit betekent niet dat we automatisch verplicht zijn om bij hem op schoot te gaan zitten. Op grond van Romeinen 13 zullen we niet de staf in zijn reet duwen als hij “te ver” gaat. Maar we zullen hem ook niet eindeloos gehoorzamen als hij “te ver” gaat. In 1 Petrus 2:17-18 lezen we een hele andere Petrus dan in Handelingen 5:29. Tussendoor had Paulus de Romeinenbrief geschreven waar Petrus door beïnvloed was (Zender, 2019-f). In Galaten 2:7 lezen we bovendien dat Petrus niet bij het Lichaam van Christus hoorde maar bij de heiligen van Israël. Zij gaan straks op aarde regeren terwijl het Lichaam in de hemel verder gaat. 1 Petrus 2:17-18 gaat tegen alle menselijke gevoel in en kenmerkt de scheidslijn tussen een papieren God en een levende God. Everett F. Harrison schreef ook dat Paulus zijn woorden matigde door in Romeinen 13:5 de term ‘submission’ – onderschikking in plaats van ‘obey’ gehoorzamen te gebruiken (Harrison, 1995, p. 136). Niet voor niets resulteerde het Joodse verzet tegen Rome in de daarop volgende verwoesting van Jeruzalem en de ‘verstrooiing’ van de Joden over de wereld (Harrison, 1995, p. 137). Dan schrijft Everett Harrsion weer dat onderschikking aan de overheid niet hetzelfde is ‘blind’ ‘conformisme’ (Harrison, 1995, p. 138). Romeinen 13 treft de onderkant van de samenleving het hardst omdat hij het meest afhankelijk van de overheid is. Dit mag er niet toe leiden dat gelovigen in een betere positie hierbij wegkijken. Romeinen 13:1-7 vereist een radicaal andere kijk op het leven dan welke we vanuit het Humanisme gewend zijn.
Hannah Whitall Smith schreef in haar boek Is God in Everything hoe we samen met een levende God met irritante buren en lastige overheden om dienen te gaan. Alles wat op ons pad komt was immers door God gestuurd, ook de minder leuke dingen. In een mail schreef een christen-anarchist dat we voor de boze overheden zullen bidden en geen geweld tegen hen zullen gebruiken. Iemand anders schreef dat deze discussie al lang voortwoekert en er maar weinig christenen zijn die onbeperkte gehoorzaamheid aan de overheden preken. We kunnen het ook anders zien: als Paulinisch Christenen een nazi overheid moeten gehoorzamen dan zit er al iets mis. Die christenen hadden zich beter in een vroeg stadium met politiek kunnen bemoeien om vervelende keuzes in een later stadium te voorkomen. Om terug te keren naar ons thema: op Atlantis heerste ook de Pax Romana, een heidense dictatuur. Meer leesvoer: Christopher Goodman: How Superior Powers Ought to be Obeyed by Their Subjects and Wherein They May Lawfully by God’s Word be Disobeyed and Resisted; Neil Elliott, Liberating Paul; Richard Horsley, Paul and Empire, Joseph Fitzmyer, Romans. En de website: http://magdeburgconfession.com/mag/. Uiteraard schreven Martin Zender en Goedbericht ook de nodige studies over deze materie. Off topic: In Romeinen 15:24 werd Spanje al genoemd en het was Jezus zelf die Rome noemde (Handelingen 19:21; 23:11). In Romeinen 16 lezen we over de diverse oecumene in Rome in de dagen van Paulus. Deze bestond echter alleen IN Christus. Jezus spoorde zijn discipelen duidelijk aan om naar Europa te trekken.
80
Terug naar “af”, Jeruzalem
Paulus ging in plaats van naar Rome of zelfs Spanje, terug naar Jeruzalem om er geld aan de arme broeders te overhandigen (Romeinen 15:26-27; Handelingen 19:21). Dit geld was uit een collecte onder de heidenen bij elkaar gebracht zoals we in 2 Korinthe 8 lezen. Volgens de hervormde predikant S. Janse zag Paulus in deze collecte gift een ‘vervulling van de profetie dat heidenen hun heerlijkheid zullen inbrengen in de stad van God, Jeruzalem’ (Janse in Zwanenburg, 2001, alinea 5). Ook F. Hahn meende dat deze collecte een ‘vervulling’ van de ‘profetie’ was (Hahn, geciteerd in Janse, 2000, p. 172). De collecte toonde aan dat de verwachting was dat het koninkrijk van Christus, de ‘parousie’ aanstaande was (Janse, 2000, p. 232). De tijd was immers “kort” (1 Korinthe 7:2). De collecte had ook een ‘oecumenisch doel’: de ‘heidenchristelijkegemeenten’ konden niet zonder Jeruzalem (Janse, 2000, p. 244). Dit derde bezoek aan Jeruzalem staat in Galaten 2:1-10. Alsof er in Klein-Azië, Achaje en Macedonië geen arme gelovigen waren. En hadden de arme broeders in Rome en elders dan geen hulp nodig? Ik vermoed dat er toch een zekere mate van afgunst meespeelde bij de broeders in Jeruzalem. Herinneren we ons de Samaritaan in Lucas 10:25-37 nog? Hij was wel “erg” barmhartig. Zo verging het Paulus ook. Hij bracht geld naar de arme broeders in Jeruzalem terwijl de prille gemeenten in Turkije en Griekenland ook geld konden gebruiken. Ik noem de gemeente in Macedonië, die in diepe armoede verkeerde (2 Korinthe 8:2). Dan was er ook nog het risico dat Paulus onderweg naar Jeruzalem beroofd werd. Dan kreeg niemand het geld, behalve de rovers in de Grot van Plato. Hij werd nogal in een lastige situatie gebracht. Niettemin ging Paulus toch naar Jeruzalem. Waarschijnlijk was deze gift de tweede, nadat hij veertien jaar eerder tijdens een hongersnood ook al geld naar de arme broeders in Jeruzalem had gebracht (Handelingen 11:29). Stuart Allen merkte op dat de gemeente in Jeruzalem niets kon toevoegen aan de nieuwe genadeleer van Paulus. Desalniettemin drukte Petrus, Paulus op het hart om de armen niet te vergeten (Galaten 2:10 in Allen, 2001-b, p. 169). Dit is een zeer belangrijke les voor ons. Het evangelie van Paulus stond haaks op het evangelie dat door de gemeente in Jeruzalem gepreekt werd. Maar de hulp aan de armen was een ankerpunt in de beide bedieningen. Over de tweede geldinzameling voor de armen in Jeruzalem lezen we ook in 1 Korinthe 16:1-4 en 2 Korinthe 8:4; 9:1, 12 (Allen, 2001-b, p. 169). In Handelingen 19:21 lezen we al dat de Geest van God, aan Paulus de instructie gaf om naar Jeruzalem terug te keren. In feite was het terug naar “af” voor Paulus om naar Jeruzalem te gaan, omdat zijn nieuwe hoofdkwartier al heel lang Antiochië was en hij “overal en nergens” opdook. In Handelingen 20:16 lezen we opnieuw dat Paulus zich haastte om voor het Pinksterfeest in Jeruzalem te zijn. Hij voer eerst naar Tyrus (Handelingen 21:3). Hier kwam een schare leerlingen naar hem toe om hem te waarschuwen, niet naar Jeruzalem te gaan. Het zou er te gevaarlijk zijn voor hem. Deze waarschuwing leek op die in Markus 8:27-38 waarin Petrus, Jezus waarschuwde om niet naar Jeruzalem te gaan. Jezus berispte hem direct door hem nota bene satan te noemen. De reden hiervoor leek onschuldig maar dat was hij niet: Petrus dacht namelijk vanuit menselijk en niet vanuit Bijbels perspectief. In het geval van Paulus werden aan zijn vastberadenheid om de armen in Jeruzalem te steunen, dagelijkse details toegevoegd. We lezen over prachtige en herkenbare taferelen. Een schare met kinderen en vrouwen nam op het strand van Tyrus (Libanon) afscheid van de eigenwijze Paulus die toch doorzette (Handelingen 21:5). Trouwens, dit was het Tyrus dat ooit door Alexander met de grond gelijk gemaakt was. En Jezus genas in Mattheüs 15:21 in Tyrus een Fenicische vrouw. Blijkbaar was er weer leven in de brouwerij. In Handelingen 21:17 kwam Paulus met zijn gezelschap in Jeruzalem aan. “Terug naar af”, was de beste titel voor deze aankomst.
81
Petrus en de Tartarus
Ergens rond de derde reis of aan het einde ervan schreef Petrus twee brieven die ook in het Nieuwe Testament staan. Detail is dat hij ze vanuit Babylon schreef, dat naast Atlantis ons hoofdonderwerp is (1 Petrus 5:13). Terwijl Paulus in Turkije kennis maakte met de afgoden van Atlantis, begaf Petrus zich in het hol van de leeuw. Wat deed hij daar trouwens? Ik heb geen idee. Wel is het opvallend waar hij vanuit Babylon over schreef: de Tartarus. We hadden het al eerder over de Afgrond gehad die in Judas 6 en 7 genoemd wordt. Deze afgrond is een gevangenis waarin de Zonen van God werden opgesloten die in Genesis 6 de aardse vrouwen verkrachtten. In 1 Petrus 3:19 lezen we dat Jezus na zijn opstanding naar de gevallen engelen in de Tartarus ging om aan hen de overwinning op de dood te verkondigen (Haring in Van Waarde, z.d.-a). Het is niet duidelijk of Jezus ook de bevrijding van deze griezels verkondigde. Voor de duidelijkheid: Jezus was drie dagen dood en in de Sheol. Na zijn dood was er zijn opstanding. Waarna hij eerst naar de gevangenen in de Tartarus ging. Sheol en Tartarus zijn dus twee verschillende zaken. Geen mens zou een afdaling in deze Tartarus overleven. Maar de opgestane Jezus wel. Deze wezens hadden in de dagen van Noach voor het laatst daglicht gezien. Wat mij betreft komt 1 Petrus 3:19 het dichtst bij de reis die Odysseus in Odyssee 11 naar de onderwereld maakte om er de profeet Teiresias te raadplegen (Crane & Tsagarakis in Louden, 2011, p. 197). De afdaling in de Tartarus doet me ook aan de Nachtreis van Mohammed denken die in Soera 17.1 vermeld wordt. In 2 Petrus 1:16 leerde Petrus ons dat we geen mythen zullen navolgen maar dat we het evangelie zullen verkondigen op basis van getuigen verklaringen. Atlantis en Troje waren zulke mythen. Was dit de reden waarom hij in Babylon was?
Petrus in Babylon
Ik noem nogmaals 1 Petrus 5:13. In deze passage lezen we een cryptische zin die bijna niet te vertalen is. Het gaat over de gemeente in Babylon. Petrus was dus in Babylon. Was hij letterlijk in Babylon of was hij in Rome? Velen meenden dat Petrus in Rome was omdat Marcus ook bij Paulus in Rome was (Kolossenzen 4:10). Volgens zeggen lag Babylon in de tijd van Petrus en Paulus in puin. Desalniettemin was er ten tijde van 1 Petrus 5:13 toch misschien een beginnende oecumene. Albert Barnes schreef dat als Petrus de naam Babylon voor de gemeente in Rome had gebruikt, dit geen compliment was geweest (Barnes, geciteerd in Swan, 2006, par. Albert Barnes). Volgens het Believer’s Bible Commentary is er geen spoor van bewijs dat Rome in de tijd van Petrus en Paulus al Babylon genoemd werd (Believer’s Bible Commentary, in Swan, 2006, par. Believer’s Bible Commentary). Dat Rome als Babylon voorgesteld werd, was een latere interpretatie. In een inscriptie uit 24-25 na Christus uit Palmyra werden de ‘kooplieden’ van Palmyra in Babylon genoemd (Inv. IX, II, in Boiy, 2004, p. 188). Flavius Josephus schreef in zijn boek De Oude Geschiedenis van de Joden, boek 15, hoofdstuk 2, dat er veel Joden in Babylon waren (Josephus, in Swan, 2006, par. Lorraine Boettner, tweede alinea). Ook Johannes Calvijn schreef in zijn commentaar op 1 Petrus, dat Petrus naar Babylon aan de Eufraat ging omdat er veel Joden woonden (Calvijn, geciteerd in Swan, 2006, par. John Calvin). Petrus was dus niet in Jeruzalem, Caïro of Rome maar in Babylon aan de Eufraat. In vers 18 verwees Petrus een laatste keer naar het visioen dat hij met Johannes en diens broer Jacobus op de berg Hermon had gezien. Het was de trailer van het aanstaande Koninkrijk. In 2 Petrus 2:4 noemde Petrus de Tartarus. Dit was blijkbaar hetzelfde oord als de Afgrond in Genesis 7:11; 8:2 en Judas 6. In Openbaring 9:11 wordt deze Afgrond ook weer genoemd in samenhang met een obscuur wezen dat Abaddon heet. Nogmaals lezen we in 2 Petrus 2:4 dat de Zonen van God uit Genesis 6 “boodschappers” genoemd worden. Ze worden in deze onderaardse gevangenis vastgehouden in afwachting van hun oordeel. De Tartarus is dus in tegenstelling tot de Sheol een werkelijke geografische locatie die diep onder onze voeten verborgen is. Deze locatie is erg belangrijk voor ons onderzoek. Ten eerste lijkt deze Tartarus als twee druppels op de Tartarus van de mythe waarin de Titanen gevangen zaten (Ilias 14.274, 15.225 in Bremmer, 2008, p. 79). Ten tweede doet de Tartarus aan de film War of the Worlds uit 2005 van Steven Spielberg denken. In de film kwamen de enge wezens uit de grond (War of the Worlds (2005), z.j.). Mijn suggestie is dat de mythische Sheol eigenlijk de Tartarus voorstelt, afhankelijk van hoe we er tegenaan kijken. Aan de ene kant wekt de mythe de indruk dat het leven na de dood in een gnostisch dodenrijk verder gaat. Tegelijk waren het de zielen van de Titanen die in deze gnostische Sheol verder leefden. Of we met een gnostische Sheol dan wel met de Tartarus te maken hebben, is afhankelijk van hoe we tegen deze zaak aankijken. Maar er valt iets voor te zeggen dat Atlantis meer met de Tartarus gemeen had dan met een gnostisch dodenrijk. Temeer omdat de Tartarus vol water zat (Genesis 7:11 en 8:2). Dit water komt uit de Tehom, de onderaardse oceaan. Het lijkt erop dat de Tehom en Tartarus dezelfde oorden zijn. In 2 Petrus 2:6-9 wordt een toespeling op Sodom en Gomorra gemaakt in relatie met de Eindtijd. De Nefilim zullen terugkeren en de armen, wezen en weduwen zullen nog steeds verdrukt worden.
Locatie
Waar is deze Tartarus precies? Volgens Dr. Ernest L. Martin bevindt deze zich tussen de woestijnplaats Beth Chaduda, en de Dode Zee (Martin & Sielaff, 2010, par. The Valley of Hinnom). Het was in Beth Chaduda waar Jezus in Mattheüs 4:3 door satan beproefd werd (Martin & Sielaff, 2010, par. The Valley of Hinnom). In dit verband wil ik het uiteendrijven van de continenten nogmaals noemen. Het was nogal vreemd dat de wereld van de voortijd door de Zondvloed zo opeens in een heleboel stukken uit elkaar viel. Blijkbaar waren er breuklijnen waarlangs dit gebeurde (Setterfield & Setterfield, 2009, p. 23). Of dit betekent dat de Tartarus wereldwijd onder de grond zit, weet ik niet. We weten weinig van deze Tartarus, behalve dat deze bestaat en een labyrintachtig complex, diep onder onze voeten is. Nu snappen we ook waar de angst voor de “kobolds” in de mijnen vandaan kwam.
Het boek Henoch
Er zijn ook overeenkomsten tussen de Bijbelse Tartarus en het gnostische boek Henoch. In Henoch 54:1 wordt een vallei met brandend vuur genoemd (Charles, 1917). De vallei lijkt op het Ben Hinnomdal waar in de nabije toekomst lijken van misdadigers verbrand worden. Maar de vallei heeft ook iets van de Tartarus. In Henoch 54:5 wordt de Afgrond genoemd en een wezen dat Azazel heet (Charles, 1917). Deze naam is uiteraard een imitatie van Azazel in Leviticus 16:8. In Henoch 67:4 wordt naar de gevallen engelen verwezen die in de diepte worden gesmeten (Charles, 1917). In Henoch 71:1 en 11 staat dat de geest van Henoch in de hemel was opgenomen (Charles, 1917). Dit tafereel lijkt op dat van Paulus die in 2 Korinthe 12:1-5 in de geest naar de derde hemel gevoerd werd. In Henoch 88:1-2 wordt de bodemloze put diep en donker genoemd (Charles, vert. 1917). In de passage worden ook ‘olifanten’ en ‘kamelen’ in de ‘afgrond’ genoemd. Waren dit de olifanten van Atlantis in Kritias 114-115 (Plato, Jowett, vert. 1892)? In Openbaring 9:1-2 lezen we ook over deze duistere afgrond waaruit water en rook opsteeg. We lezen hier niets over olifanten maar in Openbaring 18:12 wordt wel ivoor genoemd. Het Boek Henoch is dus een wirwar van imitaties van Bijbelse symbolen, te beginnen bij de naam van het boek. De Bijbelse profeet Henoch vond in elk geval de dood (Hebreeën 11:5). We mogen dit boek Henoch met een flinke korrel zout nemen. Het is niet voor niets een apocrief (buiten-Bijbels) boek. Henoch past in hetzelfde rijtje als het boek van Jubilee, Atlantis, de Ilias, Odyssee, het Evangelie van Thomas en niet te vergeten… het Boek van Mormon en… de Koran.
Episode 4
Jeruzalem en Rome
82
Gevangenschap in Jeruzalem en Caesarea
Paulus was in Jeruzalem voor de zoveelste keer gevangen gezet. Niet alleen vanwege het evangelie van genade dat hij er preekte. Maar hij was door een samenloop van omstandigheden in een “wirwar” terechtgekomen. De Romeinen zagen hem aanvankelijk voor een Egyptische rebel aan (Handelingen 21:38). Zag hij er Egyptisch uit dan? In werkelijkheid hield Paulus zich niet met deze zaken bezig. Maar het was een rare situatie waarin hij zat. Hij zat in een Romeinse cel in Jeruzalem omdat hij zijn reis naar Rome afgebroken had om de arme broeders in Jeruzalem te helpen. Later zou hij als een gevangene naar Rome gaan. Als we hier Atlantis voor Rome invullen, dan zien we een psychologische slingerbeweging van het aantrekken en afstoten van Paulus. Atlantis wilde hem in de bajes hebben en tegelijk was het juist Atlantis dat hem tegen de Joodse schriftgeleerden beschermde. Hun religieuze akkefietjes zouden de Romeinen een leverworst wezen. Zolang Paulus geen Egyptische rebel was, was hij wat de Romeinen betrof vrij om te gaan en te staan waar hij wilde. Maar de Joden bleven erop aandringen dat Paulus berecht werd.
Jezus op bajesbezoek
Paulus maakte in Jeruzalem kennis met een nieuwe generatie die het decor bepaalde. Zijn probleem was dubbel. Niet alleen was de oude kliek verdwenen maar ook kreeg het evangelie van de genade in Jeruzalem geen voet aan de grond. Niettemin zag Hij wel hoe Zijn gemeente elders in de wereld groeide. Alsof de situatie al niet ingewikkeld genoeg was, zagen de Romeinen hem voor een Egyptische rebel aan. In Handelingen 22:24 deden de Romeinen waar ze goed in waren: ze maakten aanstalten om Paulus te geselen, aangezien de Joden Hem per sé wilden laten veroordeelden. Voor de Joden was het een doorn in het oog dat Paulus een gratis evangelie preekte en dan ook nog aan de heidenen. Dat de heidenen via Israël deel kregen aan Gods reddingsplan was één ding. Maar volgens Paulus kregen de heidenen hun redding buiten Israël om. En dat kon echt niet. De Romeinen snapten niks van deze zaken en hadden nog steeds de politieke oproerkraaier in gedachten. En mensen geselen was hun hobby. Dit was een buitenkans om er flink op los te meppen. In Handelingen 22:25 zei Paulus dat hij een Romein was. Dit schrok de beul eindelijk af. De Romeinen snapten steeds minder van de hele zaak en brachten hem naar het Joodse Sanhedrin om te horen wat Paulus misdaan had. Was Jeruzalem al terug naar af; het Sanhedrin was helemaal terug naar af. De etterbak Kajafas was vervangen door een lul die Ananias heette. Paulus schold hem ten overstaan van het Sanhedrin de huid vol (Handelingen 23:3). Jezus noemde de Farizeeërs nog graven (Mattheüs 23:27). Paulus noemde hen een ‘wit gewassen muur’ (Handelingen 23:3 in Mitchell & Harness, 2008., NHEB, vert). Wellicht wilden deze farizeeërs zich in de ogen van het publiek wit wassen. Paulus was blijkbaar vergeten dat hij in zijn vorige leven ook een farizeeër geweest was. Onnodig om te zeggen hoe dit afliep. Hij werd in de bajes gekukeld. Een vrijzinnige, ruimdenkende, progressieve, intellectuele Humanist zou Paulus in zo’n geval proberen te sussen. Maar dan was er nog Jezus. We vergeten wel eens dat ondanks de veranderende omstandigheden in onze levens, God en Jezus er ook nog altijd zijn. Ondanks dat Paulus met een nieuwe generatie te maken kreeg, was Jezus er nog steeds. Hij verscheen in de bajes aan Paulus (Handelingen 23:11) en deed er nog een schep bovenop. Jezus gebood hem om ook in Rome over Hem te spreken. Dat was goed en slecht nieuws. Het goede nieuws was dat Paulus in elk geval één trouwe bondgenoot had en niet de minste; hij kreeg bevestigd dat hij goed bezig was. Het slechte nieuws was dat hij als een gevangene naar Rome zou gaan. Dit was vreemd nieuws van Jezus, nietwaar? Paulus wilde juist naar Rome. De enige reden waarom hij naar Jeruzalem was terug gekeerd, was om er geld te overhandigen aan de arme joden. En nu zou hij alsnog naar Rome gaan maar dan als een gevangene. Ja, beste lezer; Paulus wilde in Jeruzalem alleen maar geld overhandigen aan de arme broeders (en zusters?). En kijkt u eens in welke toestanden hij terechtkwam. En… Jezus noemde Rome, dat wil ik even benadrukken. Rome was niet alleen de stad van Keizer Nero maar in onze tijd ook van de filmster Sophia Loren. Ooit was de voorloper van de antichrist die Antiochus Epiphanes heette in Rome gevangen gezet (Sauer, 1940, p. 194). Deze Epiphanes wilde in Jeruzalem de Zeus verering doordrukken (Sauer, 1940, p. 194). En nu was het Paulus die in Rome gevangenschap te wachten stond. Rome was de laatste halte waar de geest van Atlantis nog rondwaarde. Uitgerekend hier eindigde de Bijbel met Paulus in gevangenschap. Jezus was erop gebrand dat deze missie doorging. We zien hier Jezus als een politicus aan het werk. Hij stond al boven het aardse gedrang en bepaalde de verdere gang van zaken. Hoe anders was Zijn opdracht aan Paulus in vergelijking met Zijn eigen tijd toen Hij op aarde was. Het is een wonder dat Jezus Tarsis of Oppidum Batavorum – Nijmegen niet noemde. Het had er alle schijn van dat Jezus naar het noordwesten wilde doorstoten.
Jeruzalem en Rome
Jeruzalem en Rome waren volgens Friedrich Nietzsche de twee polen van de wereldstrijd (Nietzsche in De Graaff, 1993, p. 67). Paulus werd van het kastje naar de muur gestuurd. Zo gevoelig lag de verstandhouding tussen Rome en Jeruzalem dat Paulus een speelbal van beide werd. Nergens wordt de spanning tussen Rome en Jeruzalem beter verwoord dan in Handelingen 19:21. Hoite Slagter schreef, ‘Jeruzalem … en Rome!’ (Slagter, 2015, p. 149). Voor Rome kunnen we hier Atlantis invullen. In Handelingen 25 hadden de Joden hem weer in de handen van de autoriteiten gedreven. Festus wilde Paulus aanvankelijk terugsturen naar Jeruzalem. Paulus beriep zich op de keizer (Handelingen 25:10). Dit was Nero, waarmee Paulus het zichzelf niet gemakkelijk maakte. Hierop besloot Festus om Paulus naar Rome te sturen (Handelingen 25:12). Voor een ‘second opinion’ stuurde Festus, Paulus eerst nog naar koning Agrippa die toevallig in de buurt was (Slagter, 2015, p. 231). We lezen hierover in Handelingen 25:13-14. Bij Festus was er één zin blijven hangen over ‘een zekere Jezus’ (Handelingen 25:19 in Slagter, 2015, p. 231).
Atlantische intriges
In 2 Korinthe 11:25 was Paulus over Atlantis gezwommen. Atlantis was zelf in de Sheol afgedaald maar Paulus was aan het einde van zijn missie als een boemerang naar Jeruzalem terug gekeerd. In Jeruzalem kreeg Paulus allerlei intriges voor de kiezen. De Joden zagen hem voor een valse broeder aan terwijl de Romeinen hem aanvankelijk voor een rebel aanzagen. En hij was een Romeinse Jood. Op een bepaalde manier was hijzelf een Atlantiër die het nieuwe evangelie naar Atlantis zou brengen. Tegelijk was hij ook een Jood. Atlantis wist niet wat het met deze ongrijpbare indringer aanmoest en dook liever kopje onder. Atlantis dook onder water om zich voor God te verschuilen. Net zoals Adam en Eva zich ooit voor God verstopt hadden. Als klap op de vuurpijl had Paulus ook nog een woelig verleden in Jeruzalem. Hij had er ooit de revolte tegen Stefanus geleid. Het was alsof Atlantis in het hart van Jeruzalem zat te stoken terwijl Jeruzalem terug stookte. We zullen ook niet vergeten dat Paulus met een flinke buit vol met Atlantische dollars in Jeruzalem aankwam. Zowel de Romeinen als de Joden zaten wellicht op dit geld te azen. Atlantis bracht hier geld naar Jeruzalem dat ook al niet wist wat ze met Paulus aanmoest. Ook de lezer kan er geen touw aan vastknopen. Aan de ene kant was het de Romeinse geest van Atlantis die Paulus tegen de Joden beschermde en hem vrij wilde laten. Tegelijk was het de religieuze geest van Atlantis die in de Joodse priesters en schriftgeleerden zat en Paulus aanklaagde. En de geest van Mammon speelde mee in het gewoel omdat Paulus een buidel geld op zak had. Atlantis trok en duwde tegelijk aan Paulus. Paulus kwam in een onmogelijke spagaat terecht. Hij werd vrijgelaten en tegelijk gevangen genomen. Ook later in Rome was hij een gevangene terwijl hij vrij het evangelie kon blijven verkondigen. Atlantis was de kluts kwijt. En Paulus had die kluts zorgvuldig bewaard. De kluts heette “genade”.
83
De Reis naar Rome
In Handelingen 27 lezen we over de reis van Paulus naar Rome. Deze reis was niet zomaar een reis maar een climax na de ingewikkelde intriges die er in Jeruzalem aan vooraf waren gegaan. Paulus had tussendoor ook nog twee jaar in de bajes in Caesarea gezeten. Net als Jozef die ooit twee jaar in de gevangenis Sar in Egypte zat. Deze twee jaar waren een type van de afgelopen tweeduizend jaar waarin de opgestane Christus in het verborgene werkte. We zullen zien dat Paulus nog meer vuurwerk voor zijn kiezen kreeg. Hij ging niet voor niets in de richting van Atlantis. Paulus had deze reis al eerder willen maken en nu werd hij als een gevangene afgevoerd. Atlantis was in paniek. Paulus kon op deze reis van alles verwachten: van Scylla en Charybdis die hem met huid en haar opvraten tot en met de sirenen die hem het hoofd op hol brachten, tot en met de rovers die de gouden vullingen uit zijn kiezen roofden. Het was opnieuw een rare situatie. Paulus had het geld al in Jeruzalem afgeleverd. In zijn tijd ging het reizen per schip anders. Er waren geen vaste charterlijnen op Rome. Reizigers moesten met de schepen meeliften die toevallig op een bepaalde bestemming voeren. Natuurlijk moest er voor de reis betaald worden. Op deze manier reisde Paulus naar Rome. Hij kreeg een begeleider mee die Julius Priscus heette. Van Jeruzalem reisde hij over land naar de haven van Caesarea. Van hieruit ging er een schip naar Sidon (Libanon). In Sidon ging hij aan wal om er vrienden van de gemeente te ontmoeten. We lezen in Handelingen 27:3 dat zijn lijfwacht het hem toestond om van boord te gaan. Dit was goed nieuws. De ultieme Atlantis stad die de godin Astarte vereerde (1 Koningen 11:5) was nu de nieuwe thuishaven van een prille christen gemeente. De volgende halte was de stad Myra in zuidwest Turkije. Hier komt Sinterklaas vandaan en het zou zomaar kunnen dat Paulus er wat in zijn schoentje kreeg. In Myra stapten ze over op een schip uit Alexandrië dat uit de koers was geraakt en op weg was naar Rome. Uiteraard ging de lijfwacht mee, en iemand die Aristarchus heette. In Myra zijn de bekende grotwoningen. De bevolking geloofde dat je bovenin deze woningen eerder door de sirenen mee werd genomen ‘naar het hiernamaals’ (Van den Berg, z.j.-h, par. Met handen gemaakt). Het was ook Odysseus die deze wezens tegenkwam. Odysseus bond zichzelf vast aan de mast om zich tegen het gezang van de sirenen te beschermen (Butler, 1900, Odyssee 12). Hoe hij zichzelf vast bond en zich ook weer losmaakte, weten we niet. Het is in elk geval tekenend dat Paulus in Myra op een schip uit Alexandrië overstapte dat op zee in de problemen kwam. Eerst kwam het schip niet vooruit. Daarna raakte het uit de koers en vervolgens leed het schipbreuk. Deze schipbreuk vond plaats bij Kreta en wel bij een plaats die ‘Goede Havens’ heette (Handelingen 27:8, Mitchell & Harness, 2008, NHEB vert.). Paulus had blijkbaar genoeg verstand van scheepvaart om zich met de koers van het schip te bemoeien. Hij zei dat de combinatie van de zware vracht aan boord en de verkeerde windrichting een gevaar vormde om verder te reizen. Wat bijzonder dat de hoofdrolspelers in het Nieuwe Testament zoveel kennis van zaken hadden. Maar zijn begeleider en de kapitein dachten er anders over. Ze wilden doorvaren. Men wilde verder reizen naar Feniks, een stad die ook op Kreta lag om er te overwinteren. Toen gebeurde het waar Paulus voor gewaarschuwd had: er kwam een orkaan (Handelingen 27:14). Het schip kwam bij een klein eiland onder Kreta terecht dat Cauda heette (thans Gavdos). Ze waren nu bang dat het schip, of in het drijfzand bij Cauda vast zou lopen, of dat het naar de kust van Noord-Afrika zou koersen. De volgende dag werd er allerlei troep overboord gegooid om het schip lichter te maken. Maar de situatie werd er alleen maar erger op. Het werd bewolkt zodat het schip niet op de sterren kon varen en overdag was er geen zon te zien. En de storm hield aan. Dan kun je beter veilig thuis in je bedje liggen. En het was nog erger: want ook het voedsel raakte op. Ik zou in zo’n situatie huilebalken en klagen. Maar Paulus niet.
Engel van de Heer aan boord
Paulus kon beter zijn mond houden maar hij deed alweer het tegenovergestelde. Hij stond op en sprak de bemanning toe. Zijn sociale vaardigheden waren niet helemaal up to date. Maar een engel van de Heer was aan hem verschenen aan boord van het schip om een profetie aan hem te openbaren. Kunt u het zich voorstellen? Was de engel naar het schip gezwommen of had hij zich aan boord verstopt? Of… was hij “opeens” aan boord van het schip? De engel zei tegen Paulus dat niemand aan boord van het schip verloren zou gaan (Handelingen 27:24). Paulus herhaalde dit tegen de bemanning die bang werd van dit geklets over engelen. De engel had ook gezegd dat Paulus in Rome voor de keizer zou worden gedaagd. Hij zou de reis dus voltooien. God was er nogal op gebrand dat Paulus in Rome aan zou komen, valt het u ook op? De engel van God zei niet: “nou, als Rome niet lukt, dan is Sicilië ook goed, of anders Kreta of Athene”. Paulus was duidelijk niet op vakantie. Anders had hij zijn missie wel gewijzigd en was hij elders aan wal gegaan. Het was duidelijk dat God hem in Rome wilde hebben. Net als toen God Abraham ooit een zoon en een talrijk nageslacht beloofde stond het lot van de bemanning van het schip vast. Niemand zou zelfmoord plegen of verongelukken, ondanks de woeste zee en de honger. Het thema van de vrije wil had hiermee sowieso afgedaan. Wat voor rare situatie was dit? Paulus had zijn eigen opdracht van God gekregen om in Rome te getuigen. Onderweg zou hij echter schipbreuk lijden. Het schip begon zo vast te lopen dat al het graan dat aan boord was overboord werd gegooid (Handelingen 27:38). Wat hadden de andere opvarenden met de opdracht van Paulus te maken? Niets. Ook zij waren gevangenen. Paulus was samen met “tuig” aan boord. God had dit schorem kunnen laten omkomen in de golven zoals Atlantis omkwam in de golven. Maar God maakte juist dit schorem onderdeel van zijn wonderlijke redding. Zo werd ook de Romeinse soldaat die Paulus begeleidde door God gered. Want de situatie voor de bemanning zag er slecht uit toen het schip vastliep. Desalniettemin werd iedereen gered. Het gajes dat aan boord was, maakte opeens deel uit van een Goddelijke redding die strikt genomen alleen voor Paulus bedoeld was. Het schip zelf symboliseerde Israël dat op de klippen liep. Maar het evangelie van Paulus werd gered, net als de bemanning. Een andere mededeling van de engel was dat het schip niettemin ergens bij een eiland zou stranden. Aangezien er nogal wat eilanden op de route lagen, was het niet duidelijk welk eiland de engel had bedoeld. We weten weinig van engelen. En kon deze engel het schip niet gewoon uit de storm redden? Het antwoord was “ja”! Maar God wilde dat de bemanning eerst nog wat avontuur beleefde. Veel mensen vinden de Bijbel saai. Dan zegt God: oh ja?? Deze engel provoceerde Atlantis door zomaar in een schip op te duiken. In de volgende verzen van Handelingen 27 lezen we over de praktische rituelen die bij scheepvaart horen. Dat deze details terechtkwamen in de Bijbel, is te danken aan Lucas. Nu de bemanning veertien dagen niet gegeten had, deed Paulus weer een wonder. Hij brak brood en dankte zijn Vader in de hemel ervoor. Toen verdeelde hij het brood onder de bemanning die ervan verzadigd raakte (27:33-38). Om het nog gekker te maken, werd al het graan in het schip in zee gekieperd opdat het schip lichter zou worden. Dagon, de afgod van Atlantis was een graangod. Het graan werd bovendien in Dagons ultieme domein, de zee gegooid. Het gebeurde op een ultiem moment, namelijk voordat Paulus en de bemanning, onderweg naar Rome, opnieuw schipbreuk zouden lijden. Het was alsof Atlantis net als de engel aan boord meeliftte met de avonturen van Paulus. Bijzonder ook hoe de Romeinen van al deze goddelijke zaken getuige waren.
Schipbreuk
In Handelingen 27:39-41 kwam het schip van Paulus bij een eiland terecht waar ze in een kanaal klem kwamen te zitten. Het lijkt erop dat dit eiland Malta was. In dat geval waren ze al een stuk dichterbij Italië terechtgekomen. In de laatste verzen krijgen we nog wat spektakel te zien. De soldaten wilden de gevangenen doden omdat ze bang waren dat ze anders zouden vluchten. (Maar waarheen?) Maar de lijfwacht van Paulus hield hen tegen. We zien twee verschillende kliekjes aan boord van het schip die op elkaar reageerden. De soldaten aan boord van het schip hadden hun eigen taak. De lijfwacht van Paulus stond hier buiten. Toch interrumpeerde hij hen om hen op andere gedachten te brengen. Deze lijfwacht die Julius Priscus heette, wilde dat iedereen die kon zwemmen naar de kust zwom. Kunt u het zich voorstellen? Hij gaf hiertoe zelfs het bevel waarmee hij de soldaten aan boord het zwijgen oplegde. Blijkbaar had Julius Priscus een hoge rang. Net als de soldaten was ook hij een Romein. Overigens, ook net als Paulus. En zwemmen was al een bekend fenomeen. Mogelijk had het geklets van Paulus over een engel ook indruk op de bemanning gemaakt. Het kan zijn dat de Romeinen een tikje bang voor Paulus waren. In vers 44 staat dat sommige passagiers op planken of andere zaken van het schip naar de kust spartelden. Het leek de ramp met de Titanic wel. Het zijn zeer herkenbare taferelen die in het boek van de mensheid staan opgetekend. We missen deze details in de Atlantis mythe. Paulus en de rest van de bemanning zwommen filosofisch gezien over Atlantis. We vragen ons af hoe Paulus het nog voor elkaar kreeg om de manuscripten bijeen te houden en alles gedetailleerd op te schrijven? Maar hij had een team van schrijvers om zich heen verzameld dat de voortgang garandeerde. Hij had een organisatie achter zich (Koester in Stark, 2007, p. 130). Elk project begint met een goede organisatie (zo ook mijn boek) en Paulus had dit wellicht goed geregeld. Hij had van tevoren ingecalculeerd welke gevaren hij kon tegenkomen. Deze gevaren moest hij ondervangen door helpers aan te wijzen op wie hij kon bouwen. Nu had de engel gezegd dat de hele bemanning de schipbreuk zou overleven. De soldaten hadden hen willen doden. De lijfwacht van Paulus had dit voorkomen. In feite had hij de profetie van Paulus in vervulling laten gaan. Het eiland waarop iedereen aanspoelde was Malta. Uit Handelingen 28:2 blijkt dat er meer Robinson Crusoës op het eiland woonden. Ze werden barbaren genoemd omdat ze geen Grieks spraken. Maar gelukkig waren het wel aardige barbaren die een houtvuur stookten voor de drenkelingen. In vers 2 werden ook de kou en een aanstaande regenbui genoemd. Vers 3 is ook een bijzondere vers. De meeste gelovigen noemen de gifslang die in het hout zat. Thans zijn er geen giftige slangen meer op Malta maar in het verleden waren ze er misschien wel. Wat ik op dit moment wil benadrukken is de actieve rol van Paulus. Hij had al een flink avontuur achter de rug. En hij wist ook wat hem in Rome nog te wachten stond. Niettemin hielp hij de lokale bevolking met het verzamelen van hout voor het vuur. Hij was dus iemand met een actieve geest die initiatief nam om de groep waar hij deel van uitmaakte te ondersteunen. Veel mensen nemen in een groep een passieve houding aan en laten anderen het voortouw nemen. Hier is op zich niets op tegen maar Paulus was iemand die het werk “zag”. Hij deed ook geen moeite om te vluchten, wat Humanisten in zijn geval zouden proberen. Mensen die de Bijbel zomaar afdoen als een boek vol kletsverhalen kunnen een voorbeeld aan Paulus nemen. Ik zou in zijn situatie klappertanden, klagen, huilebalken, mopperen, zeiken en zeuren. Maar Paulus was nog niet aangespoeld of hij ging aan het werk. Mensen die kritiek op de Bijbel hebben mogen hier wel eens bij stilstaan. Paulus “zag het werk” en hij zag ook de nood van anderen, veel beter dan de meesten van ons “het werk zien”. De meeste religieuzen zijn vooral met zichzelf bezig. Maar Paulus had duidelijk een taak van God te volbrengen waarbij hij oog voor de medemens had. Hij was geen goedgelovig kereltje dat zich met kletspraat in liet. Maar er zijn ook mensen die te ijverig zijn. Paulus was er één van. Hij had niet op de gifslang gelet die in het gesprokkelde hout zat. Mogelijk was hij slechtziend. Kunt u het zich voorstellen? Even tevoren spartelde hij nog in zee en nu sprokkelde hij hout. Dit rotbeest beet hem in de hand, wat tot zijn dood had kunnen leiden. Maar wat hem een verblijf in de bajes van Rome had kunnen besparen. Paulus had onnoemelijk veel meegemaakt en nu zou deze verre nazaat van het rotbeest in Genesis 3, Paulus alsnog vellen. Jezus had gezegd dat Paulus in Rome aan zou komen. Zou zo’n slang het plan dan dwarsbomen? Nee toch? Het leek een Deja Vû met Genesis 3 hoe het noodlot hier zomaar toesloeg. De barbaren die geen Grieks spraken mompelden dat Paulus nu wel snel het lootje zou leggen. Maar er gebeurde niets. Al die tijd had de geest van God hem voor het gif van de slang behoed. Als Paulus zoals ik, op zijn luie reet was blijven zitten en was blijven klagen van “oeh en ah, ik heb het koud en ik voel me niet lekker en mijn duim doet zeer en ik ben helemaal nat”, en “porno is slecht voor de hersenen” dan was hij vast niet door een slang gebeten. Misschien wel door zijn medereizigers maar niet door dat rotbeest. De slang doet ons natuurlijk aan het meisje in Handelingen 16:16 denken dat de pythongeest in zich had. Deze boze geest werd door Paulus uit haar gedreven. Deze slang die een symbool van Poseidon was, had geen vat op Paulus. Atlantis was in zee gezonken, maar Paulus niet. Met als gevolg dat de barbaren opnieuw dachten dat Paulus een God was. Barbaren of niet; een lap grond in de buurt was van de voornaamste barbaar van het eiland die Publius heette. Hij was ziek en Paulus genas hem waardoor zowel de bevolking als de bemanning met de God van Hemel en Aarde kennismaakte. Paulus zei niet, “beste barbaren, als jullie porno kijken dan gaan jullie naar de hel!” Nee, hij bracht het evangelie van de opstanding aan deze gastvrije barbaren. De bemanning van het schip bleef drie maanden op het eiland en Paulus genas steeds meer mensen. Dankzij de schipbreuk werd het evangelie ook naar de barbaren van Malta gebracht die nog steeds geen Grieks spraken maar wel het evangelie leerden kennen. Voor de andere bemanningsleden was deze onverwachte vakantie helaas niet meer dan een uitstel van executie. Op de valreep komen we toch nog wat over Atlantis te weten. Charybdis had geen grip op Paulus. Dit werd duidelijk op een klein eiland dat symbolisch met Atlantis kon worden vergeleken. De schipbreuk bij het eiland had geen Odysseus opgeleverd die op het strand was geworpen maar de Romein Paulus die het evangelie naar de natiën bracht. Hij werd niet afgeleid door Sirenen of vergiftigd door een slang of ontvoerd door Kalypso. Zoals de reizigers van Plato, Atlantis als een doorreishaven gebruikten, zo gebruikte Paulus, Malta om naar Rome te reizen. Koning Atlas verdronk in het water terwijl deze serpent in het vuur omkwam.
