43
Intermezzo: Homeros en de Griekse Onderwereld
Het valt niet mee om Homeros (Ilias, Odyssee) in een tijdvlak te plaatsen. De consensus is dat hij vlak na koning Salomo leefde. In dat geval komen we in de knoop met Bijbelse voorzeggingen. De vele overeenkomsten met het boek Jona duiden erop dat de Odyssee tenminste na Jona geschreven was. In Odyssee 22 lezen we hoe Odysseus met bloed besmeurd in het slachtveld stond (Homeros, Butler, vert. 1900). In Jesaja 63 lezen we zoiets over Jezus. Maar deze voorzegging gaat wel over de Eindtijd. In Exodus 32 lezen we dat drieduizend Israëlieten door hun eigen volk in de pan werden gehakt omdat ze een gouden kalf hadden aanbeden. Misschien was deze slachtpartij via een omweg in Odyssee 22 terechtgekomen. Maar het kan ook zijn dat Odyssee 22 na Jesaja 63:1-2 geschreven was. Deze verzen gaan over de Eindtijd waarin Jezus in een met bloed besmeurde tuniek uit Edom komt en Zijn opmars naar Jeruzalem maakt. Jesaja maakte het begin van de regeerperiode van koning Hizkia nog mee. Een lastige rekensom levert op dat dit rond het jaar 3296 na de schepping van Adam ofwel pakweg in het jaar 700 voor de doop van Christus was (Piet, 2015-k). Jona leefde tijdens koning Jerobeam II van Israël die tegelijk met de koningen Amazia en Uzzia van Juda leefde (2 Koningen 14). Deze koningen leefden nog voor koning Hizkia (Piet, 2015-k). En dus kon Homerus de voorzegging van Jona aangaande de verwoesting van Ninivé (Jesaja 63:1-2) in Odyssee 13 hebben verwerkt. Zoals de ondergang van Ninivé werd afgewend zo werd in Odyssee 13 de verwoesting van Scheria afgewend (Od.13.78-164 in Louden, 2011, p. 315). Volgens Barbara Graziozi is de Odyssee misschien jonger dan we denken. De “mid” zevende eeuw voor Christus is volgens haar een betere datering dan de veel te vroege datering die de traditionele geschiedkunde in gedachte had (Graziozi in Gainsford, 2018, kopje, Miscellaneous misinformation; Whiteman, z.d., alinea 3). Andere apocalyptische taferelen in het Troje Epos konden ontleend zijn aan plaag 9 in Exodus 10:21-29 toen heel Egypte donker werd, behalve daar waar de Israëlieten woonden. In Odyssee 20 lezen we ook dat de zon donker werd (Odyssey 20.356-7 geciteerd in Louden, 2011, p. 291). In het Noorse gedicht Voluspa 52, 57 lezen we ook over een verduisterde zon (Asgard, z.d., par. Ragnarok). De Odyssee en Ilias gaan over dezelfde onderwereld die we ook in het Atlantis epos tegenkomen. Nadat we in Prediker 9:5 zagen hoe de Bijbel over de dood denkt, is het nu de beurt aan Homeros. Met zijn visie op de dood krijgen we ons beeld van Atlantis wellicht completer. Ik noem nogmaals de pythongeest in Handelingen 16:16 die de toekomst kon voorspellen. Had deze geest ook al Homerus beïnvloed?
Godenpantheon
Homeros schreef twee bekende werken: de Ilias ging over de Trojaanse oorlog die tien jaar duurde. De Odyssee ging over de terugreis van Odysseus, naar huis. De tien jaar resoneerde met de tien koningen van Atlantis, met de tien plagen in Exodus en met de minder dan tien rechtvaardigen in Sodom (Genesis 18-19). In Psalm 83 werden alvast de tien koningen van de Eindtijd genoemd die tegen Jeruzalem optrekken. Homeros maakte er goden van. De tien goden van de Olympus werden later met twee nieuwe afgoden aangevuld. Athena, Zeus, Apollo en Poseidon waren de leidende afgoden in dit pantheon. De Romeinen noemden Poseidon Neptunus terwijl ze Athena Minerva noemden. Zeus werd Jupiter maar ook Saturnus. De afbeeldingen van deze goden leken op elkaar. Alle afgoden hadden een fikse baard en iets teveel haar op hun kop. Ze leken op Mohammed, Atlas, Arthur en de kerkJezus. Het woord Seir dat aan de basis van de naam Scheria lag betekende “harig”. In de tijd van Homeros was dit pantheon al ingevuld met twaalf afgoden (Ferguson, 2003, p. 154). Volgens Psalm 96:5 waren deze afgoden demonen en maskers van elkaar. In onze tijd incarneerden ze in de Amerikaanse striphelden (ERSUAREZ, 2015; Molofsky 2013) en wellicht ook in de filmsterren van Hollywood. Dat deze goden demonisch waren bleek ook uit het feit dat ze de ene keer goden van de Olympus waren. Vanuit een ander perspectief waren ze de zielen van overleden koningen die in een Atlantische onderwereld verder leefden. De Olympus werd voor het gemak in de gnostische sheol gespiegeld waarin het leven na de dood verder ging. De berg Seïr die ‘Schera’ of ‘Scherah’ genoemd werd (David Rumsey Map Collection, 1853 & 1875 in Matheny, 2011, p. 342) was mijns inziens de blauwdruk voor het onderwereldse eiland Scheria. Zo werd Babylon in Jeremia 51:25 een berg genoemd die in de onderwereld van Atlantis geprojecteerd werd. In Amos 9:3 werd de Karmel berg tegenover de diepte van de zee geplaatst. Zee en berg werden in de mythe door elkaar gemixt. Odysseus nam een tussenpositie in en zwierf tussen de onderwereld en onze aardse wereld heen en weer. De terugreis van Odysseus van Troje naar huis resoneerde met zowel de legers van Atlantis die de kusten van Europa bestookten als met de Grot van Plato. Odysseus reisde immers heen en weer tussen de onderwereld en de aarde. Ook de strijd van Zeus tegen zijn eigen vader, ‘Kronos en de Titanen’ duurde tien jaar (Bremmer, 2008, p. 79). Deze strijd tussen Zeus en Kronos leek op de oorlog van Atlantis tegen Athene. En we lezen er een echo in van Jezus’ uitspraak in Lucas 11:17-18 over het innerlijk verdeelde rijk van satan. In Ilias 20 werd Neptunus de ‘aardschudder’ en ‘heer van de aardbeving’ genoemd (Butler, 1898, Ilias 20). Hier was Poseidon de incarnatie van de aardbeving die Atlantis velde. Wat nogal vreemd is omdat in Plato’s Atlantis Epos, het juist Zeus was die Atlantis deed beven. Babylon werd in Jeremia 50:15 een hamer genoemd. Tegelijk werd er een nieuw volkje geïntroduceerd dat “titanen” heette. In feite waren ze de Baäl afgoden die in een nieuwe jas waren gestoken. Neptunus leek op Dagon en was half mens en half vis (Inman, geciteerd in Woodrow, 1981, p. 84, afbeelding). Op wie leek hij? Nou, op de profeet Mohammed. Zonder vissenstaart leek hij ook op Osiris, zoals hij op ‘Maltese munten’ was afgebeeld (Hislop, geciteerd in Woodrow, 1981, p. 85, afbeelding). Ene (Lucius Septimius?) Severus verklaarde dat het onderstel van de mens ‘door de duivel’ in elkaar was geknutseld. De bovenste helft was tenminste nog ‘door God’ gefabriceerd (Severus in Williams, 1996, p. 122-123). In Daniël 2:43 lezen we over knutselwerk aan een persoon die misschien de antichrist is. In dat geval is deze antichrist een gefabriceerde persoon, net als Neptunus. Een voorstelling van een half mens en half dier duidt misschien op de minachting van het lichaam zoals we deze in de gnostiek tegenkomen.
Titanisch
Het is onduidelijk of Homeros echt bestaan heeft. Mogelijk is zijn naam een imitatie van het Bijbelse woord Omer/Chomer dat in Exodus 8:14; 16:36 en Ezechiël 45:11 staat (Scripture4all.org, vert.). Omer was het spijsoffer dat naar de tempel werd gebracht. Het werd over de Kidronvallei vervoerd waarover de zon op-, en onder ging. Hier hebben we een beeld van Tzafon in een notendop. De Omer of Gomer was volgens Exodus 16:16 een tiende van de Efa. Deze Efa was een soort maatbeker en had met handel te maken. In Zacharia 5:7-11 werd de Efa in verband met corruptie en Eindtijd Babylon genoemd. Als de Trojaanse Oorlog in de werken van Homeros tien jaar duurde dan zijn we niet verbaasd dat, Troje en Atlantis iets met Eindtijd Babylon te maken hebben. Maar ook met Jeruzalem omdat de vrouw die in Zacharia 5:8 genoemd werd waarschijnlijk de afvallige Joden in Jeruzalem zijn (Zie ook Piet, 2013-a, #reden 9). In Genesis 11:3 wordt Chomer gebruikt voor asfalt dan wel metselspecie (Van der Valk, 1930, p. 161). Was Homeros bij elkaar gemetseld zoals we dit over de antichrist in Daniël 2:43 lezen? Misschien wel. Ik noem in dit verband ook de naam van het Canarische eiland, Gomera. En wat te denken van Germanië? De Griekse mythe zit immers vol met imitaties. In de literatuur duikt ook een arabische stam op die Homerieten of Hymyarieten heette (HHA in Finegan, 1965, p. 466). Een stad die ‘Zafar’ (Genesis 10:30) heette was het epicentrum van deze Homerieten. De stad werd in de zogenaamde Periplus van de Erythreïsche Zee genoemd (Finegan, 1965, p. 476). Deze Erythreïsche Zee werd ook wel eens met Atlantis in verband gebracht. Als we de “r” en de “l” verwisselen, klinkt Erythreïsch al iets meer als Atlantisch. Niettemin vermoed ik dat deze Erythreïsche Zee een imitatie van de Tehom in Genesis 1:2 was. Volgens Everett Ferguson begon de ‘Griekse religie in het Hellenistische tijdperk’ niet bij de Minoïsche beschaving maar bij Homeros (Ferguson, 2003, p. 150). Hier zijn we het niet helemaal mee eens want de Filistijnen hadden hun afgod Dagon al. Hij werd later de Griekse afgod Poseidon die al in Ilias 20 de aardschudder genoemd werd (Butler, 1898, Ilias 20). Was Homeros echt wel een mens? Of was hij een kloon van Hammurabi en dus een Titaan? In de Trojaanse Oorlog was Agamemnon ‘legeraanvoerder’ (Agamemnon (mythologie), z.j.). Een gouden masker werd opgegraven en terecht of onterecht aan hem gekoppeld. Dit masker lijkt op de sculptuur van Ahriman die Rudolf Steiner in 1917 maakte (onbekende bron geciteerd in Agamemnon, n.d., afbeelding van gouden masker; Anthroposophical Society geciteerd in Gabriel & Gabriel, 2016, foto van Ahriman sculptuur). En: Eretria is een Griekse kustplaats, niet al te ver van Athene.
Odysseus
De naam van Odysseus lijkt op die van Zeus. Theologisch gezien was Odysseus de harige geitenbok in Daniël 8:21. In Daniël 10:20 werd hij de leider van Griekenland genoemd. In Odyssee 9 wordt niet voor niets een “Geiten Eiland” van de Cyclopen genoemd (Butler, 1900, Odyssee 9; Od. 9.116-41 in Louden, 2011, p. 181). In Jesaja 31:12 worden woestijngeiten genoemd. Daarom had Atlantis meer met de woestijn dan met de zee te maken. Odysseus was een zoon van Antikleia (Odyssee 11.141 in Louden, 2011, p. 204) en dus een Titaan. Een andere held in de Trojaanse Oorlog was de legeraanvoerder Agamemnon. Als u hem googelt, ziet u dat Agamemnon op onze Vladimir Poetin leek, ook al is het controversieel of dit masker wel Agamemnon voorstelde. Ook Agamemnon was een Titaan. In zijn naam herkennen we de letters “m-n” van koning Minos, money en maan. De hoofdrolspelers van de Trojaanse Oorlog waren dus geen mensen. Hoe geleerden erbij kwamen dat er in een grijs verleden een Trojaanse Oorlog was, mag Joost weten? Hoe ze dan ook nog de Turkse stad Hisarlik aan Troje konden koppelen, is helemaal verbazingwekkend. Overigens wil het toeval dat vlakbij Hisarlik wel de stad Troas lag waar Paulus in Handelingen 20 was. Volgens de Ilias was Odysseus een timmerman (Il. 23.710-13 in Louden, 2011, p. 181), net als Noach die dus een boot bouwde. Ten onrechte werd Jezus ook een timmerman genoemd, terwijl hij waarschijnlijk een aannemer was. De mythe probeerde Odysseus in de gedaante van een timmerman op Jezus te projecteren. Een laatste opmerking over Odysseus: als Titaan leek hij op de gevallen engelen in Genesis 6. Hun nakomelingen waren de Nefilim – reuzen. De Nefilim die de nakomelingen waren hadden tenminste aardse moeders. De Titanen hadden geen aardse moeders. Thematisch gezien kunnen we de Nefilim misschien ook aan deze Titanen gelijkstellen. Maar technisch gezien waren ze verschillende categorieën wezens. Odysseus was in feite dezelfde personage als Neptunus, alias Dagon, alias Poseidon. Na de Trojaanse Oorlog deed Odysseus er tien jaar over om naar huis – Ithaka – terug te keren. Deze terugkeer naar huis deed misschien aan Jezus denken die op een ezel Jeruzalem binnen hobbelde.
Trojaanse helden waren geen mensen
De Trojaanse oorlog danste om helden als Agamemnon, Achilles, Zeus, Hera, Athena, Paris en Helena. Als u deze namen in Wikipedia googelt dan ziet u dat ze zonen of dochters van goden of riviergoden waren. Soms moet u wat verder googelen om de geslachtslijn van deze helden te identificeren. Maar aan het eind ervan stond altijd een afgod. Paris was bijvoorbeeld een zoon van koning Priamos (Paris (mythologie), z.d.). Deze koning Priamos werd ‘de gekochte’ genoemd (Priamus, z.d., eerste alinea). Deze titel klinkt religieus want bij een gekochte denken we aan Jezus die ons door Zijn kruisdood vrijkocht. Priamos was de zoon van Laomedon die met Strymo, de ‘dochter’ van een ‘riviergod’ getrouwd was (Laomedon, z.d., kopje Legende). De gedachte dat de Trojaanse helden mensen voorstelden is waarschijnlijk in het begin van de Verlichting gemeengoed geworden. Helena van Troje was zodoende een masker van Astarte en Athena. Volgens Erich Auerbach maakten de helden van Troje ‘geen karakterontwikkeling’ door zoals in Genesis 22 waarin de ‘binding van Isaak’ centraal staat wel gebeurde (Auerbach in een studie van Klaas Goverts over de Romeinenbrief, 70B-149). De hoofdrolspelers van Homeros waren dus statische helden die alleen aan de oppervlakte menselijke trekken hadden.