Dioskuren
Onvermijdelijk kwam het afscheid. Paulus en de crew voeren op een nieuw schip verder naar Rome. Dit schip heette Dioskuren (Handelingen 28:11). Dioskuren heeft niets met antibiotica te maken. Deze naam was de bijnaam voor Castor en Pollux, alias de Romeinse Zuilen van Hercules. Ze waren de beschermers van de zeelieden (Woodrow, 1981, p. 32). Ze doken op in de mythe van de Argonauten. Deze Argonauten werden weer in de Odyssee genoemd (Butler, 1900, Odyssee 12). Atlantis kwam in het laatste hoofdstuk van de Bijbel steeds nadrukkelijker uit de verf. Volgens de Joodse traditie had Rome alle trekken van Ezau (De Graaff, 1993, p. 30). En Ezau had weer met Edom en de berg Seïr te maken. Zo kunnen we Edom ook aan Atlantis koppelen. De spreuk, “Wachter, wat is er van de nacht” was ook aan Atlantis gericht. In Psalm 14:1 werd de ‘dwaas’ genoemd (De Graaff, 1993, p. 31). Deze dwaas was Ezau maar ook Rome en dus ook Atlantis dat ruzie met de hele wereld maakte maar tegen het kleine Athene verloor. Volgens de mythe bouwden de nazaten van de Dioskuren ‘schepen’ en vervolgens een ‘tempel’ op de ‘Berg Casius’ de berg Tzafon (Rawlinson, 1896, p. 343). Zee en berg werden in de mythe tegenover elkaar gezet. Iets vergelijkbaars lezen we in Amos 9:3.
84
Paulus in Rome
We zijn in Italië aangekomen. In de naam Italië lezen we ook de letters “tal” van Atlas. Het evangelie dat uiteindelijk naar de natiën gebracht moest worden, bereikte na veel hindernissen metaforisch Atlantis. Rome was vanwege de Dioskuren – Castor en Pollux – een erfgenaam van Atlantis. Rome lag aan zee en Bijbels gezien middenin zee. Met Jupiter, Saturnus en Isis die in Rome aanbeden werden, had Rome de geest van Atlantis. Volgens Stuart Allen, was Paulus’ missie naar Rome onderdeel van een grotere reis die hij wilde maken, richting Spanje (Allen, 2001-b, p. 58). Goed dan, Paulus kwam in Italië aan en onderweg naar Rome kwamen zijn broeders hem tegemoet. Zonder email of mobiele telefoon wisten ze dat hij eraan kwam. Blijkbaar was er weer een Joodse gemeente in Rome nadat de Joden in Handelingen 18:2 uit de stad verdreven waren. Volgens Sir William Ramsay (in HDB extra Volume, pp. 396, 397) werd er in die dagen best veel gereisd, zeker ook door christenen (Ramsay geciteerd in Harrison, 1995, p. 162). Paulus ging eerst naar twee pleisterplaatsen die vlak onder Rome lagen: Apii Forum en Tres Tabernae (Handelingen 28:15). Het waren herbergen waar gespuis rond hing. In die herbergen werd vooral wijn gedronken. Paulus zal een flink glas wijn gedronken hebben na alle toestanden die hij achter de rug had. Herbergen en kroegen zijn belangrijke “spots” in Gods plan. Vervolgens kwam hij in Rome aan waar hij de gelovige joden bijeen riep. U ziet het: ook zonder email of mobiele telefonie kon het evangelie zich snel verspreiden. Paulus had veel bewegingsvrijheid. Zijn enige restrictie was dat de lijfwacht bij hem bleef (Handelingen 28:16). We weten niet wat hij van Paulus’ geklets over Jezus vond. Waarschijnlijk vatte hij zijn taak puur zakelijk op en liet hij Paulus zijn gang gaan zolang hij het gevoel had dat de laatste niet zou vluchten. En Lucas was nog steeds bij hem. Hij zou alles opschrijven. In Handelingen 28:23 staat dat Paulus opnieuw in een gastenverblijf verbleef van waaruit hij ook zijn zendingswerk voortzette. We weten niet of hij de vrijheid nam om als een toerist Rome te gaan bezichtigen? In elk geval: Paulus was in Rome en het evangelie was nu echt in Europa. De Romeinse afgod Neptunus was de variant van Poseidon. Neptunus kreeg met de komst van Paulus concurrentie van de God van Hemel en Aarde. Deze God was de Echtetunus.
Het evangelie naar de heidenen
Er is een voortdurende controverse over de vraag wanneer het evangelie van de genade en de opstanding naar de heidenen ging. Sommigen menen dat dit pas in de laatste verzen van Handelingen 28 gebeurde. Maar Paulus liet vanaf het begin weten dat zijn evangelie anders was dan wat de kliek rond Petrus in Jeruzalem verkondigde. Het antwoord is dat Paulus het evangelie van de opstanding vanaf het begin van zijn bediening preekte. Desalniettemin schreef hij zijn laatste brieven vanuit de gevangenis in Rome. Deze gevangenis leek op de grot van Kalypso op het eiland Ogygia. En Lucas was altijd bij hem in de buurt (2 Timotheüs 4:11). Mogelijk had Lucas toegang tot de gevangenis waarin Paulus verbleef. Paulus had er alle vertrouwen in dat zijn schrijfsels de buitenwereld zouden bereiken. Inderdaad liggen ze nu in de meeste hotelkamers in het Westen. Filosofisch gezien schreef Paulus vanaf Atlantis en had hij op een bepaalde manier de plaats van koning Atlas ingenomen. Waar Atlas met de heidenwereld ruzie maakte, probeerde Paulus deze te redden. Hij stuurde geen oorlogsvloot op de heidenen af maar schreef hen brieven. Paulus corrigeerde wat Plato verzuimd had.
Vervullingen van Jesaja
In Handelingen 28:25 citeerde hij ten overstaan van de joden de profeet Jesaja. Jesaja had gezegd: dit volk zal horen maar niet begrijpen en kijken maar niet waarnemen. De profetie was nu driemaal in vervulling gegaan: in Jesaja 6:9-10; Mattheüs 13:14-15 en in Handelingen 28:25 (Slagter, 2015, p. 236). In Romeinen 11:26 lezen we ook weer hoe de joden zich van het evangelie van de genade afkeerden. Vanaf nu behoorden ze zelf tot de heidenen.
Huurwoning
In Handelingen 28:30 werd de huurwoning van Paulus genoemd. Blijkbaar werd hij af en toe vrijgelaten, waarna hij tegen iedereen tekeer ging en steeds weer in de bajes gegooid werd. Uiteindelijk was hij in Rome in afwachting van zijn veroordeling. Hoe kreeg Paulus het voor elkaar om in gevangenschap geld bij elkaar te scharrelen voor een huurwoning? Ik denk dat hij giften kreeg. Dat er op de valreep een huurwoning in het boek van God genoemd wordt, is bijzonder. In onze tijd zijn er steeds meer mensen die de huren niet meer kunnen betalen. Misschien noemde Paulus de huurwoning met een verwijzing naar de Eindtijd als er steeds minder sociale woningbouw is.
Reiziger
Paulus was een echte globetrotter. God wil graag dat we reizen. Jezus zelf was hier een uitzondering op. Zijn enige uitstapje was naar Tyrus in Libanon, maar verder bleef Hij in de buurt. Paulus niet. Hij reisde in totaal ‘25000 kilometer’ (Sauer, 1940, p. 203).
Petrus in Rome?
Paulus en niet Petrus was de apostel van de heidenen (Romeinen 11:13 in Woodrow, 1981, p. 77). De bediening van Petrus was voor de Joden (Galaten 2:7-9 in Woodrow, 1981, p., 77). Er is geen aanwijzing voor het feit dat Petrus ooit in Rome was, laat staan dat hij er de eerste Paus was. Waarschijnlijk was het de tovenaar Simon Petrus uit Samaria (Handelingen 8:9) die naar Rome trok om er een cult te beginnen (The Catholic Encyclopedia, Vol 7 in Woodrow, 1981, p. 81-82). Uit Kolossenzen 4:10 kunnen we opmaken dat Markus ook in Rome was. Dan was het Friedrich Nietzsche die de strijd tussen Juda en Rome de ultieme strijd in de geschiedenis noemde (Nietzsche in De Graaff, 1993, p. 67). Voor Rome kunnen we dan Atlantis invullen. Israëls geheime wapen was hierbij ‘Jezus’ (Nietzsche in De Graaff, 1993, p. 69). Het wapen van Atlantis was Atlas of wellicht Athena. Paulus had Jezus naar Atlantis gebracht.
Afrekening met de gnostiek
In de laatste periode van Handelingen schreef Paulus ook de Kolossenzenbrief. Hierin rekende hij af met de gnostiek. De Kolossenzenbrief is één lange waarschuwing tegen het opdoen van kennis die ‘buiten de Gods-openbaring om gaat’ (Slagter & Slagter, 2004, p. 83). Ik denk hierbij vooral aan de filosofie.
Scythen
In Kolossenzen 3:11 wordt de Scyth genoemd. Mogelijk waren zij net als de Picten de voorgangers van de Schotten?
Brief aan de Efeziërs
Paulus schreef in Rome ook de brief aan de Efeziërs. In Efeziërs 1:20, 21 lezen we over de machten, krachten en autoriteiten ten midden van de hemelwezens. Er zijn niet alleen buitenaardsen in de hemelen maar ze hebben ook verschillende rangen en standen. In Efeziërs 2:6 en 3:10 staat dat de gemeente van Christus NU al in geestelijk opzicht tussen de hemelse wezens opereert. Voor het eerst werd hier kenbaar gemaakt dat een groep gelovigen de aarde verlaat en in de hemel aan het werk gaat. Sinds Genesis 6 en Job 1 en 2 hoorden we niet zoveel meet over de hemel. In het boek Daniël kwamen we nog wat hemelse prinsen tegen en dat was het. Ter vergelijking: Israël gaat op aarde verder. De aarde was in Genesis 12 aan Abram en zijn nakomelingen beloofd. Dit is wel een groot verschil. Onze bestemming is in de hemel, die van Israël is op aarde. De hemelse machten observeren ons en dan vooral de gelovigen. Door ons leren ze Christus kennen. Wij zien hun niet maar andersom zien ze ons wel. Blijkbaar hebben ze andere zintuigen waarmee ze ons kunnen zien. In Filippenzen 2:10 worden deze hemelse wezens ook weer genoemd evenals onderaardse wezens. Ja, er is leven in het heelal (1 Korinthe 15:40). Maar ook onder onze voeten broeit het. In Efeziërs 2:11-22 lezen we over het wegvallen van de barrière tussen Joden en heidenen. Tot nog toe was aan Abraham beloofd dat alle volken gered zouden worden, door Israël. Volgens Efeziërs konden de heidenen nu los van Israël gered worden. Slechts het evangelie neemt muren tussen mensen weg. Het anarchisme predikt zoiets al heel lang maar zonder het evangelie kan het anarchisme geen enkele muur wegnemen. In Efeze 2:20-22 lezen we over de vervulling van de opdracht in 2 Samuël 7 van God aan David om een huis voor YHWH te bouwen. Wat ooit met de tabernakel van Mozes begonnen was en gecondenseerd was in de tempel van koning Salomo, werd nu vervuld in het levende Lichaam van Christus dat de ecclesia is. Paulus voegde hier nog iets aan toe: we vechten niet tegen mensen van vlees en bloed maar tegen hemelse machten die geleid worden door satan. Dit is voor menigeen een verrassing: we vechten niet tegen mensen maar tegen boze geesten die de mensen beïnvloeden (Efeziërs 6:12, 2 Korinthe 10:3-4). De pythongeest die we in Handelingen 16:16 tegenkwamen was zo’n onzichtbare hemelse macht. Of deze geesten tevens de gevallen engelen van Genesis 6 zijn, is me op dit moment niet duidelijk. (Maar waarom niet?). Deze demonische machten hebben een hemelse prins van de duisternis die ook de autoriteit van de lucht genoemd wordt (Efeziërs 2:2). Welke lucht wordt er hier bedoeld? In de eerste plaats de lucht tussen de aarde en de bovenste atmosfeer. Dit is de lucht waarin de vogels vliegen. In de hogere lagen vliegen ook de vliegtuigen en nog hoger zweven de weerballonnen. Deze autoriteit van de lucht is uiteraard satan, alias de serpent in Genesis 3:1. Met “lucht” wordt waarschijnlijk niet het heelal bedoeld, al twijfel ik er niet aan dat satan ook hier zijn sporen achterliet. De lucht boven onze hoofden is dus het ultieme domein van satan. Veel mensen hebben vliegangst. Deze angst is niet helemaal uit de “lucht” gegrepen. Vliegtuigen betreden het ultieme domein van satan en zijn, kwetsbaar als ze zijn, overgeleverd aan de grillen van satan. Misschien heeft hoogtevrees ook een klein beetje met dit verschijnsel te maken? Zelfs als we op een trap staan om de dakgoot schoon te maken zijn we in de lucht. Niet voor niets wordt deze overste van de lucht de heer van de vliegen genoemd. Nu zijn vliegen wel iets anders dan vliegtuigen maar de overeenkomst tussen hen is dat ze beide kunnen vliegen (Lucas 11:15; Mattheüs 9:34; 12:24; Markus 3:22-26).
Filippenzen: Mopperen
Volgens Filippenzen 2:14 mogen we niet “mopperen”. In Exodus 15:24 en 16:3 lezen we over het volk dat uitgedroogd in de woestijn tegen Mozes in opstand kwam. U en ik zouden ook klagen. Waarschijnlijk ging hun mopperen over in opstandigheid. In Handelingen 6:1 klaagden de Grieken dat de Joden werden voorgetrokken bij het uitdelen van de maaltijden. We weten niet of dit terecht was. Misschien dachten ze dat ze werden achtergesteld en speelde afgunst een rol bij hun gemopper. Hun geklaag scoorde wel effect en eindigde in het maken van onderlinge afspraken over het voorbereiden van de maaltijden. Er werd een team van koks aangesteld waaronder Stefanus die later gestenigd werd. Met de steniging van hem werd de periode van de zeventig jaarweken vanaf het decreet van Cyrus afgesloten. Het is werkelijk niet te geloven hoe God hier een stel Griekse klagers gebruikte om de vervulling in gang te zetten waarmee de genoemde periode van zeventig jaarweken werd afgesloten. Ik kan op dit moment niet zeggen of de Grieken in Handelingen 6:1 ondanks hun misschien terechte geklaag ook zondigden. Tenslotte: voor veel mensen was het Kruis van Golgotha misschien te afgrijselijk en een brug te ver. De God die in Exodus 15:24 en 16:3 van zich liet horen maakte ons één ding duidelijk: we hebben niet te maken met een papieren God maar met een levende God Die het menens is.
Titus en Kroatië
Ergens aan het einde van de Handelingenperiode schreef Paulus zijn brief aan Titus. In 2 Timotheüs 4:10 dat na de brief aan Titus geschreven was lezen we dat Titus in Dalmatië was. Dit is thans Kroatië. Titus was in Solona dat vlakbij Split lag. Split is thans de tweede stad in Kroatië. Split ligt niet ver van vakantieoord Dubrovnik en ook niet ver van Srebrenica waar in de jaren negentig Dutchbat gelegerd was. Veel landgenoten kennen dit gebied van hetzij de Balkanoorlog uit de jaren negentig of als een vakantieland. We kunnen het haast niet geloven dat hier in de jaren negentig de tanks door de straten rolden. Net zomin kunnen we het geloven dat Titus hier was. Als de hele Schrift door Jezus geïnspireerd (of geëxpireerd) was dan noemde de opgestane Jezus in 2 Timotheüs 4:10, Dalmatië, wat wij thans Kroatië noemen. Dus hoezo is de Bijbel een achterhaald en oubollig boek dat voor de generatie van destijds van belang was? Met Spanje, Rome en Split zitten we in zeer bekend vakantiefolder vaarwater. In Titus 1:12 citeerde Paulus de Griekse dichter Epimenides van Kreta. Eerder had hij uit de werken van Aratus en Menander (gedicht, Thaïs) geciteerd. Paulus was een belezen man. Hij leerde ons dat het leven niet alleen uit handenarbeid en hard werken bestaat maar ook uit leesarbeid.
Vervulling van het Huis in 2 Samuël 7
In 1 Timotheüs 3:15 en 2 Timotheüs 2:19-21 lezen we net als in Efeze 2:20-22 over de vervulling van de opdracht in 2 Samuël 7 om voor God een huis te bouwen. Dit huis is niet langer een ding van steen of hout maar een organisch geheel dat de ecclesia is en door de gelovigen wordt gevormd. Dit is een groot verschil met de tempel van Poseidon waarin nota bene zijn beeld stond terwijl God nooit een beeld in Zijn tempel wilde. Na de twee Exodussen uit Egypte en Babylon, volgde er een nieuwe ballingschap die tweeduizend jaar zou duren. Erich Sauer noemde dit de ‘Romeinse nood’ (Sauer, 1940, p. 132). De Joden hadden de Messias verworpen, zodat deze ballingschap het langst zou duren (Deuteronomium 28:49-68 in Sauer, 1940, p. 132). De Romeinse legers die in 70 na Christus, Jeruzalem verwoestten, werden in Numeri 24:23 en 24 genoemd (Sauer, 1940, p. 195). 2 Timotheüs was de laatste brief van Paulus.
Paulus in Spanje en Engeland?
Paulus was na twee jaar huisarrest in Rome vrij. Paulus was niet naïef. Mogelijk wist Paulus dat zijn vrijheid tijdelijk was. Het moment kwam waarop hij nogmaals gearresteerd of zelfs geëxecuteerd werd. Het kan zijn dat hij zijn vrijheid benutte om een lang vervulde wens in Romeinen 15:28 om naar Spanje af te reizen vervulde. En waarom trok hij niet verder naar Gallië en Engeland? De naam van zijn geboortestad Tarsus klonk wel heel erg als Tarsis. In dat geval werd het prille christendom al in Engeland gesticht ver voordat de Latijnse kerkvaders er een voet aan wal zetten. In Filippenzen 4:3 noemde Paulus zijn collega Clemens. Deze Clemens verklaarde later dat Paulus naar de ‘uiteinden van het Westen’ getrokken was (Christian History, 1995, p. 32; Harrison, 1995, p. 158). Niemand weet met zekerheid of in deze verwijzing, Rome, Spanje of zelfs Engeland bedoeld werd. Het zou naïef zijn om te veronderstellen dat Paulus zijn laatste levensdagen in het bekende gebied van Rome was blijven rond hangen. Ik durf niet te beweren dat het uiterste westen misschien zelfs Amerika was dat zowel in Ezechiël 38:13 als in Timaeus 25 genoemd werd. Wat wel duidelijk is, is dat Paulus uitgerekend die steden bezocht die een Atlantis aura hadden zoals Athene, Korinthe, Troas, Efeze, Thessalonica. De afgoden van Atlantis waren er alle aanwezig maar Atlantis zelf was telkens de grote afwezige. God maakte ons duidelijk: de afgoden van Atlantis waren er nog steeds in plaats van dat ze negenduizend jaar voor Plato uitgewist waren. Wel kregen de afgoden van Atlantis met het evangelie van de opstanding te maken. We zullen zien dat Atlantis alleen in samenhang met Jeruzalem kon bestaan.
Manuscripten
Afgezien van het boek Openbaring zijn we aan het einde van de Bijbel gekomen. Het evangelie was naar de heidenen gegaan met als opzet om de Joden jaloers te maken en hen bij God terug te brengen (Harrison, 1995, p. 119-120). Paulus deed hetzelfde als wat Mozes ooit deed. Hij voerde de eindredactie over de manuscripten die voorhanden waren (Kolossenzen 1:25). Dit deed hij uiterst zorgvuldig. Er bestaan op dit moment 5686 Griekse manuscripten van het Nieuwe Testament (Geissler & Bocchino in Slick 2008). Ter vergelijking: van Plato zijn er maar 7 originele manuscripten in omloop en van de Ilias 643 (Geissler, Fales & McDowell in Slick, 2008). Hierbij wil ik opmerken dat het hele Nieuwe Testament in een periode van enkele decennia tot stand was gekomen terwijl de andere genoemde manuscripten veel meer tijd kregen om voltooid maar ook gecorrumpeerd te worden. Dat Paulus de hele Bijbel zo snel redigeerde behoedde de Bijbel tegen corruptie. Bekend is dat in een later stadium de laatste verzen van het Markus evangelie werden weggelaten. Het had erger gekund als de originele geschriften over een periode van enkele eeuwen tot stand was gekomen. Inderdaad was de Bijbel over een langere periode geschreven maar deze periode ging juist vooraf aan het redactiewerk van Paulus. Het waren de aartsvaders en profeten die de Bijbel onder moeilijke omstandigheden bijhielden. Zelf benoemde sceptici die claimen dat de Bijbel een kletsverhalen boek is zullen zelf eens drie dagen op zee rond dobberen en er tegelijk voor zorgen dat ze een dikke stapel documenten nauwkeurig bijhouden. In onze tijd kunnen we informatie in een “cloud” zetten. De enige cloud die Paulus had was God. In het Nieuwe Testament staan details die de authenticiteit ervan garanderen. Zo wordt in Handelingen 13 de Romeinse proconsul Sergius Paulus genoemd. Volgens de sceptici waren Romeinse vertegenwoordigers op Cyprus geen ‘proconsul’ maar ‘propraetor’ (Messori, 1981, p. 134). En toen werd er een ‘inscriptie’ in de stad Paphos op Cyprus gevonden. Volgens deze inscriptie was Sergius Paulus wel degelijk een ‘proconsul, de landvoogd’ (Messori, 1981, p. 134). Hahaha, “sceptici”, lange neus en ajuu paraplu! Ook zouden er volgens deze sceptici in Israël geen munten met portretten van de keizer in omloop zijn geweest (Mattheüs 22:20-21) (Messori, 1981, p. 134). In Palestina (Kanaän) mochten echter wel ‘koperen’ munten geslagen worden (Messori, 1981, p. 135). Andere munten met portretten van de keizer werden in ‘Italië’ geslagen en door de Romeinen aan de Joden opgedrongen (Messori, 1981, p. 135). Deze details maken de Bijbel tot een uniek geschiedenisboek. Fraudeurs moesten van goede huize komen om zoveel manuscripten te vervaardigen waarin dezelfde details stonden. Bob Evely schrijft dat er een grote ‘continuïteit’ (en consistentie) in de Bijbel te vinden is terwijl deze toch over een periode van ‘1500 jaar’ en door ‘40 verschillende schrijvers’ geschreven was (Evely, 2002-2003, p. 2). Ook ‘zijn er miljarden kopieën van de Bijbel in omloop’, meer dan van welk ander boek ter wereld (Evely, 2002-2003, p. 2). En de Bijbel overleefde alle vervolgingen door de eeuwen heen (Evely, 2002-2003, p. 3). De authenticiteit van de hele Bijbel wordt onderstreept door het feit dat gnostische boeken als Henoch buiten de Bijbel zijn gehouden. In de Bijbel onthult God zichzelf aan de mensheid in plaats van andersom (Evely, 2002-2003, p. 3). We hadden al gezegd dat het hele Nieuwe Testament, inclusief Openbaring voor het jaar 70 na Christus geschreven moest zijn. Er stond namelijk niets in over de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Christus (Robinson, 2000, p. 10). Deze verwoesting was net zoiets als wat de Holocaust voor onze generaties is. In mijn jeugd ging het nergens anders over. Zo zou de verwoesting van Jeruzalem vast en zeker ook genoemd zijn als het NT later geschreven was. Ook dachten de apostelen tot dan toe dat het Koninkrijk aanstaande was. Ze hadden alle redenen om de manuscripten zo goed en snel mogelijk bij te houden. Petrus beijverde zich als redacteur om de updates bij te houden (2 Petrus 1:15). In 2 Petrus 3:15 noemde hij Paulus die het redactiewerk afmaakte. Het was Paulus die de eindredactie voerde over de manuscripten van het Nieuwe Testament (Kolossenzen 1:25). Hij voegde ze samen met de Tenach. En hij had haast. Want in 2 Timotheüs 4:6 schrijft hij dat zijn tijd erop zat. Wat een ongelofelijke prestatie eigenlijk… En dan te bedenken dat Paulus het ook voor onze generatie deed! Zelfs in gevangenschap bleef hij zijn evangeliewerk trouw. Hij had de klus ook kunnen doorschuiven naar een ander en van zijn oude dag kunnen genieten. Maar dit deed hij niet. Als hij bovendien de boer op wilde met zijn evangelie, dan moest hij wel haast maken. Zonder Paulus zouden maar liefst 21 boeken van het Nieuwe Testament afvallen (Evely, 2003, p. 84-85). En de heidenen zouden niet buiten Israël om gered worden. Dankzij Paulus weten we dat zoals alle mensen ooit in Adam stierven, ze in Christus levend gemaakt worden (1 Korinthe 15:22; Romeinen 5:18; Hebreeën 2:9). Voor wie nu nog niet overtuigd is van de goddelijke waarheid van de Bijbel, verwijs ik naar het boek van E.W. Bullinger, Number in Scripture.
Intussen in het verre Nederland
Jawel, we maken een moment een zijsprong. En nog wel naar het verre Nederland dat pakweg 4500 kilometer van Golgotha verwijderd ligt. Waarschijnlijk vond er een jaar na de dood van Paulus in het jaar 69 na Christus in de buurt van het huidige Arnhem een opstand tegen de Romeinen plaats (Julius Civilis, z.j.). De opstandelingen waren Batavieren die onder de leiding van Julius Civilis tegen de Romeinen vochten. De Batavieren wonnen de eerste slag (Julius Civilis, z.j.). Spoedig vond de volgende veldslag in Nijmegen plaats. De Batavieren wonnen ook deze veldslag (Julius Civilis, z.j.). Het kan niet anders of Paulus had van de Batavieren, Nijmegen en Maastricht gehoord. De opstand tegen de Romeinen vond waarschijnlijk vlak na zijn dood plaats. Blijkbaar broeide het al in onze contreien. Tacitus had al over deze opstand geschreven (Julius Civilis, z.j.). En het kan niet anders of Paulus had al over dit mysterieuze zendingsgebied nagedacht. We weten dat hij naar Spanje wilde. Maar wellicht wilde hij met de geschiedenis van Jona in gedachten verder trekken naar Gallië, Tarsis of Germanië?
De Val van Jeruzalem
In 70 na Christus werden de Batavieren alsnog door de Romeinen verslagen. Deze opstand dreunde waarschijnlijk in het hele Romeinse Rijk na. In hetzelfde jaar werd ook Jeruzalem door de Romeinse veldheer Titus verwoest. Arnhem, Nijmegen en Jeruzalem zaten in hetzelfde schuitje. Eerst al geografisch en administratief en nu als het ging om neergeslagen opstanden. De val van Jeruzalem in 70 na Christus was in Markus 13:2, Lucas 21:6 en Mattheüs 24:2 door Jezus voorzegd. De taal die Jezus gebruikte was die van een aannemer. Hij noemde grote gebouwen waarvan geen enkele steen overeind bleef. Gods hoofdkwartier was al eerder naar Antiochië verhuisd. En nu was het dan in Rome aangekomen. Jeruzalem had het evangelie afgewezen en vervulde voorlopig geen rol meer. Behalve dat er Biodanza workshops, Yoga cursussen en workshops vlinderstrik strikken gehouden werden, was de rol van Jeruzalem als geestelijk centrum van de wereld uitgespeeld. God woonde voortaan niet meer in een tempel die door mensen gemaakt was. Het Lichaam van Christus was nu de nieuwe tempel. Wat bij de verwoesting van Jeruzalem meespeelde was dat de Romeinen veel goud in hun huizen verstopt hadden. De Romeinen wilden letterlijk elke steen omdraaien om al het goud te vinden (Josephus in Martin, 2000, p. 27). De voorzegging van Jezus in Mattheüs 24:2 had dus met goud te maken. Detail is dat de Romeinen uiteraard hun eigen Fort Antonia lieten staan. De kans is groot dat de Klaagmuur hier een restant van is. In dat geval maken de Joden en moslims ruzie om heidens terrein (Martin, 2000, p. 32, 49, 75-81). De veertig jaar tussen de val van Jeruzalem en de opstanding van Jezus hadden een blauwdruk in de voorzegging van Jona over de verwoesting van Ninivé. Deze verwoesting zou binnen veertig dagen geschieden (Piet, 2016-e). Ware het niet dat de inwoners zich tot ergernis van Jona bekeerden. Zo duurde de periode vanaf de opstanding van Jezus tot de verwoesting van Jeruzalem veertig jaar. Als Jeruzalem in 70 na Christus door Titus verwoest was, dan was de opstanding van Jezus in het jaar 30 AD. Paulus stierf spoedig, net als de kliek rondom hem. De opgestane Jezus ging eenzaam en alleen verder. Hij zag zijn eigen generatie wegsterven en nieuwe generaties opkomen. Hij zag de komst van Augustinus, de opkomst van de islam, de komst van de Vikingen en Karel de Grote. De voor Hem bekende wereld vervaagde terwijl er een nieuwe wereld voor Hem opdoemde. Krap tweeduizend jaar later riep hij mij om dit boek te schrijven. Ik werd op mijn beurt uit mijn veilige wereld weggerukt. Mijn idolen, de Rolling Stones en Iron Maiden, werden ingewisseld voor Paulus en Lucas. Mijn ouders overleden en maakten plaats voor het Lichaam van Christus waar ik straks mee verder ga. Paulus openbaarde een paar geheimen aan ons. In Romeinen 16:25 werd er “een” geheim verklapt, vaak foutief vertaald met “het” geheim. Dit geheim ging over Gods handelen met de hele mensheid en niet alleen met Israël (Zie Romeinen 5-8) (Allen, 2001-b, p. 178). De profeten hadden het hier ook al over, zodat het dus niet echt een geheim was. In Efeziërs 3 noemde Paulus het geheim van het lichaam van Christus. Dit was een echt geheim waar zelfs de profeten geen weet van hadden (Efeziërs 1:3-4 in Allen, 2001-b, p. 178). Jezus werkte na zijn dood in het verborgene aan het vormen van een club van gelovigen die door Paulus de ecclesia dan wel het lichaam van Christus genoemd werd. Dit lichaam bestaat uit de gelovigen en hoort net zo goed bij Christus als Jezus zelf. Het werd na de opstanding, buiten Israël om, gevormd. Vooral het feit dat dit Lichaam van Christus buiten Israël om gevormd wordt is opzienbarend. Dit Lichaam van Christus was voor de nederwerping van de wereld door God uitverkozen (Efeziërs 1:4, Openbaring 13:8). Toen Eva van de verboden vrucht at had God al uitgedokterd dat ik dit boek op mijn PC met Linux Mint schrijf. Terwijl Adam zijn taak verrichtte, was God al met de ecclesia bezig die pas in een verre toekomst na de opstanding van Jezus gevormd werd. Deze methode wijkt in alles af van Gods Verbond met Israël. Een ander boek over deze materie is dat van H.B. Slagter & P.A. Slagter, Het Geheimnis Bekendgemaakt (2004, Wijk bij Duurstede, Nederland, Stichting Het Morgenrood/Everread). Beste mensen, dit is belangrijk: niet alleen Jezus werd opgewekt uit de dood, maar er gebeurde ook nog iets anders. Het lichaam van Christus werd gevormd. De Bijbel gaat dus concreet ook over mij en mijn collega’s. Psalm 110 gaat concreet over mij. Dat Joden en heidenen voortaan één lichaam vormden dat bij God hoorden was voor de religieuze Joden in Jeruzalem een gruwel. Maar ook de heidenwereld kende het principe niet waarbij mensen van verschillende standen en rangen in het Lichaam van Christus elkaars gelijken werden (Allen, 2001-a, p. 61). In onze tijd zijn het de anarchisten die op een kunstmatige en geforceerde manier een gemeenschap tot stand proberen te brengen. Zij missen echter het brandpunt dat Christus is.
Episode 5
Het Kwaad in de Wereld
85
Het kwaad in de wereld
Veel mensen vragen zich af waarom er veel kwaad in de wereld is, als er een almachtige God bestaat? Tenzij Hij een sadistische God is, valt het kwaad moeilijk te plaatsen. Ook ik stel me die vraag keer op keer. Het probleem hierbij is dat de vraag naar het kwaad in de wereld direct samenhangt met de vraag of de mens een eigen vrije wil heeft. Zo ja, dan is God niet almachtig en zo nee, dan zorgt God dus voor het kwaad in de wereld. Dit laatste lezen we inderdaad in Jesaja 45:7. Een andere kanttekening hierbij is dat iedereen weer een andere opvatting over het kwaad heeft. De meeste mensen zijn het er wel over eens dat kanker een vorm van kwaad is die we liever buiten de deur houden. Desalniettemin wordt het al wat ingewikkelder als we het over longkanker hebben. Er wordt dan wel eens gezegd dat mensen maar niet moeten roken en de ziekte aan zichzelf te danken hebben. Om maar te zwijgen van hoe mensen soms op de ziekte aids reageren. Ik wil met deze voorbeelden alleen maar zeggen dat het begrip “kwaad” in de wandelgangen een ingewikkelde lading heeft. Hetzelfde geldt voor oorlog. Niemand wil graag oorlog voeren en ook ik heb me in de jaren 80 laten meevoeren in het pacifistische “gedreutel” tegen kernwapens. Nu kijk ik heel anders tegen deze zaken aan en geef ik toe dat oorlog soms nodig is om een agressor als Isis uit te schakelen. Iemand die over deze dingen een boek schreef is de Amerikaanse professor Thomas Talbott. Zijn bestseller The Inescapable Love of God is inmiddels in het Nederlands vertaald met als titel De onweerstaanbare liefde van God (2006). Meneer Talbott noemt interessante dingen in zijn boek. Ik ben het niet altijd met hem eens. Hij meent dat het ‘onmogelijk’ is om ‘vast te stellen welke vrije keuzes’ er in een wereld zonder kanker’ werden gemaakt (Talbott, 2006, p. 183). Misschien waren er dan meer mensen oorlog gaan voeren (Talbott, 2006, p. 183)? Maar misschien ook niet. Een wereld zonder kanker is volgens mij net als een wereld zonder de pest, cholera, tbc en malaria, namelijk een wereld zonder kanker.
Complex
Het kwaad is niet alleen subjectief maar ook complex. Jezus is een holistische genezer. Hij geneest niet alleen onze zere kies maar Hij geneest ons helemaal. Hij zal dus niet de ene zonde tegen iets goeds wegstrepen. Hij wil best kanker weghalen uit de schepping, maar dan zal Hij ook weer de sabbat invoeren en het onderdrukken van de werklozen een halt toeroepen. Voor de werklozen zal dit een zegen zijn maar de werkgevers zullen het een ramp noemen. Het werkt niet zo dat we democratisch gekozen een wenslijst kunnen indienen met vijfentwintig vormen van kwaad die we uit de wereld willen hebben, te beginnen met kanker en oorlog. Vooropgesteld dat het de mensheid lukt om zo’n lijst samen te stellen. Zo werkt het als we verlanglijsten voor Sinterklaas opstellen, hoewel zwarte piet inmiddels ook al ruzie oplevert. Maar een verlanglijst samenstellen, werkt op macro-niveau niet. Bijbels gezien is ongeloof ook een vorm van kwaad. Als we het kwaad consequent willen wegwerken, blijven er weinig mensen over. En dan heb ik het nog niet eens over het kwaad in de dierenwereld. Zelfs koolmezen vechten elkaar de tent uit om hun territorium te beschermen. Gelukkig gaat God een wereld zonder kwaad scheppen. De wereld van de vijfde aion is hier al een voorproef van. Maar Hij doet dit op Zijn eigen manier en volgens Zijn eigen schema.
Straf van God
Soms komen we merkwaardige zaken tegen in christenland. In 2015 was er een grote aardbeving in Kathmandu. Het eerste puin was nog niet geruimd of er waren sommige christenen die de aardbeving als een straf van God beschouwden. Nu mag u raden waar die straf mee te maken had? Jawel, Kathmandu was het Sodom en Gomorra van Azië. En we hoeven ook niet te raden waar Kathmandu deze titel aan te danken had? Nepal was immers de ‘homoseksuele hoofdstad van Azië’, werd er beweerd (McTernan, 2015, par. ‘Commentary’ alinea 2). Maar Nepal is een land en geen hoofdstad. De media smullen helaas van bloggers als McTernan. En Jezus is opnieuw het kind van de rekening. Het is natuurlijk absurd om te denken dat God ontelbare mensen zou doden omdat er drie homo’s in Kathmandu wonen. Nog afgezien van de dieren die natuurlijk ook met de aardbeving te maken kregen. De drie homo’s waren misschien net op vakantie terwijl er duizenden onschuldige mensen, waaronder toeristen, door de aardbeving getroffen waren. Laten we alsjeblieft niet op deze manier tegen de oordelen van God aankijken. Eerder is het zo dat God een volk straft voor de onderdrukking van de armen, weduwen en wezen. We zagen dit in Sodom gebeuren en later ook in Egypte tijdens de Exodus. Inderdaad gebeurt er geen ramp waar God geen weet van heeft (Amos 3:6).
Alles uit God
Goed en kwaad kwamen van dezelfde Boom van Kennis die in Eden stond (Genesis 2:9). In Romeinen 11:36 lezen we dat alles uit God is, met als brandpunt Jezus Christus. Ook het kwaad is uit God. En alles heeft ook zijn bestemming in Hem. In Jesaja 45:7, Klaagliederen 3:38, Psalm 33:8,9 en Amos 3:6 lezen we dit ook weer: God schiep en schept het kwaad, inclusief ziektes. In Amos 3:6 staat dat er geen ramp in de stad gebeurt zonder dat God er op zijn minst weet van heeft. Van deze verzen krijgen we de koude rillingen. Toch staat er wat er staat. We denken ook aan het voorbeeld waarin God aan Abraham vroeg om diens zoon te offeren (Genesis 22). Uiteindelijk kwam deze daad van God (Knoch, 2010, hoofdstuk 4, p. 18). Dit zou op de Olijfberg gebeuren waar een kleine tweeduizend jaar later, Jezus gekruisigd werd. Uiteraard was God ook weer bij machte om Izaak uit de dood op te wekken (Genesis 22:8-16; Romeinen 4; Hebreeën 11 in Knoch, 2010, hoofdstuk 4, p. 18). In het boek Job lezen we hoe God het kwaad gebruikte om het tij voor Job ten goede te keren. Een kennis van me zei een keer, “jajaja, op papier klopt het allemaal wel. Maar in de praktijk werkt dit niet.” Deze reactie is voorstelbaar als je meent dat de dood het eindpunt van de mens is. Maar de Bijbel preekt een opstanding van ieder mens (en dier?) uit de dood. Iemand die een rotleven had en een ellendige dood stierf, krijgt na de opstanding in fase 2 alsnog zijn recht maar wordt desalniettemin ook geoordeeld.