De onderwereld van Homeros
Dr. Frank de Graaff schreef dat Odysseus ‘levend’ in de ‘onderwereld’ afdaalde waar hij nota bene Achilles zag (De Graaff, 1993, p. 88). Van alle mensen die gestorven waren zag hij uitgerekend Achilles. Feitelijk ontmoette hij er de ‘psyche’ schim van Achilles (De Graaff, 1993, p. 88-89). Maar wat is een schim precies? Deze zou een ‘koude adem’ zijn (De Graaff, 1993, p. 89). Met deze betekenis komen we weer in de buurt van de Nachtmist die in Spreuken 3:20; 19:12 en 2 Samuël 1:21 genoemd wordt. We lezen iets merkwaardigs. Achilles die we als een held kennen, maakte een rare opmerking. Tegen Odysseus zei hij dat we op aarde beter als een ‘dagloner’ kunnen werken dan dat we over de ‘doden’ ‘heersen’ (De Graaff, 1993, p. 89). Achilles maakte hier duidelijk onderscheid tussen de aardse wereld en de onderwereld. Dat hij zich met Marxistische zaken als dagloners bezig hield, geeft te denken. En hoezo zijn er heersers in de onderwereld? Deze heersers waren imitaties van de heerschappijen in Gods hemel die in Kolossenzen 1:16, Johannes 37:7 en Jesaja 24:21 genoemd worden. Odysseus daalde in Odyssee 11 per boot naar de Hades af om er de overleden profeet Teiresias te raadplegen (Crane in Louden, 2011, p. 199). Dit schip leek op de Egyptische Ark van Re waarmee doden naar de onderwereld gestuurd werden (Geru, 2003, Spreuk 102, afbeelding). Deze dodenschepen waren imitaties van de Ark van Noach die toevallig wel de zee trotseerde. En dit schip van Odysseus leek op de schepen van Atlantis. Ook deed de afdaling van Odysseus aan die van Jona in de vis denken (Jona 1:17). De profeet Teiresias komen we in de Bijbel nergens tegen. Hij was dus ook al een Titaan, alias een demon. Zijn naam klonk als Tarsus, de plaats waar Paulus vandaan kwam en ook als Tarsis en Tartarus. Ging Odysseus naar de Tartarus? De afgoden van Homeros hadden net als de Scandinavische afgoden en de koningen van Atlantis menselijke trekken. Odysseus zag in de onderwereld zijn moeder, Antikleia (Odyssee 11.141 in Louden, 2011, p. 204). Zijn eerste vraag was natuurlijk of ze wel echt was? Waarop ze hem antwoordde dat de ‘ziel’ na de dood als een ‘droom’ verder gaat (Odyssee 11.213 in Louden, 2011, p. 204). Dit was een raar antwoord. Ze was blijkbaar in staat om hem in het dodenrijk een antwoord te geven terwijl ze droomde. Dus wat was nu precies haar situatie? Antikleia’s droom leek veel meer op een “horizon”. Ook leek haar droom op de Nachtreis van Mohammed in Soera 17:1. In Jeremia 29:8 en Zecharia 10:2 werd haar droom vals genoemd. Haar droom had meer weg van waarzeggerij. Haar droom was ook een echo van Psalm 90:5 waarin het leven juist als een droom wordt afgeschilderd ten opzichte van het aionische leven dat de heiligen straks krijgen. Antikleia was een Titanisch wezen. Tot nu toe kwamen we geen mensen tegen in de Homerische onderwereld. Omdat ook Jezus na zijn opstanding in de Tartarus afdaalde (Efeziërs 4:10; 1 Petrus 3:19-20) was Odysseus dus een imitatie van Jezus. Want Jezus die net uit zijn graf was opgestaan zou niet op het idee komen om opnieuw de sheol te bezoeken. In Zijn nieuwe lichaam kon Hij ook niet meer sterven. Wie zou Hem dit keer bovendien de dood injagen? Elke imitatie van Jezus is de antichrist zodat we Odysseus aan de antichrist kunnen koppelen. De afdaling in de onderwereld van de zee kwamen we in Jona 1 en 2 tegen maar ook in Amos 9:3 waar de onderwereld aan een berg gekoppeld werd. De Bijbel noemt de dood een slaaptoestand. Jezus zou Lazarus uit zijn slaap opwekken terwijl iedereen wist dat hij al dood was (Johannes 11:11-13). Van het meisje in Mattheüs 9:24 zei Hij ook dat ze sliep, terwijl opnieuw iedereen wist dat ze dood was. Dit betekende niet dat beiden droomden. De Bijbelse dood was een echte slaap waarin de aanwezigen zich nergens van bewust waren. Wie ontmoette Odysseus in de onderwereld nog meer behalve uitgerekend Achilles? Mag ik raden: wellicht zag hij er de wezens die in de Grot van Plato zaten (De Staat 7:514-520, Jowett, vert. 1892)…? Waren zij de koningen van Atlantis? Deze onderwereld leek wat mij betreft eerder op de Afgrond die in Genesis 7:11 en 8:2 genoemd werd dan op de Bijbelse Sheol. Of misschien was de mythische onderwereld een mix van de Sheol en de Afgrond. Merill Unger schreef dat de ‘goden’ in de werken van Homeros, zowel ‘demonen’ als de ‘geesten’ van overleden mensen waren (Unger, 1998, p. 33-34).
De gnostische Sheol: het hiernamaals
Ik noem een paar kenmerken van de gnostiek. Ten eerste is dit het dualisme (Ferguson, 2003, p. 310). We zien dit dualisme terug in de Zuilen van Hercules. Maar ook het officiële christendom is dualistisch. Men kent het kwaad toe aan satan die weliswaar een mindere god is dan Yhwh, maar die wel over het kwaad beschikt. Plato noemde deze lagere god de demiurg. In Jesaja 45:7 lezen we echter dat God zelf het kwaad op ons afstuurt. In Job 1 en 2 zagen we dat satan God voor alles toestemming moest vragen. Dan is er het dualisme van Plato waarbij ‘lichaam en ziel’ van elkaar onderscheiden werden (Ferguson, 2003, p. 310). Waarbij Plato de ziel en geest ook nog door elkaar haalde. De ziel zit in deze gnostische visie opgesloten in de kerker van het lichaam. Na de dood wordt de ziel eindelijk uit het lichaam bevrijd. En laten we wel wezen: veel mensen zijn ontevreden met hun lichaam. Deze leer heeft iets van exorcisme omdat het lijkt of de ziel uit het lichaam gedreven wordt. De geest laat men voor het gemak buiten beschouwing of men doet net of geest en ziel ongeveer hetzelfde zijn. De Bijbel preekt in Romeinen 8:23 geen verlossing van de ziel maar van het lichaam zelf dat van de vergankelijkheid verlost zal worden. In deze vers gaat het erom dat de gelovigen bij de terugkeer van Jezus een geestelijk lichaam krijgen (Filippenzen 3:20-21). Dit betekent niet dat gelovigen straks spoken worden. Geestelijke lichamen zijn wel degelijk fysiek maar hebben geest in plaats van bloed. Een gevolg van deze zienswijze is dat lichamelijke pleziertjes ook in de verdomhoek terechtkomen. Te beginnen natuurlijk met… “seks”. In de gnostische Nag Hammadi geschiften vinden we deze verknipte houding ten aanzien van ‘seks’ terug in de vorm van ascese (Ferguson, 2003, p. 311, punt 8). Het woord gnosis heeft met kennis en inzicht te maken. Door deze kennis probeert de gnosticus een hoger bewustzijn te verkrijgen (Ferguson, 2003, p. 310, punt 3). Deze kennis staat haaks op het geloof in Jezus. De Bijbel heeft de Stad van God in Openbaring 21:1 als eindstadium daar waar de gnostiek iets vaags preekt over een kosmisch bewustzijn. Ik zeg erbij dat de roeping van de Paulinische christen deze Stad van God overstijgt. Bovendien bestaat deze Stad van God waarschijnlijk pas in de vijfde aion. De gnostiek maakt bij mijn weten ook geen onderscheid tussen de aionen, laat staan de bedelingen. Een andere gnostische misleiding leert ons dat het koninkrijk van God in ons zelf zit. De Bijbel zegt dit niet. Wat ik tenslotte in de meeste lezingen over de gnostiek mis, is de kijk op het leven na de dood. Hiervoor moet ik de informatie hapsnap op het internet bij elkaar plukken. Dan blijkt dat de gnostiek een hiernamaals preekt die met een terugkeer naar ‘het lichtrijk’ te maken heeft (Rudolph & Jonas in Timmerbeil-Snel, z.j., Par. 2.6. ESCHATOLOGIE: De Hemelreis). Dit lichtrijk is een eeuwige kostenbesparende led lamp. Deze hemelreis naar het licht doet ons denken aan de Hemelreis van Mohammed – de Miraj-Nameh – die in Soera 17:1 genoemd wordt. Ook het Boek van Henoch gaat over zo’n reis. De gnostiek die toch al een hekel aan het lichamelijk heeft, preekt geen fysieke opstanding uit de dood maar een vaag concept dat met een hiernamaals of “het licht” te maken heeft. Op zijn best wordt er in de gnostiek op een vage manier over een opstanding gekletst, maar dan altijd naast een hiernamaals. Maar wat is het nut van een opstanding uit de dood als er een hiernamaals is? Het officiële christendom en de islam preken ook een hiernamaals en zijn dus gnostisch. Een ander kenmerk van de gnostiek is waarschijnlijk dat letterlijke en figuurlijke waarheden in de Bijbel in de mythe verdraaid werden. Zal ik u zeggen waardoor Atlantis ten onder ging? Omdat Bijbelse symbolen die figuurlijk bedoeld waren letterlijk genomen werden en andersom. In Ezechiël 32:24; 31:16 werden bomen in de onderwereld genoemd. Maar dit was figuurlijk bedoeld. In Jesaja 14:9-19; 44:23 lezen we over een figuurlijke onderwereld. De mythe maakte er levende bomen in een levend hiernamaals van. Volgens een andere bron begon de gnostiek op Kreta, wat voor ons bekend terrein is. Het woord gnostiek zou met de stad Knossos te maken hebben (Bedard, 2014, par. WHERE DID THE SYMBOL OF THE TRIDENT FIRST ORIGINATE?, alinea 7). Ik denk zelf dat de gnostiek al in Babylon begon en op Kreta een doorstart maakte. De duo-goden van Babylon en Assyrië zoals Marduk en Tiamat of Isjtar en Tammuz wijzen mijns inziens op gnostiek.
Griekse Hades
De broer van Poseidon heette Hades. Hij was de zoveelste beheerder van de onderwereld (Hades, z.j.). Maar welke onderwereld? De traditionele uitleg is deze: de Hades was het dodenrijk van de Griekse mythe waarin de ziel na de dood voortleefde (Atsma, z.j.-b, alinea 1). Maar voor zover we gezien hebben, betroffen het slechts zielen van Titanische wezens die hierin terechtkwamen. Deze Hades lag aan de ‘einden van de aarde’, ‘aan de verre kust’ van de ‘rivier Okeanos’ (Atsma, z.j.-b, alinea 3). De Hades lag dus net als de Egyptische Horus aan de horizon. Precies waar Atlantis ook lag. De rivier Okeanos en de Hades resoneerden met de berg Zafon die aan de rivier de Orontes lag.
Griekse Tartarus
Aan de beschrijving van de Griekse Tartarus valt geen touw vast te knopen. Deze was een ‘grote kuil’ onder de aarde die in de eerste instantie los stond van de Hades en veel dieper lag (Atsma, z.j.-e). Deze Tartarus leek op de Afgrond in Genesis 7:11 en 8:2 en op de Tehom in Genesis 1:2. In de mythe vocht Zeus tegen zijn vader Kronos en de Titanen. Deze strijd duurde tien jaar en leek op de oorlog van Atlantis tegen Athene. En dit niet alleen. Want de Titanen werden in de Tartarus geknikkerd (Ilias XIV.274, XV.225; Hes. Th. 851; SEG 47.1442 in Bremmer, 2008, p. 79, noot 41). Maar wie was Kronos? Volgens ene Pseudo-Eupolemus (ca. 200 BC) was Kronos een kloon van de Babylonische afgod Bel (Marduk) (in Bremmer, 2008, p. 93). De Romeinse afgod Jupiter was ook een kloon van Marduk (Bultema, 1981, p. 356). En Jupiter was een kloon van Zeus, alias Zafon (Matheny, 2011-a, p. 138). Zeus en Kronos waren dus beide voorstellingen van Marduk. Volgens sommige bronnen was er ook nog een oergod die Chronos heette (Kronos, z.j.). We zouden hem niet met de andere Kronos verwarren die de vader van Zeus was (Kronos, z.j.). Oh nee? We hebben het hier over Titanen en dus over maskers. Marduk lag in de 3D printer waarna er ontelbare klonen van hem gemaakt waren. En bij een Tartarus die op de Afgrond in Genesis 7:11 en 8:2 lijkt en waarin griezels schuilen, kunnen we ons Atlantis voorstellen. De Tartaros correspondeert met de christelijke hel waarin niet zozeer Titanen maar overleden mensen terechtkomen die op aarde seksboekjes lazen.
Griekse Elysion
Tegenover de Tartaros waar muurschimmels, groenbekkikkers en ratten de dienst uit maakten, was er een ander oord dat Elysion heette (Atsma, z.j.-a). Dit ‘Elysion’ werd ook wel de ‘Lethische Velden van Haides’ genoemd (Atsma, z.j.-a). Het woord Lethisch lijkt op Leviathan. In dit Elysion kwamen de zielen van de helden terecht. Maar opnieuw leek het om de zielen van Titanen te gaan. Hebben Titanen überhaupt zielen? In dit Elysion serveerden charmante feeën in korte rokjes, koele drankjes aan eenzame kerels als ik. De kamers waren hier een stuk duurder dan in de Tartaros en voorbehouden aan de Titanen die op aarde een goed leven geleid hadden. Dit waren er trouwens niet veel. Dit ‘Elysion’ was een paradijselijk eiland dat in het verre westen aan de horizon lag (Atsma, z.j.-a). Precies waar Atlantis ook lag (Elshout, 2018-nn1/nn2). In de Griekse mythe komen we hier alleen Titanen tegen. Maar dit Elysion incarneerde in het hiernamaals van het christendom, waarin de brave moralisten terechtkwamen. Het christelijke Elysion is een mix van een hiernamaals en een hemel. Er komen dus bar weinig zielen in terecht en volgens de mythe alleen titanen. We zien hier duidelijk een overeenkomst met de reïncarnatieleer. Volgens deze leer zullen mensen aan het Rad van de Wedergeboorte ontsnappen, wat nooit lukt. Dit Rad van Wedergeboorte doet weer denken aan de Poel van Bethesda die in Johannes 5 genoemd werd. Bij deze poel lagen gehandicapten die tot Sint-Juttemis op hun genezing wachtten.
Atlantis en geiteneiland
Atlantis was als “diepte dimensie” een mix van het Elysion en de Tartaros. Aan de oppervlakte was het een paradijselijk eiland. Maar als we beter kijken, dan was het eiland een hel. Atlantis kronkelde in Plato’s verhaal net als Odysseus, als een serpent door de onder-, en bovenwereld. Tegelijk was Atlantis een update van Troje en Scheria. In de Odyssee komen we enkele andere mysterieuze klonen van Atlantis tegen zoals het ‘Geiten Eiland’ (Butler, 1900, Odyssee 9; Od. 9.116-41 in Louden, 2011, p. 181). Dit was een imitatie van de woestijn geiten die in Jesaja 31:12 genoemd worden. Later, tijdens de Babylonische Ballingschap noemde de profeet Daniël de harige geitenbok die tegen Perzië op zou trekken (Daniël 8:21). In Daniël 10:20 werd hij de leider van Griekenland genoemd. Dit was Alexander de Grote maar misschien kunnen we er ook de hemelse prins van Griekenland in Daniël 10:20 in herkennen. Theologisch gezien was deze prins met de personage van Odysseus verbonden. Uz “Edom” betekende in het Babylonisch ‘geit’ (Spence, 1916, p. 292). Ook Ezau was behaard als een geit (Genesis 25:25; 27:16). Edom was het land van Seïr dat naar Ezau genoemd was (Genesis 25:30; 36:1,8,19). Behalve een land Seïr dat officieel Edom (Jordanië) heette, waren er twee bergen in het spel die Seïr heetten, namelijk van de Horieten en de Edomieten (Matheny-a, 2011, p. 329). In Genesis 14:6 werd de berg Seïr van de Horieten genoemd (Matheny-a, 2011, p. 329). In Deuteronomium 2:1 werd de Horitische berg Seïr weer genoemd (Matheny-a, 2011, p. 335). In Deuteronomium 2:5 wordt mijns inziens de Edomitische berg Seir genoemd. In elk geval was deze berg Seïr een andere dan die in vers 1 (Matheny, 2011-a, p. 336). Volgens Strong’s Concordance #8165 betekent Seïr ‘harig’ (in Matheny, 2011-a, p. 338). En bij harig denken we aan Ezau maar ook aan… Sasquatch… In het ‘Akkadisch’ betekent ‘Seri’ ‘woestijn’ (Hanna-Fatuhi, 2012, p. 208). De diverse eilanden die Odysseus bezocht zoals Ogygia, Scheria, Geiteneiland, Aea, het eiland Thrinakia en het eiland van de Sirenen waren thematisch gezien alle voorlopers van Atlantis. Net zoals Troje dit was. Steeds komen we de archetypische beschrijving van een omheinde of ommuurde vesting op een berg of heuvel tegen waarbij er tevens een paradijselijke tuin in het spel is. Volgens Spreuken 8:3 en 9:3 was Jeruzalem de blauwdruk voor zulke burchten. De mythe maakte er later de fictieve burcht tzafon van die op de berg tzafon in Noord-Syrië gebouwd was. Het idee van een omheining begon al in Eden dat ook omheind was. De Stad van David in Jeruzalem was in feite de Bijbelse blauwdruk voor deze archetypen. De reis van Odysseus leek op de zwerftocht van de Israëlieten. De Israëlieten zwierven door de woestijn terwijl Odysseus over zee voer en voor de afwisseling de onderwereld bezocht. De tocht van Odysseus duurde tien jaar terwijl de Israëlieten veertig jaar onderweg waren.
Reïncarnatie versus de hel
De meeste christenen proberen door het doen van goede werken aan de hel te ontsnappen. Bij hen staat de ontsnappingspoging aan de hel op de eerste plaats en het geloof in God op de tweede. Nogal wat van hun goede werken hebben met anti-seks te maken. Men strijdt tegen abortus en prostitutie en doet alle moeite om seks als thema in de verdomhoek te krijgen. In de tijd die over blijft, helpt men oude dametjes, door bijvoorbeeld hun tuintjes te harken. Het idee van reïncarnatie wijkt hier niet zo erg vanaf. Volgens dit principe proberen de religieuzen middels het doen van goede daden (alweer iets met seksuele onthouding) aan het rad van de wedergeboorte te ontsnappen. Bij reïncarnatie denken we aan de religies in India en China. Maar de Griekse wiskundige Pythagoras was ook een aanhanger van deze leer (Cliteur, 1997, alinea 1-2). Toch zit er in de reïncarnatieleer een adder onder het gras. Want zoals er in de gnostische Sheol alleen Titanen terechtkwamen, zo sloeg de reïncarnatieleer mijns inziens ook op de Titanen die verschillende maskers van elkaar waren. Later werd deze leer op overleden mensen toegepast. Maar ook dan klopt het niet. Paulus ging in 2 Korinthe 5:11 veel verder dan wat religieuzen onder een wedergeboorte verstaan. Hij verklaarde dat gelovigen dankzij de opstanding van Jezus een nieuwe schepping zijn.
Christendom en het hiernamaals
Niet alleen Atlantis is een raadsel. Een groter raadsel is het officiële christendom dat ook al met een hiernamaals dweept waarin de ziel verder gaat. Alsof dit niet erg genoeg is, preekt het christendom een (eeuwige) hel voor de ongelovigen. De Bijbel preekt echter een opstanding van de doden (1 Thess. 4:16; Handelingen 26:23; 1 Korinthe 15:22-23). Maar waarom heeft een opstanding nog zin als de ziel in een hiernamaals verder leeft? Niet dus. Het christendom eet dus van twee walletjes, net zoals het Mammon en Jezus aanbidt. In Spreuken 23:18 werd wel het woord hiernamaals, “acharith” genoemd. Hiermee werd niet een leven na de dood maar een leven in de toekomstige aionen bedoeld. De mythe transformeerde de Bijbelse aionen tot een hiernamaals dat pas na dit leven bestond.
Odysseus en Atlantis
We zien Odysseus per schip heen en weer varen tussen onze aardse wereld en de Griekse onderwereld waarin ook Ogygia en Scheria bestonden. We hadden eerder gezegd dat Scheria in Odyssee boek 5 thematisch gezien identiek aan Atlantis was. Net als Atlantis had Scheria alles in overvloed en ook waren de havens van beide eilanden omringd door cyclopische muren. De tempels op Atlantis en Scheria waren aan Poseidon gewijd. Ook Ogygia was thematisch beschouwd identiek aan Atlantis. Kalypso van Ogygia was een dochter van Atlas (Calypso, 2007). Atlantis, Scheria en Ogygia waren eilanden in de onderwereld waar het leven tegen de wil van God in voort sluierde. Deze eilanden leken op de steden Henoch en Babylon die Kaïn en Nimrod bouwden terwijl God de opdracht aan de mens gaf om zich over de aarde te verspreiden. De legers van Atlantis deden hetzelfde als wat Odysseus deed: ze voeren met hun schepen vanuit de onderwereld van Atlantis (Tartarus) naar de kusten van de bovenwereld. Een onderwereld die met Atlantis correspondeert en zo moeilijk te duiden is, kunnen we niet zomaar aan een geografische locatie koppelen. Hier is meer aan de hand. Atlantis is een sidderaal en glibbert telkens weg. Als we hem aanraken, krijgen we een schok. Ene meneer Wolf schreef in 1795 de ‘Prolegomena’. Hierin stelde hij vast dat de ‘plaatsen en personen’ in de Homerus niet aards waren (Wolf in Wiseman, 2004, p. 120). Inderdaad waren ze niet aards. Ze stelden een mix van de gnostische Sheol en de Tartarus voor.
Doolhof
Er bestaat zoiets als de Tragliatella Vaas die in de 19de eeuw in Italië gevonden was. Op de vaas is een afbeelding te zien van een labyrint en een ruiter. In dit labyrint is het woord ‘Truia’ geschreven dat natuurlijk Troje betekende (Deecke, geciteerd in Matthews, 1922, p. 158, fig. 135, Etruskische Vaas). De vaas doet me aan de gouden wijnbeker van Babylon denken (Jeremia 51:7). In een notendop hebben we het Paard van Troje, een labyrint en Troje bij elkaar in één afbeelding. Het labyrint hadden we al met de Minotaurus van Knossos in verband gebracht. Dit labyrint stelde ook een mix van de gnostische Sheol en de Tartarus voor. Het is duidelijk dat het Kreta van de Filistijnen met de mythe van Troje samenhing. Aangezien Dagon alias Poseidon de God van Atlantis was, kunnen we stellen dat Troje de voorganger van Atlantis was. Een vaas symboliseerde in Egypte ook de goede daden van een overledene (Hislop, z.j., hoofdstuk 4, sectie 2, alinea 10).
Troje en Babylon
De Spaans-Romeinse dichter Marcus Annaeus Lucanus leefde in de tijd van Paulus. Hij was familie van Seneca (Marcus Annaeus Lucanus, z.d.) en dus ook van Gallio die de broer van Seneca was. Gallio dook in Handelingen 18:12 op. Deze Marcus Annaeus Lucanus vergeleek Troje met Babylon in termen van de expressie van de ‘macht’ van een beschaving (Scheil, 2016, p. 22). Zeus was de Griekse kloon van Baäl-Tzafon (Matheny 2011-a, p. 138). Het Troje Epos is net als het Atlantis epos een verlengstuk van de Ugaritische Baäl en Anat Cyclus. In deze Cyclus vocht de hemelgod Baäl tegen de zeegod Yam (Theology Website, z.j.). Hier hebben we Atlantis in een notendop. Ook werd de Filistijnse afgod Dagon aan Baäl toegevoegd. Hij werd zelfs de vader van Baäl. Hoeveel meer Atlantis willen we nog hebben? Troje was een ommuurde stad of misschien alleen een ommuurd paleis. In de Ugaritische Baäl en Anat Cyclus lezen we dat de afgod Baäl Tzafon een paleis op de Tzafon berg wilde bouwen. Uiteraard is het discutabel welke berg dit was. Maar volgens de traditie was dit de Jebel Aqra in Syrië. Laten we daarover geen ruzie maken. Wat ik nu wil benadrukken is dat deze berg Tzafon de blauwdruk voor Troje was. Bij de Turkse stad Hisarlik ligt een heuvel die kunstmatig is opgehoogd, waarschijnlijk om de toeristen een illusie aan te smeren. De Baäl mythe werd wellicht op deze heuvel geprojecteerd. Mogelijk was er in een grijs verleden een lokale of regionale stammenstrijd met de Hettieten. Deze strijd werd dan uitvergroot en met de Baäl mythe gemixt. Er was in elk geval geen Griekse stad in het verleden waar een Trojaanse Oorlog uitgevochten was. Hiervoor was Griekenland simpelweg te onbelangrijk op het vroege Bijbelse toneel. De afgoden van Kanaän (Fenicië) kwamen wellicht via Cyrus in Griekenland terecht (Powell in Louden, 2011, p. 318). In de Odyssee werd handel tussen de Feniciërs en Griekenland genoemd (Dougherty in Louden, 2011, p. 319). Mogelijk was er ook iets van de val van Jericho in Jozua 6 in het Troje epos verstopt. De val van Babylon wordt met de val van Jericho vergeleken (Openbaring 14:8; 18:2). Jericho werd door vuur verbrand (Jozua 6:29) en Eindtijd Babylon ook (Openbaring 18:8,9, 18). Uiteindelijk was de Jebel Aqra op zijn beurt een inversie van Babylon dat in Jeremia 51:25 een berg genoemd werd. Babylon was een figuurlijke berg maar Baäl Tzafon maakte er in zijn imitatie een letterlijke berg van waar het eerste mensenpaar Anat (Athena) en Baäl Tzafon (Zeus) in een mooi paleis met een gouden wc en gouden wc papier woonden (Elshout, 2018-mm1/mm2). Deze illusie kreeg in de Verlichting een extra impuls toen de Griekse afgoden menselijke maskers kregen en Helena van Troje als een charmante vrouw werd voorgesteld. De oorlog tegen Griekenland en Troje had eerder te maken met de overdracht van de Kanaänitische godenwereld op de Griekse werkelijkheid. De Grieken waren op het westen georiënteerd en Troje was op het oosten gericht (Snider, 1883, p. 184). In de Griekse wereld werd dit principe met ‘Occident versus Orient’ aangeduid (Snider, 1883, p. 184). Paris kwam vanuit het oosten en vocht tegen het westen terwijl Agamemnon vanuit het westen tegen het oosten vocht (Snider, 1883, p. 188). De oorlog tegen Atlantis was dus een clash tussen oost en west. Paris leek op Jezus die straks als een bliksemflits van oost naar west knalt (Mattheüs 24:27). Paris was zodoende een imitatie van Christus en daarmee het zoveelste masker van de antichrist.
Troje en Asgard
Volgens de overlevering waren de overlevenden van de Trojaanse Oorlog massaal naar Scandinavië af gereisd. Deze migranten waren bovendien bovennatuurlijke wezens die Aesir genoemd werden (Rösli, z.d.). Aesir klinkt erg als Assur, de stamvader van Assyrië die in Genesis 10:11 genoemd werd. Het Scandinavische heldenboek dat Edda heet, klinkt als Edom net zoals Odin als Edom klinkt. Edda heeft dezelfde beginletters als Adlantis. Maar waarom migreerden de Aesir naar Scandinavië en niet naar Holland dat veel leuker is. Deze Aesir bouwden een hemels kasteel met muren dat ze Asgard noemden. Asgard was naar het model van Troje gebouwd (Rösli, z.d.). Troje en Asgard waren dus niet zomaar steden in de Griekse oudheid die voor rumoer zorgden. Er zat een principe achter dat we in de Kanaänitische mythe ook tegenkomen: een stormgod bouwde een paleis op de berg Cassius (Elshout, L. [knakker], 2018-gg, 15:42). In plaats van dat deze stormgod een basisinkomen voor de werklozen instelde, maakte hij ruzie met de hele wereld en vooral met de monsters die in zee leefden zoals Yam en Poseidon. Het principe van een metaforische berg was in Babylon uitgedokterd en op de berg Tzafon verder uitgewerkt. Het was Isjtar die Gilgamesh een ‘strijdwagen gemaakt van goud en lapis lazulli’ en een paleis van ‘geurende dennen’ beloofde (Gilgamesh VI.i in Louden, 2011, p. 131). De lapis lazulli was afkomstig van de bergen. De prototype berg bestond dus al voordat de berg Tzafon deze rol vervulde. Opnieuw kijken we naar Babylon dat in Jeremia 51:25 een berg genoemd werd. En we kijken naar Jeruzalem met de centrale Tempelberg. Zoals de mensheid na de Vloed de opdracht kreeg om zich over de aarde te verspreiden (Genesis 9:1) zo deden de afgoden van de mythe hetzelfde. Het paleis van Baäl Tzafon werd her en der gekloond tot de Olympus, Troje en Asgard. Ook volgens Dr. Lukas Rösli was Asgard gespiegeld van Troje:
Two principles – the mirroring of known topographies and their dynamic transformation through adaptation to new narratives – are deployed to particularly good effect. Mirroring involves picking up a topographical structure introduced previously in the Prose Edda and adapting it to a new spatial narrative (Rösli, z.d., paragraph mirroring spaces).
Is dit niet hetzelfde principe als wat we de hele tijd in dit boek terugzien? Namelijk dat Atlantis in tijd en plaats gespiegeld was van zowel Eindtijd Babylon als Eindtijd Jeruzalem of zelfs ook van Eindtijd Athene. De vraag resteert hoe Homerus aan de symbolen van Eindtijd Babylon kwam? In Deuteronomium 28:49 was al aan Mozes voorzegd dat in de verre toekomst een ver volk de Israëlieten aan zou vallen. Was dit het Griekse leger van de Eindtijd onder aanvoering van een tweede Alexander (Daniël 7:6, Openbaring 13:2)? Hier kunnen we alles van maken inclusief een aanval van Nazi Duitsland. Maar Satan in de gedaante van Baäl Tzafon was slim genoeg om er een herleefd Babylon in te herkennen dat met apocalyptische proporties tegen Israël tekeer ging. Tussen de Exodus en de inname van Jericho lag het moment waarop volgens Rechters 5:4 de Israëlieten Seïr verlieten. Wat Seïr in dit geval is, is me niet duidelijk. Waarschijnlijk ging het om Edom. In vers 5 wordt namelijk de berg Sinaï genoemd maar ik denk dat dit een terugblik was. Waar het mij nu om gaat is dat het vertrek uit Seïr met een grote aardbeving gepaard ging (Rechters 5:4). Deze aardbeving kunnen we aan Troje, Atlantis en Poseidon koppelen. De echte aardbeving volgt pas in de Eindtijd (Jeremia 50:46; Openbaring 16:18). De apocalyptische symbolen waren waarschijnlijk al voorhanden toen Homerus zijn Odyssee schreef. Ook Walter Whiter schreef dat Troje en Asgard denkbeeldige paleizen op bergtoppen waren (Whiter, 1825, p. 368). Deze denkbeeldige burchten werden steeds aangevuld met andere Bijbelse symbolen zoals Jericho, Sodom, Ninivé en de aardbeving in Rechters 5:4. Tenslotte wijs ik u op een artikel van ene H.B. Stubbs dat in 1959 in het tijdschrift Folklore stond met als titel Troy, Asgard and Armageddon (Stubbs, 1959). We mogen niet uitsluiten dat satan zijn eigen plan voor de toekomst uitstippelde dat bij een eiland Atlantis eindigde.