Kwaad ten goede gebruikt
De Bijbel laat keer op keer zien dat het kwaad niet alleen van God komt maar dat het ook ten goede gebruikt wordt. Als voorbeeld noem ik Rechters 9:23. Abimelech had door een misdaad de leiding over Israël gekregen (Adams, 2011-a, p. 36). God stuurde vervolgens een ‘boze geest tussen hem en de burgers van Sichem’ zodat alle schuldige partijen gestraft werden (Adams, 2011-a, p. 36). Vat u hem? God zelf stuurde een kwade geest op iemand af. In 1 Samuël 16:14 staat ook dat God een ‘boze geest’ in Saul joeg (Adams, 2011-a, p. 36). Eerder noemden we ook het voorbeeld van de ‘leugengeest’ die door God in koning Achab gejaagd was om hem uit te schakelen (1 Koningen 22:23 in Adams, 2011, p. 36).
Onschuldig lijden
Nisso uit Tajikistan was een vrouw van 24 en had twee kinderen. Tussen haar en de familie van haar man boterde het niet. Ze koeioneerden haar tot er een escalatie volgde (UNDP Eurasia, 2013). Na de zoveelste ruzie duwde haar schoonzus Nisso tegen een stoof (tandir) waarna ze voor meer dan 50% verbrandde (UNDP Eurasia, 2013). Na een ziekenhuisbehandeling raakte ze ook nog eens met HIV besmet (UNDP Eurasia, 2013). Wat had ze misdaan waardoor ze deze ellende over zich heen kreeg? Teresa Carmona uit Cancun verloor haar zoon die door een Mexicaans drugs kartel vermoord werd (Guru-Murthy, 2017). Damaris Alexandra Reyes Rivas, een vijftien jarig meisje uit Maryland werd door een bendelid van de beruchte MS13 gang meerdere malen gestoken tot ze in Virginia overleed (Carey & Jones, 2018). Cyntoia Brown werd als kind langdurig misbruikt. Toen ze de betreffende man vermoordde kreeg ze een ‘levenslange gevangenisstraf’ (Joop.bnnvara, 2019-b). Dankzij clementie kwam ze na vijftien jaar vrij (Joop.bnnvara, 2019-b). Nu ze vrijkomt heeft ze een strafblad en moet ze op de toch al lastige Amerikaanse arbeidsmarkt zien mee te draaien. De Amerikaan Craig Coley zat 39 jaar onschuldig in de bajes. Hij zou zijn vrouw en kind hebben vermoord. Zijn straf was veelvoudig: hij zat niet alleen vast maar ook was hij zijn vrouw en kind kwijt. Bovendien liep de echte dader nog vrij rond. In 1978 werd hij opgesloten. In 2017 kwam hij op een vreemde planeet aarde terecht die volledig veranderd was. Zo zullen de ongelovigen over duizend jaar opstaan uit de dood en op een voor hen vreemde planeet aarde geoordeeld worden. Waarom kreeg Craig Coley zoveel onrecht over zich heen? Vanuit de Bijbel weten we dat God soms absurde motieven voor het lijden heeft. Zomaar een man was blind geboren opdat de werken van God in hem zichtbaar werden en hij door Jezus genezen werd (Johannes 9:3). Wat was het motief achter het nodeloze lijden van Craig Coley? Wilde God de mensheid laten zien dat we op eigen houtje geen goed rechtssysteem kunnen opbouwen? Of had God simpelweg een tijdreiziger nodig die vanuit het paradijselijke jaar 1978 (John Travolta, Grease, AC/DC) naar 2017 over geheveld werd? Dat iemand zolang onschuldig vastzit geeft te denken over ons rechtssysteem maar misschien ook over het feit dat ons begrip van goed en kwaad niet helder is. Laten we beter over de Craig Coley’s van deze wereld nadenken voordat we hardop schreeuwen dat we een betere wereld en vrede op aarde willen. Voor we het weten sluiten we een volgende onschuldige op. In Johannes 5:5 lezen we over een vergelijkbare situatie waarin een gehandicapte man 38 jaar bij de poel van Bethesda op een wondergenezing wachtte. Tot – eindelijk – Jezus langs kwam. Had Jezus niet eerder kunnen komen? In de film A Death in Canaan (1978, regie: Tony Richardson) wordt een tiener onschuldig veroordeeld voor de moord op zijn moeder. Hij krijgt de kans niet om het verdriet vanwege het verlies van zijn moeder te verwerken en wordt tot overmaat van ramp levenslang veroordeeld. Het is maar een film maar het scenario geeft goed weer hoe het onrecht soms toe kan slaan. Het leven van Camille Claudel was hartverscheurend. Ze brak door als beeldhouwer maar werd levenslang in het gekkenhuis opgesloten. Een vrouw alleen werd niet geacht om succesvol te zijn. Het persoonlijke leven van Edith Piaf was even rampzalig als eenzaam. Ik noem ook de lijdensweg van Vincent van Gogh die een leven van armoede en verstoting kende. Ik noem Blanche Monnier die door haar moeder vijfentwintig jaar op een zolder in Parijs gevangen werd gehouden omdat Blanche weigerde om met een rijke kerel te trouwen. (Niet alleen mannen doen dit soort dingen). Harriet Tubman leidde een slaven bestaan in Amerika. Waar hadden al deze mensen hun lijden aan te danken? Dan heb ik het nog niet eens over de wijze waarop de mensen soms met dieren omgaan. Dichterbij huis maakte ik het mee hoe een kennis van me door een dronken automobilist de dood in werd gereden. Ik kan deze zaken niet vanuit de Bijbel verklaren. Waarom doet God niks? En waarom kijkt Jezus al bijna tweeduizend jaar toe zonder in te grijpen? Maar Jezus gaat ingrijpen als de tweeduizend jaar vol is. Tot dan blijft het kwaad (deels) een mysterie. In de praktijk treft het kwaad vaak de onschuldigen terwijl de schuldigen er lachend vandoor gaan. Maar dit is nu juist inherent aan het kwaad in de wereld. De schuldigen zouden zich wel drie keer bedenken voordat ze kwaad deden als ze zichzelf hiermee in de vingers sneden. Het kwaad treft juist de onschuldigen omdat zij zich niet kunnen verdedigen. Niet voor niets beschermde de Tenach weduwen en wezen. Arthur P. Adams geeft hier wat mij betreft geen bevredigend antwoord op. Volgens hem worden hierdoor Goddelijke eigenschappen bij omstanders gekweekt zoals ‘mededogen’, geduld en barmhartigheid e.d. (Adams, 2011-a, p. 39). Het is maar helemaal de vraag of dit zo is. Niettemin ben ik ervan overtuigd dat God ook het kwaad ten goede gebruikt (Romeinen 8:28). In vers 18 staat bovendien dat het huidige lijden niet opweegt tegen de glorie die ons straks te wachten staat. Dit geldt ook voor de ongelovigen die in een veel later stadium gered worden. Zelfs de armen krijgen in de vijfde aion hun recht (1 Samuël 2:8). Opvallend is het dat de mensen in de Bijbel een specifieke taak toebedeeld kregen. Rachab, Noach of Abraham hielpen niet per sé de armen dan wel de vluchtelingen die in hun thuisland mishandeld werden. Rachab hielp Israëlische spionnen waarmee ze meewerkte aan het ontstaan van de natie Israël waaruit Jezus later geboren werd. Noach hielp ook geen vluchtelingmeisjes die thuis mishandeld werden. Hij bouwde een Ark waardoor de mensheid gered werd. God rekent op Zijn eigen manier met het kwaad af. Doorgaans is dit een manier die wij niet overzien. Als ik het kwaad in de wereld noem dan mag ik uiteraard niet vergeten om de Shoah te noemen.
Satan
Hem waren we al tegengekomen. In 1 Kronieken 21:1 werd hij voor het eerst bij zijn naam genoemd. Het was David die hier satan met de serpent in Eden in verband bracht (Morris, 2000, p. 81). In Openbaring 20:2 lezen we ook dat satan de serpent in Eden was. In deze vers wordt hieraan toegevoegd dat hij tevens de draak van de Eindtijd is. In Handelingen 16:16 vermomde hij zich als de python geest. Zijn beeld is op het voorhoofd van de sfinx gekerfd (Geru, vert. 2003, spreuk 34; Matheny, 2011-a, p. 142). Satan volgt dus een principe dat zich over de aionen uitstrekt. Net als Atlantis… In Job 1 en 2 was hij duidelijk de tegenstander van God die Job het leven zuur maakte. In onze tijd doet hij zich als een lichtbrenger voor (2 Korinthe 11:14). In de tijd van Jezus was dit al begonnen. Petrus berispte Jezus vanwege Zijn voornemen om naar Jeruzalem te gaan (Mattheüs 16:22). Jezus noemde hem vervolgens satan. Satan kan dus op de één of andere manier mensen besturen. Het Humanisme dat ons dominante systeem is, staat in veel gevallen haaks op het evangelie. Menselijkerwijs was het inderdaad geen goed idee dat Jezus naar Jeruzalem ging. Jezus maakte Petrus duidelijk dat God anders dan de mensen dacht. Het Humanisme is blijkbaar een satanisch gedachtegoed. In Jesaja 54:16 lezen we dat God zelf de vernietiger, alias satan, alias de ultieme “trol” schiep. Satan heeft een eigen rol in de schepping. Veel gelovigen menen dat satan ooit Lucifer heette die als een goede engel geschapen was en vervolgens van zijn voetstuk viel. Maar in Johannes 8:44 staat de ware aard van satan beschreven: hij was een moordenaar vanaf het begin. In Openbaring 22:16 noemt Jezus zichzelf de Morgenster. Elders wordt de Morgenster Jezus ook genoemd in 2 Petrus 1:19; Openbaring 2:28 en Job 38:7. Jezus en niet Satan is Lucifer! In Lucas 10:18 merkte Jezus op dat Hij satan als een flits uit de hemel zag vallen. In deze bliksemflits herkennen we de donder van Zeus en de drietand van Poseidon, alias Neptunus. Veel gelovigen menen dat het hier om een visioen over de toekomst ging dat in Openbaring 12:4 vervuld wordt. Hier zit misschien een kern van waarheid in. Het is ook mogelijk dat satan enigszins in paniek naar de aarde afdaalde nadat 72 discipelen in Zijn naam demonen hadden uitgeworpen (Lucas 10:17). Deze 72 demonen doen ons aan de 72 maagden denken die de moslims in het paradijs menen aan te treffen. Ik hoop voor de moslims het geen 72 “snapping turtles” zijn, want die vallen tegen tijdens de seks. Satan imiteert juist Lucifer, alias de Morgenster, alias Jezus. Uiteindelijk heeft satan slechts de speelruimte welke God hem toelaat. In buiten-Bijbelse Midrasj bronnen werd de vijand van Israël aangeduid met de schimmige naam Armilos (Janse, 2000, p. 98). De Zoon van David, Ben-David ‘doodt Armilos en verzamelt de verstrooide Israëlieten’ (Janse, 2000, p. 98). Vervolgens gaan de ‘72 parels’ in Jeruzalem schijnen, wat over de hele wereld te zien is (Janse, 2000, p. 98). Mogelijk werden deze 72 parels in de islam met maagden verward.
Val van Satan
Als we Jesaja 54:16 over het hoofd zien en van satan de uitvinder van het kwaad maken, dan betekent dit dat God zich in Zijn eigen schepsel vergist had (Knoch, 2010, Deel 3 – De bron van de zonde, p. 12). Satan wil niets liever dan zijn eigen uitvinder van het kwaad zijn. En als het even kan, ook de uitvinder van het goede. Om die reden imiteert hij de Morgenster. Maar een val van Satan in een grijs verleden propageren, is pure gnostiek (Knoch, 2010, Deel 5 – De val van satan, p. 19). De Bijbel waarschuwt keer op keer voor gnostiek dat Satan’s speeltje is om het kwaad uit Gods handen te nemen (1 Timotheüs 6:20 in Knoch, 2010, Deel 5 – De val van satan, p. 19). De vermeende val van Satan in een verleden valt onder de waarschuwing in 1 Timotheüs 6:20 waarin Paulus tegen het geloof in mythen waarschuwde. Hetzelfde kunnen we zeggen van de ondergang van Atlas en Atlantis in een ver verleden. In een ver verleden was er vast en zeker geen ondergang van een mysterieus eiland Atlantis. Mogelijk had Timotheüs van Troje en Atlantis gehoord, waardoor Paulus hem tegen deze dwaalleer waarschuwde. Satan heeft hiertoe zelf veel maskers opgezet om zijn gnostiek te promoten. Hij verschijnt als ‘Satan, de ‘Tegenstander, de oude slang en de draak van de eindtijd’ (Openbaring 20:2 in Knoch, 2010, Deel 5 – De val van satan, p. 20). Zoals gezegd lijkt de mythe van Lucifer veel op die van Atlas die op een vergelijkbare manier kopje onder ging. Deze gnostische leugen bepaalde dat God deze val niet aan zag komen en Hij dus niet almachtig is. Bovendien ontstond de beschaving volgens deze gnostiek niet in Eden maar op een mysterieus eiland voor de kust van… Gibraltar, nog wel. Dit eiland lag Bijbels gezien totaal uit de koers. Een satan die een eigen koers vaarde, lijkt meer op Plato’s ‘Demiurg’ die een lagere godheid was (Stark, 2007, p. 99). Hij was een kwade god naast de goede god. Een goede en een kwade god lijken op de Zuilen van Hercules. En dit is wat u elke zondag in de kerken hoort, namelijk dat het kwaad uit satan voortkomt en niet uit God. Het is simpel: als het kwaad van satan komt, dan is de God van Hemel en Aarde niet almachtig. Of er is één almachtige God of er is geen almachtige God. Hooguit kwam het kwaad in relatieve zin van satan.
Vraag het hem zelf
In Johannes 9 komen we op het slagveld van het evangelie terecht. Met deze paragraaf ga ik geen vrienden maken. Die heb ik toch al nauwelijks. Jezus en Zijn fanclub passeerden hier een blinde man. Er staat nadrukkelijk dat de man vanaf de geboorte blind was. Zijn leerlingen stellen Jezus een vraag die herkenbaar in de oren klinkt. Wiens schuld was het dat deze willekeurige man blind was? Dat zou de man zelf ook wel eens willen weten? Had hij ooit iets misdaan waardoor hij zijn verdiende straf kreeg? Had hij stiekem pornoboekjes gelezen, waardoor God hem zo hard strafte? Nee, want dat was natuurlijk onmogelijk. Waarom worden mensen gehandicapt geboren? Deze vraag dreunt al 2000 jaar na hoewel het antwoord al gegeven is. Jezus zei dat de betreffende man blind was opdat de werken van God in hem openbaar werden. Wat volgens dezelfde mensen die de vraag stelden even later ook gebeurde. Het onvoorstelbare gebeurde: Jezus raakte de man aan waarna de laatste ziende werd. Het eerste wat hij zag was Jezus. Hij werd dus dubbel ziende (Johannes 9:7). Zijn genezing ging gepaard met een bekering. Geloof ik dit letterlijk? Ja. Tegelijk was deze genezing even gruwelijk als hoopvol. Want waarom was Jezus niet veel eerder langs gekomen om de man te genezen? En waarom moest deze man zijn hele leven blind zijn omdat een godje ergens in een onzichtbare hemel zich zogenaamd op een rare manier moest openbaren? Hij had veel gemist door zijn blindheid en misschien was hij wel bang dat zijn genezing tijdelijk was? Moest hij Jezus hier echt voor bedanken? En waarom genas Jezus niet tegelijk alle blinden en kreupelen?
En…
En de Farizeeërs waren weer in de buurt. Ze hadden nogal moeite met deze genezing. Hun begrip voor de mensen in nood beperkte zich tot het jatten van het geld van bedelaars en gehandicapten. Ze deden er alles aan om te achterhalen WIE oh WIE deze man genezen had? Ze zetten zelfs een zoekactie op touw die aan de razzia’s van de Gestapo deed denken. Konden ze hun energie niet beter gebruiken? Bijvoorbeeld door deze genezen man een leuke baan aan te bieden? Nee! Op de één of andere manier wisten ze de ouders van de genezen man op te sporen. Ze waren er nogal op gebrand om de “dader” te achterhalen, nietwaar? Deze ouders kregen de kans niet om het geluk van hun zoon te delen. Ook zij hadden vast en zeker allerlei vragen bij wat er gebeurd was. Het shockeffect van de actie van Jezus was nog lang niet uitgewerkt. De ouders gaven een antwoord dat helemaal in onze tijd past: “Hij is oud genoeg. Vraag het hem zelf” (Johannes 9:23 in NHEB vert). Als er één Bijbelvers is die in helemaal onze tijd past dan is het Johannes 9:23 wel. De ouders durfden een grote waffel tegen de Farizeeërs op te zetten. Dit is het eerste wat in de vers opvalt. In vers 22 staat dat de ouders bang voor de farizeeërs waren. Zo klonk hun antwoord niet. Het tweede is dat ze assertief waren en hun opmerking goed formuleerden. De blinde zoon die genezen was kwam vast en zeker uit een nest van geletterde mensen. Hij was waarschijnlijk niet de zoveelste bedelaar uit een achterbuurt. Waarop de Farizeeërs de genezen man voor de tweede keer bij zich riepen. Die Farizeeërs waren pas echt begaan met de mensheid, nietwaar? Zij waren pas kerels op wie je kon bouwen. De genezen man wilde misschien een groot feest vieren, samen met zijn familie. Voor het eerst kon hij genieten van de kroeg en zich te pletter zuipen. Maar nee, de Farizeeërs vonden het nodig om zijn ultieme feestje te verpesten en hem twee keer op het matje te roepen. Deze ongekende ziekmakende stinkende wreedheid jegens gehandicapte mensen die een echo kreeg in de holocaust van de twintigste eeuw kan ik maar op één manier verklaren; mogelijk waren deze zieke stink Farizeeërs demonisch bezeten? William Moss schreef een geweldig stuk over deze wezens in zijn boek, The Spirit of the Pharisee.
Genezing
Paul Tillich schreef in zijn boek The New Being een goede uiteenzetting over ziekte en genezing. Hij trof in het Duitsland van na de Tweede Wereldoorlog een ‘ziek volk’ aan (Tillich, 1956, p. 34). Ook noemde hij de dienstplichtigen die voor de keuring afvielen omdat ze geestelijk niet helemaal in orde waren (Tillich, 1956, p. 35). Als we de bronnen uit de tijd van Jezus mogen geloven dan lezen we dat de Joden en Grieken ook al over deze gebrokenheid van de mensen schreven (Tillich, 1956, p. 36). Sommigen van deze gebroken mensen waren zelfs demonisch bezeten (Tillich, 1956, p. 37, 43). Dit is een verschijnsel dat niet meer in ons moderne denken past. Demonen worden hooguit in figuurlijke zin gebruikt. Maar we lezen keer op keer dat Jezus zijn handen vol had aan deze kwelgeesten. Jezus was niet zomaar een “dokter”. Hij gaf de mensen een nieuw leven. Pas in de volgende aion zullen we volledig hersteld zijn. Jezus geneest ons helemaal, en niet alleen onze zere kies. Zijn genezing is holistisch (Tillich, 1956, p. 39). En zijn genezing gaat zelfs verder dan dat: Jezus redt ons (Tillich, 1956, p. 41). Een psychiater of hulpverlener kan ons helpen. Hij kan ons zelfs van trauma’s bevrijden. Maar kan hij ons ook heelheid geven (Tillich, 1956, p. 40)? Nee dus, maar Jezus kan dit wel. In Tillich’s boek staat telkens het woord ‘wholeness’ (Tillich, 1956, p. 42). Ik vertaal dit met ‘heelheid’. Tillich noemt ‘heelheid’ en verzoening (met God) in één adem. Jezus geneest ook degenen met gebroken harten (Psalm 147:3; 103:2,3,4, in Tillich, 1956, p. 42). Kan een dokter of psychiater een gebroken hart repareren? Ik dacht het niet. Maar Jezus doet dit wel. Hij werd meerdere malen door “ontferming bewogen” toen Hij de schare van gebroken mensen zag (Markus 6:34). Hij zeurde niet over seksualiteit, porno of abortus maar zag de gebrokenheid van de mensen die Hem omringden. Dit in tegenstelling tot de farizeeërs (moralisten) die de gebroken mensen een trap achterna gaven en geven. Een zinnige opmerking van Paul Tillich: mensen worden niet alleen ziek omdat ze aandacht tekort komen maar ook omdat ze geremd worden om aandacht te geven aan anderen (Tillich, 1956, p. 48). Het voorbeeld van de vrouw in Markus 14:3-9 die dure olie voor Jezus verspilde, spreekt in deze boekdelen. Door allerlei maatschappelijke codes worden we geremd om aandacht aan de ander te schenken. Geld geven aan de armen mag niet omdat dit meteen door de Sociale Dienst geïncasseerd wordt. Kinderen even omarmen kan ook niet meer. Voor je het weet, ben je de pedofiel in de buurt. Voor de omgang met kinderen zijn allerlei codes ontwikkeld. Hetzelfde geldt voor terrorisme. We kunnen niet meer uitbundig een vliegtuig instappen. Voor je het weet, word je eruit gepikt. Soms is het goed om je in te houden. Dit snap ik ook wel. Maar vaak is het ook niet goed. Bij uitstek is religie iets wat ons nodeloos frustreert. Religie legt ons allerlei vreemde regels op die ons frustreren. Vaak hebben die regels met seks te maken, waardoor ze ons privéleven blokkeren.
Verborgen zaken
De hiervoor genoemde redenen voor het kwaad in de wereld zijn onbevredigend. Misschien moeten we ermee leren leven dat kwaad en onrecht zaken zijn die net als het begrip eeuwigheid ons bevattingsvermogen te boven gaan. Kwaad en onrecht horen mogelijk bij de verborgen dingen die alleen voor God toegankelijk zijn (Deuteronomium 29:29). Zelfs als we een antwoord op het onrecht in de wereld krijgen is het maar de vraag of we hier goed mee om kunnen gaan.
Een ideale wereld
We kunnen het ook omdraaien. Als we het kwaad weg willen hebben uit de schepping, wat willen we dan? Hoe ziet een idealistische samenleving eruit? Is dit een Atlantis achtige burcht waar alleen mensen vertoeven die niks gewend zijn? Leven er in zo’n samenleving alleen kneuzen? Mag je in zo’n samenleving niet hardop boeren omdat anders iemand ‘s nachts misschien een nachtmerrie krijgt? Mag je in zo’n samenleving 112 bellen als je door een mug gestoken wordt? Kun je je in zo’n samenleving verzekeren tegen het krijgen van een lekke fietsband? Is dit wat we willen? In zo’n kneuzen wereld heeft de serpent inderdaad vrij spel om opnieuw toe te slaan. Is een ideale samenleving gebaseerd op angst voor de harde werkelijkheid? Is het een vlucht om naar een ideale samenleving te streven? De Bijbel leert ons zeker niet dat we ons van de harde samenleving zullen afzonderen. Integendeel: we zullen als een licht in een donkere wereld schijnen. Tenslotte: een ideale samenleving die een brandpunt mist is altijd een gefragmenteerde samenleving. Dit brandpunt is de opgestane Christus (Kolossenzen 1:16-17). Als we de wereld door een Humanistische bril zien dan snappen we de rol van het kwaad niet. Maar als we vanuit een Bijbelse bril de schepping als een strijd tussen Jacob en Ezau bezien (Nietzsche in De Graaff, 1993, p. 18) dan snappen we dat een almachtige God verantwoordelijk is voor het kwaad in de wereld, ook voor het extreme kwaad. Atlantis was een ziek eiland dat zich afsloot van de buitenwereld en dan weer ruzie met de hele wereld zocht. Atlas was ongeneselijk ziek. Welke ziekte had Atlantis? Het eiland had Atlantisitis. De koningen van Atlantis hadden de geest van de Farizeeër. Alleen Jezus kan Atlantisitis genezen. Dit deed Hij toen hij demonen bij mensen uitwierp. Verdere literatuur over de rol van het Kwaad staat in het boek: Zullen miljarden mensen voor eeuwig verloren gaan? Van: J. v. A. Onder e-boeken van HetBesteNieuws.
86
Hoe worden we gered?
Wat wordt er precies bedoeld met de Bijbelse redding? Onze lichaamscellen veranderen elke zeven jaar, alleen de zenuwcellen blijven intact. Fysiek zijn we dus niet dezelfde mensen als acht jaar geleden. Het is dus legitiem als God nieuw materiaal voor onze opgewekte lichamen gebruikt, zolang onze lichaamsstructuur dezelfde blijft. Jezus wekte Lazarus op uit de dood. Lazarus was al vier dagen in zijn graf (Johannes 11:43). Toen Jezus stierf gingen de graven open waardoor de heiligen van vroeger naar buiten kwamen (Mattheüs 27:52; Ezechiël 37:12, 13). Jezus was zelf drie dagen dood waarna Hij uit de dood werd opgewekt. Technisch gezien is het dus mogelijk om dode mensen (en dieren) levend te maken. De geest van ieder mens gaat na dit leven immers als een externe harde schijf terug naar God. Technisch gezien is het slechts nodig om deze geest na de dood aan hernieuwde materie te koppelen waarna de mens weer een levende ziel wordt. Het klinkt niet veel moeilijker dan atoomsplitsing. De Bijbel kent twee manieren van redding uit de dood. De algemene constructie is dat iedereen gered wordt, inclusief de ongelovigen en waarschijnlijk zelfs de dieren (1 Timotheüs 4:10). In het uiterste geval worden de “moeilijke gevallen” aan het einde van de vijfde aion gered. Dit is de situatie waarover we in 1 Korinthe 15:28 lezen. Over duizend jaar, aan het einde van de vierde of het begin van de vijfde aion worden alle ongelovigen uit de dood opgewekt om geoordeeld te worden (Openbaring 20:5). We zien elkaar dus tenminste één keer terug. Wat er vervolgens gebeurt is niet helemaal duidelijk. Degenen die vroeger goede werken verrichten zullen mogelijk nog een flinke tijd op de wereld van de vijfde aion leven. Degenen die echt alleen maar boosaardig waren zullen de tweede dood ingaan. Waarna ze vele duizenden jaren later opnieuw worden opgewekt. Dan zitten we in de situatie van 1 Korinthe 15:28. In 1 Korinthe 15:22 lezen we inderdaad dat de hele mensheid van de dood bevrijd wordt. Niemand kan eeuwig in zijn graf blijven liggen aangezien aan het einde van de vijfde aion de dood zelf vernietigd wordt (1 Korinthe 15:26). De gelovigen waren vanaf de wegrukking al die tijd op aarde aanwezig. Hun redding is speciaal omdat ze zowel de vierde als de vijfde aion meemaken. Ze zullen generaties zien komen en gaan. Bovendien hebben de gelovigen een hemelse taak terwijl de heiligen van Israël op aarde heersen. Wat moet u ervoor doen om gered te worden? Heel eenvoudig: u moet in uw hart geloven dat Jezus letterlijk en fysiek opstond uit de dood (Romeinen 10:9-10). En u moet met de mond belijden dat de opgestane Jezus Heer is (Romeinen 10:9-10). Deze korte zin geeft u toegang tot het eeuwige en vooral het aionische leven. Gelooft u dit niet, dan bent u niet gered voor de aionen. Uit deze ene zin volgt dat God geen Drie-eenheid is, dat er geen hiernamaals maar een opstanding is en dat Jezus niet God maar de Zoon van God en een middelaar is. Jezus en Zijn Vader zijn gelijk in beeld en bestemming (Johannes 10:30). Gelijkenis is niet hetzelfde als identiteit. Ze zijn twee verschillende personen. De Heilige Geest is ingewikkeld om te definiëren en is tenminste de kracht van God. Of de Heilige Geest ook een persoon is, laat ik in het midden. Het leven van een Paulinische christen gelovige beweegt zich tussen de opstanding van Jezus die achter ons ligt en onze eigen wegrukking die voor ons ligt. Geloven dat Jezus uit de dood opstond is één ding. Een diepere laag in het geloof is dat u in de naderende Eindtijd en de wegrukking gelooft. In Efeze 1:13 en Kolossenzen 1:5 lezen we nogmaals dat we de garantie hebben dat we gered worden voor het aionische leven als we in Jezus geloven. In deze verzen wordt niet goed uitgelegd wat ermee bedoeld wordt. In Jezus geloven betekent dat u gelooft dat Jezus de zoon van God is – en niet God zelf – en dat Hij op een fysieke manier uit de dood werd opgewekt. Dit laatste betekent dat er naast Jezus nog een macht is die de schepping aanstuurt. Deze macht is dezelfde macht als welke Adam ooit schiep, namelijk de God van Hemel en Aarde. Ook Martin Zender preekt de alverzoeningsleer waarbij iedereen in fasen gered wordt (Zender, 2018-a). Deze leer is echter een resultaat van de opstanding van Christus dat de kern van het evangelie is. In Kolossenzen 1:20 lezen we dat iedereen op basis van het bloed van Christus gered wordt (Zender, 2018-b/2019-g). In 1 Korinthe 15:3 dat na de Romeinen brief kwam staat dat we ook zullen geloven dat Jezus voor onze zonden stierf. Hij stierf voor en niet in plaats van onze zonden, anders hoefden wij niet meer te sterven. Maar het is lastige materie en hoe kunnen we van ongelovigen verwachten dat ze iets geloven wat ze niet begrijpen of wat de gelovigen zelf nauwelijks begrijpen.
Arthur Percy Adams rekende af met de gedachte dat Jezus plaatsvervangend voor ons stierf als zou Hij de straf voor onze zonden gedragen hebben om God tevreden te stellen (Adams, z.d.-b, H3). De mens kan niet zomaar vergeving krijgen voor het feit dat hij nota bene op zondag stiekem een seksboekje leest. En dus moest Jezus onze straf dragen en ongenadig aan het kruis worden dood gemarteld, waarna God weer tevreden was. Deze leer is volstrekt anti-Bijbels (Adams, z.d.-b, p. 1). Op deze manier wordt bovendien God met de mens verzoend in plaats van andersom. Er wordt een huilebalk God geschetst die zich net als in Genesis 3 voor de zoveelste keer door de gemene mensen liet verrassen en nu eindelijk wraak wil. Aangezien de mensen geen zin hebben om de wraak van God te dragen moest Gods eigen zoon dit maar doen. Niet dat één persoon de straf op de zonden van de hele wereld kan dragen maar omdat Jezus de Zoon van God is, moet dat maar kunnen. Ook deze gedachte is anti-Bijbels (Adams, z.d.-b, H3, p. 1-2). Het ergste is dat uiteindelijk maar anderhalve man en een paardenkop gered wordt. Belangrijk, niet rechtvaardigheid was Gods motief om Zijn Zoon te laten kruisigen, Hem op te wekken om zo de wereld met Hem te verzoenen maar liefde (Adams, z.d.-b, p. 3). Nergens wordt in de Bijbel de indruk gewekt dat het lijden van Christus een genoegdoening voor God was om een rekening te vereffenen vanwege onze zonden (Adams, z.d.-b, p. 3). Integendeel werd Jezus na zijn opstanding de heerser over de levenden en doden (Romeinen 14:9 geciteerd in Adams, z.d.-b, p. 4). Hij werd dus beloond in plaats van gestraft. Christus stierf weliswaar voor onze zonden maar in opdracht van God. Christus was een middelaar tussen God en de mensen (Adams, z.d.-b, p. 3). Als we er zo tegenaan kijken dan onttronen we ook de harde, boze God die voortdurend genoegdoening eist voor het feit dat we uitgerekend op zondag stiekem een pornosite bezoeken. Het tegendeel is waar: God kan zijn lachen niet houden als u dit doet. Hij gaf Zijn Zoon Jezus de opdracht om ons met Hem te verzoenen. In Romeinen 5:10 lezen we dat God ons al verzoende toen we nog vijanden waren. In 2 Korinthe 5:19 en Kolossenzen 1:20-22 staat dat God in Christus de wereld met zichzelf verzoende. En dus niet andersom. God, niet Christus nam het initiatief tot deze verzoening (Adams, z.d.-b, p. 6). De vraag is dan waarom God ons niet rechtstreeks met zich verzoende? Het antwoord is dat God nu eenmaal de onzichtbare is. Door Jezus liet Hij aan ons zien hoe echte verzoening tot stand kwam. Zelfs als we Zijn zoon beestachtig vermoordden, schonk God ons genade. Door Jezus weten we wie God werkelijk is. Jezus hoefde niet bij God voor ons te pleiten maar het is juist andersom: Hij openbaarde aan ons wie God is (Adams, z.d.-b, p. 6). Het woord “voorspraak” in 1 Johannes 2:1 dat Jezus voor ons bij Zijn Vader zou doen betekent eerder dat Jezus een helper en geen advocaat is (Adams, z.d.-b, p. 7). Een helper dus die de ware aard van God aan ons bekend maakte in plaats van een advocaat die voor ons bij een veel te strenge rechter pleit (Handelingen 7:26). We zullen niet vergeten dat God zelf de zondeval in Genesis 3 in scène zette om Adam en Eva kennis te laten maken met het kwaad. Dan mogen we ervan uitgaan dat Hij ook een plan bedacht om de mens ooit weer van de zonde te bevrijden (Romeinen 8:7; Efeziërs 2:15). Was Jezus voor de straf voor onze zonden gestorven dan was Zijn marteldood niets meer dan een juridische ‘spitsvondigheid’ geweest (Adams, z.d.-b, p. 8/50). In Zijn lijden en sterven was Jezus onze lotgenoot en metgezel maar nooit onze plaatsvervanger (Adams, z.d.-b, p. 9/51). Hij stierf voor ons maar niet in plaats van ons (Adams, z.d.-b, p. 9/51). Hij leed als een mens en wij volgen Hem en delen in Zijn lijden tot aan de dood toe tot we aan Hem gelijk worden (1 Johannes 3:2). Jezus bewandelde dezelfde lijdensweg die wij zullen gaan. Hij droeg onze ziekten en zwakheden, niet als een plaatsvervanger maar als een metgezel (Adams, z.d.-b, p. 9/51). Hij nam onze last niet weg maar leerde ons hoe deze te dragen. Het kruis was een noodzakelijke stap om ons met God te verzoenen (Lucas 24:26, 46). Alleen het bloed van het kruis kon verzoening teweeg brengen (Kolossenzen 1:20). Met een bonus want Hij bevrijdde ons van de dood (Romeinen 7:24-25 in Adams, z.d.-b, p. 9/51). Jezus redde ons niet van de straf op de zonde en zelfs niet van de zonde zelf. Hij redde ons uit de zonde (Hebreeën 5:7 in Adams, z.d.-b, p. 9/51). God kon ons bovendien de straf op de zonde zomaar kwijtschelden zonder Zijn Zoon te laten kruisigen (Adams, z.d.-b, p. 9-10, zie Ezechiël 18:21). De vraag is niet hoe de mens zijn straf kan ontlopen of vergeven kan krijgen maar hoe hij van de zonde zelf verlost kan worden. Hoe kan hij van een zondaar in een heilige veranderen? Hoe kan de mens uit het lichaam van de dood bevrijd worden, dat is de vraag (Romeinen 7:24). Nou door Jezus (Romeinen 7:25) die door de opstanding een nieuwe schepping werd (2 Korinthe 5:17; Efeziërs 2:10). De mens zal uit de vergankelijkheid worden gered (Romeinen 8:21-22). Dit was precies wat Jezus deed. Hij nam de zonde uit de wereld weg (Johannes 1:29). Jezus nam niet al onze afzonderlijke overtredingen weg maar “De Zonde” alsof alle ongerechtigheid van de wereld op Hem gelegd werd (Jesaja 53:6 in Adams, z.d.-b, p. 10/52)). Dit principe vinden we in Leviticus 16:20-22 waarin geschreven staat hoe de zondebok – Azazel – dit werk verrichtte. In Hebreeën 9 lezen we hier ook over. Christus stierf om leven te geven aan een wereld die al dood was (Johannes 6:33, 51; 10:10). Alle initiatief om de mens uit de dood te redden kwam dus van God en niet van Jezus. In 2 Korinthe 5:18-21 lezen we dat we gered worden omdat Jezus juist tot zonde gemaakt was. Het ‘volbrachte’ werk van de opgestane christus vormt op grond hiervan de basis voor de mens om zich te verzoenen (Adams, z.d.-b, p. 11/53). In Jesaja 44:22-23 lezen we hoe God ooit Jacob verloste en Hij zich in Israël verheerlijkte. Gods verzoening kwam voort uit Zijn liefde om ons met Hem te willen verzoenen (Johannes 3:16). Hiervoor liet Hij zijn Zoon aan het kruis nagelen (1 Johannes 3:16; 4:9). Christus stierf voor ons toen we nog zondaren waren (Romeinen 5:8). Het kruis van Golgotha was in het heelal een eenmalige ongeëvenaarde act die opgevoerd werd. Des temeer bewondering zullen we voor God hebben. Laten we blij zijn dat we op deze planeer de aarde geboren zijn en niet op die vele andere planeten die zoals we later in dit boek zullen zien ook bewoond zijn maar waar geen Jezus gekruisigd was.
Een Bijbels principe is het dat ‘Gods weg ten leven’ via de dood voert (Adams, z.d.-c, H5, p. 2). Dit geldt ook voor de genade zoals we in Johannes 12:23-25 lezen. De weg ten leven gaat via ‘beproeving, lijden, vergankelijkheid en de dood’ waarvan het kruis het symbool is (Adams, z.d.-c, p. 2). In de voetsporen van Jezus worden we gelijkvormig aan Zijn dood (Filippenzen 3:10) opdat ook het leven van Jezus zich in ons openbaart (Romeinen 8:11) (Adams, z.d.-c, p. 2). Onze vele beproevingen zijn alle onderdeel van dat ene kruis (Adams, z.d.-c, H5, p. 2). Interessant is dat Arthur Adams de vleeswording van christus als Diens werkelijke dood beschouwt (Adams, z.d.-c, H5, p. 4) waarvan het houten kruis slechts een anticlimax was. In Romeinen 5:10 lezen we dat God de ecclesia met zich verzoende toen we nog vijanden waren. Niet God hoefde verzoend te worden maar de mens. Waarom zou God überhaupt genoegdoening voor onze zonden vragen? In Romeinen 14:9 lezen we over het doel van Zijn dood, namelijk opdat hij heerser over de levenden en doden werd. In Kolossenzen 1:18 lezen we dat Hij de eerstgeborene uit de doden is en in Efeziërs 1:22 lezen we dat Hij het hoofd over alles is. In Openbaring 1:18 lezen we dat Jezus dood was en de sleutels van het dodenrijk heeft. Over Osiris lazen we dat hij de leider van het Westen lag (Geru, 2003). Waar volgens Plato Atlantis lag. Dit westen was het Griekse dodenrijk. Osiris was dus een imitatie van Jezus.
Waarom moest Jezus zo akelig sterven?
Uit een mail van een collega filter ik het volgende,
Waarom werd Jozef door zijn broers in een put gegooid en later aan de Midjanieten verkocht? Had God de broers van Jozef niet op een andere manier kunnen bereiken? Misschien wel maar God koos voor deze manier, mogelijk om de harten van zijn broers te winnen. Jezus moest eerst sterven om nieuw leven te geven, wat volgens Johannes 12:23-25 een Bijbels principe is. Maar om te verzoenen was het bloed van het kruis nodig (Kolossenzen 1:20). Jezus droeg onze schuld, te weten het onrecht dat wij Hem aandeden, waarmee God Zijn liefde voor ons bewees (Romeinen 5:8). In deze Bijbelverzen zien we soms niet alle logica maar hoe meer we erover nadenken hoe meer logica we ontdekken. Jezus moest ook sterven om de Eersteling te zijn die uit de doden opgewekt werd. God had met een vingerknip de dood weg kunnen toveren. Maar door Zijn Zoon door ons aan het kruis te laten nagelen en Hem weer op te wekken en ons genade te schenken toonde Hij hoever Hij met ons wilde gaan. God betaalde een prijs door Zijn Zoon dood te laten martelen om ons van Zijn liefde te overtuigen. Met een vingerknip je liefde bewijzen overtuigt niemand. Door een groot offer te brengen overtuig je tenminste meer mensen.
Uw redding
Als ik schrijf dat u in de opstanding van Jezus moet geloven dan klinkt dit als een redding onder voorwaarde of als een werk in plaats van een genade gunst. De waarheid is dat als u in Hem gelooft, Hij de onzichtbare hulp was die dit geloof in u legde. Het enige dat u kunt doen is Hem om hulp vragen om uw geloof tegemoet te komen. Dan lijkt het of het initiatief van uw kant kwam. Maar stiekem trok Hij u naar zich toe. Zelf was ik een hardcore atheïst. Mij riep Hij ook. We kunnen er ook anders tegenaan kijken. Op het moment dat bij u het kwartje valt en u door heeft dat Jezus letterlijk uit de dood opstond en voor uw zonden stierf gebeuren er twee dingen. U bent verzegeld binnen het Lichaam van Christus. Dit zegel wordt nooit meer verbroken. En u realiseert zich dat God u al voor de nederwerping van de wereld geselecteerd had. God had u in dat geval ver van tevoren bestemd om deel uit te maken van het Lichaam van Christus (Romeinen 8:30). Zo verging het mij ook. Mijn hele verleden als atheïst was een voorbereiding voor mijn bekering. Toen ik dat boek van de kunstacademie las, viel er bij mij een kwartje. Ik snapte dat Jezus echt geleefd had. Maar dat Hij voor mijn zonden gestorven was, had ik op dat moment nog niet door.
Mijn moeder
Mijn moeder zorgde goed voor me. Ze ontzegde zichzelf elke luxe om voor mijn toekomst te sparen. Het enige wat ze niet deed was geloven dat Jezus fysiek uit de dood was opgewekt. Dit betekent dat ze de vierde en wellicht de vijfde aion misloopt. En waarom? Vanwege een paar Bijbelverzen loopt ze een toekomstig leven van duizenden jaren mis. En ben ik zoveel beter dan mijn moeder, waardoor ik het aionische leven wel zomaar gratis op mijn bord krijg? Dit hele schema gaat voorbij aan mijn rechtvaardigheidsgevoel. Geloof ik dus nog steeds in Jezus die mijn moeder duizenden jaren laat barsten? Ja, maar ik ben het er niet mee eens. Maar dat zal God een leverworst wezen. Het is trouwens een dubbele straf want ik zal het ook al die tijd zonder mijn moeder moeten doen. In het beste geval gaat mijn moeder na haar oordeel nog een tijd mee in de vijfde aion. Zolang ze van de vruchten van de Levensboom snoept, blijft ze wel in leven. In het slechtste geval, gaat ze na haar oordeel de tweede dood tegemoet. Uiteindelijk zal ze ook uit de tweede dood opstaan omdat 1 Korinthe 15:28 zoiets suggereert. Ik wil een paar kanttekeningen bij dit schema plaatsen. De God die mijn moeder misschien duizenden jaren laat barsten is tevens dezelfde God die haar ooit schiep. Hij had mijn moeder niet hoeven te scheppen. Hij had trouwens ook mij niet hoeven te scheppen. Maar Hij deed het wel. Ten tweede weet Jezus als geen ander hoe een moeder zich voelt. Terwijl Hij zijn kruisdood tegemoet ging, dacht Hij aan zijn moeder. Johannes, de latere schrijver van Openbaring, zou haar nieuwe zoon worden (Johannes 19:26). En Jezus mist al tweeduizend jaar zijn moeder, familie en vrienden. Wat deed mijn moeder fout opdat ze ondanks al haar opofferingen voor mij de beide aionen misloopt? Ik krijg geen antwoord op deze vraag en dus is de vraagstelling misschien fout. Wat is het aionische leven precies? Dit is het leven dat de gelovigen en de rechtvaardigen van Israël krijgen gedurende de beide toekomende aionen. Ze zullen de hele vierde en vijfde aionen van A tot Z meemaken. Voor de duidelijkheid: in de vierde en vijfde aion worden nieuwe generaties geboren. Maar zij gaan ook weer dood, hoewel ze wel veel ouder worden dan onze generaties. Het verschil met het aionische leven is dat de gelovigen en rechtvaardigen de beide aionen van begin tot eind meemaken. Deze selecte groep maakt alle generaties van de vierde en vijfde aion mee. Het aionische leven is een zeer exclusief cadeau van God aan een zeer selecte groep van mensen uit de derde aion die de vele duizenden jaren van de komende aionen zullen meemaken. Ik behoor tot die groep en ik hoop, u ook. Als we er zo tegenaan kijken, is het zo dat mijn zorgzame moeder niets tekort komt. Het is andersom: ik krijg juist iets extra’s. Mijn moeder krijgt haar beloning voor haar goede zorg. Hier twijfel ik geen moment aan. God schonk mij niet voor niets deze moeder. Maar de extra beloning die ik krijg, valt buiten de kaders van haar beloning. Ook dan voelt het nog steeds onrechtvaardig maar al een stuk minder dan wanneer mijn moeder nooit meer uit haar graf op zou staan. Ik vermoed overigens dat mijn moeder en velen met haar, na hun oordeel nog een flinke tijd in de schitterende wereld van de vijfde aion zullen leven. Wat er na de vijfde aion gebeurt, weten we niet. We komen dan in de situatie van 1 Korinthe 15:28 terecht. Misschien volgt dan aionen deel 2. Inderdaad gaat het aionische leven dan steeds meer op het eeuwige leven lijken. Elke daad van iedereen wordt ooit geoordeeld (Prediker 12:14). De gelovigen worden op de Bema – het erepodium – geoordeeld (2 Korinthe 5:10). Hier ontvangen ze hun erekrans. De ongelovigen worden over duizend jaar voor de Grote Witte Troon geoordeeld (Openbaring 20:11, 12). Elke gedachte en elk woord wordt straks op een weegschaal gewogen.
Deel VII
De mysterieuze Tussentijd
van 2000 jaar
87
De merkwaardige tussentijd (2)
De afgelopen 2000 jaar sinds de opstanding van Jezus was nergens direct in de Bijbel voorzegd. Wel werden er hints gegeven zoals in Jozua 3:4 waar over een afstand van tweeduizend el gerept werd. Paulus noemde deze tussentijd pas in Efeziërs 3:9. In deze passage staat ook het woord “aionen” in plaats van eeuwig. De opzet was dat Jezus zou komen en dat het Koninkrijk van God werd gesticht. We weten nu dat dit niet is gebeurd. En het stilzwijgen van God kenmerkt onze ‘tussenfase’ (Slagter, 2015, p. 126). In deze merkwaardige tussentijd staat de klok voor Israël stil. En dit niet alleen maar Israël hoort bij de heidenvolken. Intussen werkt God in het verborgene aan het stichten van Zijn gemeente. Deze gemeente is in feite het Lichaam van Christus. Christus is het hoofd van dit Lichaam terwijl de gelovigen het Lichaam vormen. Samen zijn “we” Christus. De Bijbel gaat eveneens heel concreet over ons. Als ik Psalm 110 lees dan lees ik een tekst die direct over mij gaat. Dit Lichaam van Christus kreeg sinds de opstanding van Jezus vorm en zal spoedig voltooid worden. De vraag is: wie is het laatste lid van dit Lichaam? Naarmate we de Eindtijd naderen, zal “iemand” de laatste zijn die tot bekering komt, voordat het lichaam wordt weggerukt.
Diverse typologieën in de Bijbel gaven wel indirect een hint naar de afgelopen tweeduizend jaar. Toen de Israëlieten onder leiding van Jozua door de Jordaan Kanaän binnen trokken, ging de Ark van het Verbond voorop. Tussen deze Ark en de Israëlieten was een afstand van 2000 el. Dit is pakweg een kilometer. Ook de afstand van een sabbatsreis tussen de Olijfberg en Jeruzalem was 2000 el en dus een kilometer (Handelingen 1:12, geciteerd in Piet, 2016-i). Deze 2000 el is een typologie van de afgelopen 2000 jaar (Jozua 3:4 in Piet, 2016-m). Spoedig komt Jezus terug en begint de klok voor Israël weer te tikken. In Romeinen 9-11 lezen we dat de bedeling voor Israël voorlopig terzijde geschoven is opdat het evangelie naar de natiën zou gaan.
In Johannes 19:15 lezen we dat de Joden liever een heidense despoot aan de macht hadden dan Jezus Christus. Ze kregen waar ze om vroegen. De afgelopen tweeduizend jaar waren ze tussen de heidenen gesteld.
88
Gnostisch Christendom
Het prille christendom kreeg vorm in een Hellenistische wereld die door de afgoden Cybele en Isis gedomineerd werd (Stark, 2007, p. 89). Beiden doen ons aan de Zuilen van Hercules denken. Maar Cybele en Isis waren maskers van elkaar, want Isis werd de ‘godin van tienduizend namen’ genoemd (Bailey in Stark, 2007, p. 101). In de Bijbel heette ze Astarte. Ze heerste volgens de Hellenisten over ‘de eeuwigheid’ en had hemel en aarde van elkaar gescheiden (Grant in Stark, 2007, p. 102). Mogelijk is dit het belangrijkste kenmerk van de gnostiek: namelijk het vervangen van de aionen door de eeuwigheid. Isis migreerde westwaarts maar kwam niet verder dan Rome. In het verdere West-Europa kreeg ze aanvankelijk geen voet aan de grond (Stark, 2007, p. 110). Zelfs in Rome demonstreerden ‘intellectuelen’ tegen haar komst (Donalson in Stark, 2007, p. 110). Wat een verschil met de intellectuelen van onze tijd die de islam omarmen. Isis kwam vanuit Alexandrië naar Rome. Beide steden waren havensteden. Atlantis was een imitatie van een havenstad en had haar eigen Isis in de vorm van Athena. We hoeven niet vreemd op te kijken van het feit dat Atlantis een zeevarende natie was. Isis reisde vooral over water naar Europa. Het leek erop dat het prille christendom meeliftte op het succes van Isis en Cybele (Stark, 2007, p. 113). Maar misschien was het wel andersom? Ook Ralph Woodrow schreef dat de Isis aanbidding in de Grieks-Romeinse wereld zo sterk was dat de vroege kerk weinig andere keuze had dan hierin mee te gaan. Isis werd op Maria geprojecteerd omdat Isis negeren onmogelijk was (Woodrow, 1981, p. 16). Het was de oude bekende godin Astarte van de Sidoniërs in 1 Koningen 11:5 die in Efeze als Diana (Artemis) opdook en in Rome als Isis (Woodrow, 1981, p. 14-15). Juist in deze periode werd het lichaam van Christus gevormd (Woodrow, 1981, p. 15). Isis werd al snel met de moeder van Jezus verward en in die hoedanigheid werd ze vanaf de Eerste Raad van Efeze in 431 officieel in de kerk aanbeden (Woodrow, 1981, p. 17). Dit hoeft ons niet te verbazen, aangezien Efeze de stad van Isis alias Diana alias Artemis was (Handelingen 19:28) (Fausset’s Bible Encyclopedia in Woodrow, 1981, p. 17). De hemelse machten die Paulus in Efeziërs 6:12 noemde werkten mee aan deze nieuwe Astarte verering. In het Italiaans werd Isis nu ‘Madonna’ genoemd – een bekende naam, nietwaar? Ze was de vrouw van Baäl (Hislop in Woodrow, 1981, p. 18) en de vrouw van de zee (Harper’s Bible Dictionary in Woodrow, 1981, p. 18). Ook werd ze ‘Koningin Isis’ genoemd (Dibelius in Ferguson, 2003, p. 274). Naast de concurrentie tussen het prille christendom en de aanbidding van Cybele en Isis broeide er nog een andere interne strijd die we vandaag de dag ook in de kerken meemaken. Want al snel na de dood van Jezus en zeker na de dood van Paulus laaide de controverse over het verschil tussen de genade en de wet weer op. Eerder had Paulus tegen valse broeders gewaarschuwd die de leer van de genade los wilden laten en naar de Wet van Mozes terugkeerden (Galaten 2:4). Nu Paulus er niet meer was, kregen deze valse broeders vrij spel.
4 Ezra
En de gnostiek maakte een come back. De mix van een hiernamaals met een eeuwige hel kennen we inmiddels uit de Hellenistische wereld. Na de bediening van Paulus bereikte deze mix ook Jeruzalem. Ik noem ten eerste het gnostische boek 4 Ezra dat we niet met het boek Ezra in het oude Testament zullen verwarren. 4 Ezra was rond het jaar 100 naar aanleiding van de verwoesting van Jeruzalem geschreven (Bonda, 2010, p. 49). Het is een apocrief boek. Dit wil zeggen dat het niet in de Bijbel voorkomt. De rabbijnen en kerkvaders hadden zorgvuldige selecties toegepast op wat wel en niet in de oorspronkelijke Bijbel thuishoorde. We kunnen hen alleen maar oneindig dankbaar zijn. Trouwens, in feite had Paulus de selectie al gemaakt. Alles wat erna aan toegevoegd werd, was ruis. In 4 Ezra werd voor het eerst geschreven dat de meeste mensen verloren zouden gaan (Bonda, 2010, p. 49). Deze miskleun resoneerde misschien met de verwoesting van Jeruzalem waarover we in het Nieuwe Testament verder niets lezen. Andere gnostische miskleunen als de ‘hel’ of een ‘paradijs’ worden in 4 Ezra 7:33-36 genoemd (Bonda, 2010, p. 49). We noemden in dit verband ook al het boek Henoch waarin een ‘diepe vallei van brandend vuur’ genoemd werd (Charles, 1917, Henoch 54:1). De mythe slaagde er dus in om een eigen apocalyptisch drama te scheppen waarbij de massa verloren ging. Alleen anderhalve man en een paardenkop werden volgens Ezra ‘gered’ (4 Ezra 8:38) (Bonda, 2010, p. 50). Dit klinkt erg als de leer van de gemiddelde orthodoxe kerktraditie, nietwaar. De gnostici vonden een hele nieuwe vorm van ‘spiritualiteit’ uit die niets meer met het evangelie te maken had. Tegelijk bleven ze de ‘naam van Jezus’ noemen (Wright in Stark, 2007, p. 154). Atlantis ging met man en macht onder om nooit meer boven te komen terwijl de opgestane Jezus de hele mensheid gaat redden. Zelfs de olifanten van Atlantis gaven zich over, ondanks dat hen niets gevraagd was. Atlantis was een contra-scheppingsverhaal dat dramatisch eindigde. De massa ging verloren. Er was zelfs niet één overlevende.
De wereldse kerk
De prille kerk werd steeds meer organisatorisch van karakter in plaats van organisch. Er vond ook een vreemde wisselwerking met Rome plaats. Het symbool van het kruis van Golgotha dat waarschijnlijk helemaal geen kruis maar een paal (Stauros) was, werd door de Romeinen gretig gejat. Voortaan was dit kruis in het Romeinse vaandel opgenomen, ‘boven de beeltenis van de keizer’ (Roget, 1981, p. 42). Het kruis zou voortaan het Romeinse keizerrijk verdedigen (Roget, 1981, p. 42). Christus was voortaan de ‘winnaar van veldslagen’ (Roget, 1981, p. 42) en niet per sé de overwinnaar van de dood. Dit is ook wat we met betrekking tot de oorlog van Atlantis zien. Het was een heilige oorlog die een ode aan Atlas en Athena was. Niet alleen de Romeinen wilden de baas spelen. Jezus had gezegd dat de heersers van deze wereld hun onderdanen zouden minachten (Mattheüs 20:25). De kerk ging ook op dit punt de Romeinen achterna en wilde volgens Isidorus van Pelusium voortaan over de massa heersen (in Roget, 1981, p. 77). Dan was er Aurelius Augustinus die ook verklaarde dat de ongelovigen na hun oordeel niet meer gered konden worden (Bonda, 2010, p. 27). Een goed boek hierover is The Augustinian Revolution in Theology, door Thomas Allin.
Serapis
Dan was er de afgod Serapis die als twee druppels op de Griekse Zeus leek. Hij was een fusie van ‘Osiris met Apis’ (Ferguson, 2003, p. 266). Vanuit Alexandrië kwam hij via de Ptolemeüs dynastie de Griekse wereld binnen (Ferguson, 2003, p. 266). Zeus werd als een milde vorm van Serapis voorgesteld (Ferguson, 2003, p. 266). Ook andere bronnen bevestigen dat Ptolemeüs I Soter de afgod Serapis in Alexandrië introduceerde (Osman, 2001, alinea 3). Isis en Serapis bereikten ook Rome (Osman, 2001, alinea 5). Al in 219 voor Christus werden Isis en Serapis uit Rome verbannen (Roget, 1981, p. 92). Later doken ze toch weer op. Hun tempels moesten echter ‘buiten de muren’ van Rome gebouwd worden (Roget, 1981, p. 93). Zeus alias Serapis zag eruit als een man met een overdadige hoeveelheid haar op zijn hoofd en een uit de kluiten gewassen baard. Hij leek op de profeet Mohammed. Het woord “Seïr” is hier op zijn plaats dat “harig” betekent. Seïr was weer gekoppeld aan Ezau. Zeus leek op de visgod Dagon (Inman, geciteerd in Woodrow, 1981, p. 84, afbeelding). Deze baardman leek ook op de kerkJezus. De echte Jezus had kort haar want Paulus had gezegd dat mannen hun haren af moesten scheren om niet op vrouwen te lijken (1 Korinthe 11:3-16). Ook priesters moesten eerst hun haar afknippen voordat ze de tempel van God binnen mochten (Ezechiël 44:20). En wie weet, was Jezus kaal? Waar het nu om gaat is dat Serapis de schakel tussen Atlas en Jezus was. De kerkJezus met lang haar en een baard is dus een kloon van Serapis, alias Atlas. Want kijkt u eens naar de pose van Atlas die voorover gebogen de hemelbol op zijn schouders draagt. Deze pose is dezelfde als die van Jezus aan het kruis. De kerkJezus die aan het kruis hangt heeft de pose van de zanger van Led Zeppelin. De kerkJezus hangt sensueel aan het kruis. Als we de lap voor zijn piemel inruilen voor een minirok en zijn baard wegdenken, dan is de kerkJezus eigenlijk een vrouw, namelijk: Isis. Serapis deed wat satan al heel lang van plan was: Jezus afbeelden als koning Atlas van Atlantis. Maar de kerkJezus heeft ook iets van Isis, alias Athena. In de opmaat naar de Eindtijd zien we dat zelfs Jezus genderloos gepromoot wordt. Zoals een kerk in de Zweedse stad Västerås Jezus genderloos promootte (Senter & Mogren, in Edwards, 2017). Dit past helemaal in het Isis-Serapis en Athena-Atlas verhaal. Jezus wordt dus steeds meer Atlas van Atlantis dan de opgestane Christus die aan de rechterhand van Zijn Vader in de derde hemel zit. Jezus ziet er in de gedaante van Isis anorexisch uit. De magere Jezus die in de kerken aan het kruis hangt, is een anorexiapatiënt. De echte Jezus was een vreetzak (Lucas 7:34). Bij de aanbidding van Serapis hoorde ook de herintroductie van de waterdoop (Osman, 2001, alinea 5). Gedurende de Handelingen periode was deze waterdoop juist met veel moeite afgeschaft. In Rome ontstond dus een imitatie van het Bijbelse christendom.
Heidens christendom
We horen weleens dat er veel heidense elementen in het christendom geslopen zijn, zoals de drie-eenheid, de geboorte rond kerstmis, het geloof in een hiernamaals, de negatieve obsessie met seks en de hippie-Jezus. Mogen we het beestje bij de naam noemen? Het officiële christendom is voor pakweg 80% of misschien wel 99% een Baäl-religie. Zo werd tijdens de tweede Raad van Efeze het heidense kruis in het christendom geïntroduceerd (Seymour in Woodrow, 1981, p. 48). Het kruis was een imitatie van het Egyptische Tau-kruis (Vine in Woodrow, 1981, p. 49). Deze tweede Raad van Efeze vond in 449 na Christus plaats (Second Council of Ephesus, z.j.). In de tempel van Serapis in Alexandrië stond al een kruis (Woodrow, 1981, p. 51). Het kruis hoort dus bij Serapis. Het christendom zoals wij dit kennen is niet het Bijbelse christendom. Het is juist een imitatie van wat Paulus beoogde en een Atlantisch Serapis-christendom.
Reizen
Paulus was een grote reiziger. Hij ondernam drie missiereizen door Klein-Azië, waarna hij als gevangene naar Rome afgevoerd werd. Maar zowel in de oudheid als in de begindagen van het christendom werd er meer gereisd dan we denken (Stark, 2007, p. 73). Detail is dat veel reizigers onderweg de lokale afgoden eerden terwijl veel Joodse reizigers hun eigen God trouw bleven (Zetterholm in Stark, 2007, p. 120). Dit zette vast en zeker kwaad bloed bij de bevolking waarmee de basis voor antisemitisme gelegd was (Stark in Stark, 2007, p. 120). Veel van deze Joden bleven echter weer vasthouden aan de Joodse wetten in plaats van aan de nieuwe genadeleer van Paulus. Zo was er een koopman uit ‘Frygië’ (West-Anatolië) die zeventig keer naar Rome gereisd was (Inscriptiones Graecae ad Res Romanas Pertientes, 4.841 in Stark, 2007, p. 73-74). Hij legde een totale afstand van 70.000 kilometer af (Inscriptiones Graecae ad Res Romanas Pertientes, 4.841 in Stark, 2007, p. 74). Het lange afstand reizen ging per boot (Stark, 2007, p. 74). Wat in onze tijd het vliegtuig is, was destijds de boot. Om die reden sloeg het vroege christendom vooral in de ‘havensteden’ aan (Stark, 2007, p. 76). Atlantis was een imitatie hiervan.
Oorsprong gnostiek
Het blijft een mysterie waar de gnostiek nu precies vandaan kwam die telkens het prille christendom achtervolgde en infiltreerde. Volgens ene Friedlander gingen de gnostiek en het prille christendom gelijk op in de eerste eeuwen na Christus. Beide kwamen volgens Friedlander voort uit het ‘Hellenistisch Judaïsme’ (Friedlander in Stark, 2007, p. 162-163). Volgens Birger Pearson kwam de gnostiek uit de ‘Joodse’ ketterij’ voort (Pearson in Stark, 2007, p. 163). Mag ik het woord “kabbala” noemen? Misschien is de gnostiek van beide wat: Baäl-religie, gemengd met wat koffiedrap uit het Judaïsme? Ik noem ook het boek A Seperate God: The Christian Origins of Gnosticism van Simone Pétrement dat over deze zaken gaat (Stark, 2007, p. 163). Ene Kurt Rudolph lijkt mijn veronderstelling te bevestigen: de Demiurg kwam uit het heidendom voort (Rudolph in Stark, 2007, p. 221). We komen dus weer bij Baäl uit.
Pelgrimage
Het gnostische christendom draaide om macht. Desalniettemin waren er oprechte christenen die vanuit de uithoeken van Europa pelgrimstochten naar Jeruzalem maakten. In het jaar 333 was er een pelgrim uit Bordeaux die naar Jeruzalem trok en onderweg ‘360 keer van paard wisselde’ (Kolleck & Pearlman in Stark, 2009, p. 80). Dan was er een reisverslag uit 381-384 van een vrouw die over haar ervaringen in Jeruzalem aan haar vriendinnen aan het thuisfront schreef (Stark, 2009, p. 81). (* Was zij Etheria/Eugeria? Deze Etheria maakte ook een pelgrimsreis naar Jeruzalem en Babylon). Er werd dus veel gereisd en er was een postsysteem in de eerste eeuwen na Christus. In 440 was Jeruzalem een “hippe” en ‘modebewuste’ stad waarin veel vrouwen van stand onder de pelgrims waren (Hunt in Stark, 2009, p. 82). En er waren in de vijfde eeuw na Christus ‘driehonderd hostels en kloosters’ in Jeruzalem voor de opvang van alle pelgrims (Runciman in Stark, 2009, p. 82). Waren er ook al reisbureaus?
Geknoei met de tijd
Dan was er nog een monnik die Dionysus Exiguus heette en die rond het jaar 525 na Christus de kalender aanpaste. In plaats van dat hij bij de doop of opstanding van Jezus begon te tellen, nam hij de gefingeerde geboorte van Jezus als het beginpunt van onze jaartelling (Piet, 2016-e, alinea 3). Het komt erop neer dat onze kalender 30 jaar voorloopt op de Bijbelse chronologie. Hierdoor herkennen we de naderende Eindtijd niet. Werd meneer Exiguus ook demonisch beïnvloed? Misschien wel en kwam onze kalender uit dezelfde gnostische koker als Atlantis.
Aanbevolen literatuur: Thomas Allin, The Augustinian Revolution in Theology
89
De gnostische islam
Paulus noemde in Galaten 1:8 de gevaren van een engel die een ander evangelie zou verkondigen. Vast en zeker doelde hij hiermee op de neiging van religieuzen om terug te keren naar de wet. Maar Paulus was een profeet die ook de Eindtijd zag (2 Timotheüs 1:12; 1:18 en 4:8). Ofwel, voorzag hij de opkomst van de islam? Misschien wel. Het zou naïef zijn om te denken dat satan na de opstanding van Jezus op zijn lauweren rustte. En Paulus was de eerste die hiertegen waarschuwde. Hij had gezien dat de religie van Baäl in de Eindtijd een come-back maakt. Onnodig om te zeggen dat de Romeinse inlichtingendienst van zijn tijd zeer geïnteresseerd was in zijn visioenen. Paulus had contact met de Romeinse elite. Zelfs in het huis van de Romeinse keizer had hij volgelingen (Filippenzen 4:22). Zowel de keizer als de Romeinse inlichtingendienst wilden graag weten wat hij te melden had. En zijn visioenen voor de toekomst zullen hen zeker alert hebben gemaakt. Mogelijk werd Paulus door Romeinse spionnen gevolgd. De soldaat die hem op zijn reis naar Rome begeleidde was misschien zo iemand. Tegelijkertijd zat Paulus met het onuitstaanbare feit dat hij de derde hemel had gezien (2 Korinthe 12:2-4) evenals de komst van de antichrist in de Eindtijd (2 Thessalonicenzen 2:3-7). Dergelijke heftige visioenen moest hij aan iemand kwijt. Rondom hem ging het leven gewoon door. Buren maakten ruzie en de Romeinse heersers maakten zich druk over hun veroveringstochten. Paulus en Johannes en met hen de oude profeten hadden dingen gezien die geen mens gezien had. Paulus kon dit niet kwijt aan tandarts Piet noch aan de keizer. Het kon niet anders of hij moet met een enorme frustratie hebben rondgelopen. Hadden we beter naar Paulus geluisterd en nog eens op Galaten 1:8 gemediteerd dan hadden we misschien aan de islam gedacht. Beste lezer, de profeet Mohammed kreeg zijn openbaringen van de mysterieuze engel Gabriël die vast en zeker een ander wezen was dan de Gabriël die in Daniël 8 en 9 en Lucas 1 verscheen. Paulus had het evangelie immers voltooid en Johannes had al geschreven dat niemand een letter aan Openbaring toe zou voegen (Openbaring 22:19). Mijn gok is dat de engel Gabriël van Mohammed een vermomming van de Python Geest in Handelingen 16:16 was. Om precies te zijn was Gabriël II de serpent. Ditzelfde wezen zou in de verre toekomst het hoofd van ene Joseph Smith op hol brengen en het Boek van Mormon tot leven wekken. We komen dan in het vaarwater terecht van wat in de ufologie de “Men in Black” genoemd worden. Maar laat ik niet teveel op de feiten vooruit lopen.
Islam
Islam betekent “onderwerping” aan Allah. We lezen er ook het woord Lam in, van het Lam van God zoals Jezus in Johannes 1:29 genoemd werd. Islam klinkt ook een beetje als het Hebreeuwse woord “olam” dat net als het Griekse woord “aion” op een langere periode slaat. Met Islamtis zitten we weer in het vaarwater van Atlantis. Islamtis klinkt ook als Uzlamtis. Uz was het land van Job dat ook Edom of Seir heette. Uz betekende in het Babylonisch ‘geit’ (Spence, 1916, p. 292). Ismaïl is een anagram van islam. Hij en Ezau waren de stamvaders van de arabieren en islamieten.
Opleving van Baäl
Satan was erin geslaagd om het christendom te transformeren tot een (semi) Baäl-religie. Maar dit was blijkbaar niet genoeg. Hij had nog een troefkaart. Met de dood en opstanding van Jezus was zijn strategie niet uitgewerkt. De oude Baäl religie zou een nieuwe jas krijgen. Op de binnenzak van deze nieuwe jas, prijkte een label met de naam “islam”. Hoe kom ik hier zo bij? Mijn aandacht werd getrokken door een boek van mevrouw Carola Kloos, Yhwh’s Combat with the Sea (1986). Slechts één regel in haar boek, was voor mij voldoende om Allah te ontmaskeren. Volgens Werner H. Schmidt (1961) was Baäl een eenzame God terwijl de Bijbelse God omringd was door hemelse onderdanen die Hem eerden (1 Koningen 22:19; Jesaja 6:1-2) (Schmidt in Kloos, 1986, p. 23). Deze eenzame Baäl doet me sterk denken aan Allah die ook nogal een eenzaam bestaan heeft. Volgens Karen Armstrong was Allah een God ‘in de verte’ die zich nauwelijks met het ‘dagelijks leven’ bemoeide (Armstrong, 2006, p. 35). Is Allah de opvolger van Poseidon? Dit gaan we uitzoeken. Verder is 1 Koningen 22:19 een zeer interessante passage. We lezen over hemelse menigten die we in de volksmond buitenaardsen noemen. In Job 1 en 2 kwamen we ook al zulke wezens tegen. Allah wordt in Soera 112 de ‘eeuwige’ genoemd (Finegan, 1965, p. 501). Dit is de God van de Hemel en Aarde ook. Maar de Allah in Soera 112:2 schiep geen aionen waarin hij de mens aan het werk zette.
Hubal
De voorganger van Allah was mogelijk de Kanaänitische afgod Hubal. Toen de profeet Mohammed leefde was de Kaäba in mekka aan de afgod Hubal gewijd. Hubal werd uitgebeeld ‘door een grote roodachtige steen die in de Ka’ba stond’ (Peters in Armstrong, 2006, p. 35). Deze rode kleur doet ons aan het orichalcum denken dat de tempel van Poseidon op Atlantis sierde. Ook Maxime Rodinson schreef dat het beeld van Hubal van ‘rood kornalijn’ was (Rodinson, 2008, p. 28). Deze rode kleur kwamen we eerder tegen in de vorm van de bloedrode maan (Handelingen 2:20) en de rode wijn in de gouden drinkbeker van Babylon (Jeremia 51:7). Deze Hubal was ook weer een Maangod (Glassé in Shamoun, z.j.-a, alinea 19). Sam Shamoun schrijft dat Allah en de Moabitische afgod Hubal identiek zijn (Shamoun, z.j.-a, laatste alinea). Ik kom op het internet hele ingewikkelde theorieën over hem tegen. Deze afgoden zijn tamelijk ongrijpbaar. Mogelijk zou Hubal dezelfde zijn als Baäl-Peor in Numeri 25:3, 5, Hosea 9:10 en Deuteronomium 4:3. Deze Hubal was een afgod van de Moabieten (Shamoun, z.j.-a, par. Who was Hubal?, tweede alinea). En wie was er nog meer een maangodin? Juist, Athena. Tenslottte noemde Percy J. Wiseman, Allah een verbastering van Elah dat het enkelvoud van Elohim was. Elah werd verbasterd tot ‘ilah’ en ‘al’ilah’ (P.J. Wiseman, 2004, p. 138).
Welk Mekka?
In welk Mekka werd Hubal eigenlijk aanbeden? Om te beginnen zijn de overeenkomsten tussen Mekka en Atlantis treffend. Mekka wordt in Maxime Rodinsons boek steeds weer een handelscentrum genoemd (Rodinson, 2008, p. 51). En dit niet alleen maar de Kaäba was aanvankelijk aan Hubal gewijd en later aan veel andere afgoden (Rodinson, 2008, p. 50). Er vond ook een gebiedsverdeling plaats (Rodinson, 2008, p. 50-51). En precies hetzelfde gebeurde op Atlantis. Aanvankelijk was Poseidon de afgod maar later waren er tempels voor andere afgoden op het eiland (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 117). Ook werd Atlantis onder de tien koningen verdeeld, wat ongelijkmatig gebeurde (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 114). Mogelijk kunnen we hieruit de conclusie trekken dat meergodendom (polytheïsme) gelijk opgaat met een ongelijke verdeling van land en middelen. Mag ik het woord kapitalisme gebruiken? Ik geloof er niets van dat het huidige Mekka in de tijd van Mohammed al een handelscentrum was. Het lag en ligt totaal afgelegen. Maar de rotsstad Petra in Jordanië lag waarschijnlijk wel op een handelsroute tussen Oost en West. Weinig mensen weten dat Mekka maar een paar keer in de Koran genoemd wordt. Zo noemt de Koran de Vallei van Bekka in Soera 48:24 (Pickthall in Gibson, 2011, p. 221). In Soera 3:96 wordt Becca of Mekka ook nog genoemd (Asad & Pickthall in Gibson, 2011, p. 221). Ook Dr. Patricia Crone schreef dat het Mekka in de islamitische literatuur niet overeenkomt met de huidige stad Mekka (Crone in Gibson, 2011, p. 221). Mekka was immers omringd door bergen (Ishaq in Gibson, 2011, p. 226). Vanaf deze bergen kon men de aanvallen met ‘Jemenitische olifant’ op Mekka zien (Ishaq in Gibson, 2011, p. 226). Misschien kwam hier de valse gedachte vandaan dat Sheba, Jemen (of zelfs Mekka) was? Trouwens Jeruzalem is wel omringd door bergen (Psalm 126:2). Op Atlantis waren ook olifanten (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 114-115). In Openbaring 18:12 komen we ivoor tegen dat aan Babylon verhandeld wordt. We zullen zien waarom de olifanten van Atlantis met die van Mekka en het ivoor in Openbaring 18:12 te maken hebben. Waarschijnlijk kwamen de Koran en Atlantis uit dezelfde koker. In Soera 6:92 wordt de ‘moeder van alle steden’ genoemd. Er staat niet bij welke stad hiermee bedoeld werd. Ik denk aan Jeruzalem of Babylon. Maar ene Yusuf Ali dacht hierbij aan Mekka (Ali in Gibson, 201, p. 222). Ook volgens anderen werd Mekka de moeder van alle steden genoemd (Serageldin, Shluger & Martin-Brown in Gibson, 2011, p. 222). Het ging hier dan weer om een imitatie. Want Hagar was de moeder van het aardse Jeruzalem, terwijl Sarah de moeder van het Hemelse Jeruzalem was (Galaten 4:25-26). In dit verband noem ik de hoer van Babylon in Openbaring 17:1. Ook Babylon werd de ‘MOEDER VAN ALLE HOOFDSTEDEN’ genoemd (Fatuhi, 2012,m p. 94). Volgens Dan Gibson wezen de funderingen van de eerste moskeeën naar de rotsstad Petra in Jordanië in plaats van naar Mekka. Om te beginnen wijst het ‘Ummayadische paleis’ in ‘Humaima’ naar Petra (Gibson, 2011, p. 256). Ook de ‘Grote Moskee van Baälbek in Libanon’ wijst naar Petra (2010 Basarsoft, 2010 ORION-ME, MAP Data 2010 AND, 2010 DigitalGlobe & 2009 Google, geciteerd in Gibson, 2011, p. 256, afbeelding). De fundering van Wasit Moskee in Irak wees in de richting van Petra (Saifullah, Ghoniem, Squires & Ahmed in Gibson, 2011, p. 258). De Al Aqsa moskee in Jeruzalem wijst naar Petra (2010 Digital Globe, geciteerd in Gibson, 2011, p. 260, afbeelding). Deze moskee staat naast de Rotskoepel. Detail is dat deze waarschijnlijk vlak na 637 na Christus gebouwd was. John Moschus schreef hier zijn verslag Spiritual Meadow over (Moschus in Gibson, 2011, p. 260). Ook de Ummayadische Moskee in Damascus wijst in de richting van Petra (2010 GeoEye & 2009 Google, geciteerd in Gibson, 2011, p. 262, afbeelding). Het is dus aannemelijk dat het echte Mekka aanvankelijk de rotsstad Petra in Jordanië (Edom) was. Pas later wezen de Ummayadische moskeeën in Jordanië naar het huidige Mekka (2010 Gisrael. 2010 ORION-ME, 2010 GeoEye, 2009 Google, geciteerd in Gibson, 2011, p. 267, afbeelding). Ook Karen Armstrong schrijft dat de ‘kibla’ – de richting van gebed – vlak na ‘januari 624’ veranderde (Watt, Hodgson, Andrae in Armstrong, 2006, p. 116).
Ka’aba
De Ka’aba is de grote vierkante zwarte doos, ofwel de “Black Box” die Allah in het huidige Mekka naliet ter getuigenis van zijn getuigenis. Dit vierkante zwarte gebouw lijkt een uitvergroting van de Joodse “tefillin”. Dit zijn vierkante zwarte doosjes die aan een leren riem worden gedragen. Het is erg verleidelijk om de woorden ka’aba en Allah tot het woord Kabbala aaneen te rijgen. Het islamitische woord Qibla dat “richting” betekent schijnt bovendien dezelfde woordstam ‘Q-B-L’ als het woord kabbala te hebben (Bouchard, 2016). Inderdaad schijnt er een connectie te zijn tussen het islamitische Soefisme en de Joodse Kabbala (Schwartz, 2011, alinea 3). Het is niet duidelijk wanneer de interactie tussen beide begon. Maar ene Abraham Abulafia (1240) uit Zaragossa die tussen Palestina en Barcelona heen en weer reisde had er blijkbaar iets mee te maken (Schwartz, 2011, alinea 6). Deze meneer Abulafia had een ‘extatische’ manier gevonden om met God in contact te treden (Schwartz, 2011, alinea 7). Zijn methode had parallellen in het ‘soefisme’, het ‘Oosters-orthodoxe christendom’ en zelfs in ‘yoga’ (Schwartz, 2011, alinea 7). Ook in Palestina ontstond een interactie tussen het soefisme en de Joodse kabbala (Schwartz, 2011, alinea 8). Deze beweging kwam in contact met de leer van Abraham Abulafia waardoor er een slingerbeweging tussen Barcelona en Palestina ontstond die de invloed van het soefisme op de kabbala versterkte (Schwartz, 2011, alinea 8). Kan het zo zijn dat deze leer van invloed was op het Joods-Palestijnse conflict? Het is maar een gedachte.
Mohammed
Petra werd in de Bijbel Rekem (Jozua 13:21) en Sela genoemd (Psalm 84:4, 2 Koningen 14:7, Schriftwoord.nl vert.). Sela werd ook in Jesaja 16:1 genoemd. De stam van de Nabateeërs was aan deze stad in Edom gekoppeld (Gibson, 2011, p. 137). Edom klinkt alvast een beetje als Mohammed. Edom was tevens Uz, het land van Job (Klaagliederen 4:21 in Gibson, 2011, p. 63). Deze Nabateeërs waren de nazaten van Nabot in 1 Koningen 21. Ze werden ook het volk van Thamud genoemd (Gibson, 2011, p. 137). Volgens Dr. John Healy waren de Nabateeërs en het volk van Thamud dezelfde volken (Healy in Gibson, 2011, p. 138). Ook in Soera 7:73-79 wordt het volk van Thamud gelijkgesteld aan de Nabateeërs (Pickthall in Gibson, 2011, p. 139). In Soera 7:74 lezen we over “Ad”, dat evengoed Uz als Atlantis kon zijn. In Soera 7:78 lezen we over een aardbeving. Hoeveel Atlantis willen we nog meer hebben? Petra lag niet midden in zee maar wel middenin de volkenzee. Thamud klinkt als Mohammed (Rosenthal in Shamoun, z.j.-b, onderste 10 alinea’s). We lezen er ook “Ud” of Uz in. Thamud was waarschijnlijk Edom. In Numeri 25:3,5 en Psalm 106:28 (Scripture4all.org, vert.) komen we de letters “zmd” in combinatie met Baäl-Peor tegen. Ik ken een beetje Perzisch en daarom snap ik dat Samad ook in Soera 112:2 genoemd wordt (Al-Tabari in Shamoun, z.j.-b). Allah Samad betekent hier, Allah, ‘de Eeuwige Vluchteling’ (Quran.com). Maar vooral dat laatste woord ‘Vluchteling’ is lastig om er handen en voeten aan te geven. Volgens andere vertalers betekende het woord ‘absoluut’ in de zin van zelfredzaam (Ali & Razi in Shamoun, z.j-b, halverwege de tekst). Dan komen we in de buurt van Atlantis dat alles in overvloed had en zelfredzaam was (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 114). Trouwens… in Ilias 2 komt een Thamyris voor (Butler, 1898, Ilias 2, 592-603). Was Mohammed een kloon van Homerus of was hij zelfs Odysseus? Ik denk dat de islam, Mohammed en Atlantis hun oorsprong in Edom hebben. Als ik Uzlam, Uzlantis, Islamtis of Atlantislam zeg, dan snapt u hoe ik tegen de materie aankijk. Volgens Plato kwam het Atlantis verhaal uit Egypte (Jowett, vert. 1892, Kritias 113). Maar hoe kwamen de Egyptenaren aan het verhaal? Hadden zij het van de Hyksos uit Edom verkregen? Er waren Hyksos koningen in Egypte. Hun hoofdstad was Avaris (Van der Land, 2008, p. 30). Als de Hyksos de Edomieten waren (Gibson, z.j.), dan wordt de oorsprong van het Atlantis verhaal ons duidelijk. De Hyksos introduceerden ook paarden in Egypte (Van der Land, 2008, p. 94). In Genesis 47:17 worden paarden voor het eerst genoemd. Waren er voor die tijd geen paarden? Vast en zeker wel, maar ze werden vanaf nu voor de strijd gebruikt. Een andere uitleg is dat Job als eerste paarden voor oorlogsvoering gebruikte (Job 39:18-25). Zeker met Job zitten we in Edom. Atlantis had mogelijk een Edomitische oorsprong. Dat een Edomitisch Atlantis verhaal in Egypte terechtkwam, was dus niet zo vreemd. Mohammed was een beschermer of helper ‘van de armen en de wezen’ (Rodinson, 2008, p. 95). Was dit wat er met ‘de Helpers’ van Medina, de ‘Ansjaar’ bedoeld werd (Rodinson, 2008, p. 266)? Mohammed leek dus op Robin Hood die ook al een zelfbenoemde helper van de armen was. We zullen nog zien dat we bij elk van deze figuren de vraag kunnen stellen of ze echt wel mensen dan wel Titanen (demonen) waren. Robin Hood klinkt immers als (Ho-)Odin. En Odin klinkt als Edom. Als Mohammed een verbastering van Edom was dan is hij een imitatie van Jezus die straks uit Edom terugkeert (Jesaja 63). Zijn witte gewaad zal bloed doordrenkt zijn, waarin we de kleur van orichalcum herkennen.