Troje als Eindtijd Jeruzalem
Wie Homerus was en of hij echt bestond blijft een vraagteken. Zijn Troje epos was vast en zeker na de bouw van koning Salomo’s tempel geschreven. Troje kon terug verwijzen naar de ommuurde Stad van David waaraan koning Salomo later een tempel toevoegde. Jeruzalem kon volgens Psalm 2:6 en 48:2 heel goed een archetypisch beeld van een burcht met een hemels paleis op een berg Zion zijn geweest. In Spreuken 18:10 werd God zelf een toren genoemd. Zowel Babylon dat in Jeremia 51:25 een berg genoemd werd als mythische bergen als Troje en Asgard waren wellicht geïnspireerd door de Stad van David (Elshout, 2019-b). Nebuchanedzar wilde met zijn uitbouw van Babylon vast en zeker koning Salomo’s Jeruzalem overtreffen. Zoals Amerika met Hollywood films de werkelijkheid overtrof, zo probeerde de mythe middels Troje en Atlantis het Jeruzalem van koning Salomo te overtreffen. Met Babylon versus Jeruzalem keren we ook terug naar het dualisme dat Atlantis kenmerkte.
Adieu Odysseus
Troje, Atlantis, Asgard en het paleis van Baäl Tzafon hadden muren met poorten. Uiteraard want zonder die poorten moesten de koningen over de muur klimmen als ze boodschappen wilden doen. Aangezien ze nogal veel wijn dronken was dit een gevaarlijke onderneming. In Jesaja 38:10 lezen we dat het dodenrijk ook poorten had die we met de Zuilen van Hercules kunnen vergelijken. In Jesaja 38:10 is dit echter figuurlijk bedoeld terwijl de mythe er een levende onderwereld van maakte. In Amos 9:3 werden de onderwereld van de zee en de Karmel berg van Elia met elkaar verbonden. De mythe hutselde ze door elkaar. Troje was de Griekse kloon van de Berg Tzafon waarop Baäl Tzafon een denkbeeldig paleis gebouwd had. Sodom, Ninivé, Jericho en Babylon werden in de Griekse mythe geplakt om er een eigen geschiedenis van te maken. Babylon werd immers metaforisch voorgesteld als een berg (Jeremia 51:25). De acteurs van Troje waren echter geen menselijke wezens. Dus wie was Odysseus? Odysseus en Kalypso waren titanen en “incarnaties” van de gnostische Sheol. Tzvi Abusch schreef iets vergelijkbaars. Volgens hem zouden Gilgamesj en Odysseus met de ‘Dood’ trouwen als ze met respectievelijk Isjtar en Kalypso trouwden (Abusch in Louden, 2011, p. 132). Isjtar en Kalypso waren dus dezelfde wezens. Maar Odysseus en Gilgamesj waren ook dezelfde wezens en zelf voorstellingen van de dood. Dit lijkt op het Bijbelse principe van de Israëlieten die de Wet van Mozes probeerden te onderhouden. De Wet leidde echter tot de dood terwijl de geest leven geeft (2 Korinthe 3:6). De Wet van Mozes was immers een spiegel die de Israëlieten voorhield dat ze onvolmaakt waren. Op Ogygia groeiden populieren (Od. 5.64, 10.510 in Louden, 2011, p. 132). Maar in de Bijbelse onderwereld groeien geen populieren. In Ezechiël 31:16, 18 lezen we over bomen in de Sheol. Maar hier was het figuurlijk bedoeld. In Ezechiël 32:18, 24 vinden we hele volksstammen die zich in de Sheol hebben verzameld, inclusief Elam (Iran). Ook hier gaat het om beeldspraak. Andere verzen waarin het leven in de Sheol figuurlijk wordt voorgesteld zijn Genesis 37:35, Jesaja 14:9; 44:23, Psalm 63:9; 139:8, Ezechiël 26:20; 31:14, 16, 18. Bruce Louden vergeleek de grot van Kalypso op Ogygia (Odyssee 1 en 5) met de Grot van Plato in De Staat, boek 7 (Louden, 2011, p. 132). In deze grotten zaten Titanische wezens terwijl de grot van Jezus na diens opstanding leeg was (Johannes 20). Kalypso wilde Odysseus aanvankelijk niet vrijlaten zodat de laatste een gevangene op het eiland Ogygia was. Zo liet Farao de Israëlieten ook niet gaan (Exodus 4:21). De merkwaardige wisselwerking in de Odyssee tussen Ogygia en de onderwereld drijft op een ‘genre van mythe’ waarin een man met een ‘godin van de Dood’ wil trouwen (Louden, 2011, p. 317). Ogygia leek in veel opzichten op de ‘baarmoeder’ van Kalypso (Louden, 2011, p. 127). Het vertrek van Odysseus van Ogygia had iets van een ‘geboorte’ (Louden, 2011, p. 127). Of moeten we zeggen, van een opstanding uit de dood, zoals bij Jezus? Inderdaad leek het of Odysseus in Plato’s Grot zat die tevens op een baarmoeder leek.
Helena van Troje
In Odyssee 14 lezen we hoe Helena van Troje drugs in een wijnbeker deed (Butler, 1900, Odyssee 14). Deze gouden wijnbeker is Babylon dat de hele wereld dronken maakt (Jeremia 51:7). De rode wijn leek op de kleur van het orichalcum van Atlantis. En er was nog iemand die uit een gifbeker moest drinken: Socrates. Was hij wel een mens of ook een Titaan? In boek 12 van de Odyssee bond Odysseus zich aan de mast van het schip vast. Dit deed hij om het gezang van de “sirenen” op het zoveelste onderwereldse eiland te weerstaan. Zo werd de Turkse stad Myra met deze sirenen in verband gebracht (Van den Berg, z.j-h). Myra was tevens de stad waar Sinterklaas vandaan kwam. En Paulus was er in Handelingen 27:5. Vanuit Myra nam hij een schip naar Rome. Ook zonder sirenen liep het niet goed af. Vanaf Kreta kwam het schip in een storm terecht waarna het bij Malta strandde.
Eiland Aea
In Odyssee 12 wordt een eiland genoemd dat Aea heette (Butler, 1900). Dit eiland had met de zonsopgang en zonsondergang te maken (alinea 1), ofwel met Tzafon van Babylon tot Atlantis. In de tweede alinea werd opnieuw de ‘Dageraad genoemd’. In alinea 4 werd de zonsondergang genoemd. In alinea 5 lezen we over de sirenen. In alinea 6 werden de zwervende rotsen ‘zwervers’ genoemd. In alinea 7 vanaf regel 73 gaat het opeens om twee rotsen die uiteraard aan de Monte Hecho en Gibraltar deden denken. In de naam Gibraltar duiken de letters “lta” van Atlas op. Eén van de rotsen was in een ‘donkere wolk’ gehuld. Bovenin was een ‘grot’ die op het ‘westen’ uitkeek (alinea 7, vanaf regel 73). In alinea 8 en 9 worden Scylla en Charybdis genoemd. In alinea 12 vanaf regel 127 werd de ‘zonnegod’ genoemd. In alinea 13 vanaf regel 142 wordt de godin Circe genoemd die net als Helena een voorloper van Athena was. Van regel 260 tot 277 wordt het ‘eiland van de zonnegod’ genoemd dat voorbij de ‘zwervende rotsen’ lag. In deze passage werd ook de profeet Teiresias genoemd. Ziehier Atlantis dat aan de horizon in de onderwereld lag. Van regel 312 tot 320 wordt het ‘kind van de morgen’ genoemd. In de Atlantis mythe was hij Atlas. Over hem lezen we in Jesaja 14:12. Hij was een imitatie van de echte Zoon van de Dageraad die Jezus Christus is. Van regel 339 tot 352 wordt een ‘woestijneiland’ genoemd. Atlantis zullen we in de woestijn zoeken en niet in zee.
Faiaken
Er is nog één mysterie uit de Odyssee niet opgelost. In boek 15 van de Odyssee worden de Feniciërs genoemd die we kennen als de Kanaänieten (Butler, 1900, Odyssee 15). In hoofdstuk 15 wordt ook ‘Argo’ genoemd dat een verwijzing naar de Argonauten was. En er wordt een oord genoemd dat Colchis heette. Wat mij betreft was dit ook weer de zoveelste voorstelling van de onderwereld. Ten onrechte werd Colchis met Georgië in verband gebracht. Dan worden in de boeken 6 en 13 van de Odyssee de Faiaken genoemd (Butler, 1900, Odyssee 13). In boek 5 van de Odyssee werden ze duidelijk de inwoners van het land Scheria genoemd (Butler, 1900, Odyssee 5). We hadden al vastgesteld dat Scheria thematisch gezien identiek was aan Atlantis. Wie waren de Faiaken? Mijn suggestie is dat zij de Filistijnen van Kreta waren. De stad Phaistos op Kreta was misschien hun thuisbasis. De Filistijnen waren mogelijk reuzen (Louden, 2011, p. 183). De hoofdrolspelers in de Ilias en Odyssee hadden geen aardse moeders terwijl de nefilim dit oorspronkelijk wel hadden (Genesis 6). Maar thematisch gezien konden de Filistijnse nefilim reuzen een blauwdruk voor Odysseus en de Faiaken zijn geweest. De berg Seïr en Kreta waren beide blauwdrukken voor het eiland Scheria (Elshout, 2018-x; Elshout [knakker], 2018-y, 10:57).
Koning Jason
Odysseus versloeg in Odyssee 13, 22 en 23 (Louden, 2011, p. 297) zijn vijanden en bleef onder hun bloed achter. Deze passage kon een echo van Exodus 32:28 zijn waarin drieduizend man in de pan gehakt werd vanwege het maken van een gouden kalf. Maar we herkennen er ook Jezus in die in de Eindtijd met bloed besmeurd uit Edom komt (Jesaja 63). In Jesaja 63:3-6 lezen we dat de kleren van Jezus met bloed besmeerd zijn omdat Hij in Edom in Zijn eentje tegen de vijandelijke legers vecht. In de Argonautenmythe komen we de namen Jason en Pelias tegen. De naam Pelias kon zomaar een imitatie van de naam Pella zijn, een stad in Jordanië waar de Joden van de Eindtijd hun toevlucht zoeken. In Grieks Macedonia is ook een stad die Pella heet en waar Alexander de Grote vandaan kwam. De godin Circe kwam zowel in de Argonauten mythe als in Odyssee 12 voor. Circe was de voorloper van Helena van Troje waarmee Homeros een slag naar de Argonauten mythe maakte. Deze namen resoneren met die van Paulus en Jason die we in Handelingen 17 tegenkomen. De naam van de profeet Teiresias klonk als Tarsus. De omzwervingen van de Argonauten leken op de reizen van Paulus met dit verschil dat het hoofdkwartier Antiochië naar Colchis gespiegeld was. Jason en Pelias warende hoofdrolspelers in de Argonauten mythe. Jason was de zoon van een koning terwijl Pelias de halfbroer van deze koning was (Argonauten, z.d.). Pelias was dus een oom van Jason, ware het niet dat ze maskers van demonische wezens waren. Pelias kreeg een visioen over een vreemdeling die bij nader inzien Jason was (Argonauten, z.d.) zoals Paulus een visioen van de Wetteloze kreeg (2 Thessalonicenzen 2:8). Jason droeg een ‘luipaardhuid’ en eiste de troon op. In Daniël 7:6 en Openbaring 13:2 werd een luipaardin genoemd die naar het Griekse Wereldrijk van de Eindtijd verwees. Jason was in dat geval de koning die in Jesaja 57:9 genoemd werd en niemand minder dan de antichrist (Bultema, 1981, p. 564). De voorganger van de antichrist was Alexander de Grote die de aanvoerder van het Grieks-Macedonische Rijk was. Alexander was in Pellas geboren, een naam die als Pelias klonk. De Argonauten staken over naar Colchis terwijl Paulus naar Macedonië overstak. Het kan best zijn dat satan met de mythe zijn eigen lijn uitzette die God in de Bijbel met aardse namen condenseerde. Of de pythongeest in Handelingen 16:16 kon inderdaad een stuk in de toekomst kijken en maakte alvast een mythe van de reizen van Paulus. De Atlantische onderwereld van Homeros was een ongrijpbare mix van een hiernamaals en de Tartaros (Elshout, 2018-nn1/nn2). Troje was een mix van Eindtijd Babylon en Jeruzalem. De slag die gemaakt wordt van een berg naar de onderwereld komen we in de mythe telkens weer tegen. In Amos 9:3,6 lezen we ook zoiets. Jason was de Griekse naam voor Jozua. In hoeverre er reflecties van de intocht in Kanaän in de Gulden Vlies mythe zitten kan ik zo niet zeggen. De Argonauten mythe werd ook in Homeros’ Odyssee, boek 12 vermeld. Atlantis dat in zee zonk was een voorstelling van het evangelie dat met Paulus naar de zee der natiën afreisde (Elshout, 2019-n).
Dualisme
In het Troje Epos kon ik minder nadrukkelijk het dualisme ontdekken dat in het Atlantis verhaal verscholen zit. Maar het heen en weer gereis van Odysseus tussen de aardse wereld en de onderwereld maakt het Trojaanse epos wel degelijk dualistisch. Daarbij leek Troje op zowel Babylon als Jeruzalem wat ook weer dualistisch is. Geen wonder dat we Troje niet vinden konden.