Ansar
Dat Mohammed een Titaan was, blijkt misschien uit het feit dat de andere hoofdrolspelers in de Koran ook Titanen waren. Neem Ansjaar in Soera 9:117 (Quran.com, vert.). Wie was deze Ansjaar nu precies? We lezen hier verschillende verhalen over. Vanuit islamitisch perspectief gezien, waren de Ansjaar de ‘Helpers’ uit Medina (Armstrong 2006, p. 98; Rodinson, 2008, p. 266). Volgens Karen Armstrong is de titel ‘Helpers’ veel te pacifistisch. Deze Ansjaar hadden ‘s nachts ‘in Aqaba’ ‘een tweede verbond’ met Mohammed gesloten en een ‘Eed van Oorlog’ afgelegd (Armstrong, 2006, p. 98-99). Ze waren bereid om zo nodig geweld te gebruiken (Armstrong, 2006, p. 98-99). Een tweede verbond klinkt erg Bijbels. Jezus gaat immers na Zijn terugkeer een nieuw verbond met Israël sluiten (Jeremia 31:31-34). Dat deze Helpers ‘s nachts een verbond met Mohammed sloten, is ook typisch. Ik noem voor de zoveelste keer de voorzegging tegen Edom, “Wachter, wat is er van de Nacht?” (Jesaja 21:11). Medina heette vroeger Yathrib. Deze Ansjaar helpers waren volgens de overlevering een groep moslims uit Jathrib (Medina) in Saoedi-Arabië waar ook Joden woonden. Medina was ooit als een Joodse kolonie begonnen (Baron in Peters & Katz, z.j.). In verband hiermee noem ik de Slag bij Kaybar tussen Joden en de aanhangers van de prille islam (Lewis in Peters & Katz, z.j.). Deze Slag vond plaats in het jaar 629 na Christus (Slag bij Khaybar, z.j.). Of waarschijnlijk een jaar eerder? Of was deze Slag bij Kaybar ook weer een mythische veldslag die net als Troje naar de Eindtijd verwees? En had de Slag bij Kaybar nooit plaatsgevonden? Volgens de traditie kwamen de Ansjaar voort uit de strijd tussen Joden en de prille moslims van Medina. Maar hoezo waren ze “helpers”? Want de naam Ansjaar voert terug op die van Assur (Black & Green, 2014, p. 38, par. Assur). Assur was Assyrië en Osiris. Ansjaar was ‘de vader van Anu’ (Black & Green, 2014, p. 38, par. Assur). In Genesis 41:45 kwamen we Anu in de tijd van Jozef tegen in de gedaante van de stad On in Egypte. On was de stad Heliopolis die deel uitmaakte van de Egyptische Pentapolis. Deze Pentapolis had een tegenhanger in de Pentapolis in Gaza. Beide symboliseerden de vijf tweelingkoningen van Atlantis. Deze Anu stond aan het hoofd van de Anunnaki. Ansjaar was dus een demon. Als hij al een helper was, dan van satan. We kwamen Ansjaar al eerder tegen. In tablet 1 van de Enoema Eliesj werd hij samen met Anu genoemd (Enuma Elish, The Epic of Creation, King, vert. 1902, tablet 1). Verderop in kleitablet 1 werden ook de Anunnaki genoemd. Terwijl in tablet 3, Marduk en de Anunnaki genoemd werden (Enuma Elish, The Epic of Creation, King, vert. 1902). Zo is de cirkel weer rond. We snappen deze materie als we doorzien dat we met maskers te maken hebben. Ansjaar werd ook samen met een andere afgod genoemd die Gaga heette (Saggs, 1966, p. 413). Deze naam duikt in onze tijd weer op.
Ansjaar als Marduk
Deze islamitische afgod Assur was in Assyrië de vervanger van de Babylonische afgod Marduk (Black & Green, 2014, p. 177, par. Tiamat’s creatures). Volgens D.J. Wiseman was Ansjaar identiek aan Marduk (D.J. Wiseman, 2004, p. 71). In tablet 7 van de Enoema Elisj lezen we dat Ansjaar alias Ausar dezelfde afgod als Marduk was (Enuma Elish, The Epic of Creation King, vert. 1902). We weten dat Ausar door de volksstam “Subartu” naar Babylon was gekomen (Fatuhi, 2012, p. 138). In de Assyrische hoofdstad Mari transformeerde Ansjar in Dagon die de blauwdruk van Poseidon was. De hoofdstukken in de Koran heten “Soera’s”. Mogelijk is dit woord “Soera” ook taalkundig verwant aan Assur, dan wel Seïr?
Quedarieten
Een volk dat qua cultuur nauw verwant was aan de Nabateeërs waren de Qedarieten. Zij waren nazaten van Ishmaël (Psalm 120:5; Jesaja 21:16-17; Ezechiël 27:21). Volgens Herodotus aanbaden ze de afgoden Allat en Orotalt (Herodotus in Gibson, 2011, p. 195). De naam Orotalt lijkt al iets op de naam van de Azteekse afgod, Quetzalcoatl. Mogelijk was deze Orotalt dezelfde als de afgod Ruda, wiens symbool de Avondster was (McDonald in Gibson, 2011, p. 195). Een aanverwante Qedaritische afgod heette Nuhay en was de Morgenster (Gibson, 2011, p. 195). Weer een andere afgod van de Kedarieten was Atarsamain, die ook al een Morgenster genoemd werd (Hoyland in Gibson, 2011, p. 195). Allat was een dochter van Allah (Soera 53:19-20). Orotalt was tevens de Griekse afgod Dionysos terwijl Alilat, Aphrodite was (Herodotus in Orotalt, z.j.).
Drie dochters van Allah en Baäl-Tsafon
Allah heeft drie dochters waarin we een hint naar een islamitische drie-eenheid herkennen. Mogelijk hadden zowel de drie dochters van Allah als de christelijke drie-eenheid iets met de drie locaties van Tzafon te maken: Babylon, Caïro (Sfinx) en de horizon in het westen. Deze drie dochters van Allah worden in Soera 53:19-20 genoemd (Quran.com). De eerste dochter heette Al-lat, waarin we de namen van Allah, Atlas en Eilat herkennen. De Arabieren noemden haar ‘Athene’ en ze was ‘Venus, de morgenster’ (Rodinson, 2008, p. 28). Nu snappen we waar de mythe van Lucifer vandaan kwam: uit Babylon. Deze Lucifer hadden we al aan de serpent in Eden gelinkt die de echte Morgenster, Jezus imiteerde (Openbaring 22:16). Nu kunnen we Lucifer via Allat ook aan Allah plakken. Daarnaast was Allat ook een maangodin en hiermee een kloon van de Babylonische afgod ‘Sin’ (Winnett in Finegan, 1965, p. 483). Volgens Herodotus was Allat de godin van de Quedarieten (Herodotus in Gibson, 2011, p. 195). De twee andere dochters waren Al-Uzza en Al-Manat (Armstrong, 2006, p. 35-36; Finegan, 1965, p. 483; 496; Rodinson, 2008, p. 28). In de naam Manat herkennen we de letters “Man” van Minos, Menes, Money en Agamemnon. In de naam Al-Uzza herkennen we de naam van Uz, het land van Job. Ook lezen we er de naam van Venus in. Als ik zeg AtlantUzza, dan snapt u in welke richting ik denk. In Soera 53:25 wordt het ‘hiernamaals’ genoemd en in Soera 53:7 de ‘horizon’ (Quran.com). Met de horizon zitten we bij Atlantis en de Egyptische afgod Horus. Het woord Horizon betekent zoiets als ‘Rijzende Horus’ (Hoagland & Bara, 2009, p. 278). Deze horizon in Soera 53:25 doet me aan de Grot van Plato, de Egyptische Duat (onderwereld) en zelfs het Cydonia gebied op Mars denken. Over het laatste gaan we het nog hebben. We hebben hier met een verkapte drie-eenheid in de islam te maken. Ook andere bronnen noemen de drie dochters van Allah (Wellhausen, Nöldeke & Zwemer in Finegan, 1964, p. 482-483). Volgens Cyrus Gordon had de Kanaänitische afgod Baäl drie dochters (Gordon in Finegan, 1965, p. 483, noot 92). We zien opnieuw een link tussen Allah en Baäl. Ook leken de drie dochters op de drievoudige godin Anatha (Silvermoon, 2012, alinea’s 2-5). Op een bepaald moment had Allah zijn drie dochters, Allat, Al-Uzzah en Manat verdreven (Rodinson, 2008, p. 269). Net zoals Zeus tegen zijn vader, Kronos in opstand kwam (Bremmer, 2008, p. 79). We zien hier een schijntegenstelling die we ook in de oorlog tussen Atlantis en Athene tegenkwamen. Jezus noemde deze valse tegenstelling in Mattheüs 12:26.
Al Uzza
Al-Uzza kwam mogelijk uit Sinaï en werd net als Quetzalcoatl met Venus in verband gebracht (Finegan, 1965, p. 483; Rodinson, 2008, p. 28). De naam Sinaï is weer verwant aan de naam van de maangod Sin (Finegan, 1965, p. 483). Met Venus zitten we in de buurt van Uz/Edom. Al-Uzza had dus zowel iets met de maan als de morgenster te maken. Beide symbolen zien we in de vlaggen van de islam terug: de Morgenster en de Maansikkel. De islam is pure afgoderij. In dit verband noem ik de afbeelding van de godin Astarte op een oude munt. Haar hoofd werd binnen een maansikkel afgebeeld (Woodrow, 1981, p. 19). Het geheel leek op de ster die in de maansikkel paste. Al-Uzza was dus de zoveelste kloon van Astarte alias Isis. Zij was de godin van de Sidoniërs (1 Koningen 11:5). Ook Quetzalcoatl profileert zich soms als een ster of gezicht binnen een maansikkel. Dit zien we in diverse graancirkels terug zoals in die van 17 augustus 2017 in Sutton Hall, Rochford, Essex en in die van 5 juli 2009 bij Silbury Hill. In Rechters 8:21 en 8:26 werden de maansikkels ook genoemd. De maan heeft duidelijk met de duisternis te maken net zoals Atlantis met de duisternis te maken had.
Fatima
Allah had drie dochters terwijl de profeet Mohammed ook een dochter had. Zij heette Fatima (Séguy, 1977, p. 82). Zij dook in het begin van de twintigste eeuw als een demon in Portgual op, waar ze vanaf 1915 aan drie kinderen verscheen (Shrine of Fatima, z.j.). Als Fatima een demon is, dan is haar vader, Mohammed ook een demon. Dacht ik het niet? Mohammed hoort in hetzelfde rijtje thuis als Poseidon en Zeus. Terwijl Fatima uiteraard een kloon van de Bijbelse Astarte is. Zijn moslima’s de aardse tegenhangers van Fatima? Fatima was vast en zeker een gesluierde verschijning zodat de moslima’s imitaties van haar zijn. Islamitische hoofddoekjes zijn dus gewijd aan Fatima alias Astarte (1 Koningen 11:5), alias Athena. Bij een sluier denken we aan de nachtmist die in 2 Samuël 1:21, Spreuken 3:20 en 19:12 genoemd werd. Later was er een ‘sjiïtische dynastie’ die de Fatimiden heette. Hun hoofdstad werd Caïro, dat tevens de stad van Mars genoemd werd (HHA in Finegan, 1965, p. 524). De oude stad Caïro was de plaats waar de Israëlieten in de eerste instantie verbleven (Exodus 14:2). Zullen we Fatima ook op Mars tegenkomen? We zullen zien. Want over Mars gaan we het zeker hebben.
Allah als Tammuz
We komen bij een zeer cruciaal onderdeel van ons boek terecht. Want in het zoveelste Babylonische vloedverhaal, The Epic of Atrahasis werd de naam Allah al genoemd, ‘Alas the lad, the warrior Ninazu! Alas the lad, my lad, my Damu! Alas the lad, the child Ningishzida! Alas the lad, Alla, owner of the net!…The shepherd, lord Dumuzi, bridegroom of Inanna’ (Jacobsen geciteerd in Shoebat, 2012, nr. 20, 21). Allah werd hier afgekort met Alla en als ik het goed heb dan was Dumuzi, Tammuz. Waarmee Allah aan Tammuz gelijkgesteld werd. In Ezechiël 8:14 lezen we dat de vrouwen in Jeruzalem om hem huilden. En Tammuz was de equivalent van de Egyptische Horus (Encyclopedia of Religions, Vol 3, in Woodrow, 1981, p. 40). Het was deze Horus die ook met de Horizon in verband werd gebracht. Zo werd de Sfinx, ‘Horus van de Horizon” genoemd (Matheny, 2011-a, p. 141). Dit was dezelfde titel als de ‘heer van het noorden’ alias Baäl-Zafon (Matheny, 2011-a, p. 141). De horizon was zowel Atlantis als de Bijbelse aion. Als de Sfinx de Egyptische afgod Horus was dan komen we in schimmig vaarwater terecht. Eerder hadden we vastgesteld dat het Oog van Horus dat feitelijk het ‘Oog van Ra’ was (Oog van Horus, z.d.) van bovenaf gezien op de heuvel in Babylon aan de Eufraat leek (Fotoznieba, 2014). In Zacharia 5:6 lezen we over een Babylonisch oog in de wereld. Op deze heuvel staat het vroegere paleis van Saddam Hoessein. Dit paleis kon zomaar het paleis van koning Atlas van Atlantis zijn. Allah heeft dus Atlantische en Babylonische wortels. Hetzelfde geldt dan voor Tzafon en de Sfinx; ze zijn verwijzingen naar de heuvel die thans in Babylon staat. Hier zetelt in de Eindtijd de heer van het noorden die via een noordelijke route Jeruzalem binnenvalt.
De Sfinx
Als Allah inderdaad de Sfinx is (Elshout [wipwap], 2018-b, reactie 5 mei 2018, 9:36; Elshout, [phtaloblauw], 2018-c, reactie: 4 mei 2018, 20:34) dan is Allah tevens de zuidelijke dimensie van Tzafon (Klaas Goverts, commentaar op Jeremia 1:13-15, bijlage C). Allah heeft dan iets met Atlantis te maken en de islam als zodanig heeft iets met de middaghitte te maken. Bij de uittocht in het boek Exodus werden de Israëlieten uit de klauwen van Allah bevrijd. In Spreuk 34 van het Egyptische Dodenboek lezen we dat de Cobra op het voorhoofd van de ‘Eeuwige’ schitterde (Geru, 2003). De eeuwige was de Sfinx alias Allah.
Zamzam
De beginperiode van de islam draaide om een waterput die ‘Zamzam’ heette en vlakbij de kaa’ba in Mekka was (Armstrong, 2006, p. 26; Finegan, 1965, p. 482). Het woord Zamzam doet me denken aan de Zumim (Genesis 14:5) en de Zamzummim in Deuteronomium 2:20. Zij waren Nefilim en dus reuzen. Ook doet deze waterput me aan de bron bij Beersheba denken die de put van de eed was (Genesis 21:33 en 26:25, 33) en waar de latere koningin van Sheba vandaan kwam. Was de Zamzam de zoveelste imitatie van een Bijbels symbool dat in de immer groeiende Baäl mythe gekopieerd werd? Ik denk het wel. Het merkwaardige is dat het Bijbelse Sheba vaak met Jemen verward werd. In de Bijbel komen we in Jesaja 8:6 en Lucas 13:4 de waterbron van Siloah tegen. De moslims beweren dat de Zamzam en de bron van Siloah de twee bronnen van het ‘paradijs’ zijn (Farrar, 1874, p. 337). Zoals er volgens Kritias 113 onder Atlantis twee bronnen waren. Plato’s Atlantis correspondeerde dus met het islamitische paradijs dan wel met het Griekse Elysion (Atsma, z.d.-a).
Water in Edom?
Petra als de hoofdstad van Edom (Jordanië) was de bakermat van de islam met de vele afgoden die we ook op Atlantis tegenkomen. Maar waar was de zee van Edom dat middenin de woestijn lag? Een zee missen we inderdaad, behalve dan die mysterieuze Zamzam waterpoel die een imitatie van de Bethesda poel bij de Schaapspoort in Jeruzalem was (Johannes 5:2). Had de zee van Atlantis met deze Zamzam te maken? Mogelijk wel. Of was de Zamzam het water van de Afgrond die in Genesis 7:11 en 8:2 genoemd werd? Dan is er met betrekking tot Edom nog iets wat met water te maken heeft. Het Akkadische (Babylon) woord ‘Edu’ betekent ‘vloed’ of waterstroom. Terwijl het Hebreeuwse woord ‘Ed’ ‘damp’ of ‘dauw’ betekent die opstijgt (Genesis 2:6 in Van der Valk, 1930, p. 69-70). Waterdamp die opstijgt en het bovenliggende land doordrenkt doet ons aan Atlantis denken. In Job 36:27 lezen we ook weer hoe ‘Ed’ met mist en waterdamp te maken heeft (Van der Valk, 1930, p. 70). Maar ‘Ed’ in Genesis 2:6 is oppervlaktewater van waaruit ‘de zegeningen van de Tehom’ komen (Genesis 49:25 in Anderson, 1987, p. 39-40). Bij het Akkadische ‘Edu’ denken we aan de overstromingen van de Tigris en de Eufraat (Van der Valk, 1930, p. 69). We zitten dan weer in Babel. De naam van Edom raakt dus aan de overstromingen in Babel. Het woord ‘Ed’ raakt aan een ander Hebreeuws woord, namelijk ‘Tal’ dat in tegenstelling tot gewone dauw, ‘nachtmist’ betekent (2 Samuël 1:21; Spreuken 3:20; 19:12 in Van der Valk, 1930, p. 70). Het is een speciale vorm van mist die buiten de regen om, Palestina verkoelt, waardoor de nachten er koud zijn (Van der Valk, 1930, p. 70-71). Van der Valk wijst ons op het belangrijke verschil tussen ‘Ed’ en ‘Tal’. In de naam Atlantis zijn ze kunstig samengevoegd tot Ad-Tlantis. In Jesaja 26:19 betekent het woord “tal” ook weer “dauw”. Petra hoefde dus niet voorbij Gibraltar in zee te liggen om aan de watervoorwaarde van Atlantis te voldoen. Edom betekent ook rood en voldoet hiermee aan het orichalcum dat een mix van goud-, en koperkleurig was. Dit rood zien we terug in de rode pilaren van de moskeeën zoals bij de moskee van Uqbah (Ali Bakri in Finegan, 1965, p. 522). Rood is ook de kleur van Mars. En Caïro was de stad van Mars (HHA in Finegan, 1965, p. 524). Petra lag tenslotte midden in de volken zee. Dit is een metaforische zee zodat we mogen aannemen dat de python geest in Handelingen 16:16 figuurlijke en letterlijke zaken verdraaide.
Olifanten
In Kritias 114-115 (Plato, Jowett, vert. 1892) worden olifanten genoemd die Atlantis bevolkten. Ze waren Atlantiaanse olifanten die de slurven van achteren hadden en de slagtanden van voren. Ze hadden twee paar flaporen en ogen van orichalcum. In de Koran duikt de olifant ook op en wel in Soera 105. Mekka kreeg zelfs de olifant als symbool (Koran 105 in Armstrong, 2006, p. 27). Mohammed werd ‘in het jaar van de Olifant’ geboren, rond 570 na Christus (Séguy, 1977, p. 8). We kwamen al de Jemenitische olifanten tegen die de Kaa’ba wilden bestormen met hun XXXL snuiten (Ishaq in Gibson, 2011, p. 226). Het is een aanwijzing voor het feit dat de Koran en Atlantis uit dezelfde gnostische koker kwamen. Mekka en Atlantis zijn thematisch beschouwd identiek! Mekka ligt net als een andere eigenaardige stad, Dzjeddah aan de kust. Net als Atlantis. Een snelweg van pakweg 30 kilometer scheidt Mekka van de Rode Zee.
Asjerapalen en Minaretten
Karen Armstrong schreef dat de Ka’ba door ‘360 stammentotems’ ‘omringd’ was (Armstrong, 2006, p. 28). Waren dit de Asjerapalen uit 2 Koningen 23:14? Waarschijnlijk wel. Mogelijk waren dit obelisken zoals er ook één van in Washington voor het Witte Huis staat. Dit is nogmaals een aanwijzing voor het feit dat de islam een Baäl religie is. Ralph Woodrow vergeleek de minaretten met deze Asjerapalen (Woodrow, 1981, p. 45-46). Wij noemen ze obelisken en de Bijbel noemt ze ‘matzebah’ (1 Koningen 14:23; 2 Koningen 18:4; 23:14; Jeremia 43:13; Micha 5:13 in Woodrow, 1981, p. 40). Zo’n obelisk stelde volgens Cyrus Scofield een penis voor (Scofield Reference Bible in Woodrow, 1981, p. 40). In een tempel in het Egyptische Hiërapolis lezen we dat de pilaren voor de tempel piemels voorstelden die door Dionysus ter ere van Hera (Astarte) waren opgericht (Hasting’s Encyclopedia of Religion and Ethics in Woodrow, 1981, p. 42). Sanger Brown schreef in zijn boek Sex Worship and Symbolism of Primitive Races op pagina 38 ook dat de kerktorens waarschijnlijk van de obelisken afstamden (Brown, geciteerd in Woodrow, 1981, p. 46). Lilian Eichler Watson schreef in haar boek The Customs of Mankind, p. 55 dat kerktorens en obelisken fallussymbolen waren (Eichler, geciteerd in Woodrow, 1981, p. 46). De moslims hebben dus piemels op de moskeeën gebouwd. Dit is niet erg, maar zeg dit eerlijk. Het zijn zelfs stijve piemels. Deze Odols waren aan Semiramis, alias de Koningin van de Hemel in Jeremia 44:17-19 gewijd. Was ze echt een koningin of was ze opnieuw de zoveelste kloon van Astarte alias Fatima die de dochter van Mohammed was? Het islamitische leger was een Odol-leger maar het legioen van Atlantis was dit ook: een Odol Legioen dat aan Athena gewijd was.
Babylonische minaretten
De moskee in de Iraakse stad Samarra heeft alle trekken van de Migdol in Babylon (Genesis 11:4) (Creswell in Saggs, 1966, p. 499; Morris Jastrow, geciteerd in Spence, 1916, p. 242). De bewuste moskee is echter rond terwijl de Migdol waarschijnlijk vierkant was. Verder zijn de overeenkomsten treffend. De muren van Babylon stonden waarschijnlijk ook in een vierkant terwijl Atlantis cyclopische (ronde) muren had. Ook komt in de islam het motief van twee slangen voor die met elkaar verstrengeld zijn (Saggs, 1966, p. 500).
Nachtreis, Soera 17:1
Jeruzalem wordt niet één keer in de Koran genoemd, tegen 700 keer in de Bijbel. In Soera 17:1 wordt wel de “Verste Moskee” genoemd. Volgens de overlevering zou dit Jeruzalem zijn (Armstrong, 2006, p. 84; Gibson, 2011, p. 291). De Nachtreis van Mohammed in Soera 17:1 naar de verste moskee bestond uit twee fasen die misschien resoneerden met de twee fasen van de terugkeer van Jezus. Want Jezus komt eerst voor de ecclesia terug en een paar jaar later voor Israël. Het eerste deel van de reis ging van Mekka naar Jeruzalem en heette de Isra (Nachtreis, z.j.). Maar de Al Aqsa moskee in Jeruzalem bestond in de tijd van Mohammed niet. Het klinkt aannemelijk dat deze Isra in Petra begonnen was en niet in het huidige Mekka dat veel verder weg ligt. Overigens is een retour Petra-Jeruzalem nog steeds een behoorlijke afstand. Het tweede deel van de reis heette de Mi’raj en ging vanaf de Haram es Sharif (Finegan, 1965, p. 496) in Jeruzalem naar de hemel. We zullen nog zien dat deze Haram-es Sharif, Romeins en dus heidens grondgebied is (Martin, 2000, p. 32, 33, 47, 49). Jezus zei immers dat geen enkele steen in Jeruzalem overeind zou blijven (Markus 13:2). Dus juist de tempel zou ook verdwijnen. Zelfs als de overlevering klopt, dan vertrok Mohammed vanaf heidens terrein naar de hemel.
Isra
Isra klinkt als het Bijbelboek Ezra. Er is een buiten-Bijbels (apocrief) gnostisch boek dat 4 Ezra heette. Het boek werd rond het jaar honderd geschreven, ‘naar aanleiding van de verwoesting van Jeruzalem’ (Charles in Bonda, 2010, p. 49). In dit boek komt het zogenaamde ‘derde visioen’ voor waarin besloten werd dat een groot deel van de mensheid voor eeuwig verloren gaat (Bonda, 2010, p. 49). Dit derde visioen klinkt als de Nachtreis van Mohammed. Kwam de Koran uit 4 Ezra voort? En was de Nachtreis van Mohammed een parodie op de verwoesting van Jeruzalem? Of voerde de Nachtreis van Mohammed 17:1 naar – Eindtijd Jeruzalem – als de zon verduisterd is en de maan bloedrood wordt (Handelingen 2:20; Openbaring 6:12; Mattheüs 24:29-30; Joël 2:31)? Mohammed is in dat geval niemand minder dan de antichrist en een toekomstige persoon in plaats van iemand uit een verleden.
Buraq
Zijn Isra reis maakte Mohammed op een gevleugeld paard dat ‘Buraq’ heette (klinkt als barque, boot) (Finegan, 1965, p. 496). Had deze Buraq iets met de Ark van Ra te maken die in Spreuk 102 van het Egyptische Dodenboek genoemd werd (Vert. Geru, 2003)? Dit Pegasus paard was een zoon van Poseidon van Atlantis (Odhner, 1927, hoofdstuk Poseidon-Neptune, alinea 14). Vaak werden Poseidon en Pegasus met elkaar vereenzelvigd. Elders werd Boraq met een bliksemflits vergeleken (Séguy, 1977, p. 9). In deze bliksemflits herkennen we de drietand van Poseidon en ook de bliksem van Satan (Lucas 10:18). In de Miraj Nameh is sprake van donder die opgewekt wordt door met een kralensnoer te ratelen (Séguy, 1977, p. 51). Deze donder is van de aardschudder Poseidon (Ilias 8, 20, Butler, vert. 1898; Spence, z.j., p. 236). Een detail is dat dit gevleugelde paard van Mohammed een ‘vrouwenhoofd’ en een ‘pauwenstaart’ had (Finegan, 1965, p. 496). Ik heb nog nooit zo’n paard gezien maar Mohammed blijkbaar wel. Buraq doet me namelijk aan de wezens in Openbaring 9 denken. De soortgenoten van Buraq komen we ook in Joël 2:4, 9 tegen. Ze zijn duistere wezens. Boraq had de hoeven van een kameel (Séguy, 1977, p. 34). De combinatie van een vrouwengezicht en een kameel doet me weer aan Rebekka denken die de kamelen water gaf (Genesis 24:20). Bij pauwenveren denk ik al in de richting van de Geveerde Prins van de Lelies. Ook leken de pauwenveren op de veren van Quetzalcoatl. Was Buraq, Quetzalcoatl? Hoe kon Mohammed op zo’n bizar wezen reizen? Was Mohammed zelf, Buraq, alias Quetzalcoatl? Was hij wel een mens, of ook een Titaan? En bij de Nachtreis van Mohammed in Soera 17:1 denk ik onwillekeurig aan het woord “nachtmist” in Spreuken 3:20. De reis van Mohammed was namelijk in mysteriën gesluierd. Was Poseidon, Buraq? Vast wel. Buraq doet me ook denken aan het schip van Odysseus. Mijn suggestie is dat Mohammed en Odysseus dezelfde reis maakten. De reis van Odysseus voerde naar de onderwereld van Ogygia en Scheria. De Nachtreis van Mohammed was thematisch gezien, net zoiets. Tenslotte leek deze Nachtreis op de passage in Mattheüs 4:8. Hierin lezen we hoe Satan, Jezus meenam naar de Tempelberg in Jeruzalem.
Mi’raj
Het tweede deel van de Nachtreis heette de ‘Mi’raj’ (Nachtreis, z.j.). Het Arabische woord voor piramide was ‘Mir’ (Matheny, 2011-a, p. 137). Was de Rotskoepel een verkapte piramide en een parodie op de Migdol van Babel die dit keer in hartje Jeruzalem gebouwd werd? Of is de Rotskoepel de helft van de wereldbol die Atlas op zijn schouders droeg? De Koran is in feite een apocrief boek, net als het Atlantis verhaal. Er is ook een apocrief boek dat ‘Mi’raj Namah’ – ‘Apocalyps van Mohammed’ heet (Finegan, 1965, p. 533; Séguy, 1977). Het werk kwam in de 15 de eeuw in Herat (Afghanistan) tot stand en bestaat uit tekst die ondersteund wordt door miniaturen (Séguy, 1977, p. 6). Het boek bevat een uitvoerig verslag van de nachtelijke reis van Mohammed die behalve naar de verste moskee ook naar de hemel en de hel voerde. Hier duikt opnieuw het aura van 4 Ezra op want de Bijbel kent geen hel. Desalniettemin heeft dit boek net als de Koran misschien meer met de Apocalyptische taferelen in Openbaring 9 te maken dan we denken. De Miraj is de hemelse reis van Mohammed die vanaf de Verste Moskee naar de Troon van God voerde (Séguy, 1977). Om precies te zijn was het vertrekpunt de ‘Klaagmuur’ (Finegan, 1965, p. 497). De reis ging niet per Space Shuttle maar op een vliegend paard dat op Pegasus leek en Buraq heette (Finegan, 1965, p. 496). De reis van Mohammed voerde door ‘zeven hemelen’ (Soera 67:3; 23:88; 41:11 in Séguy, 1977, p. 42) die een Babylonisch principe zijn (Sumerian Flood Story 202-4 in Horowitz, 1998, p. 218). Deze zeven hemelen waren weergaven van zeven dagen en nachten (Sumerian Flood Story 202-4 in Horowitz, 1998, p. 218). De Migdol van Babel bestond uit zeven verdiepingen waarvan elke verdieping aan een andere afgod gewijd was (Fatuhi, 2012, p. 107). De Hemelreis van Mohammed doet me in de eerste instantie aan het visioen van Johannes in Openbaring 1 denken. Met dit verschil dat Johannes niet de overleden rechtvaardigen van Israël in de hemel zag. Die zijn immers dood. Ook zag hij geen zeven hemelen. Mohammed zag de heiligen van Israël wel. Hij zag Adam in het paradijs van de eerste hemel (Séguy, 1977, p. 10). In de Tweede Hemel zag hij Zecharias en Johannes de Doper (Séguy, 1977, p. 10). Ook zag hij er een reusachtige engel die een ‘hoofdtooi van blauwe en vergulde veren’ droeg (Séguy, 1977, p. 55). Was deze engel de Geveerde Prins van de Lelies van het fresco in Knossos? Was deze Prins een Titaan? Want deze geveerde engel deed me ook aan Buraq en de wezens in Openbaring 9 denken. Het was David die een grote engel tussen hemel en aarde zag staan (1 Kronieken 21:16). Maar de engel van David had geen verentooi op zijn hoofd. Mohammed zag duidelijk een ander wezen. Het hoeft ons niet te verbazen dat Mohammed, David in de derde hemel tegenkwam, naast ook Salomo, Jacob en Jozef (Séguy, 1977, p. 10). Maar David, Jacob en Jozef zijn in de Sheol en morsdood (Prediker 9:5). Mohammed zag dus gnostische voorstellingen. In de vijfde hemel zag Mohammed Ismael, Isaäk, Aäron en Loth (Séguy, 1977, p. 71). Maar ook zij zijn morsdood en in de sheol. Valt het u overigens op dat Mohammed vooral Bijbelse figuren in de hemel tegenkwam? Als de Koran echt zo’n bijzonder boek is, waarom zag Mohammed dan geen overleden mensen uit de eigen geledingen? In de Zevende Hemel zag hij Abraham in diens ‘paleis’ (Séguy, 1977, p. 11). Een hemels paleis doet ons denken aan het paleis van Baäl op de berg Zafon. De Koran en Miraj Nameh zijn dus gnostische boeken waarin het leven na de dood in een hiernamaals voorgesteld wordt. Alleen de Bijbelse Jezus is inderdaad in Gods hemel welke de derde hemel is. Verder zijn alle hiervoor genoemde profeten morsdood en in afwachting van hun opstanding. Om die reden ben ik eerder geneigd om de nachtelijke reis van Mohammed naar de Troon van God met de uitstapjes van “Satan” in Job 1 en 2 te vergelijken. Ook Satan kwam bij God met het verzoek om Job (Koning Jobab van Edom) op de proef te stellen. Ook al omdat Boraq als een bliksemflits werd voorgesteld, denk ik bij Mohammed aan satan (Séguy, 1977, p. 9 versus Lucas 10:18).
De Nachtreis van Mohammed doet eerder denken aan de onderwereld van de Tartarus dan aan een hemel. Geheel volgens het gnostische boekje kwam Mohammed ook in de hel terecht (Séguy, 1977, p. 15, 122). De eerste laag van de hel heette bovendien ‘Gehenna’ (Séguy, 1977, p. 122). We weten inmiddels dat dit het Hinnomdal bij Jeruzalem was. Hier werden ooit kindoffers aan Moloch gebracht. Het is geen wonder dat we in de islamitische hel de engel ‘Malik’ tegenkomen (Séguy, 1977, p. 14, 122). Malik is mijns inziens een verbastering van Moloch. Er wordt op een kinderlijke manier over hemel en hel in een gnostisch hiernamaals gekletst. De verdoemden gaan naar de hel (Séguy, 1977, p. 14). In Soera 2:119 wordt het vuur van de hel genoemd (Quran.com). Het verschil tussen verdoemden en rechtvaardigen zit hem in het doen van goede dan wel slechte werken (Séguy, 1977, p. 15). Er wordt niet bijgezegd wat ermee bedoeld wordt. Hooguit wordt er op een Oud-Testamentische manier over de ‘vergiffenis’ van ‘zonden’ gesproken (Séguy, 1977, p. 87, 102). Leven vanuit genade op basis van de opstanding van Jezus komen we in de Nachtreis van Mohammed nergens tegen. Evenmin kom ik het woord aion erin tegen. Volkomen terecht vergeleek Maxime Rodinson deze Nachtreis met de ‘Divina Commedia’ van Dante die ook langs hemel en hel ging (Rodinson in Séguy, 1977, p. 17). Ik vergelijk de Nachtreis ook met de reis naar de onderwereld in het boek Henoch en met de droom van Antikleia, de moeder van Odysseus (Odyssee 11.213 in Louden, 2011, p. 204). In de Vijfde Hemel zag Mohammed een ‘zee van vuur’ (Séguy, 1977, p. 11, 71). In het Boek Henoch lezen we niet letterlijk over een vuurzee maar er komen wel vergelijkbare taferelen in voor. Mijn suggestie is dat de gnostische hel en de vuurpoel in Openbaring 19:20 in de mythe door elkaar werden geklutst.
In de diverse hemelen van de Nachtreis worden verschillende kleuren demonen genoemd. Een zwarte (Séguy, 1977, p. 142), een rode (Séguy, 1977, p. 143), een groene (Séguy, 1977, p. 130) en een grauwe (Séguy, 1977, p. 131). Deze kleuren doen me aan de vier gekleurde paarden van de apocalyps in Openbaring 6 denken. Terecht merkte Marie-Rose Séguy op dat de islamitische hel apocalyptisch uitgebeeld werd (Séguy, 1977, p. 15). Dan komt er in de Miraj een engel voor die voor de ene ‘helft uit vuur’ en voor de andere ‘helft uit sneeuw bestond’ (Séguy, 1977, p. 51). In Henoch 14 komen we een ‘huis’ tegen dat ‘heet als vuur’ en ‘koud als sneeuw’ is (Charles, 1917). Het is wat mij betreft duidelijk dat de Nachtreis net als de Koran, het boek Henoch, 4 Ezra en de Divina Commedia, Odyssee, Ilias en Atlantis uit een gnostische koker kwamen. Iemand “channelde” steeds dezelfde thematiek door aan geselecteerde mensen op aarde. De Nachtreis van Mohammed in Soera 17:1 doet me tenslotte ook denken aan de reis van Gilgamesj naar het Cederbos op de Assur berg (Albright, 1919, p. 178; The Epic of Gilgamish, Thompson vert., 1928, tablet 3). De Nachtreis had iets van de “horizon” die in Soera 53:7 genoemd wordt. We kwamen deze horizon in het Egyptische Dodenboek tegen (Spreuken 11, 18, 79, 117, 127, 137a, geciteerd in Geru vert. 2003). Het is onduidelijk waar de Miraj Nameh precies naartoe voerde. Misschien zijn er meer opties mogelijk zoals de Tartaros, Babylon of Eindtijd Jeruzalem.
ufo
In 2011 werd de Miraj nagebootst door een ufo die vanaf de Rotskoepel omhoog schoot (Eligael, 2011). Het is een aanwijzing voor het feit dat we Mohammed in de occulte hoek moeten zoeken. De Nachtreis van Mohammed was uiteraard een imitatie van de Hemelvaart van Jezus die vanaf Bethanië op de Olijfberg vertrok (Lucas 24:51).
Zwart/Wit leger
Mohammed zag in de zevende hemel moslims die zwartwit gestreepte ‘tunieken’ droegen (Séguy, 1977, p. 82). Ze mochten het hemelse paleis niet binnen. Dit was natuurlijk het Paleis van Baäl op de berg Zafon. De zwartwitte strepen symboliseerden de Zuilen van Hercules alias Heracles.
Babel
In Soera 2:102 werd Babylon in één adem met koning Salomo genoemd. Dit is opnieuw een aanwijzing voor het feit dat Salomo zijn goud uit de regio van Babel en Opis (Ofir) haalde. Ook worden er twee engelen van Babel genoemd die geen Hendrik en Karin maar ‘Harut’ en ‘Marut’ heetten (Quran.com). Zij waren verwijzingen naar de Zuilen van Hercules en misschien naar het Babel van Nimrod versus Eindtijd Babylon. Ter herinnering: Babylon werd ook de “Poort van Twee Goden” genoemd (Borger in D.J. Wiseman, 2004, p. 44). In de Miraj Nameh kreeg Mohammed een visioen van de ‘lotusboom van het einde’ waaruit de Nijl en de Eufraat ontsprongen en nog de rivier van Eden, plus een andere rivier (Soera 53:14 in Séguy, 1977, p. 90). In dit visioen werden de beide Babylons aan de Nijl en Eufraat met elkaar verbonden. Er was immers ook een stad Babylon aan de Nijl (Matheny, 2011-a, p. 83, 126). In Soera 19:2 (Quran.com) wordt Zecharias genoemd. We denken dan aan de vader van Johannes de Doper, maar dit staat er niet nadrukkelijk bij. Mogelijk zijn de verzen een stille hint naar de profeet Zecharia die de herbouw van Babylon in de Eindtijd voorspelde (Zecharia 5:11)? In Soera 6:92 wordt Mekka de moeder van alle steden genoemd, een titel die op het aardse Jeruzalem van Hagar slaat (Galaten 4:25-26). Maar bij de moeder van alle steden, denk ik ook aan de hoer van Babylon in Openbaring 17.