Profeten tijdens de Babylonische Ballingschap
44
Jeremia
Hij was de grote profeet die na Jesaja kwam. Net als het boek Jesaja is ook zijn boek categorisch ingedeeld. In Jeremia 16:2 staat dat hij erg eenzaam was. Hij had geen familie en ook geen vrouw en zelfs geen vrienden. Hij mocht van God geen vrouw en kinderen hebben (Jeremia 16:1-9). Ook het volk vertrapte hem. Dan bleef er niet veel over. Vanuit deze eenzame positie schreef hij ook de Klaagliederen. We mogen best wel stilstaan bij zijn eenzaamheid. Iedereen die net als ik kennismaakte met eenzaamheid, weet hoe gruwelijk indringend dit kan zijn. Zeker als je ook nog de tijdsgeest tegen je hebt waarin alleen geld telt. En wat een verschil met Jesaja die door zijn vrouw gesteund werd. Orthodoxe gelovigen maken hier misschien uit op dat Jeremia erg vroom was en geen tijd aan een vrouw wilde besteden ten gunste van zijn bediening. Maar misschien lag het veel eenvoudiger en had hij (net als Jezus) een lelijke kop waar geen vrouw op af kwam. In Jeremia 2:15 lezen we dat de noordelijke staat Israël een prooi van Assyrië en Egypte geworden was. De tien stammen van Israël waren weggevoerd. Ze deden aan de oorlog denken die Atlantis van Athene verloor waarna de Atlantiërs slaven werden. Maar het kon altijd erger, namelijk het lot dat Juda te wachten stond. Juda zocht zijn heil bij afgoden die op heuvels vereerd werden (Jeremia 3:23 in De Koning, 2014-a, p. 59-60). Dit was pure astrologie waarbij de sterren geraadpleegd werden (Jeremia 8:2). Hetzelfde gebeurt in onze tijd. Astrologie is geen grappig tijdverdrijf, ook niet als ze in een speelse vorm opduikt in TV magazines en andere tijdschriften. Deze astrologie ging van kwaad tot erger. De inwoners van Juda offerden namelijk hun kinderen aan Baäl-Moloch (Jeremia 7:31; 32:35). Dit gebeurde in het Ben Hinnomdal dat later Gehenna heette en dat in onze tijd foutief de hel genoemd wordt. Het was Manasse, de zoon van Hizkia die zijn kinderen middels een brandoffer (2 Kronieken 33:6) aan Moloch geofferd had (Jeremia 15:4). Alleen een demonisch bezeten geest kon zoiets verzinnen. Ja, we zijn er nog niet met de gruwelen want zelfs de botten van dode Israëlieten werden opgegraven en voor de hemellichamen tentoongespreid (Jeremia 8:1-2). We kwamen deze Moloch al eerder tegen. Hij was een demonisch wezen en niets anders dan een variant van Baäl (Jeremia 32:35). Zijn oorsprong lag in Babylon. Maar in Kanaän en Juda had hij er een nieuwe dimensie bij gekregen, namelijk die van een kindermoordenaar. Het was natuurlijk ook weer een poging van satan om de bloedlijn naar de Messias te verstoren. Kindermoord (en pedofilie?) is een ander kenmerk van religie. In Jeremia 3:1-5 werd Juda een trouweloze vrouw genoemd die erger had gezondigd dan Israël (3:6-11). Mogelijk had het ermee te maken dat Jeremia zelf niet mocht trouwen van God. Het pleitte voor de God van Israël dat Hij deze moorddadigheid zo serieus nam dat Hij Juda net als Israël zwaar ging straffen. De Joden waren niet door het rode stoplicht gewandeld en ook hadden ze geen appels uit de tuin van de buren gejat. Ze hadden zich schuldig gemaakt aan gruwelijke misdaden die zelfs in Babylon niet plaatsvonden. God strafte de Joden door hen naar de bakermat van hun afgoderij te sturen, namelijk Babylon. Ook Atlantis werd zwaar gestraft door Zeus. Het heidense eiland werd gestraft vanwege afgoderij. Kon het nog krommer? En Atlantis zakte weg in de onderwereld, daar waar Juda naar Babel afgevoerd werd.
Heer van het Noorden
Laten we niet vergeten dat Plato in zijn Atlantis epos vier werelddelen noemde: Europa en Azië (Kritias 108), Libië-Afrika (Kritias 108), Saïs (Timaeus 21) en Amerika (Timeaus 25). Waar brengt ons dit? De Baäl-Zafon in Exodus 14:2 was een verwijzing naar de Heer van het Noorden. In Daniël 11:40 en Jeremia 1:14-15 komen we hem eindelijk tegen. Maar wie was hij? In een studie op de website van “Oude Sporen” las ik een plausibele verklaring hierover: deze Heer was in feite een Heer uit het ‘oosten’ die vanuit het noorden Jeruzalem binnen viel (Elshout, 2018-f; De Koning, 2014-a, p. 28). Een hemelsbrede aanval vanuit het oosten is onmogelijk omdat de woestijn tussen Jeruzalem en het oosten onbegaanbaar is (Elshout [phtaloblauw], 2018-c, reactie 4 mei 2018, 19:54; Elshout, 2018-f). En dus zullen deze legers via een omweg, vanuit het noorden Jeruzalem binnen vallen (De Koning, 2014-a, p. 28). Ook Klaas Goverts schreef dat de Heer van het Noorden uit het oosten kwam (Bijlage C). Klaas Goverts schreef ooit een Bijbelstudie over Jeremia. Deze had ik ooit in Word ontvangen. Dit was in de begintijd van het internet. Voor zover ik weet is de studie nu in boekvorm gereed. Jeremia is nummer 32 op de boekenlijst van Klaas Goverts. De Heer van het Noorden kwam ook volgens Klaas Goverts uit het Oosten (Elshout, 2018-f/g). Namelijk uit Assyrië en Babylon (Goverts, z.d., commentaar op Jeremia 1:13-15, Bijlage C). We denken weer aan Tzafon (Sfinx) dat ‘noorden’, betekent. In Jeremia 46:10 lezen we eveneens de verrassende conclusie dat Babylon in het noorden aan de Eufraat lag, wat geografisch gezien vanaf Jeruzalem uiteraard niet kan kloppen, maar theologisch zeker wel. Klaas Goverts koppelde Tzafon ook aan de woorden ‘Middernacht’ en ‘verbergen’ (Goverts, commentaar op Jeremia 1:13-15, Bijlage C). Strikt genomen klopt dit niet helemaal. Een ander woord dat op Tzafon lijkt is Tsafun dat ‘verborgen’ of ‘geheim’ betekent (Schneider, z.d., alinea 1). Tsafun is onderdeel van het Seder ritueel waarbij rond middernacht de matze gegeten wordt. Of de matze nu voor, tijdens of na middernacht gegeten wordt maakt niet zoveel uit. Het moment voelt ‘als middernacht’ (Schneider, z.d., alinea 3). Tijdens dit Seder feest wordt de Exodus uit Egypte herdacht die ook rond middernacht plaatsvond (Exodus 11:4). De betekenissen van Tzaphon en Tsafun als “noorden” en “middernacht” zijn in sommige gevallen redelijk inwisselbaar (Elshout, 2018-ii1; Elshout, 2018-ii2). In Jeremia 1:13 lezen we over het aangezicht uit het Noorden, de poorten die zich openden en een kokende ketel. Deze kokende ketel was Jeruzalem (Goverts, z.d., commentaar op Jeremia 1:13, Bijlage C). Volgens André Neher zijn de vermommingen van middernacht talrijk. Ze hebben alle met de duisternis te maken (Neher in Goverts, z.d., commentaar op Jeremia 1:13-15, Bijlage C). Al deze maskers kennen we als demonen en de Griekse Titanen. Middernacht is het ‘vijfentwintigste uur’ waarin Jeremia terechtkwam (Goverts, commentaar op Jeremia 1:15, Bijlage C). Dit vijfentwintigste uur is het ‘Grens-uur’ (Goverts, commentaar op Jeremia 1:13-15, Bijlage C). Klaas Goverts schrijft: ‘De schaduw van middernacht (twaalf uur ‘s nachts) verduistert de nacht met haar twee luiken’ (Goverts, z.d., commentaar op Jeremia 1:13-15, Bijlage C). En: ‘Middernacht is het uur van het vacuüm, de tragische aarzeling tussen verleden en toekomst’ (Goverts, commentaar op Jeremia 1:13-15, Bijlage C). Dit ‘grensuur’ lijkt op de overgang tussen twee aionen. Jeremia zat er middenin toen zijn volk naar Babel werd weggevoerd. Dit grensuur met zijn twee luiken is Atlantis met de beide Zuilen van Hercules. Ze symboliseerden het verleden en de toekomst. Het noorden heeft een ‘dubbele betekenis’ en duidt een ‘plaats’ en ‘tijd’ aan (Goverts, z.d., commentaar op Jeremia 1:13-15, Bijlage C). Volgens Mattheüs 25 komt Jezus rond middernacht voor Zijn volk terug (Mattheüs 25 in Goverts, z.d., commentaar op Jeremia 1:13-15, Bijlage C). Zijn volk is Israël want de ecclesia is dan al weggerukt. In Exodus 12:29 sloeg God om middernacht alle eerstgeborenen in Egypte. Middernacht is Bijbels gezien dus een goddelijk moment. In zowel de boeken Jeremia als Ezechiël wordt middernacht vaak genoemd. Het ‘oosten is de plaats van de zonsopgang’, het zuiden is de ‘middag’ en het westen is ‘de plaats van zonsondergang’ (Goverts, z.d., commentaar op Jeremia 1:13-15, Bijlage C). Zoals gezegd werden zonsopgang en zonsondergang in de Psalmen 50:2 en 92:2 genoemd. In Psalm 50:2 lezen we dat Jeruzalem het perspectief was. Klaas Goverts schreef niet welke locaties het noorden, zuiden, oosten en westen waren. Eén ding is duidelijk: deze windstreken waren vanuit het perspectief van Jeruzalem gerekend. Babylon ligt ten oosten van Jeruzalem en valt in onze beschouwing dus samen met de noordelijke dimensie van Tzafon die Babylon is (Elshout, 2018-f; Jeremia 46:10). In Zacharia 5:11 werd Eindtijd Babylon een huis aan de Eufraat genoemd. Babylon is dus het Huis van de Rijzende Zon. David Baron noemde Babylon het ‘Land van de Rijzende Zon’ (Psalm 50:1; 113:3, Maleachi 1:11 in Baron, 1918, p. 238).
Het westen kan uiteraard van alles zijn inclusief Paramaribo. Maar er is niets op tegen om van het westen de horizon voorbij Gibraltar te maken waar Plato Atlantis plaatste. Het Egyptische Dodenboek plaatste de onderwereld aan deze horizon in het westen met Osiris als de ultieme leider van deze onderwereld (Geru 2003, spreuken 11, 18, 79, 117, 127, 137a). Het zuiden kon ook van alles zijn inclusief de Falkland Eilanden. Sheba werd in Mattheüs 12:41 wel het zuiden genoemd waar de beroemde koningin vandaan kwam. Maar in verband met Tzafon en Atlantis is er niets op tegen om Caïro het zuiden te noemen omdat we hier de Sfinx, alias Baäl Tzafon tegenkomen (Elshout, [phtaloblauw], 2018-c, reactie: 4 mei 2018, 19:44; Elshout, 2018-f; Elshout [phtaloblauw], 2018-k, 19:52). Hij werd in Exodus 14:1-2 genoemd. Volgens Klaas Goverts is het zuiden het middaguur (Bijlage C). Koning Salomon verwees ook naar de bouw van de piramiden die hij in Prediker 4:1 de boze werken onder de middagzon noemde. We kunnen deze locatie in dat geval aan het middaguur en het heetst van de dag koppelen. Jeremia was in meerdere opzichten een balling. Hij maakte de wegvoering van zijn volk naar Babel mee en bleef na afloop eenzaam over (Goverts, z.d., commentaar op Jeremia 1:13-15, Bijlage C). Over zijn Robinson Crusoë-achtige eenzaamheid lezen we in de Klaagliederen die door Jeremia geschreven waren. De Heer van het Noorden die uit het oosten kwam, was Nebuchanedzar en in ruime zin de komende antichrist van de Eindtijd. In Jeremia 4:16 en 5:15 lezen we over een machtig leger dat van ver kwam. We kwamen deze belegeraars ook al tegen in Deuteronomium 28:49-52. Thematisch gezien waren dit de legers van Atlantis. Dit volk dat van ver kwam, zou dood en verderf brengen (Jeremia 5:16). Er viel niet mee te onderhandelen. Jeremia was ‘de profeet van de tijd’ (Goverts, z.d., commentaar op Jeremia 1:13-15, Bijlage C). De tijd waarover hij profeteerde was de tijd van herstel (Goverts, z.d., commentaar op Jeremia 1:13-15, Bijlage C). Het middernacht van Jeremia doet ook denken aan Jesaja 21:11 “Wachter, wat is er van de nacht?” Goliath stapte ook naar voren vanuit dit niemandsland (1 Samuël 17:4). Hij was een type van de komende antichrist. David had nog vier stenen over die net als het grensuur de vier windstreken symboliseerden. En David Baron schreef dat de Koning van Het Noorden zo genoemd werd omdat hij vanuit het oosten kwam maar via een noordelijke route Jeruzalem binnenviel (Baron, 1918, p. 69). De zon die in het oosten opkomt en in het westen ondergaat waar het dodenrijk van Osiris is symboliseerde de cyclus van leven en dood, gevolgd door de opstanding. In Jeremia 4:24 werd de invasie van Nebuchanedzar in Juda met een aardbeving vergeleken. Of de bergen letterlijk beefden laat ik in het midden. Het perspectief van tzafon is altijd Jeruzalem. Als we er zo naar kijken dan lijkt het alsof Atlantis een “proxy-eiland” was waar een fictieve oorlog tegen Athene woedde die in werkelijkheid in de Eindtijd plaatsvindt onder de noemer van het Armageddon.
Atlantis en Jeruzalem
Ik schreef het eerder: als Babylon binnen het model van tzafon ten oosten van Jeruzalem lag dan lag Jeruzalem vice versa ten westen van Babylon. Volgens Psalm 2 ligt Jeruzalem in de vijandelijk volken zee. De stem van Jezus is volgens Openbaring 1:15 gelijk aan het gebulder van de zee. Plato maakte er een letterlijke zee met een letterlijk eiland van dat voorbij Gibraltar aan de horizon bestond. Atlantis is “Een Brug Te Ver” als we Jeruzalem moeten hebben. Babylon en Jeruzalem corresponderen met de Zuilen van Hercules. Met Babylon en Jeruzalem zijn we er nog niet als we Atlantis in kaart willen brengen. Atlantis heeft zeker ook met een mysterieuze onderwereld te maken waarover in het Egyptische Dodenboek gesproken werd. En we zullen Athene niet over het hoofd zien. Als Atlantis net als Troje een burcht met een tempel op een heuvel was dan lezen we in Psalm 48:13 dat Jeruzalem de blauwdruk hiervoor was. Uiteraard was de tempel vlakbij de oude dorsvloer gebouwd (1 Kronieken 21:15; 2 Kronieken 31:1). Het dorsen en wannen van graan deed werd in Micha 4:12-13 uitvergroot tot het vellen van de vijandelijke legers in de Eindtijd. Deze voorzegging leek weer op een aardbeving. Poseidon alias Dagon was een graangod die in de Eindtijd gewand werd. Jeruzalem is kortom, het epicentrum van tzafon en zal daarom vast en zeker iets met Atlantis te maken hebben.
Pilaren van Baäl en Astarte
Er was een korte opleving van de gouden tijd van koning Salomo in Juda onder koning Josia. Deze koning Josia molde alle zonnebeelden en Astartepalen (2 Kronieken 34:4). Deze palen waren de obelisken. Volgens Cyrus Scofield stelden deze obelisken piemels voor (Scofield in Woodrow, 1981, p. 40). Merkwaardig was het dat ze in dat geval omgehakt moesten worden (Jesaja 27:9). Dr. Frank de Graaff schreef dat de ‘phallusverering’ een ‘Dionysusdienst’ was (De Graaff, 1993, p. 110). De Fallus was ‘het symbool van onsterfelijk leven’ (De Graaff, 1993, p. 110). Josia verbrandde ook de gereedschappen waarmee de Astartepalen voor de Baäl-tempel gemaakt waren (2 Koningen 23:4-5).
Koningin van de Hemelen
In Jeremia 7:18 lezen we dat de vrouwen in Juda de “Koningin van de Hemelen” eerden. In Jeremia 44:17-19, 25 dook die titel nogmaals op. Wie was zij? Zij was natuurlijk Astarte, alias Isis, alias Athena. Ze was de afgod van de Sidoniërs die ook Kanaänieten waren (1 Koningen 11:5). Onder Nebuchanedzar II werd in Babylon de zogenaamde Isjtar poort gebouwd die aan haar gewijd was. Maar soms verscheen Isjtar ook in een mannelijke gedaante. Bij deze Koningin van de Hemel denk ik aan Los Angeles, de Stad van de Engelen. Eindtijd Babylon is waarschijnlijk net zoiets als Los Angeles. Amerika heeft een eigen Berg Tzafon of Olympus, namelijk Hollywood.
Farao Necho
In de tijd van koning Josia van Juda was er in Egypte, Farao Necho. Deze Farao trok op om de koning van Assyrië te helpen tegen het leger van Babylon. Assyrië was namelijk de grootste wereldmacht op dat moment, op de voet gevolgd door Egypte. Beide landen werden uitgedaagd door de nieuwkomer, Babylon. Om dit te voorkomen, poogde Necho het leger van Assyrië te helpen dat door Babylon belaagd werd. De hoofdstad van Assyrië was niet langer Ninive maar Karchemis dat veertig kilometer ten oosten van de huidige Turkse stad Gaziantep lag. Necho kwam zover als de Eufraat waarna het leger door dat van Babylon werd teruggedrongen. Kink in de kabel was bovendien koning Josia van Juda. Hij wilde zich ermee bemoeien en Necho stoppen omdat hij een vrije doorgang naar Babylon wilde houden. Necho was helemaal niet van plan om ruzie te zoeken met Juda. Maar nu hij door Josia voor de voeten werd gelopen, had hij weinig keuze. Er zat niets anders op dan korte metten met Josia te maken en hem te doden. Dit deed hij in het dal van Megiddo (2 Koningen 23:28-30). Door het oponthoud moest Assyrië de aanval van Babylon alleen afslaan, wat mislukte. Farao Necho werd bij de stad Karchemis aan de Eufraat door Nebuchanedzar verslagen (Jeremia 46:2). Hoe bizar deze beslissende slag in de geschiedenis was, blijkt wel uit het feit dat Yhwh vanuit de hemel toekeek en zelfs lachte (Jeremia 46:5; Psalm 2:4). God heeft blijkbaar enig gevoel voor humor. Achter de schermen had God de regie in handen. En Babylon was vanaf nu de wereldmacht (De Koning, 2014-b, p. 136). Yhwh noemde zich steeds de Heer van de Legermachten (Jeremia 29:17; 33:22). Hij heeft dus een hemels leger dat zich met de aardse zaken bemoeit. Niets van wat we doen of laten gaat aan de aandacht van dit leger voorbij. Josia was dood maar Yhwh had ervoor gezorgd dat Assyrië niet langer het grootste rijk in de regio was. Yhwh stuurde het leger van Babylon niet alleen op Juda maar ook op Egypte af (Jeremia 46:13). Alsof dit niet erg genoeg was, stuurde Yhwh ook honger en de pest op Juda (en wellicht Egypte) af (Jeremia 29:17 in De Koning, 2014-a, p. 304). Deze straf was voor de achterblijvers in Jeruzalem die niet naar Babylon afgevoerd waren. Zij zouden de pest op hun dak krijgen. Maar misschien kreeg Egypte hier een tik van mee?
Nebuchanedzar
In 2 Koningen 24:1-7 was het zover dat Nebuchanezzar van Babylon tegen koning Jojakim van Juda optrok. Het was Gods straf voor alle afgoderij die het land was binnen gesmokkeld (Jeremia 3:23 in De Koning 2014-a, p. 60). In het jaar 3430 (ongeveer 533 voor Christus) werd de mooie tempel van Salomo verwoest (Piet, 2015-k). De ballingschap zou precies zeventig jaar later eindigen. En Tyrus vierde feest (Saggs, 1966, p. 142). Jeruzalem was immers een concurrent van Tyrus. En dit niet alleen maar Egypte moest de handel met Jafo naar Tyrus verschuiven (Ezechiël 26:2 in Saggs, 1966, p. 142). Later werd Tyrus om die reden ook verwoest door Nebuchandezar. De inwoners van Juda en Jeruzalem, werden naar Babylon ontvoerd. Een handvol klaplopers en paupers mocht achterblijven. Zij kregen echter hongersnood en de pest op hun dak (Jeremia 29:17). In Jesaja 45:7 lazen we al dat God zelf oorlog en ziekte op ons dak stuurt. Arm zijn is in Gods ogen niet per sé een reden om een oordeel te ontlopen. Ook de armen hadden blijkbaar Baäl en Astarte vereerd. Yhwh zou Nebuchanedzar bovendien ook op de heidenvolken afsturen, waaronder Egypte en de laatste Filistijnen die in Tyrus leefden (Jeremia 25:16 ). Nu maakte Nebuchanedzar de havenstad Tyrus met de grond gelijk. Maar het lukte zelfs hem niet om de rotsstad, die in zee lag te veroveren. Deze klus zou Alexander de Grote later klaren. Dat Gods oordeel extra zwaar werd, lezen we in de Klaagliederen en Psalm 137:1. Wie deze Psalm schreef, is niet duidelijk. Mogelijk had Jesaja de Psalm geschreven en anders was het een profetie van David. In de vers staat hoe de ballingen in Babylon in hun slavernij weenden. Ze werden vastgeketend en verkeerden in de brandende zon in vreselijke omstandigheden. Hier gaat Boney M’s liedje Rivers of Babylon ook over. Het nummer is trouwens van The Melodians. Elisabeth Smart schreef haar versie van Psalm 137 met haar boek By Grand Central Station I Sat Down and Wept (1945). Zoals gezegd bleef de toch al eenzame Jeremia alleen in Jeruzalem achter. Het goede nieuws was dat hij uit de gevangenis bevrijd werd, waar hij door een rare samenloop van omstandigheden in terechtgekomen was. Nebuchanedzar had van zijn reputatie als profeet gehoord (Jeremia 40:4). Mogelijk durfde hij het niet aan om hem gevangen te nemen. Dit is wel bijzonder, dat een koning die van zover kwam al wist wie Jeremia was. We herinneren ons de afgezanten uit Babylon nog die koning Hizkia van Juda hadden bezocht. Van alles werd meegenomen naar Babylon maar… niet de Ark van het Verbond (Jeremia 52:17-23). Deze was blijkbaar op tijd verstopt. Onder de ballingen die naar Babylon werden afgevoerd was ook de profeet Daniël over wie we het later gaan hebben. We moeten de invloedssfeer van Nebuchanedzar niet onderschatten. Deze was wereldwijd (Daniël 2:37; 4:22). We mogen het niet uitsluiten dat er in dit stadium al bewoners in de beide Amerika’s waren, die hun Baäl afgoderij hadden meegebracht.
Koperen pilaren en gouden troon
In Jeremia 50:37 werden paarden en strijdwagens van Babylon genoemd net zoals Atlantis die had. In Jeremia 52:17 werden de kolommen van koper genoemd en in Jeremia 52:20 werden de koperen kolommen en de zee van Salomo genoemd. Deze attributen werden vanuit Jeruzalem naar Babylon gebracht. Deze koperen kolommen met de koperen zee zullen de mythe over het aurichalcum in de tempel van Poseidon op Atlantis zeker gevoed hebben. In Jeremia 50:15 werd Babylon een hamer genoemd zoals Poseidon de god van de aardbevingen was (Butler, 1898, Ilias 20; Butler, 1900, Odyssee 5; Spence, z.j., p. 236). In 1 Koningen 10:18-19 lezen we over de gouden troon van koning Salomo die bovendien met ivoor versierd was. In vers 19 lezen we over de zes treden van Salomo’s troon. Deze zes treden resoneerden met de zes paarden voor het beeld van Poseidon in de tempel op Atlantis. In 1 Koningen 10:22 werden ook de olifanten zelf genoemd die uiteraard in ivoor voorzagen. Net zoals er olifanten op Atlantis waren.
Chaldea, Sesach
We lezen ook weer dat Babylon dat identiek aan Shinear was, eveneens identiek was aan Chaldee (Jeremia 35:11; 32:43). Babylon, Sumerië en Chaldea zijn dus drie verschillende namen voor hetzelfde gebied. Net zoals Atlantis, Troje en Avalon hetzelfde eiland waren. Interessant is dat de Rechabieten niet langer in tenten maar in Jeruzalem in huizen gingen wonen. Aanvankelijk woonden ze in tenten (Jeremia 35:7). Later gingen ze in Jeruzalem in huizen wonen (Jeremia 35:11). Dit ging tegen het gebod van hun voorvader Jonadab in (Jeremia 35:10). Maar niet heus want ze werden door de omstandigheden gedreven en hielden zich nog wel aan de andere geboden (De Koning, 2014-b, p. 68). Soms maken de omstandigheden het ons moeilijk om Gods geboden na te leven. Dit geeft niet maar laten we er niet te licht over denken. In Jeremia 25:26 werd Babylon Sesach genoemd (Hanna-Fatuhi, 2012, p. 218).
Abortus
Jeremia maakte het van dichtbij mee dat zijn volk naar Babylon weggevoerd werd. Hij vervloekte de dag waarop hij geboren was (Jeremia 20:17). (Was hij maar geaborteerd?) Deze vervloeking klonk vreemd in de oren, in vergelijking met de eerder genoemde kindoffers. Toch bleef het volk tegenover Jeremia volhouden dat het niet zondigde (Jeremia 2:23; Spreuken 30:20). De Joden vertrouwden op hout en steen en op hun afgoden. Als straf zou Yhwh hen naar Babylon wegvoeren waar de afgoden vandaan kwamen.
Nieuw Verbond
In Jeremia 31:31-40 werd over het nieuwe verbond gesproken dat God in de toekomst met Israël zal sluiten. Dit zal bij de aanvang van de komende vierde aion gebeuren. Veel gelovigen verwarren dit nieuwe verbond met het Nieuwe Testament dat bij de geboorte van Jezus begon. Maar de geboorte van Jezus en de bijbehorende evangeliën van Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes hoorden feitelijk nog bij het oude verbond!
Tempelberg
In Jeremia 31:23 wordt de tempelberg in Jeruzalem de heilige berg genoemd. In Psalm 74:2 werd deze berg Zion genoemd en in 2 Kronieken 3:1 “Moria”. Deze Moria was een bergketen waarop de tempel van Salomo gebouwd was. De Olijfberg was een andere bergtop van deze Moria die een kilometer van de tempel verwijderd was. Atlantis had ook een centrale heuvel (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 113). Maar ik lees niets over twee bergtoppen. Tenzij we de beide centrale heuvels in Athene en op Atlantis naast elkaar zetten.
Tafanes
In Jeremia 2:16; 43:9; 46:14 werd de stad Tafanes in Egypte genoemd en in Jesaja 30:4, werd Hanes genoemd. Waarschijnlijk was dit Memphis in Hosea 9:6 (Matheny, 2011-b, p. 112). Er was ook een Egyptische koningin die Tafanes heette (1 Koningen 11:19-20). Gary M. Matheny schrijft ook waar de twee stenen in Jeremia 43:9-10 zijn gebleven. Dan mag u zijn boek kopen: The Quest for the Great Stones.
Caïro als Fort Babylon
Vast en zeker was het toen Nebuchanedzar, Egypte binnenviel dat de oude stad Caïro (Pi-Hahiroth in Exodus 14:2) Fort Babylon genoemd werd. Dit was Babylon aan de Nijl, dat een spiegel van Babylon aan de Eufraat was. Pi-Hahirot was ook het aanvankelijke kamp van de Israëlieten in Exodus. Ik noem het lied aan Osiris, ‘duizenden prijzen hem te Babylon, en de mensen jubelen over hem te Heliopolis’ (On) (Van der Valk, 1930, p. 162). Babylon en de Bijbelse stad On (Genesis 41:45) werden in dit lied aan elkaar gekoppeld. On was waarschijnlijk de Egyptische update van de Babylonische afgod Anu. Hij was de leider van de Anunnaki. Dit Lied aan Osiris stamt waarschijnlijk uit de tijd van Nebuchanedzar. Om precies te zijn was het niet Caïro maar On (Heliopolis) dat Babylon genoemd werd (Scheil, 2016, p. 258). On was een voorstad ten zuiden van Caïro. Gary M. Matheny noemde Caïro, Babylon (Matheny 2011-a, p. 83, 126, schetsen). Anne Wolff schreef in 2003 haar boek How Many Miles to Babylon? (Universiteit van Liverpool). Hiermee werd Caïro bedoeld. Ze schreef over reisverhalen uit de oudheid die over reizen naar Caïro gingen.
Bevrijding uit Babylon
In Jeremia 21:10 lezen we dat God de koning van Babylon gebruikte om Jeruzalem plat te branden en de inwoners en alles van waarde naar Babylon over te brengen. In Jeremia 42:11 beloofde God dat Hij de Israëlieten weer uit Babylon zou bevrijden. Dat was bijzonder nieuws want voor de Israëlieten was er op dat moment niets ergens dan in de handen van de koning van Babylon te vallen. De ballingschap zou zeventig jaar duren. In Daniël 4:27 lezen we hoe Nebuchanedzar opschepte over zijn imperium dat hij zelf opgebouwd had. Maar in Jeremia 27:5-10 lezen we dat God erachter zat. Het was net als met satan in Job 1 en 2; Nebuchanedzar kon nog geen kop koffie zetten zonder Gods’ medeweten. Achter de grote wereldrijken en hun meedogenloze wereldleiders gaat altijd de macht van God schuil. Zelfs als ze Adolf Hitler heten, heeft God het laatste woord. Het is moeilijk te accepteren dat God tirannen als Nebuchanedzar en Adolf Hitler voor Zijn grote plan gebruikt. Maar een almachtige God heeft alle touwtjes in handen. Echter wel ten behoeve van Zijn grote einddoel.
Gouden beker
We komen in één van de cruciale paragrafen van dit boek terecht. In Jeremia 51:7 werd Babylon aan de Eufraat een gouden beker met wijn genoemd waaruit de hele wereld dronk. Amer Hanna-Fatuhi noemde Babylon de ‘MOEDER VAN ALLE HOOFDSTEDEN’ en ‘EEN GOUDEN BEKER’ in de hand van de Heer (Fatuhi, 2012, p. 94). De bouwer en beschermer van Babylon was Marduk (Hanna-Fatuhi, 2012, p. 95). Babylon was na Nimrods mislukte project alsnog een volgroeide stad geworden. In het Atlantis Epos wordt deze gouden wijnbeker in Kritias 120 genoemd (Plato, Jowett, vert. 1892). Tegenover deze wijnbeker die alle volken dronken voert, staat het zwaard van God in de hemel. Dit zwaard is ‘dronken’ van ‘Gods toorn’ (Jesaja 34:5 in De Koning & Jonathan, 2014-a, p. 364). In Odyssee 20 lezen we ook over wijn die in een beker gegoten werd (Butler, 1900, Odyssee 20). Babylon, Atlantis en de Odyssee kwamen dus uit dezelfde gouden beker.
Babylon als een berg
In Jeremia 51:25 werd Babylon een berg genoemd. Zo maakte Gilgamesj een reis naar het Assur Cederbos dat bij een berg was (Albright, 1919, p. 178; Thompson, 1928, tablet 3). In Jeremia 51:13, 42 keerde de zee zich tegen Babel. Atlantis was hier duidelijk in zicht. Babylon was een imitatie van de berg Zion in Jeruzalem waar de Joden in de Eindtijd naartoe kunnen vluchten (Joël 2:32). De Hemelse Stad van God die in de vijfde aion op de nieuwe aarde neerdaalt wordt ook een berg genoemd (Openbaring 21:10). De Olympus, Asgard, Troje en de heuvel op Atlantis (Kritias 113) waren imitaties van Jeremia 51:25.