Boekverbrandingen
Wat we bij een dergelijke opkomst van de islam kunnen verwachten, zijn boekverbrandingen. Vooral de bibliotheek van Alexandrië moest het ontgelden (Gibbon in Gibson, 2011, p. 348; Canfora in Gibson, 2011, p. 349). De islamitische legers verbrandden alle boeken in de bibliotheek in Alexandrië. Nu ze toch verbrand werden, werden ze gebruikt om er de baden mee te verwarmen (Eutychius en Ibn al-Qifti in Gibson, 2011, p. 348-349). Maar de boekverbrandingen waren al eerder in Ctesiphon (Opis/Ofir) begonnen (Kroger in Gibson, 2011, p. 349). Wat was er in de bibliotheek in Alexandrië te vinden? Wellicht informatie over Amerika en de rest van de wereld? De Filistijnen en Feniciërs hadden de Nieuwe Wereld allang ontdekt. Plato en Ezechiël kenden beiden Amerika (Plato, Jowett vert. 1892, Timaeus 25; Ezechiël 38:13). Na de boekverbrandingen, verdween deze informatie als sneeuw voor de zon. Enkelingen wisten tot de overleveringen door te dringen en waagden de oversteek. Zij waren de gelukszoekers en goudzoekers van hun tijd. Ze waren de voorgangers van Jack London die in de Klondike naar goud zocht. Voor de massa raakte Amerika in vergetelheid.
Isa of Isis?
Dan is er nog iets: de moslims noemen Jezus ‘Isa’ (Koran 3:45-48 in Rodinson, 2008, p. 244). Er is een voortdurende controverse over deze naam. Volgens Ahmed Deedat zou Hij niet Isa maar Eesa heten (Deedat, z.j., Chapter 2: Jesus in the Quran, alinea 1). Wat plausibel klinkt, is dat Eesa iets met Ezau te maken heeft (Deedat, z.j., Chapter 2: Jesus in the Quran, par. “EESA” LATINISED TO JESUS). Dan was er een tovenaar die in Handelingen 13:6 Bar-Jezus genoemd werd. Het is heel interessant om de vraag te stellen wat hij met de islamitische Isa te maken had (Deedat, z.j., Chapter 2: Jesus in the Quran, par. “EESA” LATINISED TO JESUS)? Eerder hadden we geopperd dat de andere tovenaar in Handelingen 8:9 die Simon Petrus heette iets met het de oorsprong van het christendom te maken had (The Catholic Encyclopedia Vol. 7 in Woodrow, 1981, p. 81-82)? Beide tovenaars stonden wellicht aan de wieg van zowel het officiële christendom als de islam. In feite hadden ze de oude Baäl religies nieuw leven in geblazen onder de dekmantel van twee nieuwe “drie-eenheid” religies. Het christendom noemde de Vader-Zoon-Heilige Geest een heilige drie-eenheid. De islam deed er wat geheimzinniger over. Maar we lezen in Soera 53:19-20 tussen neus en lippen door dat Allah drie dochters had. Tenslotte staat het woord Isa in Johannes 5:18, waar het “gelijk” betekent (Scripture4all.org). Misschien heeft de islamitische Isa daarom iets met de komende antichrist te maken? Hij zal zich gelijkstellen aan Christus. Inderdaad zagen we dat Mohammed een imitatie is van Jezus die bij Zijn terugkeer in een met bloed doordrenkt gewaad uit Edom komt (Jesaja 63). Het woord ‘Issa’ wordt in Genesis 1:27 ook voor de vrouw (mannin) gebruikt (Van der Valk, 1930, p. 64). Issa is in dat geval een vrouwelijk woord. En Isa klinkt natuurlijk als Isis en Uzza. Had de islam iets met IsisLam te maken of met Uzlam en lag de oorsprong inderdaad in de rotsstad Petra in Jordanië? Volgens Frederic Farrar waren er door de vlucht van het gezin van Jezus naar Egypte (Alexandrië?) in Mattheüs 2 allerlei legenden ontstaan die we in de geschiedenis in Mattheüs 2 niet terugvinden. Deze legenden waren terug te voeren op Psalm 148:7, Jesaja 11:6-9; 19:1 & 65:25 en hadden uiteindelijk de Mohammedaanse verhalen over Jezus gekleurd (Farrar, 1874, p. 48).
Hadith
Naast de Koran zijn er nog overleveringen in andere boeken die meetellen en samen de Hadith genoemd worden. Detail is dat het om zes boeken gaat (Finegan, 1965, p. 493). Hiermee komen we weer uit bij Atlantis. In de tempel van Poseidon stond ook een beeld met zes paarden ervoor terwijl 666 het getal van de antichrist is (Openbaring 13:18). En 666 had met de Filistijn Goliath te maken (Piet, 2009-b).
Mehdi
De islam kent een verlosser die in de Eindtijd Jeruzalem van de Joodse bezetters zal bevrijden. Hij wordt de Mehdi genoemd. Maar ammehoela, veel christenen weten allang dat hij niet de verlosser maar de antichrist is. Allereerst werd hij in Daniël 7:23, 24 genoemd als zijnde de elfde hoorn. Volgens Joël Richardson is Mehdi een kloon van de ruiter op het witte paard in Openbaring 6:1-2 (Richardson, z.j., hoofdstuk 5, par. The Rider on the White Horse). Deze ruiter is een imitatie van Jezus die zelf in Openbaring 19:11 op het toneel verschijnt. De komende Mehdi is niet zomaar de zoveelste goeroe. Hij zal zichzelf in de plaats van Christus stellen en over de hele wereld regeren (Richardson, z.j., hoofdstuk 5, par. The Mahdi as a World Ruler). Bij een wit paard denken we tevens aan Mohammed die in Soera 71:1 zijn Nachtreis op het vliegende paard Buraq maakte. Maar we denken ook aan Pegasus en aan Leukippe die als bijnaam het Witte Paard had (Leukippe, z.j.). Zij was immers de eerste vrouw op Atlantis, terwijl ze feitelijk een Titaan was. Atlantis en de Koran kruizen elkaar voor de zoveelste keer.
Is-Lama
Een Lama is behalve een kruising tussen een spugende kameel en een winden latende geit ook een Babylonische godin (Black & Green, 2014, p. 115, par. lama (lamassu). Zij was de zoveelste kloon van Astarte, alias Semiramis. Het woord ‘lamadu’ betekende in het Akkadisch (Babylonisch) zoiets als ‘oefenen’, ‘leren’ maar ook ‘steken’ (Van der Valk, 1930, p. 91-92). Lamadu had het Akkadische woord ‘Edu’ verdrongen (Van der Valk, 1930, p. 92). Een Lahmu was een Babylonische afgod die met Marduk in verband gebracht werd. Het woord zelf betekent ‘harig’ (Black & Green, 2014, p. 115, par. Lahmu). Waarmee we in het vaarwater van Scheria en Seïr zitten dat ook ‘harig’ betekende (Matheny, 2011-a, p. 342). Bij harig denken we aan Ezau en… (Sasquatch). Bij Lama denken we ook aan het wezen dat Aleister Crowley in het begin van de twintigste eeuw “Lam” noemde.
Pilaren
De Zuilen van Hercules en het goudrood gekleurde orichalcum die we in het Atlantis verhaal steeds tegenkomen, hebben een islamitische tegenhanger. De grote moskee van Kairouan (Tunesië) heeft twee grote rode pilaren aan de voorkant (Al-Bakri in Finegan, 1965, p. 522). Ze resoneren met de pilaren in 2 Kronieken 34:4; Jesaja 17:8 en 2 Koningen 23:4. Ze zijn de Harut en Marut engelen in Soera 2:102. Wie naar de foto’s van de moskeeën in Isfahan of Samarkand kijkt, ziet de grote boogpoorten ervoor staan. Deze boogpoorten lijken precies op de Ishtar poort in Babylon.
Zwarte Steen
Dan is er de beroemde ‘Zwarte Steen’ (meteoriet?) die in de ‘zuidoostelijke hoek’ van de Ka’ba bewaard wordt (Finegan, 1965, p. 506). Deze steen doet ons aan de drietand van Poseidon denken en is een imitatie van de witte steen in Openbaring 2:17. Deze witte steen is waarschijnlijk een kiezelsteen (Schriftwoord.nl). Dit zwartwit contrast doet ons ook weer denken aan de engelen in zwartwitte tunieken die Mohammed in de zevende hemel zag (Séguy, 1977, p. 82). Deze zwarte steen is van een glasachtig materiaal gemaakt, waardoor het op het orichalcum van Atlantis lijkt. Sidon was beroemd vanwege het glaswerk dat er gemaakt werd (Rawlinson, 1896, p. 275).
Palmyra
Een merkwaardige tik in de plaat is de Syrische stad Palmyra waar het leger van Isis tekeer ging. De bijnaam is de ‘Stad van Duizend Zuilen’ (Palmyra, (Syrië), z.j.). De bewoners van Palmyra waren arabieren en hadden een mengelmoes religie. Maar de kern van hun religie draaide om een drie-eenheid die een afgeleide van de Babylonische afgod Bel was (Rostovtzeff, Hoyningen-Huene & Robinson in Finegan, 1965, p. 481). Palmyra gaan we nog weer tegenkomen. Want het was in de New Yorkse wijk Palmyra waar ene Joseph Smith een “openbaring” kreeg die tot de oprichting van de Mormoonse Kerk zou leiden. Terecht wordt het Mormonisme de islam van Amerika genoemd. Voor het moment wil ik ermee zeggen dat woorden en namen niet voor niets op elkaar lijken. Het is geen toeval dat Joseph Smith in het New Yorkse Palmyra geroepen werd door een engel van Satan. Te gemakkelijk wordt een dergelijke vergelijking afgedaan als conspiracy denken.
Shiva
Petra kent veel tempels. We zouden bijna denken dat we op Atlantis zijn aangekomen. Maar ja, Atlantis lag voorbij Gibraltar, nietwaar? In Petra werd door de Nabateeërs ook de zoveelste afgod, Dushara aanbeden. Dushara betekende ‘de heer van Shara’ (Finegan, 1965, p. 480). Misschien vergezocht maar ik lees in het woord Shara (en Sharia?) ook weer de woorden Assur, Seir of Soera. Deze Dushara werd in Petra (Rekem) uitgebeeld in de vorm van een ‘zwarte rechthoekige steen’ (Finegan, 1965, p. 480) of een ‘zwart, blok of steen’ (Misra, 2011, alinea 3). En zo hebben we al een Ka’ba. Was de oorspronkelijke Ka’ba soms deze rotsblok afgod Dushara die in Petra vereerd werd? Waarschijnlijk wel. Het logo van Dushara was de ‘stier’ (Misra, 2011, alinea 4). De vrouw van Dushara was Al-Uzza of Al-lat (Misra, 2011, alinea onder Fig. 7). In de tempel van de gevleugelde leeuwen in Petra, staat een beeld van Al-Uzza. Zo op het gezicht lijkt dit beeld op het Gezicht op Mars. Dan is er in Petra een ‘slangenmonument’ (Gibson, D. z.j. foto: Snake Monument, Petra). Het is een rotsblok waarop een opgerolde slang ligt. Deze voorstelling van Dushara lijkt op het ‘Shiva-Linga’ monument van de Hindoestaanse afgod, Shiva (Misra, 2011, alinea’s onder figuur 4). Een afbeelding van dit ‘Shiva-Linga’ monument staat ook op dezelfde weblog (D.J. Gibson, geciteerd in Misra, z.j. foto: Black Stone, Shiva Linga, fig. 5). In India is er ook het Dussehra festival dat tien dagen duurt (Misra, 2011, derde alinea onder figuur 7). Deze tien dagen doen aan de tien koningen van Atlantis denken of aan de Trojaanse Oorlog die ook tien jaar duurde. Dit artikel is ook op de website van Viewzone geplaatst. Ene Kate Kelly gaf commentaar op het stuk en merkte op dat de naam Shiva misschien afkomstig was van de ‘Yeshivas’ scholen die de Joden in Babylon hadden opgezet (Kelly, z.j.). Ik noem ook nog de koningin van Sheba die feitelijk uit Beersheva kwam (en niet uit Yemen, de Falklands of Tasmanië). Shiva was misschien een imitatie van Sheba. De stap van een Koningin van Sheba naar een Godin Shiva is niet ver. Shiva wordt weliswaar afgebeeld als een man, maar in de afgodenwereld hebben we sowieso met demonen en maskers te maken. Ishtar was soms een man en soms een vrouw. En dus… was het hindoeïsme ook in Petra ontstaan?
Hiernamaals
Hoe weten we of de Bijbel gelijk heeft of de Koran?
Hiervoor bestaan wat ijkpunten. Ik noem er drie. De Bijbel is anti-religieus. Alle andere religieuze boeken preken een aanbidding van demonen en gaan van de mens uit om aan de verlangens van de demonen te voldoen. De Tenach is geen religieus boek maar handelt over Gods verbond met Israël. Het genade-evangelie van Paulus is anti-religieus en God-gericht. Een tweede verschil is dat de Bijbel preekt dat alle mensen gered worden, inclusief de ongelovigen. Religieuze boeken preken altijd dat een zeer klein deel naar een hemels hiernamaals gaat, terwijl de massa in de eeuwige vlammen verloren gaat. De reïncarnatieleer is ook een variant hiervan omdat de ziel aan het rad van de wedergeboorte moet ontsnappen. Wat nooit lukt. Het derde verschil tussen religie en de Bijbel is de kijk op het leven na de dood. De Bijbel preekt duidelijk een fysieke opstanding vanuit de dood. Volgens Prediker weten de doden niets. Ze hebben geen bewustzijn. Religies houden ons echter een leverworst voor met de gedachte dat er na de dood een hiernamaals is. Soms preken religies ook een opstanding, wat de verwarring alleen maar groter maakt. Een religie kan niet tegelijk een hiernamaals en een opstanding preken. We zagen eerder dat het hiernamaals uit de gnostiek kwam. De Koran preekt ook een hiernamaals waarin het leven na de dood in een nieuwe vorm verder gaat (Ali, 1990, p. 199-200). In Soera 93:4 lezen we dit ook. Ik zie fundamenteel geen verschil tussen de islam en het Egyptische Dodenboek waarin de dode in het hiernamaals ‘als een God’ vereerd werd (Van der Valk, 1930, p. 111). De Bijbel zegt dit soort dingen nergens en baseert zich louter op de opstanding van de doden. Het islamitische hiernamaals is de leugen van de serpent in Genesis 3 in een notendop. Maar het officiële christendom preekt hetzelfde. Het geloof in een hiernamaals is volgens Soera 5:70 zelfs een ‘essentieel’ onderdeel van de islam (Smith & Haddad, 2002, p. 106). Dit geloof betekent dat de ziel na dit leven van het lichaam ‘gescheiden wordt’ en autonoom verder gaat om zich bij ‘de geesten van ‘verwanten en vrienden’ te voegen (Smith & Haddad, 2002, p. 121). Deze valse gnostische leer kennen we inmiddels vanuit de Baäl-religies. In dit geval worden ziel en geest ook nog eens met elkaar verward. Ook Maxime Rodinson schrijft over de verknipte houding van de islam ten aanzien van de dood. De ‘verdoemden’ zullen naar het Gehenna (‘djahannam’) gaan (Rodinson, 2008, p. 248). Het Bijbelse Gehenna wordt dus ook in de koran genoemd (Soera 3.192; 9.63). Maar het Gehenna is het Hinnomdal aan de rand van Jeruzalem dat in de tijd van Jezus een afvalstort was. U kunt er thans picknicken maar in de komende aion fungeert het dal weer als een crematorium voor de lijken van misdadigers. In elk geval heeft de locatie niets met een traditionele hel te maken. Wel is het zo dat hier in de tijd van de Israëlitische koningen, kinderen aan Moloch geofferd werden. Hoe verschrikkelijk dit ook was, het Hinnomdal was nog geen hel. Zowel de christenen als moslims zitten er dus ver naast met hun invullingen van de hel. Beide religies missen het aionische principe waarbij de ongelovigen pas aan het begin van de vijfde aion uit de dood opstaan om geoordeeld te worden. Maar Rodinson schrijft dat de doden in hun graven ‘al een ‘voorproef hadden gekregen’ van wat hen ‘te wachten staat’ (Rodinson, 2008, p. 248). Dit is dezelfde misvatting als welke we in het christendom tegenkomen. De verdoemden gaan volgens de traditie na hun dood naar de “hel”. En als ze opstaan uit de dood worden ze nogmaals tot de hel veroordeeld. Deze kromme redenering wordt elke week ergens in een kerk of moskee verkondigd. Terug naar de islam: degenen die na het Oordeel niet verdoemd zijn, worden de ‘gelukzaligen’ genoemd (Rodinson, 2008, p. 248). Zij komen in een surrealistisch oord terecht dat het ‘firdaus’ ofwel ‘paradijs’ genoemd wordt (Rodinson, 2008, p. 249). In dit oord mogen ze opeens alles doen wat eerst verboden was. Er hangen nogal wat ‘verleidelijke vrouwen’ rond in dat paradijs (Rodinson, 2008, p. 249). De hele beschrijving van het islamitische paradijs heeft een seksuele ondertoon. Wat op aarde verboden was, is nu opeens de norm.
Gelukzaligen
Wat doen deze ‘gelukzaligen’ verder in de islamitische hemel? Wat is hun “dagbesteding”? Wat ze doen is ‘spottend’ en sarcastisch de verdoemden treiteren die in de Gehenna zitten (Rodinson, 2008, p. 248). Deze gelukzaligen zijn opeens ‘sadistisch’ tegen de pechvogels (Rodinson, 2008, p. 248). Nu vraag ik me af wat er nog te treiteren valt aan mensen die in een brandende oven zitten? Niet veel volgens mij. Ook vraag ik me af waarom deze gelukzaligen überhaupt gered zijn, als ze zo sarcastisch zijn? Op aarde waren ze braaf maar eenmaal in de hemel komt hun ware aard naar boven. Deze ‘gelukzaligen’ doen me eerder denken aan de brave broer van de verloren zoon in Lucas 15:28-30. Deze brave zoon was helemaal niet braaf maar afgunstig. Zijn afgunst kwam pas naar buiten toen zijn eigen positie bedreigd werd. De onnozele, achterbakse ‘gelukzaligen’ in het islamitische paradijs zijn ook afgunstige wezens. Hun frustraties komen pas naar buiten als ze hiervoor de kans krijgen. Namelijk in de hemel waar ze schijnbaar ongrijpbaar zijn. Misschien waren deze ‘gelukzaligen’ op aarde gewoon te bang om hun frustraties te uiten? De islamitische gelukzaligen zijn net als de broer van de Verloren Zoon: lafbekken. De Bijbel preekt zoiets niet. De Bijbelse uitverkorenen zullen de ongelovige massa juist redden. Alle mensen worden ooit gered – 1 Timotheüs 4:10. Een overeenkomst tussen de Bijbel en de islam is dat er inderdaad een oordeel over de ongelovigen komt. Maar het Bijbelse oordeel is juist bedoeld om de ongelovigen dichterbij Jezus te brengen. Na het oordeel zullen ze alsnog gered worden. Of desnoods zal een kleine categorie de tweede dood ondergaan, gevolgd door een tweede opstanding. De beschrijving van de islamitische hemel lijkt eerder op die van de gnostische Sheol die we de hele tijd tegenkomen in ons onderzoek. Deze gnostische, Atlantische sheol bestond uit een hiernamaals en een eeuwige hel. De gelukzaligen die sarcastisch op degenen neerkijken die in de brandende oven zitten, doen me ook denken aan de vergelijking van de rijke man en Lazarus in Lucas 16. Deze vergelijking betreft beeldspraak want in het dodenrijk hebben de doden geen bewustzijn. Ook op dit punt gaat de Koran in de fout.
Bomen
De beide bomen die in de Tuin van Eden stonden – de Levensboom en de Boom van Kennis – zijn ook ‘gespiegeld’ in de islam. In het islamitische paradijs staat de ‘Lotus’ of ‘Tubbaboom’ terwijl in de islamitische hel de ‘Zaqqumboom’ staat (Soera 7:46-50 in Smith & Haddad, 2002, p. 9). Deze laatste boom ruikt naar de zweetsokken van uw opoe en ziet eruit als een kruising tussen een krokodil en een cactus. Het is bovendien niet duidelijk wat er met de islamitische hel bedoeld wordt? In Ezechiël 31:16, 18 komen we ook bomen tegen in de Bijbelse Sheol. Maar hier is er sprake van beeldspraak. Op Atlantis was ook een bos (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 117).
Koran en alcohol
Volgens de Koran is alcohol strikt verboden. Die drie keer toen ik in Iran was, heb ik wel Bavaria Malt gezien (jawel!), maar verder niet. En toch werden de vele bruincafé’s in Teheran druk bezocht. Dus het kan wel: een kroeg runnen zonder alcohol en tabak. Misschien heeft de aversie tegen alcohol iets met de gouden wijnbeker van Babylon te maken die in de Eindtijd de hele wereld dronken maakt (Jeremia 51:7). Ansjaar in Soera 9:117 was immers een Babylonische afgod.
Welke Allah?
Moslims gaan er prat op dat de islam een monotheïstische religie is. Een religie is de islam sowieso. Maar is deze ook monotheïstisch? Is elke willekeurige religie sowieso monotheïstisch? Ik noemde al de drie dochters van Allah die een verkapte drie-eenheid vormden. Er zijn veel verschillende stromingen in de islam. Hebben die allemaal met Allah te maken? We weten inmiddels dat er een demonenwereld boven onze hoofden schuilgaat. Elke demon kan zich in principe Allah noemen. Wie garandeert me dat Allah, Allah is? Zowel Mammon als Moloch als Isis als Milkom als Marduk kunnen zich voordoen als Allah. Hetzelfde geldt voor de god van het christendom. Religie is mijns inziens per definitie een uiting van een meergodendom. Paulinische christenen weten echter tot welke God ze bidden. Hij openbaarde zich in Jezus. Als de drie dochters van Allah overeenkomen met de drie dochters van Baäl (Gordon in Finegan, 1965, p. 483, noot 92) dan waren ze alle drie uitingen van Astarte, de godin van de Sidoniers (1 Koningen 11:5). Allah is dus niemand minder dan Baäl Zafon… alias Satan. Waarschijnlijk geldt voor Mohammed en Zarathustra hetzelfde. Als we Allah met Poseidon vergelijken dan was Mohammed dezelfde personage als Atlas. Sommige moslims roepen zelf ook dat Allah, satan is. Bij een overval op een Joodse vrouw in Parijs, werd hardop ‘Allahu Akhbar’ en ‘Shaitan’ (satan) geroepen (Cohen, 2017, alinea 3). Binnen de islam is mevrouw Yasmin Mogahed trending. Zij is een psychologe, journaliste voor de Huffington Post en ze heeft verstand van massa-communicatie. In een lezing noemt ze de islamitische variant van het Exodus verhaal. Ook zij zegt dat de Israëlieten de Rode Zee overstaken (Mogahed, 2017). Ze noemt de hel, het Gehenna dat in het hiernamaals bestaat (Mogahed, 2017). Kerk-christenen beweren hetzelfde. Maar het Gehenna was een taalkundige verbastering van het Hinnomdal bij Jeruzalem. In de vierde aion is dit dal een crematorium waar de lijken van misdadigers worden verbrand. Mevrouw Yasmin Mogahed maakte in haar lezing geen onderscheid tussen de aionen en bedelingen. Tenslotte beweert mevrouw Mogahed in haar lezing dat de islamitische Mozes zich op Allah focuste en niet op de diepte van de Rode Zee of op het leger van Farao (Mogahed, 2017). We moeten oppassen om de islamitische variant van het Exodus epos met de Bijbelse tegenhanger te vergelijken. Over welke Allah ging het in dit islamitische Exodus epos? We zagen dat in Exodus 14 Baäl-Zafon een nieuwkomer was die net zo mysterieus op het toneel verscheen als de serpent in Genesis 3 de Tuin van Eden binnen sloop. Het lijkt erop dat de Allah van Exodus niemand minder dan Baäl-Zafon alias de Sfinx is. In dat geval werden de Israëlieten in de tijd van Exodus al eens uit de klauwen van Allah bevrijd.
Atlantis
Wat had de begintijd van de islam met Atlantis te maken? Mogelijk veel. Allereerst is er gesjoemeld met de qibla, de richting waarin gebeden moest worden. Petra was het oude Mekka, terwijl het nieuwe Mekka in Saudi Arabië ligt. Is de ligging van Atlantis ook veranderd? Lag het eiland eerst ergens anders, zoals in het oude Babylon of zelfs in Petra? En werd er later een eiland voor de kust van Gibraltar van gemaakt? Het zou zomaar kunnen. Dan is er de islamitische ‘Zwarte Steen’ (Finegan, 1965, p. 506) die aan de drietand van Poseidon deed denken. De islamitische legers die na de dood van Mohammed in 632 als een wervelwind (Jesaja 17:13) Noord-Afrika en Zuid-Europa overspoelden (Stark, 2010, p. 12), deden aan de legers van Atlantis denken. Plato had het Atlantis verhaal via Solon van een Griekse priester uit de stad Saïs verkregen. Vooropgesteld dat deze gang van zaken überhaupt klopt dan resteert de vraag hoe deze priester aan het verhaal kwam? Had hij het van de Hyksos uit Edom gekregen? Lag de oorsprong van het Atlantis Epos inderdaad in Edom en met name Petra in plaats van in Egypte? De naam Atlantis klinkt wel erg als Adlantis of Uzlantis (Elshout, 2018-g/h). Adlantis betekent dan net als Ed-Olam zoiets als “de duur van de eeuw”. Of wat te denken van Atlantislam? Er was ook één verschil tussen de moslim legers en die van Atlantis: de moslims waren geen zeevaarders (Butler & Jandora in Stark, 2010, p. 57-58). Atlantis had tenminste scheepswerven en schepen. Of was de marine van Atlantis “bluf”? Een overeenkomst met de islam: er was geen serieuze moslimcultuur. Islamitische kunst was niet per sé islamitisch als zodanig maar werd door mensen gemaakt die in een dominante moslimgemeenschap leefden (Bloom in Stark, 2010, p. 59). Had Atlantis dan wel een samenhangende cultuur? Of bestond het eiland uit vijf paar koningen die het eiland als los zand bestuurden? En “deden ze maar wat”? Wat mij betreft wel.
Verder noemde Rodinson, Mohammed een kruising van ‘Jezus en Karel de Grote’ (Rodinson, 2008, p. 297). We zouden Mohammed ook nog met Alexander de Grote kunnen vergelijken. Maar zeker niet met Jezus. Rodinson doelt op het grote rijk dat Mohammed tot stand bracht. In die zin is er een overeenkomst tussen de legers van Atlantis en die van de islam. Het islamitische leger was en is in alle opzichten het leger van Atlantis. Ook Mohammed was een man ‘vol tegenstrijdigheden’. ‘Hij hield van genot en gaf zich over aan ascese’ (Rodinson, 2008, p. 317). Hij was tegelijk ‘wreed’ en ‘meedogend’ (Rodinson, 2008, p. 317). Iedereen heeft tegenstrijdigheden maar bij Mohammed hadden ze een gnostisch aura. Bij tegenstrijdigheden denken we aan… Atlantis. Allah was de Sfinx die naar de horizon verwijst. Allah is de zuidelijke dimensie van Tzafon (Klaas Goverts, commentaar op Jeremia 1:13-15, bijlage C). In Soera 53:7 werd de horizon in het westen genoemd, net als in de spreuken 11, 18, 79, 117, 127, 137a van het Egyptische Dodenboek (Geru, 2003). Hier lag de gnostische onderwereld van Atlantis. Hoe vaak horen we niet als iemand overleden is dat “het leven verder gaat”. Voor de achterblijvers is dit een harde en oneerlijke waarheid. Een gnostische onderwereld is zoiets, al wordt de procedure omgedraaid. Degene die overleden is gaat in een onzichtbare en ongrijpbare onderwereld zonder de achterblijvers verder. Of ze wachten tot de achterblijvers hen nakomen. In dat geval is het hiernamaals een soort wachtkamer waarin nooit iets verandert omdat iedereen die erin zit op elkaar wacht. Waarom zouden de zielen van overleden mensen in een hiernamaals een nieuw leven opbouwen als ze op de achterblijvers wachten? De dood in de Tenach heeft toch iets dat eerlijk is. De doden worden in de sheol als het ware “geplasticifeerd”. Ze worden op de plaats gehouden alsof het einde van de aion er voor hen al opzit. De herinneringen aan de laatste momenten blijven vereeuwigd alsof de sheol een spirituele foto is. In de afwachting van hun opstanding blijft hun laatste moment in de sheol vereeuwigd. De opstanding van iedereen corrigeert de laatste momenten weer. De mensen zien elkaar weer, kunnen bijkletsen en ondergaan het oordeel. Tenslotte zagen we dat Allah de sfinx, alias Baal Tzafon is terwijl Ansjaar zowel Marduk als Poseidon voorstelde. Feitelijk waren Ansjaar en Allah dezelfde personages. In Soera 53:7 lezen we over de horizon. Deze horizon was de overgang naar de onderwereld van Atlantis. Osiris was de leider van deze onderwereld aan de horizon. Ansjaar, Osiris en Poseidon waren dezelfde afgoden. In de Bijbel betekent het woord “acharith” – hiernamaals – het leven in de toekomstige aionen (Spreuken 23:18).
90
Meso-Amerika
In Oost-Mexico zijn bizarre beelden gevonden van mensenhoofden. Wat de beelden bizar maakt is dat ze een paar maten te groot zijn en er negroïde uitzien. Ze zijn bekend geworden als de Olmeken beelden. In Santiago Tuxtla staat een kolossaal beeld van een ‘Afrikaans hoofd’ dat een helm draagt (Hancock, 1995, p. 120). Dan is er Tres Zapotes waar de Amerikaanse archeologist Matthew Stirling opgravingen deed (Hancock, 1995, p. 121). Ook hier vond Stirling een groot beeld van een Afrikaans uitziende man die een ‘helm’ droeg (Hancock, 1995, p. 122). Stirling vond er ook kinderspeelgoed zoals ‘honden’ op wielen (Stirling in Hancock, 1995, p. 122). Wielen doken in de Bijbel pas op in de tijd van Jozef. De Olmeken cultuur kan dus niet ouder zijn. Let ook op de letters “tla” in Tuxtla. Graham Hancock vergelijkt de beelden met het gezicht van de Sfinx in Egypte (Faiia, geciteerd in Hancock, 1995, p. 128, foto’s). Deze sfinx is natuurlijk een oude bekende van ons, namelijk Baäl Zafon die in Exodus 14:2 genoemd werd. Wat mij betreft tonen de beelden eerder Nefilim dan Afrikanen. Ene John D. Keyser kwam tot een vergelijkbare conclusie (Keyser, z.j., par. Olmec Origins). Hoewel we tot dezelfde conclusie komen, baseert meneer Keyser zich op gegevens van Herman L. Hoeh (Keyser, z.j., par. Olmec Origins). Met als resultaat dat er wezens opduiken die ik niet in de Bijbel kan traceren zoals een reus die Gerion heette en wiens zonen in Spanje heersten (Hoeh in Keyser, z.j., par. Olmec Origins). Deze Geryon werd in de Theogonie van Hesiodus genoemd (Mair, 1908, Theogonie, 270-296). In deze passage werden ook de Gorgonen (Graiai) genoemd die met de Gergesenen in Mattheüs 8:28, Markus 5:1-10 en Lucas 8:26-28 resoneerden. Het Land van de Gergesenen was een andere aanduiding voor het gebied dat tegenover Galilea lag. Hier lagen tien steden die Decapolis genoemd werden en met de tien koningen van Atlantis resoneerden. Nog wat, in de passage van Theogonie 270-296 (Mair, 1908) staat dat de Graiai ‘grijs geboren’ waren. In onze tijd denken we aan ufo’s en de “Gray Aliens”. Hierop komen we terug. Waren de Graiai de Gray Aliens die de mogelijkheid hadden om mensen demonisch te beïnvloeden? Zijn ze een soort van remote control wezens die op afstand het aardse gebeuren sturen? Dit zou heel wat verklaren. In Lucas 8:30 werden ze legioen genoemd. Jezus stuurde ze uit de bezeten man waarna ze zich via een kudde varkens in het Meer van Galilea stortten. Ook leuk als je daar toevallig zwemt. Dit Meer van Galilea had bovendien dezelfde vorm als Atlantis op de Athanasius Kircher kaart (Elshout, [knakker], 2019-i). De Bijbel zwijgt echter over een reus die Gerion heette maar de naam klinkt een beetje als legioen. Wel noemde de Bijbel in Lucas 8:25-30 de Gergesenen en demonen. Desalniettemin heeft meneer Keyser wel een punt als hij beweert dat de Olmeken waarschijnlijk Nefilim waren. Het kan niet anders of ze voeren met Filistijnse (en Kanaänitische?) schepen naar Amerika. Op een fresco in de tempel van Bonapak in Chiapas, Mexico zijn Mayakrijgers te zien die als twee druppels op de Prins van de Lelies op het fresco in Knossos leken. Waren de Maya’s Filistijnen? Het lijkt er wel op. Ook de Mayakalender lijkt veel op de Phaistos schijf. Wat deden al deze volksstammen uit de Egeïsche Zee überhaupt in Amerika? Uiteraard was zo’n verre uitvalsbasis wellicht vanuit militair opzicht interessant. Maar mogelijk viel er in Amerika ook “goud” te halen? Veel goud, zelfs.
Baardmans
Dan komen we bij de Azteekse afgod Quetzalcoatl terecht. Let op de drie letters “atl” aan het eind van de naam. We kunnen er moeiteloos Quetzalcoatlas van maken. Hij was een man met een ‘lange baard’ (De Torquemada in Hancock, 1995, p. 102). Hem kwamen we tegen in de gedaante van Serapis, Mohammed en de kerk-Jezus. Her en der in Midden-Amerika had hij verschillende namen als ‘Kukulkan’, ‘Viracocha’ en ‘Gucumatz’. Al deze namen betekende ‘Bepluimde (of Geveerde) Serpent’ (Davis in Hancock, 1995, p. 103). Volgens Lewis Spence noemden de Maya’s hem ‘de Oude Slang die bedekt is met groene veren en die in de oceaan ligt’ (Spence, 2002, p. 59). Dit klinkt als Atlantis maar ook als Leviathan (Job 41:1). Dan weer werd Quetzalcoatl de ‘Geveerde Serpent’ genoemd (Spence, 2002, p. 61). We denken nogmaals aan de Prins van de Lelies van het fresco op Kreta. Hij had ook een verentooi, net als de indianen. Weer een andere naam van hem was ‘Votan’ (Fair Gods and Stone Faces & Hamlyn in Hancock, 1995, p. 103; Woodrow, 1981, p. 50). Votan klinkt als Wodan, Odin en Voodoo. En de vele namen van Quetzalcoatl doen aan de vele namen van Babel en Atlantis denken. Ander detail is dat Quetzalcoatl volgens de Maya’s en Mexicanen een tuniek droeg met ‘zwarte en witte kruizen’ (Rea, 1975, p. 51). Dit patroon doet ons aan de Zuilen van Hercules denken maar ook aan de moslims in zwartwitte ‘tunieken’ die Mohammed zag (Séguy, 1977, p. 82). Ik noemde Matthew Stirling al. Hij vond in de jaren 40 in La Venta een ‘Stèle van de Bebaarde Man’ (Hancock, 1995, p. 132). We hebben dus een bebaarde Kaukasische KerkJezus tegenover een Afrikaanse reus die het mysterie van de Olmeken in Mexico bepaalden. Hoe kwam deze kerk-Jezus in La Venta terecht? Ik vermoed dat er sjamanen of heksen waren die deze bebaarde man in visioenen zagen. Mogelijk werden deze visioenen opgewekt met drugs zoals ayahuasca? En deze visioenen leken bijna altijd over de Eindtijd te gaan. De bebaarde man was dus geen personage uit een grijs verleden, maar hij bestond juist in de toekomst. Hij heette Quetzalcoatl en zijn oorsprong lag vast en zeker in Babel. Het was immers Marduk die Tiamat in twee stukken hakte (New Larousse Encyclopaedia of Mythology in Hancock, 1995, p. 144). Quetzalcoatl deed in de gedaante van een ‘scheppingsgod’ hetzelfde bij Cipactli die het ‘Grote Aard Monster’ Tiamat voorstelde (Glendinnen in Hancock, 1995, p. 144). Quetzalcoatl is wel een buitenissige naam. De enige naam in de Levant die er op leek was die van de Qedaritische afgod Orotalt (Herodotus in Gibson, 2011, p. 195). Quetzalcoatl had dus twee gedaanten: hij was een scheppingsgod en daarnaast een Kaukasische man met een baard. We herkennen hier de Zuilen van Hercules in. Het schema waarin het demonische en menselijke elkaar kruisen zien we ook terug in Genesis 6:2,4. De Nefilim waren zulke wezens. Een Geveerde Serpent doet ons ook denken aan de Heer van de Luchten in Efeziërs 2:2. De letters “T-l” keren terug in de namen van de Tolteken en Thule. Boek 3 van Herodotus, Geschiedenis heet ‘Thaleia’ (Herodotus, Macaulay, vert., 1890, De Geschiedenis van Herodotus, Boek 3, Thaleia).
Quetzalcoatl en Atlas
Het kan niet missen of Quetzalcoatl moet ooit ergens aan een koffietafel Atlas ontmoet hebben. Of misschien zaten ze in hetzelfde voetbalteam? Of de één had een tante die een achterkleintante was van de achterkleintante van de ander. In een gravure die in Chitzen Itza (Mexico) gevonden was, was Quetzalcoatl te zien terwijl hij het hemelgewelf op zijn schouders droeg (Spence, 2002, p. 60, afbeelding, p. 83). De vader van Quetzalcoatl was Gucumatz die op Poseidon leek (Spence, 2002, p. 83). Net als Atlas was Q. een tweeling (Spence, 2002, p. 83). Zijn tweelingbroer of metgezel was Xolotl met wie hij net als Odysseus in de ‘onderwereld’ afdaalde (The Gods and Symbols of Ancient Mexico and the Maya in Hancock, 1995, p. 253). Waarschijnlijk was de Nachtreis van Mohammed in Soera 17:1 ook zoiets. Het symbool van Quetzalcoatl was de planeet Venus (Quetzalcóatl, z.j.). Venus is zowel een ‘Morgenster’ als een ‘Avondster’ (Saggs, 1966, p. 334). (Venus is weliswaar een planeet). Quetzalcoatl alias Lucifer was dus een imitatie van de Morgenster die in feite Jezus in Openbaring 22:16 is. Een andere afgod heette Tlaloc die de ‘god van water’ was (Spence, 2002, p. 81). Hij was identiek aan Poseidon. Bij Tla en water denken we aan de Nachtmist in Spreuken 3:20; 19:12 en 2 Samuël 1:21 (Van der Valk, 1930, p. 70-71). Nog een detail: een Atlant of Telamon is een ‘zuil in de vorm van een mannenfiguur’ die ‘een gebouw draagt’ (Atlant, z.j.). We denken natuurlijk ook aan de Zuilen van Hercules in het Atlantis verhaal. Op een bepaalde manier droegen ze Atlantis. In Ilias 14 kwam ook een Telamon voor die de zoveelste Titaan was (Butler, 1898, vers 460-465). De letterconstructie “Tla” kennen we ook van het woord “Talmoed”. Dat “tla” in Atlas, Atlantis, Quetzalcoatl, Orotalt (Griekse afgod, McDonald in Gibson, 2011, p. 195), Nahuatl en Talmoed voorkomt geeft te denken.
Tollan en Troje
Tollan heette vroeger ook wel Tula en was de hoofdstad van de Tolteken. De stad zou zich nabij de stad Tula in de huidige Mexicaanse deelstaat ‘Hidalgo’ bevinden (Tula, z.j.). We zien dat de letters Tla steeds weer in bijna ieder woord opduiken. Opnieuw doe ik de suggestie dat de Tolteken dezelfde wezens als de Griekse Titanen waren. En was Tollan dus wel een echte stad? Want opnieuw duikt het getal “zes” op. Het duurde namelijk zes jaar om de tempels en paleizen te bouwen (Spence, 2002, p. 50). Denk ook aan het paleis van Baäl op de berg Zafon. Volgens Lewis Spence leek ‘de geschiedenis van Tollan’ op die van Atlantis (Spence, 2002, p. 50). Ik noem natuurlijk ook Troje. Het is nogmaals de vraag hoe deze identieke verhalen en symbolen in Mexico terechtkwamen? Mogelijk via visioenen waarbij de mysterieuze afzender steeds dezelfde thema’s door “channelde” aan sjamanen of heksen. Dit gebeurde door de tijd heen en op alle mogelijke geografische locaties. Als we met Baäl aanbiddingen te maken hebben, dan weten we ook wie de mysterieuze afzender was die deze visioenen door de eeuwen en millennia heen doorgaf aan onnozele sjamanen. De mensoffers die in Mexico gebracht werden, deden aan de offers denken die de Kanaänieten en Israëlieten aan Baäl-Moloch brachten. Er is in elk geval geen eiland Atlantis voor nodig om de culturen in Mexico en elders in Amerika te verklaren.