Voorzeggingen over Eindtijd Babylon
In Jeremia 51 stond al een beknopte schets van de toekomstige val van Eindtijd Babylon. Volgens Zacharia 5:11 gaat Babylon vlak voor de Eindtijd herbouwd worden. Vanuit Openbaring 171-8 weten we dat hier Babylon mee bedoeld werd. In Jeremia 50:15 werd Babylon een hamer genoemd, wat als een aardbeving klinkt. In Jeremia 50:37 werden paarden en strijdwagens genoemd, net als in het Atlantis verhaal. Zoals de Straat van Gibraltar volgens Plato onbegaanbaar was door de modder van Atlantis, zo zal het water van Babylon volgens Jeremia 50:38 ook opdrogen. Mogelijk gebeurt dit doordat er in de Eufraat een dam gebouwd wordt. In Jeremia 50:46 en 51:29 lezen we over een krachtige aardbeving die Babylon verwoest. In vers 42 lezen we over de zee die tegen Babel opgaat. In vers 55 lezen we nogmaals over de vele wateren die met de verwoesting van Babel te maken hebben. Om wat voor water gaat het hier? Een geijkte uitleg is dat de wateren hier metaforisch bedoeld zijn en dat het om de vijandige legers gaat die Eindtijd Babylon verwoesten. Zoals we lezen is het uiteindelijk een aardbeving die Babylon verwoest. Deze aardbeving komen we ook in Openbaring 16:18 tegen. Het kan ook best zijn dat het water in deze verzen letterlijk bedoeld is. In dat geval is het de Eufraat die overstroomt en Eindtijd Babylon onder water zet.
Babylonische Ballingschap
45
Ezechiël
De profeet Ezechiël leefde een dikke eeuw voor Plato. We komen dus dichterbij de bron van Atlantis. Ezechiël noemde Daniël ook drie keer: in Ezechiël 14:14,20 en 28:3. Over Daniël gaan we het nog hebben, omdat hij de ballingschap van Juda van begin tot eind meemaakte. Ezechiël 1:1 begint al direct met een voltreffer. De profeet was in Babylon bij een kanaal dat Chebar heette. De ballingen uit Juda waren hier neergestreken of beter gezegd, door hun bezetters aan het werk gezet. Er was een plaats die Tel Aviv heette, vlak onder Babylon, waar we Ezechiël tegenkomen (Ezechiël 3:15). In Israël is er ook een stad die Tel-Aviv heet. De stad ligt vlakbij Yafo vanwaar Jona ooit naar Tarsis vertrok. Ezechiël schreef dat hij in een visioen de hemel open zag rollen en verschijningen van Elohim zag. In Openbaring 19:11 komen we hetzelfde tafereel tegen waarin de hemel geopend is. In Ezechiël 1:3 werd Babylon het land van de Chaldeeën genoemd. In Ezechiël 1:4 zag Ezechiël een grote wolk van vuur vanuit het noorden komen. Het noorden wordt in de Bijbel met de stormgod Yhwh in verband gebracht. Deze stormgod duikt ook in Habakuk 3:8 op. Poseidon en Baäl-Zafon waren imitaties van deze stormgod. We weten inmiddels dat het Noorden, Bijbels gezien het oosten was, waar Assyrië en Babylon lagen. In Ezechiël 1:4-28 lezen we over een visioen dat identiek aan het visioen in Openbaring 1 was. Ezechiël zag net als Johannes de Dag van de Heer. Ezechiël zag in elk geval geen ufo. In de wolk van vuur zag Ezechiël een soort troon die door vier wezens omringd was. Elk wezen had vier gezichten, van respectievelijk een mens, os, leeuw en een gier. De os vertegenwoordigde alle huisdieren, de leeuw alle wilde dieren en de gier, alle vogels (Ezechiël 1:10). Mogelijk stelden zij de hemelse dieren voor die over hun afdelingen op aarde waken. Ook de dieren worden gered (Psalm 36:6). De dieren staan in elk geval heel dichtbij God, misschien dichterbij dan de engelen en zelfs dichterbij dan de 24 oudsten die over de hemel regeren (Zender, 2015-a). In Openbaring 5:11 worden hemelse wezens, oudsten en dieren genoemd die alle voor Gods troon staan. Er worden zelfs tienduizenden van tienduizenden genoemd, een getal dat op het leger van Atlantis leek. Als ook de dieren opstaan uit de dood – en waarom niet – dan kan het best zo zijn dat zij straks ook mee regeren met God. In Ezechiël 8:10 werden de afgebeelde ‘dieren’ op de muren van de tempel in Jeruzalem genoemd (Allen, 2012, p. 66). Op de Isjtar Poort in Babylon komen we ze ook weer tegen. In Ezechiël 8:14 werd de profeet in de geest meegevoerd naar Jeruzalem. Blijkbaar is er zoiets mogelijk in Gods bediening. In Jeruzalem aanbaden de vrouwen Tammuz die de zoveelste kloon van Baäl was. God stuurde hongersnood en ziekte op hen af. In Ezechiël 16:28-29 lezen we opnieuw over de afgoderij waaraan de inwoners van Juda zich schuldig maakten. In Ezechiël 20:40 werd de heilige berg van Jeruzalem genoemd waar het volk zijn God zou dienen. In Ezechiël 21:21 lezen we opnieuw over tovenarij in Babylon en de aanbidding van Bel-Marduk door de koning. Ezechiël 24:2 loopt parallel met 2 Koningen 25:1 waarin de komst van Nebuchanedzar naar Jeruzalem genoemd werd. De heilige berg werkte als een magneet op rare snuiters. In Ezechiël 27:13, 32:26, 38:2, 39:1 werden Tubal en Mesech genoemd. In Jesaja 66:19 werd Tubal genoemd. ‘Mashki en Tabal’ werden in ‘Assyrische inscripties’ genoemd (Gibson, 2011, p. 96). In Ninivé (Mosoel) was er bovendien een “Masjki-poort”. Tubal en Mashki hadden iets met Assyrië te maken. In Ezechiël 38:2-3 werden naast Masjki en Tubal ook Gog en Magog genoemd. Is Gog de antichrist en Magog de zoveelste naam voor Babylon? Magog was een zoon van Jafet en werd al in Genesis 10:2 genoemd. Bij Jafet denk ik algauw aan Griekenland en Europa. Het is me niet duidelijk wie of wat Gog en Magog zijn. Wel doen ze aan Atlantis en Athene denken. De namen Gog en Magog resoneren ook met de naam van Koning Og van Bashan die een reus was. Deze Og werd ooit door Mozes verslagen. Og, Gog en Goliath resoneren met de antichrist.
Ondergang van Tyrus
Interessant is de profetie die Ezechiël over de havenstad Tyrus deed. Om drie redenen. Allereerst schenen er nog steeds Filistijnen te bestaan die in Tyrus hun laatste toevluchtsoord hadden gevonden (Ezechiël 25:16). Ze werden hier nogmaals Keretieten genoemd, die dus van Kreta kwamen. Ten tweede leek de profetie over de ondergang van Tyrus veel op de ondergang van Atlantis (Ezechiël 26-28). En ten derde was Tyrus het ultieme symbool van de wereldhandel (Ezechiël 27:27). Dat Tyrus ten onder zou gaan, was een definitieve waarschuwing aan alle kapitalistische systemen die tot in onze tijd voortduren. In Ezechiël 27:5-10 werd de vloot van Tyrus beschreven. Het was duidelijk dat dit technisch hoogstaande schepen waren. Ook was de bemanning multicultureel. In Ezechiël 27:10 werden zelfs Perzen genoemd die op de schepen mee voeren. In Ezechiël 27:12 werd de handel met Tarsis, alias Engeland genoemd. In de dagen van Ezechiël was er dus volop handel met Engeland. Nogmaals was dit de bevestiging van het feit dat de Straat van Gibraltar wel degelijk bevaarbaar was in de tijd rond Plato. En meer… als de Filistijnen in Tyrus rondhingen, dan konden ze ook naar Engeland en Amerika varen. De weelde van Tyrus werd in Ezechiël 27:12-16, 23-24 beschreven (Saggs, 1966, p. 142-143). Let u eens op de verbluffende overeenkomsten van Ezechiël 27:32-36 en 28:2-3, 8 met de ondergang van Atlantis. Een koning die zich als een God waande en in het hart van de zeeën zetelde, doet ons toch wel heel sterk denken aan koning Atlas van Atlantis. In Ezechiël 28:3 staat dat deze koning zelfs wijzer dan Daniël was. In Ezechiël 28:13-14 lezen we pas hoe weelderig de begintoestand van Eden was. Tyrus was zo weelderig dat de stad met Eden vergeleken werd. Deze koning van Tyrus werd weleens met satan zelf vergeleken. Maar niets was minder waar. In Ezechiël 28:14 werd hij immers met een cherub vergeleken. De cherubs waakten juist over de tuin van Eden, aangezien Adam en Eva dit niet goed gedaan hadden. Als deze koning al een bovenmenselijk wezen was, dan was hij een cherub en zeker geen serpent (Piet, 2011-a). Maar eigenlijk was hij gewoon een omhoog gevallen koning. Bovendien zou satan geen genoegen nemen met alleen de havenstad Tyrus (Knoch, 2010, p. 22). Hij wilde per sé de hele aarde domineren en eigenlijk het hele heelal (Mattheüs 4:8-9). Tyrus werd in Ezechiël 28:13-14 met Eden vergeleken. Tyrus werd gestraft omdat de stad leedvermaak had gehad toen de inwoners van Juda naar Babylon werden afgevoerd. Tyrus had een zakenrivaal minder en kon de markt van Jeruzalem overnemen. Bovendien was ook de concurrerende God van de Israëlieten uit het zicht verdwenen. Wat de inwoners van Tyrus nog niet wisten was dat God zijn plan al klaar had om ook Tyrus te straffen. Eerst werd de stad vetgemest waarna Alexander de stad zou verwoesten. Had Plato iets van de voorzeggingen over de val van Tyrus meegekregen?
Keer uw Gezicht naar Zidon
In Ezechiël 28:21 gaan we even in de achtbaan zitten en na afloop voor de lachspiegel staan. Deze vers voelt aan alsof er vier verstandskiezen tegelijk worden getrokken. In deze vers worden een gezicht genoemd en Zidon. Hoe kan ik zonder uw lachspieren krom te trekken de slag naar het Cydonia gebied op Mars maken? In het midden van dit gebied ligt immers een enorm gezicht dat ons aanstaart (Hoagland & Torun, 1989). Dan lezen we in Ezechiël 29:19-21 hoe Nebuchanedzar Egypte binnenviel (Saggs, 1966, p. 144). Babylon werd hier aan Egypte gekoppeld waarbij de oude stad Caïro, Fort Babylon genoemd werd. De mix van Babel en Egypte zullen we ook in het Cydonia gebied op Mars terugvinden. Caïro was immers naar Mars genoemd ‘Qahir al-Falak’ (HHA in Finegan, 1965, p. 524).
Jonge leeuwen
Ezechiël 38:13 staat min of meer centraal in ons onderzoek. Tarsis en de jonge leeuwen worden hierin genoemd. Dit zijn Engeland en zijn kolonies. De vers was dus een voorzegging voor de Eindtijd. Ezechiël leefde niet ver voor Plato. En dus kon Tarsis nooit Atlantis zijn. En als Tarsis inderdaad Engeland was dan was de Straat van Gibraltar zeker niet geblokkeerd door modder zoals Plato beweerde (Plato, Jowett, vert. 1892, Timaeus 25). In de verzen 14 en 16 wordt Gog weer genoemd. Ik denk dat hij de antichrist is. Engeland en Amerika spelen een voorname rol in de Eindtijd die om Babylon draait. Ezechiël kon deze dingen niet opschrijven als hij nooit van Amerika gehoord had. Blijkbaar was Amerika in Bijbelse tijden al bekend.
46
Het Griekse Vierde Wereldrijk in Daniël 2 & 7
Ezechiël noemde de volgende profeet, Daniël drie keer, in Ezechiël 14:14,20 en 28:3. Het was Daniël die de ballingschap van Juda naar Babylon van het begin tot het einde meemaakte. Hij leefde krap voor Plato. Met de komst van Nebuchanedzar op het Bijbelse toneel, verdween de theocratie van de Tenach naar de achtergrond. Er kwam nu voor het eerst een wereldrijk voor in de plaats: dat van Babylon. Atlantis kon dus niet eerder bestaan hebben omdat er eerder geen heidense wereldrijken waren. En dan heb ik het nog niet eens over het feit dat het eerste Griekse Rijk van Alexander dat het Derde Rijk was nog moest komen. In de tijd van Daniël in Babylon sloeg de tovenarij om zich heen. We lezen dit in Daniël 1:20; 2:2, 27; 4:7, 9; 5:11 (in Unger, 1998, p. 71).
Uitbreiding van Babylon
De naam Babylon betekende in het Grieks ‘Poort van de goden’ of ’poort van de twee goden’ (Borger in D.J. Wiseman, 2004, p. 44). Let hier op het meervoud van ‘goden’ want Babylon schijnt een ‘duaal’ woord te zijn (Borger in D.J. Wiseman, 2004, p. 44). Bij twee Babylonische afgoden denken we natuurlijk aan de Zuilen van Hercules en aan Bel-Marduk en Isjtar, alias Baäl en Astarte. Babylon had acht poorten waaronder een Marduk en Isjtar poort (D.J. Wiseman, 2004, p. 48). De Isjtar Poort staat nog steeds aan de rand van de stad Al-Hillah en symboliseert mijns inziens de Zuilen van Hercules (Elshout, 2018-jj). De vader van Nebuchanedzar was begonnen met de herbouw van de Migdol van Babel die ooit het project van Nimrod was geweest (D.J. Wiseman, 2004, p. 12). Blijkbaar kende de vader van Nebuchanedzar zijn geschiedenis, daar waar onze historici over trilobieten en brontosaurussen struikelen. Nebuchanedzar maakte het project af, breidde Babylon verder uit en heerste over de wereld. Het project was een imitatie van de tempel van Salomo waarvoor de basis door David gelegd was. Er was nog een andere overeenkomst. Volgens de Wadi Brissa inscriptie haalde Nebuchanedzar het hout voor de tempel uit het Cederbos in Libanon (Weisbach in D.J. Wiseman, 2004, p. 22). Dwars door het Cederbos van Libanon werden wegen aangelegd om het hout naar de rivier de Orontes te vervoeren (D.J. Wiseman, 2004, p. 26). Aan de Orontes lag ook de berg Zafon die in ons onderzoek zo centraal staat. En de stad Antiochië lag aan de Orontes. Hier had Paulus later zijn hoofdkwartier. De stad heet thans Antakya. Nebuchanedzar bouwde blijkbaar tempels voor Marduk en de afgod Nebo (Jesaja 46:1; Weisbach in D.J. Wiseman, 2004, p. 22). Marduk en Nebo waren in essentie dezelfde afgoden. Er was ook een berg die Nebo heette (Deuteronomium 32:49; 34:1). En er was een stad die zo heette (Ezra 2:29; Nehemia 7:33). Nebuchanedzar verklaarde zelf op het ‘dak’ van zijn paleis dat hij Babylon had uitgebouwd ter ere van zijn zelfverheerlijking (Daniël 4:30 in D.J. Wiseman, 2004, p. 42). Ook was Babylon beroemd vanwege de Hangende Tuinen (D.J. Wiseman, 2004, p. 57). Deze Hangende Tuinen doen ons aan het heilige Altis bos bij de Griekse stad Olympia denken (Olympia (stad), z.j.). En aan de bossen op Atlantis. Volgens de ‘Esagil Tabletten’ die in het Louvre Museum liggen, was de Migdol 90 meter hoog en bij de voet 90 meter breed (Parrot in D.J. Wiseman, 2004, p. 71). En wie bouwde deze Migdol en wie breidde Babylon verder uit? We hoeven er niet lang over na te denken wat Nebuchanedzar met alle Joodse gevangenen deed. Ze werden aan het werk gezet, net als duizend jaar eerder in Egypte. Terwijl Nebuchanedzar in datzelfde Egypte op strooptocht ging en het oude legerkamp van de Israëlieten, Caïro tot Fort Babylon omdoopte (Matheny 2011-a, p. 126). Astrologie was terug van nooit weg geweest. In Babylon I werden de ‘planeten’ geobserveerd en in het bijzonder de planeet ‘Venus’ en de ‘maaneclipsen’ (Sachs in D.J. Wiseman, 2004, p. 89). De obsessie met Venus vinden we ook terug in het symbool van Quetzalcoatl (Quetzalcóatl, 2015).