Hekserij
In de Levant was de verenpluim van Quetzalcoatl een algemeen bekend symbool. Volgens Herodotus (VII.92) droegen de Lykiërs ook een verentooi (Herodotus in Covey, 1987, p. 142). Op een reliëf van koning Sanherib in Ninivé waren Ioniërs en Kariërs afgebeeld die hoofdtooien met verenpluimen droegen (Covey, 1987, p. 142). Op de beroemde Phaistos Schijf is een geveerde krijger afgebeeld (Covey, 1987, p. 142). Op een reliëf in de Egyptische stad Thebe zijn ook getooide krijgers afgebeeld die op indianen lijken (Rea, 1975, p. 39). Dit reliëf heeft vast en zeker met de tijd van Jozef of Mozes te maken. Ergens in dit tijdvak waren er indiaans uitziende krijgers in Egypte. Waarschijnlijk waren zij de Filistijnen? Dit betekent dat verentooien in het oude Egypte en daarbuiten al een bekend fenomeen waren (Covey, 1987, p. 142). Opnieuw moeten we vaststellen dat de oude culturen in de beide Amerika’s iets met de Oude Wereld te maken hadden. De Egyptische tempel te Medinet Haboe toont op een muur ook krijgers met gepluimde hoofdtooien. Volgens sommigen waren ze krijgers van Atlantis (Rea, 1975, p. 11-12). Ik ziet niet in waarom? Volgens mij waren de krijgers juist niet van Atlantis. De afbeelding bewijst simpelweg één ding: namelijk dat de krijgers in de Levant en Egypte in de oudheid er hetzelfde uitzagen als de ons bekende indianen in Amerika. En dus komen we opnieuw bij dezelfde conclusie terecht: de indianen stammen af van de volken uit Europa en het Midden-Oosten. En dus was de Straat van Gibraltar niet geblokkeerd. De verenpluim van Quetzalcoatl werd door professor Barry Fell met een vliegende vogel in verband gebracht (Fell in Covey, 1987, p. 142). Niet voor niets werd deze verentooi, samen met een vogel, in tablet 7 van het Gilgamesj Epos genoemd (The Epic of Gilgamish, Thompson, vert. 1928). Vogels in de vlucht doen ons weer aan heksen denken die op bezemstelen rondvliegen. Maar ook aan de geest die over de waters zweeft in Genesis 1:2 (Van der Valk, 1930, p. 46). Ook doet deze vogel in de vlucht ons aan Deuteronomium 32:11 denken: een adelaar die over zijn nest waakt en de vleugels spreidt en zijn kuikens de lucht in draagt (Van der Valk, 1930, p. 46). Bij deze arend, wordt soms ook gedacht aan de ‘voorstelling van het wereldei’ bij de Feniciërs (Kanaänieten) (Van der Valk, 1930, p. 46). De vogel in vlucht komen we ook tegen in Psalm 11:1; 124:7 en Ezechiël 13:20 (Van der Valk, 1930, p. 48). De wind die de vogel voortstuwt lijkt op de ‘levensadem’ in Genesis 6:17; 7:15, 22 (Van der Valk, 1930, p. 47). In het Egyptische Dodenboek vloog de ‘ziel’ van de overleden mens als een fladderende vogel naar het hiernamaals (Van der Valk, 1930, p. 48). Dit klinkt als de uitleg van Antikleia (moeder Odysseus) die verklaarde dat de ‘ziel’ ‘als een droom’ van het lichaam ‘wegvliegt’ (Louden, 2011, p. 204). Volgens Otto Rank was een veer het ultieme symbool van lichtgewicht en ‘onafhankelijkheid’ (Rank, 1989, 265). Deze beide kenmerken staan in schril contrast met de last die Atlas op zijn schouders droeg. Lichtgewicht versus de zware last zijn dus een dualistisch principe dat we in de Zuilen van Hercules terug zien. Hekserij was in Ninivé begonnen (Nahum 3:4 in Morris, 2000, p. 120) en maakte in Mexico mogelijk een doorstart. Deze veren doen me ook denken aan de pauwenstaart van Buraq, het gevleugelde paard van Mohammed waarop hij de Nachtreis naar Jeruzalem maakte (Soera 17:1). Heksen werden ook geassocieerd met de ‘dondersteen’ (Spence, 2002, p. 125). Bij donderstenen denken we aan de Zwarte Steen in Mekka, de hamer van Zeus, de bliksem in Lucas 10:18 en indirect aan de drietand van Poseidon. En natuurlijk aan de aardbeving die Atlantis velde. Lichtgewicht werd ook uitgedrukt in de slogan “Mene, Mene, Tekel, Upharsin” (Daniël 5:25, Mitchell & Harness, 2008, NHEB vert.). Quetzalcoatl was de mix van een vogel en een visgod. Zowel vogel en vis worden in Genesis 1:26 en de Egyptische mythe genoemd. Atlantis was een gedeeld rijk dat door de Zuilen van Hercules en de tweelingkoningen benadrukt werd. Bijbels gezien is Bathar het woord voor zo’n deling. In Genesis 15:10 deelde Abram alles behalve de vogels. Abram doorkliefde al het offervlees van de ram, geit en vaars zoals Atlantis de zee doorkliefde toen het eiland in zee zonk.
Kruis
Ralph Woodrow noemt de stad Palenque in Mexico die door Votan (Odin, Boeddha) gebouwd was. Hier staat een tempel die de ‘Tempel van het Kruis’ heet (The Catholic Encyclopedia, Vol. 10, in Woodrow, 1981, p. 50). Het kruis was dus al in Mexico aanwezig voordat de Spanjaarden er kwamen. Ook in de Mexicaanse tempels van Anahuac waren al kruizen te zien (Prescott in Woodrow, 1981, p. 50). We kunnen dit alleen verklaren als we inzien dat de Kanaänieten, Filistijnen en Egyptenaren in een grijs verleden naar Mexico gevaren waren. Het kruis was bij hen al bekend. Het christelijke kruis was een imitatie van het Egyptische Tau-kruis (Vine in Woodrow, 1981, p. 49). Maar het kruis was ook al bekend in Kanaän, Chaldea (Babylon) EN Mexico (Seymour in Woodrow, 1981, p. 49).
Guanchen
Waar kwamen de Guanchen van Tenerife vandaan? Er zit zeker een Semitische invloed in hun alfabet. In hun taal betekende ‘Arba’, ‘vier’ (Bajocco, 2010). In het Hebreeuws betekent Arba ook “vier”. Arba klinkt ook als Hebreeërs. Ik denk dat de Canarische Eilanden in etappes gekoloniseerd werden met als laatste de Guanchen. Ene Mauritanische koning Juba II zond een delegatie naar Lanzarote waar hij niemand aantrof. Waarschijnlijk kwamen de kolonisten pas na Christus op de Canarische Eilanden aan. Ze hadden een zonnegodin die Chaxiraxi heette. Uiteraard was ze een kloon van de Kanaänitische godin Astarte (1 Koningen 11:5). Contacten tussen de eilanden onderling waren er niet of nauwelijks omdat de Guanchen geen zeevaarders waren. Wat het mysterie alleen maar groter maakt. Ene Fernando Guanarteme kwam van Gran Canaria en sloot zich bij de Spanjaarden aan. Hij bezocht Spanje en vocht mee op Tenerife waar hij het leven liet. Iberische tekens waren op Lanzarote, Fuerteventura en zelfs Hierro gevonden (Arnaiz-Villena et all, 2015, p. 83). Mogelijk waren deze Iberische tekens gerelateerd aan tonijn visserij en op getekend door vissers uit Cadiz die inderdaad zover als de Canarische Eilanden kwamen (Arnaiz-Villena et all, 2015, p. 84). Er zijn twee typen inheemsen op de Canarische Eilanden gevonden, afkomstig van de Atlantische kusten vanaf Portugal zover als Engeland en Ierland. En een ander type uit Noord-Afrika (Arnaiz-Villena et all, 2015, p. 85). Plutarchus die in de eerste eeuw na Christus leefde, schreef in zijn boek Parallelle Levens dat de Romeinse commandant Sertorius (eerste eeuw voor Christus) gezegd had dat Spaanse vissers uit Cadiz naar ‘eilanden’ bij de Afrikaanse kust trokken omdat er veel tonijn in zee was (Plutarchus in Arnaiz-Villena et all, 2015, p. 69). Mogelijk waren enkele vissers er blijven “hangen”. Een expeditie uit Genua in 1341 trof inderdaad twee rassen aan (Arnaiz-Villena et all, 2015, p. 68).
Miniatuurvliegtuigjes en Vimana’s
In Zuid-Amerika waren miniatuurvliegtuigjes gevonden (Janku, 1996). Het is me niet duidelijk waar deze dingen gevonden waren, anders dan “ergens” in Zuid-Amerika. Ze zien er obscuur uit. Mijn suggestie is dat ze uit visioenen afkomstig waren. Dit wordt versterkt door het feit dat een dergelijk vliegtuig ook op de asteroïde Vesta (jawel!) gesignaleerd was (NASA/JPL-Caltech/UCLA/MPS/DLR/IDA, 2011, fotoframe PIA14705). Dan zijn er de Indiase tekeningen van de Vimana’s die ook op de miniatuurvliegtuigjes leken. Ze hebben een Leonardo Da Vinci achtig aura over zich en lijken op vliegende ziggoerats (Crystal, z.j.). Vimanas zijn waarschijnlijk ufo’s. Een youtube hierover is helaas offline gehaald. Mogelijk werden deze Vimana’s in de oudheid door sjamanen in visioenen gezien. Waarna ze boeddhistische tempels bouwden.
Geweld
In progressieve kringen wordt nog wel eens gezegd dat de Europeanen bloeddorstige kolonisten waren die de kwetsbare indianen uitroeiden. Hier zit zeker een kern van waarheid in. Het hele verhaal is echter ingewikkelder. De Azteken, Inca’s en Comanche Indianen hadden even barbaarse oorlogstactieken als de Spanjaarden. Ze gingen beestachtig tekeer tegen zowel de Europese kolonisten als tegen andere indianenstammen die op hun beurt ook geen lieverdjes waren. Bovendien waren de indianen zelf nazaten van kolonisten. Het wilde westen waarin de Spaanse kolonisten terechtkwamen was een populaire aanduiding voor een chaotisch en anarchistisch Babylonisch decor. Misschien een Bijbelse overeenkomst: zoals Mozes veertig jaar moest wachten voordat hij Kanaän binnen kon trekken, zo werd de westwaartse trek van de kolonisten ‘40-jaar’ opgehouden door de Comanches (Gwynne, 2011, alinea 6). Ondanks alle mitsen en maren heeft het christendom mijns inziens een relatieve orde in de Amerikaanse samenlevingen gebracht. (Leesvoer: Graham Hancock: de War God trilogie). De geschiedkundige T.R. Fehrenbach schreef zijn boek: Comanches: The History of a People (Vintage Publ. 2007). In 2011 schreef S.C. Gwynne zijn boek over de Comanches met als titel: Empire of the Summer Moon (Uitg. Simon & Schuster).
91
De vroege kolonisatie van Amerika
Dat de flora en fauna in de oude en nieuwe wereld in grote lijnen gelijk zijn, geeft te denken. Want hoe kwamen krokodillen en alligators in Florida terecht? Via de Beringstraat? Nee toch? Als de rest van de dieren wel via de Beringstraat naar Amerika kwam, dan moet dit een complete volksverhuizing van dieren zijn geweest. Misschien was het een idee om er stoplichten te plaatsen. En hoe wisten al die soorten bovendien dat ze via de Beringstraat naar het beloofde land konden? En hoe wisten ze dat er überhaupt land aan de andere kant van de wereld was? En dat er ook nog iets zinnigs te halen viel in dat beloofde land? Hierbij is het maar de vraag of de Beringstraat in een ver verleden echt wel begaanbaar was? Een onbegaanbare Beringstraat zou veel beter in Plato’s Atlantis verhaal passen dan de onbegaanbare Straat van Gibraltar. Ook is het maar de vraag of er in dat deel van Siberië in de oudheid al dieren waren? Als het leven op de berg Ararat en later vanuit Babel begonnen was, dan was Amerika in het verleden dus een kale vlakte. Hooguit waren er hier en daar wat graspollen en een verdwaalde struik. Deze magere vegetatie was geen reden voor de dieren om de gevaarlijke oversteek via de Beringstraat te wagen. Het kip en ei dilemma speelde de dierenwereld parten. Er moesten in Amerika eerst voldoende vegetatie en een lagere dierenwereld aanwezig zijn voordat er iets zinnigs te halen viel. Bovendien moesten de dieren vanuit Alaska alsnog duizenden kilometers reizen voordat de omstandigheden beter werden. Thans vinden we in Amerika een stabiel ecosysteem. Dit was op de één of andere manier planmatig in gang gezet.
Nijlkrokodillen
Op 26 mei 2016 kopte Newsweek dat er een Nijl krokodil in Florida gesignaleerd was (Kutner, 2016). Hier hebben we het mysterie van Amerika in een notendop. Want hoe kwam het beest daar? Meneer de krokodil was niet vanuit Afrika naar Florida gezwommen en ook niet via Turkmenistan, Siberië en de Beringstraat, via Alaska, Canada en Amerika naar Florida gewandeld. Onderweg moest de Nijlkrokodil 354 keer de weg vragen want eerst kwam hij in New Foundland terecht. En dus waren de alligators en krokodillen en andere dieren naar Amerika gebracht. Dit gebeurde in een grijs verleden en waarschijnlijk in fasen. Waarom gebeurde dit? Misschien door grappenmakers, handelaren of voor de plezierjacht? Of… onze voorouders hadden enige kennis van ecosystemen. Ze snapten dat als je wolven en beren in Amerika losliet, er ook bizons en elanden moesten leven. Die werden er dus naartoe gebracht, evenals de vele planten-, en boomsoorten.
Amazonewoud
Er wordt nogal hoog opgegeven van het Amazonewoud. Dit Amazonebos is een tegenstrijdig geheel. De helft van alle bomen bestaat uit ‘227 soorten’ van de in totaal ‘16.000 boomsoorten’ (Stokstad, 2013). Terwijl ‘11.000’ van de 16.000 boomsoorten ‘erg schaars’ voorkomen in de Amazone (Stokstad, 2013). Er zijn dus minder dan 5000 boomsoorten die in het Amazonewoud de toon bepalen. Hoe kwamen ze hier? Het kan niet anders of ze waren er ooit door mensen aangeplant! Dit gebeurde dan tenminste na het incident met de Migdol van Babel. Helemaal zeker ben ik niet van deze theorie. In Genesis 8:11 was er in de buurt van Ararat al een Olijfboom. De duif had hiervan een tak meegenomen. Knappe duif, trouwens. Waar kwam deze zeer snel groeiende olijfboom zomaar vandaan? Blijkbaar waren de condities na de Zondvloed nog zo optimaal dat de bomen er zeer snel groeiden. We zullen zoiets in de vierde en vooral vijfde aion weer zien. Het kan zijn dat God ook een hele zooi bomen in andere werelddelen liet opkomen. We zullen de details nooit zeker weten. In de Bijbel was vooral het woud van Libanon bekend, dat ook al om de haverklap omgehakt werd (1 Koningen 5:6). Er groeiden enorme ceders en er werd Almughout gekweekt.
De indianen
Dat flora en fauna door mensen naar Amerika gebracht werd is nog voorstelbaar. Maar hoe zat het dan met die mensen zelf? Brachten ze alleen maar planten en dieren naar Amerika waarna ze braaf naar huis terugkeerden? Of bleven ze ook in Amerika “hangen” en waren ze de eerste bewoners die we thans foutief indianen noemen? Want ook de voorouders van de indianen kwamen op de één of andere manier uit Babel. We hadden hier al een balletje over op gegooid. Toen ene meneer Bering in Alaska aankwam, waren de ‘westelijke eilanden van de Aleoeten’ nog onbewoond (Hall in Rea, 1975, p. 7). Ook anderen meenden dat de Aleoeten ‘vanuit Amerika’ en niet vanuit Siberië bevolkt waren (Brinton in Rea, 1975, p. 7). Latere migraties van de eskimo’s in het gebied gingen van oost naar west in plaats van omgekeerd. Dit proces is nog steeds gaande (Rea, 1975, p. 7). Voordat de Eskimo’s in Alaska waren, was de Beringstraat ‘door een Gletsjer’ ‘bedekt’, wat migratie vanuit Siberië onmogelijk maakte. Toen de ‘gletsjers’ weg waren, waren er al indianen in de ‘Mississippi Vallei’ (Rea, 1975, p. 7). De migraties naar Amerika kwamen dus vanuit Europa en het Midden-Oosten.
Griekse namen van indianenstammen
Hier komt bij dat de namen van nogal wat indianenstammen Grieks in de oren klinken. De Sioux zouden van het eiland Xios komen (Rea, 1975, p. 19). De Androa uit Oregon zouden van het eiland Andros komen (Rea, 1975, p. 19). De Patoes uit Colombia zouden van Patmos komen waar Johannes het boek Openbaring schreef (Rea, 1975, p. 19). Patmos is echter een klein eiland, dus de vraag is of deze theorie steekhoudend is? Het Azteekse eiland Tenochtitlan zou de naam te danken hebben aan het Griekse eiland Tenos (Rea, 1975, p. 19). Ik lees er ook de naam van Enoch in. De naam Tenochtitlan betekent ‘Eiland in het midden van het waters’ (Rea, 1975, p. 14). Dan zitten we weer bij Atlantis. Dr. Rea zoekt de voorouders van de indianen in de stam van Jafet (Rea, 1975, p. 17). Ik heb hier een tegenstrijdig antwoord op. Allereerst denk ik dat de indianen van alle drie stamvaders, Sem, Cham en Jafet afstammen. Maar de nadruk ligt wat mij betreft op de lijn van Cham en niet Jafet. Cham was de stamvader van Kusj, Mizraïm en Kanaän (Genesis 10:6). Mizraïm was de stamvader van zowel de Egyptenaren als de Filistijnen. Daarnaast deden Kanaän en Kusj mee. Zoals gezegd waren er veel kruisbestuivingen en namen de Filistijnen vast en zeker ook mensen uit andere volken mee naar Amerika. Waar het nu om gaat is dat Plato’s claim dat de Straat van Gibraltar onbevaarbaar was, niet klopt. Waarschijnlijk hadden de Feniciërs een kletsverhaal verzonnen over draken en monsters die voorbij Gibraltar in de zee leefden. Ze deden dit om de aandacht van het bestaan van Amerika af te leiden. Er viel namelijk goud te halen.
Keltische namen
In New Hampshire is een berg die ‘Cowissewaschook’ heet. De vertaling hiervan luidt ‘trotse piek’ (Fell, 1977, p. 250). Dit Indiaanse woord is afgeleid van het Gallische woord ‘Cuiseachstuc’ dat hetzelfde betekent (Fell, 1977, p. 250). In de Indiaanse taal betekent ‘Pontanipo Pond’, ‘koud water’ terwijl het Gallische ‘Puntainne-Pol’ ongeveer hetzelfde betekent (Fell, 1977, p. 251). Dan zijn er grote overeenkomsten tussen de hiëroglyfen van de Micmac indianen en de oude Egyptische hiëroglyfen (Maillard in Fell, 1977, p. 255, 256, 258). Niet alleen lijken de tekens op elkaar, ook hebben ze vaak dezelfde betekenis (Maillard in Fell, 1977, p. 255, 256, 258).
Romeinen
We noemden al de Romeinse inscripties in het Amerikaanse Mystery Hill (Fell, 1977, p. 200, tekst en foto’s). In de stad Copan in Honduras is een ‘Romeins Colosseum’ te zien (Diego Garcia de Palacio in Rea, 1975, p. 57). Er zijn pilaren die vrouwen met een Romeinse haardracht uitbeelden. Ook was er een beeld van ‘een bisschop’ in een Sinterklaas kostuum (Diego Garcia de Palacio in Rea, 1975, p. 57). De kans is groot dat dit beeld dus uit de tijd van ver na Christus dateert. Maar ook weer van ver voor Columbus. In de Pauselijke archieven moet informatie over deze vroege zendingsreizen naar Midden-Amerika bewaard zijn. Hoe kwam Columbus anders op het idee om de oversteek te wagen?
Baäl in Amerika
De afgod van de Moqui indianen in New Mexico had een stierenhoofd (Donnelly, 1882, p. 428-429). De oorlogsgod van de Dakota’s heeft een drievork in zijn hand (Donnelly, 1882, p. 428-429). Deze drievork kennen we van Poseidon en satan.
De Picten
Julius Caesar noemde de inwoners van Engeland “Picten”. Ze beschilderden (of tatoeërden) zichzelf. Toen Caesar later terugkwam, waren ze verdwenen en hadden ze plaatsgemaakt voor een Keltisch volk dat de Britten heette (Rea, 1975, p. 20). Waar waren de Picten gebleven? De beschrijving van hen klinkt alsof ze indianen waren die vanuit de Levant een tussenstop in Engeland gemaakt hadden, op doorreis naar Amerika. De Picten pikten het niet langer dat ze Picten genoemd werden en pikten van andere Picten die het ook niet pikten dat ze Picten genoemd werden, de boten af. Engeland en waarschijnlijk vooral Schotland werd door de Romeinen aanvankelijk ‘Pictland’ genoemd, dat ‘Land van Beschilderde Mannen’ betekende (Rea, 1975, p. 21). Net als de indianen hadden ze totems, maar ‘ZE WAREN GEEN KELTEN’ (Rea, 1975, p. 21). De Picten waren totaal anders dan de Kelten en andere Europese rassen op dat moment (Rea, 1975, p. 21). Het grootste verschil met andere Europese stammen was dat de Picten matriarchaal geregeerd werden (Rea, 1975, p. 21). Ook waren de Picten zeker niet Arisch (Zimmer in Rea, 1975, p. 22). Een interessant boek over deze materie is van T.R. Holmes, Ancient Britain and the Invasions of Julius Caesar. De Picten van Schotland hadden net als de indianen ook ‘totem’ palen (Rea, 1975, p. 23). Deze totems waren uiteraard varianten op de Asjerahpalen (Exodus 34:13). Ene professor Dawkins zou gezegd hebben dat de Picten van Engeland naar ‘Groenland’ verkast waren (Dawkins in Rea, 1975, p. 23-24). De boten van de Picten leken ‘EXACT’ op de boten van de indianen van Noord-Amerika (Pokorney in Rea, 1975, p. 24). Zeker leken de Pictische boten op die van de Eskimo’s (Childe in Rea, 1975, p. 24). De ‘bijenkorf’ uitziende hutten die de Picten op de Schotse eilanden bouwden leken op de iglo’s (Pokorney in Rea, 1975, p. 24). Ook op het Schotse eiland Jura waar George Orwell zijn klassieker 1984 schreef, werden tot in de 18de eeuw wigwams gebruikt (Boswell in Evenboer, 2014, p. 216-217; afbeeldingen geciteerd in Evenboer, 2014, p. 2017, toont enkele tipi’s). Het ligt voor de hand om te denken dat deze Picten de latere indianen waren. Engeland en Schotland en niet Atlantis waren overstapstations voor deze Picten. Maar waar kwamen ze vandaan voordat ze in Engeland of Scotland waren? En waren ze op de vlucht geslagen voor het leger van Julius Caesar? Volgens Geoffrey Keating kwamen de Picten uit ‘Thracië’ (Bulgarije) waarna ze naar ‘Ierland’ trokken (Keating in Evenboer, 2014, p. 215). Waarom ze per sé naar Ierland en Schotland wilden, weet ik niet. Jona wilde ook al naar Engeland. Blijkbaar waren de Britse eilanden in de oudheid al een toevluchtsoord voor desperado’s. Ezechiël 38:13 waarin Tarsis als een zeevarende natie werd afgeschilderd resoneerde met Plato’s Atlantis verhaal. Dat Engeland een springplank naar Amerika was resoneerde met Timaeus 25. Er hangt zeker een Atlantis aura over Engeland. Engeland is het Atlantis van de moderne Westerse wereld. Samen met Amerika is het groter dan Libië en Turkije samen.
92
Koning Arthur
Het Atlantis aura van Engeland heeft behalve de schepen van Tarsis (Ezechiël 27:25; Jesaja 23:14) en de overstap naar Amerika nog een precedent: de Arthur legende. Arthurs vader heette Uther Pen-dragon en bij die achternaam mogen we een vraagteken zetten. Want wie heet er nu van achternaam “draak”? Ik ken niemand die zo heet. Ik stap met een zevenmijlslaars door zijn legende. Wat Homerus voor de Grieken was, was de bard Taliesin voor de Engelsen. Hij schreef Preiddeu Annwn waarin Arthur genoemd wordt. In de naam Taliesin herkennen we ook de lettergreep “tal” als een variant van “tla”. Taliesin was zo mogelijk nog mysterieuzer dan Arthur. En waarom waren ze niet dezelfde personages?? Waren ze überhaupt wel mensen of waren ze dezelfde wezens als de Griekse Titanen? Was Koning Arthur de Britse Mohammed? Avalon klinkt als Babylon zodat we alert mogen zijn als we het over Koning Arthur hebben.
Preiddeu Annwn
Preiddeu Annwn is behalve de naam van een Groenlandse pruimensoort ook de naam van een gedicht van deze Taliesin. Ene Sarah Higley vertaalde het met The Spoils of Annwn (Preiddeu Annwn, Higley, 2007). In vers 27 lezen we iets over de zee (Higley, 2007). Dit klinkt als Odysseus. Dan was er Edward Davies (1756-1831) die het gedicht ‘The Spoils of the Deep’ noemde (Davies, vert. 1809, p. 513, No. III, Appendix). Ik vertaal de titel met Rovers van de Diepte. Dit is interessant want de rovers kennen we van Lukas 10:25-37. Zij waren de pyromanen in Plato’s Grot. Ze hingen naast Jezus aan het kruis. En ze waren de koningen van Atlantis. De diepte kennen we ook. Dit was de Tehom in Genesis 1:2. Rovers die de diepte in gingen om er te plunderen en te verwoesten, klinkt alsof ze van Atlantis kwamen. Deze diepte werd in Amos 9:3 met de draak vergeleken. De titel gaat dus over de achternaam van Arthur die Pen-Dragon heette. Laten we naar het gedicht zelf kijken. In vers 3 wordt de gevangenis van Gweir genoemd (Higley, 2007), evenals de omheining op de berg of het ‘fort’. Deze omheining doet ons weer denken aan de stad Gadeiros die bij Cadiz zou liggen (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 114). Gadir betekent ook zoiets: omheining of ‘fort’ (Blazquez, z.j., GADIR (Cádiz) Cáidiz, Spain., alinea 1). Maar zo’n omheining leek net als Troje op het paleis van Baäl Tzafon op de berg Tzafon die thans de berg Cassius heet. In de naam Arthur lezen we Atura dat Chaldees voor ‘berg’ is (Fatuhi, 2012, p. 147). Atura is uiteraard afgeleid van Assur. In de eerste instantie klinkt dit als Atlantis achtige wartaal. Tenzij we snappen dat het hier om de gnostische Sheol gaat (dan wel de Tartarus). In Amos 9:3 worden een berg en de zee genoemd. In de versie van Edward Davies wordt in deze omheining ‘Caer Sidi’ genoemd (Davies, vert. 1809, p. 515, No. III, Appendix). Het woord Caer klinkt als Assur (Osiris) en Seïr (Deuteronomium 2:1, 5). Het woord Sidi lijkt op Sidonia, de stad op Kreta. In vers 1 van het gedicht werd de koning genoemd (Higley, 2007). We zagen dat er in de oudheid al contacten tussen Tarsis en Assyrië waren. De Assyrische koning EsarHaddon noemde Tarsis duidelijk een eiland (Elat in Thompson & Skaggs, 2013, chapter: 3.2 Philological considerations). Arthur kan dus zeker iets met Assur en Assyrië te maken hebben. Dan wordt in de verzen 21, 30, 33 en 47 Arthur genoemd (Higley, vert. 2007). Mag ik een suggestie doen? Arthur heeft hier dezelfde rol als Odysseus. Van Odysseus weten we dat hij net als Poseidon een Titaan was. Was Arthur dus ook een Titaan? Arthur leek ook op Osiris die de heer van het dodenrijk in het westen was (Spreuken 11, 18, 79, 117, 127, 137a, geciteerd in Geru vert. 2003). In sommige talen zijn de letters “r” en “l” inwisselbaar. Dan is het verschil tussen Arthur en Atlas niet groot meer. Als ik GoliA(t)rthur zeg, dan snapt u in welke richting ik denk. Goliath was tenminste van vlees en bloed. Ik denk dat Mohammed, Atlas, Arthur en Quetzalcoatl demonen waren. Als de afgoden van de Olympus en Asgard en de helden van Troje geen mensen maar Titanen waren dan is de kans groot dat Arthur ook een titanisch wezen was. Zo’n wezen dat volgens Openbaring 9 in de Tartarus zit, bijvoorbeeld. Desalniettemin konden ze in menselijke termen gesproken toch iets met de komende antichrist te maken hebben. Werd hij al in Daniël 2:43 genoemd als een gefabriceerde personage? Vast wel.
Robin Hood
Homerus versus Plato lijkt te resoneren met de Britse Taliesin versus Robin Hood. Meneer Hoed was te herkennen aan zijn hoed en strakke panty. Zonder hoed was hij nog steeds Robin Hood maar dan zonder hoed. Robin is toevallig ook de naam van de assistent van Batman en misschien is deze associatie minder ver gezocht dan we denken? Batman komen we vast nog wel tegen. In de naam Hood lezen we HoOdin (Magee, 2003, par. Odin, Balder and Hoder, alinea 1). Wellicht is de naam van Sherwood Forest ook te herleiden tot Assur of Seïr? Dit Sherwood bos leek ook weer op het heilige Altis bos bij de Griekse stad Olympia (Olympia (stad), z.j.) en op het Cederbos waar Gilgamesj naartoe ging (The Epic of Gilgamish, Thompson, vert. 1928, tablet 3). Robin Hood had twaalf metgezellen die aan de helpers van Medina, de Ansjaar deden denken (Armstrong, 2006, p. 98). Meneer Robin was dus de 13de personage van dit gezelschap (Magee, 2003, par. Odin, Balder and Hoder, alinea 1). Dit was een imitatie van de twaalf apostelen, met later Paulus erbij. Net als meneer Robin was ook Mohammed ‘een verdediger van de armen en wezen’ (Robinson, 2008, p. 95). Het 12 + 1 principe komen we ook tegen bij de Teutonische goden van Odin die zelf de dertiende en oppergod was (Magee, 2003, par. Odin, Balder and Hoder, alinea 3). Deze twaalf afgoden van Odin werden de ‘Aesir’ genoemd waarin we opnieuw de namen van Assur en Seïr herkennen. De oorsprong van Robin Hood lag mogelijk in Assyrië, dat de bakermat van de tovenarij was. Via tovenarij waren Arthur en Robin Hood in Engeland terechtgekomen. Ik noem nogmaals de inscriptie van de Assyrische koning EsarHaddon. Hij noemde Tarsis duidelijk een eiland (Elat in Thompson & Skaggs, 2013, chapter: 3.2 Philological considerations). Hij kende Tarsis dus en zodoende was er blijkbaar contact tussen Engeland en Assyrië. Mijn gedachte is dat Robin Hood en Arthur de komende antichrist zijn. Ze werden door druïden in visioenen waargenomen. En wist u dat het woord druïde met trol en Troje te maken heeft (Rank, 1989, p. 150)? De meeste appels vallen niet ver van de boom. Maar de visioen appels wel. Ze kwamen overal ter wereld terecht. Nog een detail: ook Plato’s Academie stond in een bos. Mogelijk werd het Atlantis epos hier bekokstoofd? En Atlantis had bossen (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 117). Bossen speelden een grote rol in de mythe. Ik vraag me af of Robin Hood geen verbastering was van Robin Wood. Met het Engelse wood komen we in de buurt van het heilige ‘Altis’ bos dat bij de Griekse stad Olympia lag (Olympia (stad), z.j.). Robin Wood is dan één stap verwijderd van Robin Wodan. In het bos schuilt ook een luguber wezen dat Sasquatch heet.
Scandinavië
Zover liggen Schotland en Scandinavië niet van elkaar. Waren de Lappen in Lapland misschien verwant aan de eerder genoemde Picten en de indianen in Amerika? In dat geval hoeft het niet zo te zijn dat de indianen van de Mongolen afstamden. Opnieuw keren we terug naar de Filistijnen van Kreta. Voor de zoveelste keer noem ik het voorbeeld van de Prins van de Lelies die er als een indiaan uitzag. De naam “Baltisch” is misschien taalkundig verwant aan de naam Baäl. Want ook in religieus opzicht zijn er overeenkomsten tussen Scandinavië, Engeland, Ierland en Schotland. Ene Professor Nilsson merkte ooit op dat het ‘festival van Baäl of Balder’ in Noorwegen ‘tot aan de Lofoten’ gevierd werd. Een vergelijkbaar feest van ‘Baäl of Beltinne’ werd ‘in een latere periode’ in Ierland gevierd (Nilsson in Donnelly, 1882, deel 3, hoofdstuk 8, p. 253). Waarschijnlijk werd hier Martin P. Nilsson bedoeld.
93
Overige anomalieën
Piri Reis
Een hilarische tik in de historische plaat is de beroemde landkaart van de Turkse zeeman Piri Reis (Piri Reis, geciteerd in Hancock, 1995, p. 6, afbeelding Piri Reis kaart). In een bericht van USAF, Luitenant-Kolonel, Ohlmeyer aan professor Charles P. Hapgood werd gesuggereerd dat de map de ‘kustlijn’ van Antarctica voorstelde ‘voordat’ er ijs lag (Ohlmeyer, geciteerd in Hancock, 1995, p. 3). Dat deze landkaart uit 1513 stamde, maakte de zaak extra bizar. Deze Luitenant-Kolonel, Ohlmeyer had er geen afdoende verklaring voor (Ohlmeyer, geciteerd in Hancock, 1996, p. 3). Maar misschien is de verklaring simpeler dan we denken en stelde de kustlijn die van Azië voor die volgens de kennis van toen vanaf Zuid-Amerika doorliep. Ik was niet de eerste die deze gedachte had. Ene Diego Cuoghi dacht ook al dat de getoonde kustlijn van Azië was (Cuoghi, z.j., onderste alinea’s). Diego Cuoghi noemt bovendien de ‘Lopo Homem’ wereldkaart die uit dezelfde tijd stamt. Deze kaart is opgenomen in de ‘Miller Atlas’. Op deze Lopo Homem kaart is de kustlijn van Zuid-Amerika te zien die doorliep tot aan Azië (Homem, 1519, onderste afbeelding). Zo hebben we een simpele verklaring voor een schijnbaar ingewikkeld mysterie gevonden. Ik verklap u dat voor Atlantis hetzelfde geldt, dat helemaal geen mysterie is maar een misverstand. Trouwens, ook al stelde de Piri Reis map wel de kustlijn van Antarctica voor tijdens een ijsvrije periode, dan wil dit nog niet zeggen dat Antarctica rond 9000 jaar voor Plato, Atlantis was. We zitten dan nog steeds met de aionen, weet u nog? En met de verklaring dat de wereld van de voortijd compleet weggevaagd was (2 Petrus 3:6).
Oude ijskappen?
Dit stuk gaat over iets waar ik volstrekt niet in thuis ben. Want op school leerden we dat het ijs op Antarctica er al honderdduizenden zo niet miljoenen jaren ligt. Alsof onze docenten geschiedenis er persoonlijk bij waren toen de eerste sneeuwvlokken miljoenen jaren geleden op de Zuidpool vielen, werden deze getallen de klas in geslingerd. Maar volgens Michael J. Oard baseerden wetenschappers zich niet op metingen maar op aannames ‘over het verleden’ (Oard, z.j.). De huidige geringe neerslag van sneeuw op Antarctica is ‘18,6 cm.’ per jaar (Oard, z.j.). Verder hebben wetenschappers ‘60 theorieën’ over de ijstijd bedacht (Oard in Oard, z.j., par. The old ages of Antarctica based on circular reasoning). Om naar een voorbeeld van Groenland over te stappen, is het zo dat wetenschappers ‘500 meter’ diep in de ijskorst van Groenland gegraven hadden en alle lagen geïdentificeerd hadden. Ze telden meer dan 25.000 “jaarringen van ijs” (‘annual layers’) (Meese, Gow, Alley, Zielinski, Grootes, Ram, Taylor, Mayewski and Bolzan in Oard, z.j., par. What about those annual layers in Greenland?). Wat ik ervan begrijp is dat ze de ijslagen die door stormen veroorzaakt waren als gewone ijslagen hadden mee gerekend (Oard, z.j. par. What about those annual layers in Greenland?). Zodat meneer Oard weleens gelijk kan hebben met zijn ene simpele theorie, dat de ijskap een gevolg van de Zondvloed was, waardoor het klimaat van slag raakte (Oard in Oard, z.j., par. The old ages of Antarctica based on circular reasoning).
Piramide op Antarctica?
Een gerucht op het internet luidt dat er een piramide op Antarctica gevonden is. Het is lastig voor mij om op de tegenstrijdige berichten hierover te reageren. Gaat het om een natuurlijke rotsformatie die op een piramide lijkt? Of is er echt wat aan de hand? In een artikel van de DailyMail worden foto’s getoond die inderdaad op een piramide wijzen (Youtube-Third Phase of the Moon, geciteerd in Best, 2016). Afgaande op de tweede en derde foto neig ik ernaar te zeggen dat het hier om een vijfzijdige piramide gaat. We zullen een dergelijke piramide ook nog op Mars (!) tegenkomen. Waarschijnlijk is er ook een vijfzijdige piramide in Iran die eruit ziet als een “tand” (The Oriental Institute of the University of Chicago, 2014-a, hoofdstuk Aerial Surveys, D4, AE 642). Ik vermoed dat er in Avebury ook een vijfzijdige piramide is (?) Avebury is een spiegel van het Cydoniagebied op Mars waar ook een vijfzijdige piramide staat (Percy, 1995). En bij spiegels denken we aan Atlantis. Wat het verhaal achter een eventuele vijfzijdige piramide op Antarctica is, weet niemand. Ook is niet duidelijk hoe groot de getoonde piramide is. De enige conclusie die we eruit kunnen trekken is dat Antarctica een (relatief) ijsvrije periode kende, waarin de piramide gebouwd was. In elk geval dateert hij van na de Zondvloed en wellicht zelfs van na de Exodus, omdat er toen pas gepolijste piramiden gebouwd werden. In Genesis 13:10 lezen we over de vruchtbare Jordaanvallei. Het klimaat was in die dagen milder. Gebieden die nu onder water staan, stonden destijds misschien niet onder water terwijl de poolkappen deels ijsvrij waren. De Filistijnen en Feniciërs hadden alle tijd om de wereld te verkennen, ook al om de Israëlieten voor te zijn. Ze konden heel goed de piramiden hebben gebouwd. Inderdaad zagen we dat er vanaf de tijd van Rechters een invasie van Filistijnen in Kanaän was. Wellicht reisden ze toen ook naar de rest van de wereld, zoals naar Amerika en Antarctica. Het kan best zijn dat de nefilim van na de Vloed of zelfs de gevallen engelen bij de bouw van de piramiden op de gekste plaatsen betrokken waren. Zo is er een “trap” op Antarctica gevonden (Hamill, 2017) die aan de trap van de piramide in Chitzen Itza in Mexico doet denken. Ook is er in 2019 een reusachtig Gezicht op Antarctica ontdekt aan de kant van Nieuw Zeeland met als coördinaten: 72°00′ 36.00” S, 168° 34′ 40.00” E (ArtAlienTV, 2019). Het zou een mijl lang zijn (ArtAlienTV, 2019) en op het Gezicht in het Cydonia gebied op Mars lijken. Antarctica is niet Atlantis maar net als Groot-Britannië/Tarsis wel een “verplaatst” Atlantis. Matteo Ianneo had het gezicht al in augustus 2013 ontdekt (Ianneo, 2013). Eerder had hij een gezicht op Mars ontdekt (Wolchover, 2011).
Azoren
Op de zeebodem bij de Azoren werd in 2013 (?) een piramide ontdekt door ene Diocleciano Silva (in Matos, 2013). Volgens de ontdekker heeft de onderwaterpiramide een strakke vorm. Hij lijkt dus op de piramiden van Gizeh. Dit betekent dat de Azoren piramide niet ouder is dan de tijd van Exodus. De piramiden van voor Exodus hadden een grillige vorm. De vondst herinnert ons eraan dat het klimaat na de Zondvloed op hol geslagen was en de zeespiegel een stuk lager lag. Wie bouwde ze? Blijkbaar waren er in de periode na Exodus veel Nefilim en tovenaars in omloop die de klus klaarden. Maar een piramide op de zeebodem is nog geen Atlantis. Waar is de WC van koning Atlas? Waar is de garage voor zijn BMW? Waar is zijn tandenborstel? Het enige wat we uit de vondst kunnen opmaken is dat de Baäl-religie na Exodus actief bezig was om zich over de wereld te verspreiden. Het was een ongelofelijk ruige tijd. Mozes en Jozua vochten tegen zowel reuzen als tegen indiaans uitziende Filistijnen. Terwijl tegelijk het klimaat op hol geslagen was. Het kan zijn dat de genoemde piramiden vroeger door de reuzen gebouwd waren. In 2 Samuël 21:16-18 en 1 Kronieken 20:4-8 lezen we hoe sterk deze kerels waren. Goliath was een Filistijn dus het kan goed dat de Filistijnen naar de verre uithoeken reisden en er piramiden bouwden om eer aan Baäl te bewijzen. Deze piramide was mijns inziens door de stijgende zeespiegel ingekapseld. Een Atlantis achtige aardbeving had van de piramide niets heel gelaten (Elshout, L. [knakker], 2019-f, 2.53 pm). In Jezus’ woorden uitgedrukt was er in dat geval geen steen op de andere gebleven (Mattheüs 24:1-2).
Atlantis “Look-Alikes”
Het blijft merkwaardig dat veel Atlantis “look alikes” die herkenbaar zijn door uitingen van Baäl religies, thans onder water staan. Dit gebeurde niet door een aardbeving die de betreffende ruïnes naar de zeebodem deed zinken. De ruïnes zouden dit niet overleven. Bovendien komen we overal ter wereld zulke onderwater ruïnes tegen. Klimaatveranderingen en zeespiegelstijgingen vanwege de Zondvloed waren de oorzaak voor al deze drenkelingen. Na de Vloed was het klimaat blijkbaar nog eeuwen van slag. Met als gevolg dat veel bewoonde gebieden onder water werden gezet. Blijkbaar gebeurde dit hele gedoe in een bepaalde periode omdat we overal ter wereld op de zeebodem dezelfde Atlantis achtige monumenten aantreffen. Ik noem Nan Madol, Yonugani en onderzeese monumenten bij de Bahama’s, Bimini en de Maldiven. Als een aardbeving ze naar de zeebodem had gebonjourd dan was er niets van over gebleven. Sommige van deze onderzeese ruïnes zijn nog redelijk intact. Net als bovengrondse fossielen ware ze dus “op een nette manier” ingevangen door het water. We kunnen niet zomaar een Atlantis achtig rampen scenario op deze ruïnes loslaten.
Antikythera computer
Een eeuw geleden werd er een mysterieus klok-mechanisme in een scheepswrak bij het Griekse eiland Antikythera gevonden (http://www.antikythera-mechanism.gr/). Het was een gepuzzel om te achterhalen waar het mechanisme precies voor diende. Inmiddels staat vast dat het om een ‘mechanische computer’ gaat die de ‘cycli van het Zonnestelsel’ weergeeft (http://www.antikythera-mechanism.gr/). De waarom, hoe, wie en wanneer vragen blijven echter onbeantwoord. Om het mysterie vooral nog ingewikkelder te maken werd in december 2016 een vergelijkbaar mechanisme in een “Mars” foto ontdekt (NASA/JPL/MSL, geciteerd in Waring, 2016-a, foto van Antikythera Mechanisme). Het mechanisme lijkt van afstand tevens op een Keltisch kruis. Dergelijke kruizen doken op in Cahokia aan de Mississippi maar ook in de tempel in Thebe in Egypte (Rea, 1975, p. 38-39). Dit Keltische kruis, doet ook aan ‘de as van een wiel’ en daarmee aan de ‘hamer’ van de ‘donder-god’ denken (Spence, z.j., p. 236). Met iets meer fantasie denk ik ook aan het bekende hakenkruis dat de nazi’s gebruikten. Een Keltisch kruis wekte associaties op met zowel de aardbeving in Kritias 108 die Atlantis velde denken als de aardbeving in Openbaring 16:18 die Eindtijd Babylon velt.
Anomalieën in de kunst
Wie in de “scène” zit is redelijk bekend met het fenomeen dat in religieuze schilderijen soms ufo’s zijn afgebeeld. Niet alleen ufo’s want op een schilderij van Ventura Salimbeni dat de Verheerlijking van de Eucharistie (1600) heet is een object te zien dat op een spoetnik lijkt. In het Visoki Decani klooster in Kosovo is een fresco van de kruisiging te zien waarop twee objecten met piloten zichtbaar zijn. Het kan altijd nog gekker. Want ik noem het 19de eeuwse schilderij The Expected One van de Oostenrijkse kunstschilder Ferdinand Georg Waldmüller. Op het schilderij is een vrouw te zien met een I-phone in haar hand. Wie anders is The Expected One dan Christus. Maar inderdaad verwachten we ook de antichrist. De mobiele telefoon in het schilderij is een hint naar onze tijd waarin we de terugkeer van Jezus verwachten. Een ander 17de eeuws schilderij van Pieter de Hooch met als titel, Het Aanreiken van een Brief in een Voorhuis, toont ook een man met een I-phone in zijn hand. Tenslotte is er een schilderij uit 1937 van Umberto Romano dat Mr. Pynchon and the Settling of Springfield heet. Op het schilderij is een Indiaanse krijger met een I-phone te zien. We hebben het gekste nog steeds niet gehad. Op diverse schilderijen zijn mensen met grimassen te zien die op Vladimir Poetin lijken. Te beginnen met de Mona Lisa van Leonardo da Vinci (Brown, 2015; Horton, 2015). In het artikel in The Telegraph wordt tevens de vraag gesteld of Vladimir Poetin ‘onsterfelijk’ is (Horton, 2015). Er zijn immers foto’s van hem uit verschillende tijdperken in omloop (Disclose TV, geciteerd in Horton, 2015, eerste foto). Als u op een afbeelding van Agamemnon van Troje googelt dan ziet een een gouden masker van hem in beeld verschijnen. Ook dit masker lijkt op de grimas van Poetin. Is Poetin, Agamemnon van Troje? Ik blijf het antwoord op die vraag schuldig. Maar de overeenkomsten zijn wel frappant. Op het Griekse reliëf Grave Naiskos of an Enthroned Woman with an Attendant dat in het Paul Getty Museum in Malibu is ondergebracht is een laptop te zien met twee usb uitgangen. Een ander Grieks schilderij door de schilder Douris, toont eveneens een laptop (J. Paul Getty Museum & Pottery Fan/Wikimedia, geciteerd in Sciencealert, 2016, artikel met beide afbeeldingen). Als u goed kijkt ziet u twee usb uitgangen. Al deze afbeeldingen zijn een tikje suggestief. We kunnen er alles van maken. Maar dit maakt ze nu juist zo verdacht. De pythongeest in Handelingen 16:16 kon in de toekomst kijken en verstopte dergelijke anomalieën in onze kunst.
Leonardo Davinci
Zijn bekendste werk was het schilderij, de Mona Lisa dat in het Louvre in Parijs hangt. Als we de Mona Lisa “spiegelen” piept er een “Gray Alien” tevoorschijn (Da Vinci, geciteerd in Paranormal Crucible, 2015-a). Dat spiegelen doet ons aan de Zuilen van Hercules denken. Leonardo had zeker iets met spiegelen. Hij schreef vaak in ‘spiegelschrift’ (Museum of Science, Boston, z.d.). Waarom hij zijn teksten spiegelde blijft een onderwerp van controverse. Plato en Leonardo DaVinci werden vast en zeker door dezelfde Python geest geïnspireerd. Leonardo Da Vinci schilderde ook het “Laatste Avondmaal”. De Jezus in het midden van het schilderij is de bekende hippie-kerk-Jezus. Ook de andere nozems hebben teveel haar. In het tafereel is weinig Avondmaal te bekennen. Of ze hadden patat met kroket besteld en hebben alles al op. Ik zie geen pannen of andere zaken die met eten te maken hebben. Afgezien van lange jurken, hippiekapsels, gedrongen gezichten en depressief uit hun ogen kijkende discipelen, kan ik er weinig zinnigs van maken. Het is een gnostisch tafereel dat niets met het Bijbelse Avondmaal te maken heeft. Eerder lijkt het een “vasten” gebeuren. De knakker rechts lijkt op Zeus. Het vertrek waarin het tafereel zich afspeelt, heeft een moderne bouwstijl en lijkt eerder op de vertrekhal van een luchthaven dan op een vertrek waar Jezus zijn laatste Avondmaal had. De kerels zien er bovendien verwijfd uit. Was dit een ode aan Isis? Ene Tom Ribbens merkte ook op dat de mannen er vrouwelijk uitzien (Ribbens, 2019). Tenslotte ontwierp Da Vinci een obscuur vliegtuigmodel dat zowel aan Batman als Icarus als de Vimana’s deed denken en “ornithopter” heette. Er zit ook nog een beetje “Zorro” in, u weet wel die gemaskerde Mexicaanse Robin Hood aka Superman. Batman is dan de moderne Icarus. De Ornithopter is dus een archetype. Maar waar kwam deze Ornithopter vandaan? Ook uit een visioen, waarschijnlijk. Op 15 augustus 2015 werd een eeuwenoud mysterie opgelost toen een ufo bij de zon werd gespot die op DaVinci’s ornithopter leek (SOHO/LASCO C2, 2015). Degene die het ding ontdekte was een Youtuber die onder de naam “Streetcap1” opereert (SOHO/LASCO C2, 2015, geciteerd in Streetcap1, 2015). Maar waarom noemen we deze Ornithopter niet gewoon een draak? Hadden Leonardo DaVinci en al die andere opvallende kunstenaars dezelfde inspiraties ontvangen als Homerus en Plato? Maar hoe zat dat dan? De reflex om de genoemde anomalieën af te doen als onzin of toeval lijkt me een valkuil. We kunnen er integendeel veel van leren over hoe het begrip “tijd” werkt of hoe voorzeggingen in elkaar steken. Als deze anomalieën inderdaad in de kunst en technologie binnen zijn gedrongen dan hebben we dus met een externe invloed te maken. Waren de hemelse machten die Paulus in Efeziërs 6:12 noemde degenen die kunstenaars als Leonardo DaVinci inspireerden? Satan kon in de toekomst kijken en maakte van de Eindtijd zijn eigen mythe. Of satan zette zijn eigen mythisch lijn in de geschiedenis uit die door God in aardse zaken en personen gecondenseerd werd. Eén persoon in die mythische geschiedenis viel op: het gouden masker van Agamemnon leek op de latere Mona Lisa. En de grimas van de Mona Lisa leek op die van Vladimir Poetin (Walker, geciteerd in Horton, 2015, afbeelding in Twitter).
Gobleki Tepe
Op dit moment zijn de opgravingen in Gobekli Tepe (Oost-Turkije) in het nieuws. Voor deze gebouwen geldt hetzelfde als voor de piramiden. De Zondvloed had ze compleet weggevaagd zodat we mogen aannemen dat ze na de vloed gebouwd waren. Een Atlantis achtige aardbeving had ze ook weggevaagd (Elshout, L. [knakker], 2019-f, reply, 8:07 pm & 10 april reply 8). De opgravingen hebben daarom niets met Atlantis te maken. Gobekli Tepe ligt niet ver van de stad Haran waar knappe Rebekka woonde en waar Abram ooit een tussenstop had gemaakt. De Bijbel doet niets voor niets. In Genesis 12:4 werd Haran genoemd. Blijkbaar hadden de monumenten van Gobekli Tepe iets met de tijd van Abram te maken. In Haran werd de maangod Sin aanbeden. Mogelijk was Gobekli Tepe een religieuze pleisterplaats voor de aanbidding van Sin (Elshout, L. [knakker], 2019-f, 10 april, reply 9). Sin was een blauwdruk voor Athena. Wat we van Gobekli Tepe kunnen leren is dat er honderd jaar na de Zondvloed eerst al een Ziggoerat in Babel gebouwd werd, gevolgd door andere bouwwerken die een paar honderd jaar later gebouwd werden. Abram werd 349 jaar na het begin van de Vloed geboren (Piet, 2015-g). Zeventig jaar later werd Abram geroepen om uit Ur weg te trekken (Piet, 2015-g).
94
De Verkeerd Begrepen Middeleeuwen
De gedachte dat de islam eens een florerende cultuur had, had een tegenhanger in de gedachte dat Europa na de val van Rome, de ‘Duistere Eeuwen’ voor de kiezen kreeg (Stark, 2010, p. 65). Deze Duistere Tijd werd later onterecht aangeduid als de Middeleeuwen. Volgens Rodney Stark was de situatie juist omgekeerd. In de Middeleeuwen werd Europa voorbereid op de grote sprong in ‘technologie’ voorwaarts (Gimpel in Stark, 2010, p. 66). Europa raakte in deze periode in technologisch opzicht ‘voor’ op de ‘rest van de wereld’ (White in Stark, 2010, p. 66). De ‘Donkere Middeleeuwen’ zijn een mythe en hebben nooit bestaan (Stark, 2010, p. 54).
Vroege pelgrimage
De pelgrimage naar Jeruzalem was vanaf de vierde eeuw ook op gang gekomen. Tegen ‘het einde van de vijfde eeuw’ waren er ‘driehonderd hostels en kloosters’ in Jeruzalem die aan de ‘pelgrims’ onderdak boden (Runciman in Stark, 2010, p. 82). En dat terwijl er voor Jezus zelf geen plaats in de herberg was geweest. In de eeuwen erna zou de opkomende islam steeds vaker roet in het eten gooien en de pelgrims intimideren. Al in de begintijd van het christendom werd er veel gereisd. Zo was er een Frygische koopman die ‘72’ keer de reis van Klein-Azië (Turkije) naar Rome had gemaakt (Sauer, 1940, p. 203). In de tijd van Paulus woonden er ‘50.000 Joden’ in Rome (Sauer, 1940, p. 204). Dit staat haaks op de informatie in Handelingen 18:2. Hier lezen we dat alle Joden Rome verlaten moesten. Blijkbaar was keizer Claudius overleden en konden de Joden terugkeren. Ook waren er grote Joodse gemeenschappen in Alexandrië, Syrië en Babylon. Veel Joden handelden in graan (Sauer, 1940, p. 204). Blijkbaar werden ze rijk, wat bij de Romeinen kwaad bloed zette. ‘Tegen het einde van de tiende eeuw’ was er een actief kloosterleven in de Franse stad Cluny. Deze kloosterlingen bouwden ‘hostels’ voor pelgrims die naar Jeruzalem gingen (Stark, 2010, p. 89). Er waren zelfs Scandinaviërs onder de pelgrims die er een hele rondreis van maakten (Davidson in Stark, 2010, p. 89). Ze reisden via de ‘Straat van Gibraltar’ naar Jeruzalem, en gingen via ‘Rusland’ terug naar hun eigen land (Runciman in Stark, 2010, p. 89). Er kwam zelfs een pelgrim ‘uit IJsland’ naar Jeruzalem (Davidson in Stark, 2010, p. 89). Hij ondernam de reis in het jaar ‘990’ nadat hij twee ‘dichters’ ‘gedood’ had die zijn geloof belachelijk hadden gemaakt. Blijkbaar zocht hij verzoening (Stark, 2010, p. 89). Er werd toen al openlijk aan de waarheid van de opstanding getwijfeld. De pelgrim uit IJsland had ook een andere kerel vermoord die kritiek op zijn preken had geuit (Stark, 2010, p. 89). In IJsland waren er rond het jaar duizend dus al dichters en predikanten. En er waren mensen op IJsland die op het idee kwamen om naar Jeruzalem af te reizen. Blijkbaar hadden ze er geld voor wat weer aangeeft dat er een georganiseerde vorm van betaalde arbeid op middeleeuws IJsland bestond. Vanaf het jaar duizend kregen de moslims de overhand in Jeruzalem. In 1040 werd ene ‘Ulrich van Breisgau’ bij de ‘rivier de Jordaan’ ‘gestenigd’ (Stark, 2010, p. 92). Ulrich van Breisgau klinkt erg Duits, nietwaar? De drummer en oprichter van Metallica heet Lars Ulrich. De laatste keren dat we de Jordaan tegenkwamen hadden we met Jezus en Johannes te maken. De geschiedenis van Europa begon met die van de Bijbel vervlochten te raken. En de namen klonken ook steeds bekender in de oren. Na het jaar 1000 kwamen de kruistochten op gang. Hierbij dook de persoon van Robert op die ‘Hertog van Normandië’ was en zijn hele hertogdom aan zijn broer, Koning William II van Engeland (Tarsis) ‘verpandde’ (Lloyd in Stark, 2010, p. 113). Het vrijgekomen geld zou hij voor de kruistochten gebruiken. We zien dus al een manier van investeren ontstaan die tot in Engeland reikte om de eerste kruistocht te betalen. Robert was genoodzaakt om meer belastingen te heffen wat tot protesten vanuit het volk leidde (Runciman in Stark, 2010, p. 113). Het was de Occupy beweging van het eerste millennium. Als we er mobiele telefoons, laptops en Ipads bij denken, konden we de rompslomp rond de eerste kruistocht op onze tijd projecteren. Koning William en Hertog Robert klinken 21ste eeuws, nietwaar. De generatie die in de tijd van de kruistochten leefde had donders goed door dat de kruistochten een dure grap waren. Een grap die ten koste van hun eigen bestaanszekerheid ging. Niettemin was Europa rond het jaar duizend geen armetierig continent maar beleefde het economische voorspoed (Duncalf, Duncalf, France & Gillingham in Stark, 2010, p. 122). Ook om die reden konden de kruistochten gesponsord worden. Om u een idee van deze tijd te geven: duizend jaar eerder bestond Nijmegen al en was Jezus opgestaan uit de dood. Tweeduizend jaar eerder had koning Salomo de tempel voltooid. En ruim duizend jaar later zit ik dit boek te typen. Duizend jaar is een lange tijd maar niet zolang als een miljoen jaar. Perioden van duizend jaar passen in de geschiedenisboeken en vallen binnen ons voorstellingsvermogen. Tussen ons en Jezus staan tweeduizend jaar. Tussen Koning William II van Engeland en koning Salomo zaten ook tweeduizend jaar. In onze tijd zijn er nog steeds mensen die William en Robert heten. De evolutietheorie die miljoenen jaren teruggaat past eenvoudig niet in onze eigen geschiedenis die slechts tweeduizend jaar geleden met de opstanding van Jezus begon.
Alleen mobiele telefoons, vliegtuigen, treinen en banken ontbraken nog. Verder had de opgestane Christus in Europa razendsnel een nieuw decor opgezet waarbinnen zich het Lichaam van Christus zou vormen. Wie beweert nog dat Jezus een wereldvreemde snoeshaan was die alleen maar vroom murmelend het Hemelse Volkslied zong? Want het snelle neerzetten van een Europees decor ging samen met het vormen van het lichaam van Christus. De Opgestane Christus was hier aan het werk en niet de opgestane Mohammed of de opgestane Boeddha. In Europa was iets gaande wat zijn weerga niet kende. De kracht achter dit alles was de onzichtbare maar opgestane Christus. De Rihanna’s, Nelly’s, Kelly Rowlands, Lady Gaga’s moesten nog geboren worden. Maar hun voorgangers lieten toen al van zich horen. De wereld van de kruistochten was een levendige wereld vol metropolen als Byzantium, Edessa (SanliUrfa), Nisibis (Nusaybin), Antiochië (Antakya) en Jeruzalem die zich konden meten met ‘Parijs en Venetië’ (Chandler in Stark, 2010, p. 169). Schepen vanuit Engeland voeren naar de kusten van Syrië en Israël. Er was dus intensief contact tussen de werelddelen. En ook de generatie van de kruistochten had haar excentriekelingen, dichters, barden, gekken, klaplopers, anarchisten en wereldverbeteraars. Deze generatie was niet wereldvreemd of onnozel zoals we vaak denken. Er ontstond een kolonie van Franken en Romeinen in Palestina van wie de nazaten van hun thuisland vervreemdden (Fulcher of Chartres in Stark, 2010, p. 171). De geschiedenis van de Bijbel en die van Europa interfereerden met elkaar. De opgestane Jezus was duidelijk aan het werk. Maar zoals het met veel dingen gaat, zo liepen ook de kruistochten uit de hand. Ze richtten zich steeds vaker tegen binnenlandse dissidenten in Europa zelf, waarmee ze hun krediet bij de bevolking verspeelden (Stark, 2010, p. 238). Plus het feit dat de kruistochten steeds meer geld kostten. We hoeven ons niet af te vragen wie dit geld op moest brengen: Jan met de Pet. In de eerste eeuwen van het tweede millennium kwam er een heuse anti-oorlog-, protestbeweging op gang die de voorloper van de protestbeweging uit de jaren 80 tegen de kernwapenwedloop was (Stark, 2010, p. 238). De moderne protestbewegingen zijn niet uniek. Duizend jaar geleden waren ze er ook al. Het bleek ook moeilijk om kruisvaarders te rekruteren. Veel van hen (hadden een grote mond maar…) waren bang voor de zee en durfden niet te varen (Stark, 2010, p. 242). Maar er waren ook veel ‘pacifisten’ onder de bevolking die niet wilden meevechten (Quoted in Throop, 1940 in Stark, 2010, p. 242). Het pacifisme was destijds iets anders georiënteerd dan nu. Men stelde dat als er moslims vermoord werden, ze naar de ‘hel’ gingen, wat sowieso tegen het christelijke geloof inging (Quoted in Throop, 1940 in Stark, 2010, p. 242). Het was dus een christelijk pacifisme wat we in deze periode tegenkomen. Moderne kritiek op de kruistochten is dat ze kolonialisme nastreefden. De waarheid is andersom. De kruistochten waren op gang gekomen omdat de moslims aanvallen op pelgrims naar Jeruzalem uitvoerden (Stark, 2010, p. 85). De Europeanen wilden ten eerste de pelgrims beschermen. Vervolgens wilden de kruisvaarders Jeruzalem van de islam bevrijden (Stark, 2010, p. 117). Gezien de grote hoeveelheden geld die er in de kruistochten gestoken werd, was het niet zo dat Jeruzalem en andere enclaves als Antiochië en Edessa (Urfa) door de kruisvaarders gekoloniseerd werden. Nee het was andersom: Europa was in feite een ‘kolonie’ van Palestina geworden (Stark, 2010, p. 173). We hebben dus een verkeerd beeld van de duistere Middeleeuwen. Afgezien van onze moderne technologie waren alle bekende maatschappelijke ingrediënten duizend jaar geleden ook al (latent) aanwezig, inclusief een georganiseerde protestbeweging tegen de kruistochten. Vervang het woord kruistochten door het woord kruisraketten en we zitten opeens in de jaren 80. Ook Barbara Tuchman schreef dat er bijvoorbeeld in de veertiende eeuw ‘veel’ en ‘over lange afstanden’ gereisd werd (Tuchman, 2006, p. 82). Mensen van ‘adel’ sliepen onderweg in een ‘kasteel of een klooster’ (Tuchman, 2006, p. 82). ‘Gewone reizigers’ konden tenminste één nacht in een ‘klooster’ verblijven. Ze hadden altijd recht op ‘één nacht’ onderdak en konden ‘niet weggezonden worden’ tenzij ze er langer wilden logeren (Tuchman, 2006, p. 82). Dat in de late Middeleeuwen aan zulke zaken gedacht werd geeft aan dat wij veel te snel oordelen als we het over de Duistere Middeleeuwen hebben. In de veertiende eeuw gebeurde er zoveel tegelijk, inclusief uitbraken van de pest dat we in de 21ste eeuw niet hoeven te denken dat snelle ontwikkelingen typisch iets van onze generatie zijn. Inderdaad leven we wel in een boze aion maar dat is een ander verhaal.
Vikingen
In een boek over Atlantis mogen de Vikingen niet ontbreken. Ze hadden hun scheepsbouw misschien afgekeken van de rotstekeningen van Filistijnse schepen die in het Noorse Kongsberg en Oestfold gevonden waren (Buchholz, 2011-c,d, fig. 7 en 9). De kans is groot dat de Filistijnen Noorwegen hadden bereikt, zodat de latere Vikinginvasies omgekeerde echo’s hiervan waren. In dat geval snappen we dat het Noorse Asgard identiek is aan Atlantis. Ook kan het zijn dat de naam Baltisch iets met Bel of Baäl te maken had. We gaan de Vikingen nog weer tegenkomen. U raadt het nooit, want de volgende keer als we ze tegenkomen zijn we op Mars. Noorwegen is ook het land van de mysterieuze Hessdalen ufo-verschijningen. Om die reden mogen we het niet uitsluiten dat met de Filistijnen en Feniciërs ook de Baäl religie naar Scandinavië meereisde.
Dante Alighieri, Goddelijke Komedie
De Italiaanse dichter Dante Alighieri (1265-1321) schreef in het begin van de 14de eeuw zijn Goddelijke Komedie. Deze komedie ging over een reis door de drie nieuwbouwwijken van het hiernamaals: ‘hemel, hel en vagevuur’ (Evely, 2003, p. 45). De Divina Commedia bestaat uit drie delen: ‘Hel’, ‘Vagevuur’ en ‘Hemel/Paradijs’ (Instituut Dante, z.j. par. Dante’s Werk/Divina Commedia). Boven de ingang van de hel staan de woorden ‘Laat af van alle hoop, gij die hier binnentreedt’ (Bonda, 2010, p. 38). Het klinkt heel erg alsof Odysseus hier aan het woord is. De tekst zou boven de poort van Auschwitz kunnen staan. De Bijbel preekt geen hiernamaals en al helemaal geen hel. De Divina Commedia is dus gnostisch. In Inferno I werd ook de snelle luipaard genoemd die we in Daniël 7:6 en Openbaring 13:2 tegenkomen. Bijbels gezien symboliseerde de luipaardin, Griekenland. Werd Dante op dezelfde manier geïnspireerd als Homerus en Plato? Had hij in een visioen Auschwitz gezien?
Jeroen Bosch, Laatste Oordeel
Vlak voor de ontdekking van Amerika, schilderde Hiëronymus Bosch zijn schilderij, Het laatste Oordeel. Het werk bestaat uit drie panelen. Het linkerpaneel toont Adam en Eva in het paradijs. Het middenpaneel toont Jezus die over de mensen oordeelt. Het rechterpaneel toont de onderwereld (Jheronimus Bosch, z.j.). Ook in dit werk zien we de gnostiek terug en een tafereel dat net zo goed Auschwitz Birkenau of “Atlantis” kon zijn. Het Laatste Oordeel haalt alles door elkaar: de terugkeer van Jezus aan het einde van de derde aion met het oordeel over individuen aan het begin van de vijfde aion. Hooguit kunnen we Mattheüs 24:41 teruglezen in dit schilderij. Deze passage speelt zich een generatie na de Eindtijd af wanneer de onrechtvaardigen van de wereld worden weggenomen (Piet, 2019-c). Volgens Menno ter Braak ‘schijnen’ de ‘verdoemden’ in de hel eerder ‘laconiek nieuwsgierig’ dan dodelijk benauwd’ (Braak, Ter, 1933, p. 10). Werd Jeroen Bosch net zo geïnspireerd als Plato? Of zag hij in een visioen Auschwitz-Birkenau of Eindtijd Babylon? Of zag hij Atlantis? Was Jeroen Bosch geïnspireerd door de pythongeest in Handelingen 16:16?
De Twintigste Eeuw
95
The Book of Law
Ik kan me niet herinneren dat mijn socialistische geschiedenisleraar op de havo de zaken aansneed die ik ga benoemen. In het begin van de twintigste eeuw werd de aanzet gegeven voor grote veranderingen. De broers Wright, maakten in december 1903 hun eerste vlucht met de Kitty Hawk. In 1905 ‘publiceerden’ ‘Albert Einstein’ en ‘Sigmund Freud’ hun eerste studies (Pandragon, z.j., alinea 1). Dit zijn de zaken die we op school leren. Maar in 1904 gebeurde er nog iets anders. De Brit Aleister Crowley (1875-1947) “ontving” zijn ‘Book of the Law’ van een wezen dat ‘Aiwass’ heette (Pandragon, z.j., alinea 1). Het woord “ontving” suggereerde dat er een bovennatuurlijke bron in het spel was. Deze Aiwass was wat mij betreft een kloon van Baäl-Moloch en Marduk. Hierna maakte Crowley in 1919 een afbeelding van een wezen dat ‘Lam’ heette (AC2012, 2012, afbeelding; Redfern, 2010, p. 13-14). De meningen zijn verdeeld over de vraag wie of wat deze afbeelding voorstelt. De tekst onder de afbeelding noemt het wezen een ‘Lama’ (AC2012, 2012, afbeelding). Een Lama was ook een Babylonische godin (Black & Green, 2014, p. 115, par. lama (lamassu). Zij was natuurlijk Isis alias Astarte. Het wezen lijkt op een Gray Alien maar ziet er iets menselijker uit. Het woord ‘lamadu’ betekende in het Akkadisch (Babylonisch) zoiets als ‘oefenen’, ‘leren’ maar ook ‘steken’ (Van der Valk, 1930, p. 91-92). Lamadu had het Akkadische woord ‘Edu’ verdrongen (Van der Valk, 1930, p. 92). In het woord Edu herkennen we de naam Edom (en educatie?). Aleister Crowley noemde Lam een ‘buitenaardse’ of nog erger, een ‘Henochiaans wezen’ (Redfern, 2010, p. 14). Nu snappen we ook dat het Boek van Henoch uit een gnostische koker kwam en dat de afzender zeker niet de profeet Henoch van de tweede aion was. Voordat we afdwalen in eindeloze theorieën over de afbeelding van LAM wil ik de weg naar Atlantis weer inslaan. Wat had deze Lam met Aiwass te maken? En… wat had Lam met de “islam”, “olam” of met AtLAMtis te maken? En waarom was Lam maar één letter verschil met Law? Kreeg Aleister Crowley dezelfde boodschappen door als Homerus, Plato, Mohammed, Leonardo DaVinci en Helena Blavatsky? Was meneer Crowley de Plato van de twintigste eeuw? Dan was het Peryt Shou die de Wet van Thelema van Aleister Crowley de ‘grote wet van de bestemming van de Atlantiërs’ noemde (Shou in Godwin, 2011, p. 149). Deze wet zou in onze tijd weer terugkeren (Shou in Godwin, 2011, p. 149). Hebben we het hier over de islamitische Sharia? Want in het woord Thelema komen we de letters “T-l” van Atlas weer tegen. Detail is dat Aleister Crowley in 1900 een tijd aan Loch Ness woonde (Redfern, 2010, p. 12-13). We mogen dus vraagtekens zetten bij het Monster van Loch Ness fenomeen. Zeer waarschijnlijk is Nessie een ‘paranormaal’ wezen (Dinsdale in Redfern, 2011, p. 82). Dit betekent dat Loch Ness een mini-Atlantis mysterie is. Een Leviathan achtig monster dat onder water duikt als we te dicht in de buurt komen, klinkt als Poseidon.
96
Fatima
Fatima was een bovennatuurlijke verschijning die vanaf 1915 in Portugal aan drie kinderen verscheen (Shrine of Fatima, z.j.). Ze deed aan Astarte denken. In latere jaren zou ze weer verschijnen. Het is allemaal goed gedocumenteerd voor verschijningen aan kinderen. Het is moeilijk te achterhalen wat er later aan de verschijningen is toegevoegd. Detail is Fatima’s toewijding aan de ‘Heilige Drie-eenheid (Shrine of Fatima, z.j., par. Marian Cycle: Apparitions of Our Lady in 1917/First apparition of Our Lady). En ze kletst over ene ‘Amélia’ die in het ‘vagevuur’ was (Shrine of Fatima, z.j., par. Marian Cycle: Apparitions of Our Lady in 1917/First apparition of Our Lady). Wat tegenstrijdig, nietwaar? We hebben met een charmante verschijning te maken die mensen het Vagevuur toewenst. Tegelijk maant ze de toehoorders om voor ‘vrede voor de wereld’ te bidden om zodoende de Eerste Wereldoorlog te beëindigen (Shrine of Fatima, z.j., par. Marian Cycle: Apparitions of Our Lady in 1917/First apparition of Our Lady). Dat deze mevrouw Fatima zich met aardse zaken bemoeit, geeft te denken. Volgens Paulus vechten we tegen hemelse machten (Efeze 6:12) en volgens Jezus vecht satans leger tegen zichzelf (Lucas 11:17-18). De Eerste Wereldoorlog was net als de Tweede door Satans leger ingezet. Tegelijk deed deze demon zich als een engel van licht voor door zich als Fatima te vermommen en voor vrede te bidden. Erger nog: voortaan werd ze als een beschermengel aanbeden. Dit is precies waar 2 Korinthe 11:14 ons voor waarschuwt. Om het nog erger te maken werd de link naar de moeder van Jezus ook snel gelegd. Fatima zou immers de moeder van Jezus zijn. Vanaf 431 mocht ze tijdens de Raad van Efeze officieel aanbeden worden (Woodrow, 1981, p. 17). Ze zou de vervulling van de koningin zijn die in Jeremia 44:18 genoemd werd. Dankzij de Fatima verschijningen maakte de hemelse moeder van Jezus vanaf 1917 een doorstart. Wij weten inmiddels beter. Maria van Nazareth is net als de rest van de mensheid in de Sheol. De enige persoon die ooit uit de dood opstond en naar de hemel voer, was Jezus. Deze Fatima is niemand minder dan de oude bekende Isis, alias Astarte, alias Athena. Dat zoveel mensen in haar kletspraatjes stinken en er in onze tijd een cultus rondom haar ontstaan is, geeft aan hoe onnozel onze generatie is. De Fatima verschijningen zijn waarschijnlijk gerelateerd aan het ufo-verschijnsel (Kiel, 2008, eerste alinea; Vallee geciteerd in Pasulka, 2019, p. 165). Fatima duikt ook in de Sjiïtische islam op. Ze was de dochter van Mohammed (Séguy, 1977, p. 82). Volgens de Sjiïeten is er zelfs een ‘Fatima-Koran’, wat volgens de Soennieten tegengesproken wordt (Fatima-Mushaf, z.j.). Volgens de Sjiëten is deze Fatima Koran onvindbaar en in handen van iemand die we al tegenkwamen in dit onderzoek, de Mehdi (Fatima-Mushaf, z.j., alinea 3 en 4). Zo claimden de Sjiieten dat ze nakomelingen van ‘Fatima en Ali door Al-Hoesayn’ waren (Finegan, 1965, p. 524). In ‘969’ na christus werd Egypte veroverd en kwam er een Fatimiden Rijk in Noord-Afrika. Hun hoofdstad was vanaf 973 na Christus, Caïro dat naar de planeet Mars genoemd was (HHA in Finegan, 1965, p. 524). We weten dat de oude stad Caïro dankzij Nebuchanedzar een tijdlang ‘Babylon’ heette (Matheny, 2011-a, p. 62, 83, 126). Tevens was deze oude stad Pi-Hahiroth het kamp waar de Israëlieten aanvankelijk verbleven (Exodus 14:2 in Matheny, 2011-a, p. 126-127). Zo kunnen we Fatima aan Babylon koppelen zoals Athena bij Atlantis hoorde. En Babylon heeft blijkbaar iets met Mars te maken. Weet u nog dat we de letters “Marad” in Babylon tegenkwamen bij Nimrod en Marduk? De naam Mars heeft deze letters ook. Volgens Strong’s Bijbelvertaling #4775 betekent Marad “rebels”. Mars is dus een rebelse planeet. Fatima was dus een vrome, veganistische, pacifistische koningin die te pas en te onpas over oorlog en het vagevuur kletste. Juist in deze spastische vroomheid schuilt de rebellie. De tijd waarin ze opdook had met de Eerste Wereldoorlog te maken. Als de modder van Atlantis in Timaeus 25 (Plato, Jowett, vert. 1892) ergens een symbool van was, dan was het wel van oorlog. We zagen in Exodus 14:25 hoe de strijdwagens van het leger van Farao in de modder vastliepen. Modder was in de Eerste Wereldoorlog het symbool van de loopgravenstrijd in de Belgische stad Paschendaele. Iron Maiden zong er een lied over dat Paschendale heet. Zoals de Nachtmist in 2 Samuël 1:21, Spreuken 3:20; 19:12 en Jesaja 26:19 ook modder veroorzaakte. In Daniël 2:43 komen we de modder weer tegen.
97
Metropolis
Anne Clark, Sleeper in Metropolis/Wallies
In 1927 kwam de film Metropolis uit. De film was geredigeerd door Fritz Lang (Metropolis (film), z.j.) en een verfilming van het gelijknamige boek van Thea von Harbou (Metropolis (novel), z.j.). Kreeg zij dezelfde boodschappen vanuit het occulte door als mevrouw Blavatsky? Waarschijnlijk wel. De film speelt in de nabije toekomst van 2026 (Metropolis (film), z.j.). We zitten dan niet ver van de Eindtijd af. Von Harbou was de eerste die naar de toekomst wees, in tegenstelling tot haar voorgangers als Homerus en Plato. Metropolis deed aan de latere stad Gotham City van Batman denken. En aan de stad Metropolis van Superman. De stad vormde in onze tijd de decors voor ikonen als ‘The Blade Runner’, ‘Frankenstein’, ‘George Lucas’, ‘King Kong’ (Matei & Rolfe, 2016). Andere sterren als ‘Lady Gaga, Madonna, Beyonce, Kylie Minogue’ werden door Metropolis beïnvloed (The Occult Symbolism, 2010, alinea 1). Wie herinnert zich Radio Gaga van Queen nog? Het decor was ook Metropolis. Dune van Frank heeft ook trekken van Metropolis. Daarbij werd in Metropolis voor het eerst op een toekomstige ‘New World Order’ gezinspeeld (The Occult Symbolism, 2010, alinea 2). Deze uitdrukking komen we te pas en te onpas op Conspiracy websites tegen. Mythen wezen naar een grijs verleden terwijl scifi naar de toekomst verwees. Bij nader inzien is dit verschil schijn en verwezen beide naar de Eindtijd. Metropolis zou ook naar de ‘Toren van Babel’ verwijzen en over de ‘miscommunicatie’ tussen het ondergrondse werkvolk en de ‘elite’ gaan (Matei & Rolfe, 2016). In Genesis 11:7 lezen we dit niet over de echte migdol van Babel. Wat we wel lezen is dat de bouwers hun directe collega’s niet meer verstonden. De Humanistische uitleg maakte er een hiërarchisch verhaal van tegenover Genesis 11 waarin we over een horizontale miscommunicatie lezen. In de film wordt naar een ‘middelaar’ tussen het werkvolk en de elite gezocht (Metropolis (film), z.j.). Deze middelaar was niet Jezus maar heette nota bene Maria (Metropolis (film), z.j.). De socialistische Maria in deze film resoneerde met het lied van Maria in Lucas 1. Desalniettemin klinkt de Metropolis Maria eerder als Fatima, de dochter van Mohammed, alias Astarte. Deze Metropolis Maria kiest de kant van het slavenvolk (The Occult Symbolism, par. Maria). Als Metropolis onze update van Atlantis is, dan betekent dit dat Atlantis als een “serpent” door de geschiedenis kronkelt. Atlantis duikt blijkbaar vooral in de kunstwereld op. In dat geval ligt het voor de hand dat Atlantis ook in andere domeinen van onze samenleving opduikt zoals in de planologie en architectuur. Als we nauwkeurig naar Metropolis kijken dan zien we zoveel raakvlakken met zowel Atlantis als Babylon dat we hardop “bingo” mogen roepen. Sinds het begin van ons onderzoek toen we nog bij het zelf gemaakte gordelrokje van Adam waren, zitten we nog steeds op het goede spoor. Metropolis gaat angstaanjagend nauwkeurig over onze tijd. Een kleine stinkrijke elite staat in de film tegenover de rest van het volk dat uit arme en uitgebuite slaven bestaat. Er zit blijkbaar nog een snipper 1984 van George Orwell doorheen want het slavenvolk wordt van alle kanten in de gaten gehouden. Dit slavenvolk werkt diep onder de aarde (The Occult Symbolism, 2010, alinea 4). De associatie met de Tartarus, de Grot van Plato dan wel de gnostische Sheol is snel gelegd. Het saaie productiewerk gebeurde aan een machine die ‘Moloch’ genoemd werd (The Occult Symbolism, 2010, alinea 5). Moloch was een variant van Baäl. De Joden offerden vroeger hun kinderen aan hem.
In de film werden drie kruizen getoond in plaats van de vijf die op Golgotha stonden (Bullinger, z.j.-a, bijlage 164). Metropolis heeft een afgod achtige hoofdrolspeler die Joh Fredersen heet. Zijn hoofdkwartier is de nieuwe Toren van Babel (The Occult Symbolism, par. Maria, laatste alinea). Een collega van Joh Fredersen heet Josafat. Dit is een verwijzing naar het Dal van Josafat bij Megiddo waar de legers van de Eindtijd zich zullen verzamelen om tegen Jeruzalem op te trekken. Symboliseren Joh Fredersen en Josafat de Zuilen van Hercules? Joh Fredersen deed ook aan Johannes denken die het boek Openbaring schreef. Metropolis is kortom een echte Eindtijd film. Moeten we in plaats van de term Science Fiction niet eerder de term Eindtijd-genre introduceren? Een speciaal effect in de film Metropolis is het Schufftan-spiegeleffect’(Leedom, 2007). De spiegels werden gebruikt om diepte-effecten in de film te scheppen (Leedom, 2007, alinea 2). Het spiegeleffect is ook een fundamenteel principe in het Atlantis epos. Wat te denken van het reflecterende orichalcum en de Zuilen van Hercules die als spiegels tegenover elkaar stonden? Met Metropolis zijn we Atlantis zeker op het spoor.