Babylon als Atlantis
Amer Hanna-Fatuhi beschreef hoe Babylon onder Nebuchanedzar een doorstart maakte tot de stad een wereldstad werd. De titel, ‘MOEDER VAN ALLE HOOFDSTEDEN’ (Hanna-Fatuhi, 2012, p. 94) laat weinig aan de verbeelding over. Het klinkt erg Atlantis-achtig. Babylon was door een ‘loopgraaf en twee muren’ omringd (Hanna-Fatuhi, 2012, p. 97). Ook dat klinkt erg als Atlantis. En het klinkt erg oorlogszuchtig. In Babylon waren brede wegen zoals de ‘Marduk Weg’. Er waren de ‘Hangende Tuinen’ en er was de trappiramide die ‘Etemenanki’ heette (Hanna-Fatuhi, 2012, p. 97). Babylon was ‘vijf keer groter dan Athene’ dat toen blijkbaar al bestond (Baqer in Hanna-Fatuhi, 2012, p. 98). Babylon zelf was ‘door de Eufraat’ in tweeën gesplitst (Hanna-Fatuhi, 2012, p. 98). Dit klinkt als de Zuilen van Hercules. De muren stonden twee kilometer van elkaar af. Er tussenin waren landerijen gebouwd van ‘bakstenen en rieten’ (Fatuhi, 2012, p. 98). Als Babylon inderdaad Atlantis is, dan zien we nog geen high-tech voor ons met wolkenkrabbers of andere moderne attributen. Wel lezen we over de Isjtar Poort (Hanna-Fatuhi, 2012, p. 98) en de Marduk Poort (Hanna-Fatuhi, 2012, p. 99). Atlantis kunnen we in dat geval aan Isjtar en Marduk koppelen. Marduk was een zonnegod waarin we een imitatie van Jezus herkennen die in de Bijbel diverse malen het “Licht” genoemd werd (Johannes 1:4-9, 8:12, 9:5, 12:35-36, 46). De mensen wilden echter liever de duisternis dan het licht (Johannes 3:19). De duisternis is de zonsondergang in het westen waar Atlantis lag. In onze tijd zien we dat mensen veel actiever op zoek gaan naar Atlantis dan naar de Bijbelse God. We kennen deze afgoden inmiddels die in de Bijbel Merodach en Astarte genoemd werden. Ze waren demonen (Psalm 95:6). Op één van de reliëfs van de buitenmuur van Babylon was ook een afbeelding van Adad, de stormgod te zien (Andrae in Hanna-Fatuhi, 2012, p. 99). Zijn symbool was het kalf. Deze stormgod was thematisch gezien identiek aan Poseidon, wiens logo een stier was. Eén van de muren van Babylon liep langs de Eufraat en was ‘verbonden met de Eufraat brug’ (Hanna-Fatuhi, 2012, p. 100). In de centrale ruimte stond een ‘drie ton gouden beeld’ van Marduk ‘op een platform’ (Hanna-Fatuhi, 2012, p. 100). Dit was het beeld van Poseidon dat op Atlantis stond (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 116). Het beeld van Dagon in Gaza was een soortgelijk beeld al was dit waarschijnlijk niet van goud. De belangrijkste muur van Babylon had ‘negen poorten’ (Hanna-Fatuhi, 2012, p. 100). Er was een poort voor de afgod Naboe (Jesaja 46:1) die later de identiteit van de maangod Sin aannam (Hanna-Fatuhi, 2012, p. 100). En er waren ‘1179’ tempels in Babylon voor ‘153’ afgoden (Hanna-Fatuhi, 2012, p. 101). Op Atlantis waren net zoveel tempels (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 117). Naast de trappiramide die Etemenanki genoemd werd (Bijbel: Migdol), was er de Esgila, welke de echte tempel was (Hanna-Fatuhi, 2012, p. 101). De Migdol had zeven verdiepingen die met de zeven dagen van de week en met de zeven planeten correspondeerden (Fatuhi, 2012, p. 107). Blijkbaar waren niet alle planeten bekend, laat staan dat de Babyloniërs wisten hoeveel sterren er werkelijk waren. Toen God tegen Abraham zei dat diens nageslacht talrijk zou worden als de sterren, kon Abraham alleen de zichtbare sterren zien (Genesis 15:5; 22:17). Het paleis van Nebuchanedzar keek uit op het ‘Libil Khigala kanaal’ (Fatuhi, 2012, p. 101). Dit kanaal of deze gracht werd een hoer genoemd in Spreuken 23:27. De grachten van Atlantis hadden dus iets met een hoer te maken. Nebuchanedzar had de beroemde Ishtar Poort in Babylon laten bouwen (Spence, 1916, p. 372, om precies te zijn aan de noordkant van de stad (Isjtarpoort, z.d.). In het Pergamum Museum in Berlijn staat een replica van deze poort die aan de Zuilen van Hercules doet denken. De poort is in Babylon onderdeel van een groter gebouw. Het geheel doet aan de Tempel van Herodes in Jeruzalem denken. Met dit verschil dat de hemelsblauwe Isjtar Poort bekleed is met afbeeldingen van stieren en draken. We zouden er nachtmerries van krijgen. Isjtar presenteerde zich soms als een mannelijke god die een blauwdruk voor de Griekse afgod Heracles kon zijn. Ook werd ze door Gilgamesj aanbeden die eveneens een Babylonische variant van Heracles was. Het is dus legitiem om de Isjtar Poort met de Zuilen van Hercules te vergelijken. Pas later werden deze Zuilen door de Grieken op Gibraltar en de Monte Hecho geprojecteerd. In Babylon was ook een tempel met ‘zes poorten’ (Spence, 1916, p. 101). Net zoals er voor het beeld van Poseidon in diens tempel zes gevleugelde paarden stonden (Plato, Jowett vert. 1892, Kritias 116). In Handelingen 17 lezen we dat Paulus perplex was over de vele afgodenbeelden in Athene. In Babylon was het niet veel beter. Er waren ziggoerat tempels voor de diverse afgoden. Er waren tempels voor Anu en Ea maar ook voor Nebo en Bel die respectievelijk zoon en vader van elkaar waren (Spence, 1916, p. 102). Nebo werd ook in Jesaja 46:1 en Jeremia 48:1 genoemd. In Jesaja 46:1 werd ook Bel genoemd. Deze Bel was Bel-Marduk. Nebo werd ook in Borsippa, een voorstad van Babylon geëerd (Spence, 1916, p. 184). In Babylon was ook een tweelingtempel zoals Atlantis tweelingkoningen had. De tempel van Marduk stond te E-Sagila en de tempel van zijn zoon Nebo stond in E-zida (Spence, 1916, p. 250). We zien hier een imitatie van het Vader en Zoon principe dat we in de Bijbel tegenkomen. Misschien kunnen we Marduk en Nebo met de zon en Jupiter te vergelijken en ontstond zo de astrologie. Er is ook een oudere stad van Babylon opgegraven die aan Hammurabi toebehoorde (Spence, 1916, p. 376). Hij was een driftige maker van allerlei wetten waarin we de vele wetten van Atlantis maar ook de islamitische Sharia herkennen. Eerder merkte ik op dat de naam Hammurabi op die van Homeros lijkt. De Hangende Tuinen deden aan het heilige Altis bos bij de Griekse stad Olympia denken. Uiteraard trokken de tuinen ‘vogels’ aan, waardoor ze iets hemels kregen en het beeld van Babylon als de “Poort der Goden” compleet maakten (Hanna-Fatuhi, 2012, p. 105). In grote lijnen hebben we de composities van Babylon en Atlantis samengevoegd. Waren deze Hangende Tuin van Babylon de blauwdruk voor de mythe van de Tuin van de Hesperiden? Vast wel. In Daniël 2:38 werd Babylon het gouden hoofd genoemd, een titel die prima bij Atlantis paste.
Ballingschap
Na Egypte waren de Israëlieten voor de tweede keer in ballingschap. Babylon was zowel de oostelijke als de noordelijke dimensie van Tzafon (Studie van Klaas Goverts over Jeremia 1:13-15, zie bijlage C). Atlantis en Tzafon hadden dus iets met gevangenschap te maken, in het bijzonder met gevangenschap van de Israëlieten. Ik noem nog eens Odysseus die door de heks Kalypso op Ogygia gevangen was genomen. De Joodse ballingen waren thematisch gezien naar Atlantis afgevoerd (2 Koningen 25:6-7; 2 Kronieken 36:13-20) terwijl hun stamvader Abram ooit vanuit Atlantis naar Israël was getrokken. Het merkwaardige was dat sommige Babyloniërs het Judaïsme gingen omarmen (Saggs, geciteerd in Fatuhi, 2012, p. 112). Er ontstond met de herbouw van Babylon een nieuwe ordening van de samenleving in het Midden-Oosten die niet langer theologisch maar occult en humanistisch was. Wat wel vreemd was met zoveel Joodse aanwas in Babylon. Helemaal nieuw was deze ordening niet want Nimrod had hier ooit een voorproef van laten zien. Deze voorproef was echter cum laude mislukt. Met Nebuchanedzar was het eerste wereldimperium een feit.
Nebuchanedzars droom
In Daniël 2:31 kreeg Nebuchanedzar een droom over een groot beeld dat uit vier onderdelen bestond. In vers 32 lezen we dat het hoofd van dit beeld van goud was. Dit hoofd was Nebuchanedzar zelf en de bijbehorende hoofdstad was dus Babylon. Daniël legde de droom uit. Het beeld had met drie wereldrijken te maken die alle Babylon als hoofdstad hadden. Deze drie rijken zouden afgewisseld worden door een vierde rijk dat eveneens Babylon als hoofdstad had (Daniël 2:40). Dit vierde rijk zou zo machtig zijn dat het de hele wereld terroriseerde. Het Romeinse Rijk was een rijk dat tussendoor bestond want het had niet Babylon als hoofdstad. Het eerste rijk was het Babylon van Nebuchanedzar. Het tweede wereldrijk waren de borst en armen van het beeld. Deze armen en borst waren van zilver (Daniël 2:32). Ze stelden de opvolger van Babylon voor, namelijk het rijk van de Meden en Perzen. Wie de Meden precies waren, is niet duidelijk. Misschien waren ze de Koerden? Cyrus van Perzië was al door Jesaja voorzegd (Jesaja 44:28; 45:1). Hij zou Babylon platleggen en de Joden bevrijden. Hoewel Perzië, Babylon onder de voet zou lopen, was het politiek gezien minder sterk dan Babylon dat een monarchie was. Perzië was veel minder hiërarchisch bestuurd en om die reden minder machtig dan Babylon (Bultema, 2002, p. 90). Het derde koninkrijk werd geleid door een Macedoniër die Alexander de Grote heette (Daniël 2:39). Hij versloeg de Perzen en bevrijdde voor de zoveelste keer de joden. Ook verplaatste hij de hoofdstad van Griekenland naar Babylon. Het vierde koninkrijk dat Nebuchanedzar in zijn droom zag, werd in Daniël 2:40 beschreven. De benen en voeten waren van ijzer en een deel van de voeten was zelfs van klei. Mijn gok is dat het een alliantie van tien koningen in het Midden-Oosten betreft die in de Eindtijd Israël zal belegeren (Psalm 83; Daniël 2:41 en 7:7-8, 20, 24). Een dergelijk rijk heeft wel Babylon als hoofdstad. Mits Babylon dan eerst herbouwd is. En bij tien koningen denken we natuurlijk aan… Atlantis. Het vierde rijk van de Eindtijd is volgens Daniël 7:19, 23 totaal anders dan alle voorgaande koninkrijken. Ook de politiek van dit rijk is totaal anders dan we gewend zijn (Whitefield, 2013, p. 21, D. 1). Zelfs Nebuchanedzar kreeg er in Daniël 2 de stuipen van. In Daniël 2:42-43 lezen we dat dit rijk aan de ene kant angstaanjagend is maar dat het tegelijk ook innerlijk verdeeld is en als los zand aan elkaar hangt. Is dit niet exact wat het dualisme van Atlantis met de tweelingkoningen en de Zuilen van Hercules moet voorstellen. In Daniël 7:6 lezen we over de luipaardin die het Grieks-Macedonische Rijk van de Eindtijd voorstelt. Alexander veroverde even snel als een luipaard het Midden-Oosten. Daniël 7:6 correspondeert met Openbaring 13:2 waarin de luipaardin ook genoemd wordt. Anno 2019 kunnen we het ons nauwelijks voorstellen dat Griekenland-Macedonië binnen elf jaar een wereldmacht wordt met Babylon als de nieuwe hoofdstad. Toch is dit wat de Bijbel zegt. In Daniël 2:43 noemde Daniël een gefabriceerde mens. Was dit de antichrist? Paulus noemde hem in 2 Thessalonicenzen 2:3-4. In Daniël 2:43 werd ook de modder van Atlantis genoemd (Timaeus 25). Aan het hoofd van dit vierde rijk staat een magische figuur die de antichrist is. In Daniël 7:8, 11, 24 en 8:24-25 worden hem bovenmenselijke capaciteiten toegekend. We hoeven er niet bij te zeggen dat deze kerel (of vrouw?) tegen Israël tekeer gaat. Dit lezen we in Daniël 7:21, 25. In Daniël 2:34 en 7:24 lezen we dat de teruggekeerde Jezus dit vierde rijk gaat vernietigen. In Openbaring 171-8 lezen we over de val van Babylon. In Daniël 10:20 lezen we over een hemelse engel die een prins wordt genoemd en over Griekenland waakt. Deze hemelse prins deed aan Poseidon denken. Deze uiteenzetting doet in alle opzichten aan Plato’s Atlantis verhaal in Kritias 108-122 en Timaeus 21-25 denken. Nebuchanedzar was voor zover ik weet de eerste heiden die Atlantis voorzag maar dan wel in de toekomst. Nebuchanedzar en Plato resoneerden op een vreemde manier met elkaar. Nebuchanedzar heerste politiek en militair over de wereld, Plato deed dit later in filosofisch opzicht. Nebuchanedzar sprong in het gat dat door het uiteenvallen van de Joodse koninkrijken ontstaan was. Plato sprong in het filosofische gat dat door de Perzische overheersing van de Joden ontstond. Nebuchanedzar had zijn droom van God ontvangen (Daniël 2:28). Daniël had zijn visioen van God ontvangen. Plato had dezelfde materie op zijn bord gekregen maar alles in een omgekeerd schema. In het Atlantis verhaal was Athene de stad die aangevallen werd terwijl in Daniël 2 en 7 Griekenland de agressor is. Plato en Homeros hadden hun openbaringen waarschijnlijk van de Python Geest in Handelingen 16:16 ontvangen. Atlantis klinkt eerder als een “project” dat in de Eindtijd uitgevoerd wordt dan een eiland dat in zee kopje onder ging.
Steen
In Daniël 2:44-45 wordt een steen genoemd die zich losmaakte van een bergketen. Deze steen leek op de steen in de Sisyphos mythe en zou het beeld dat Nebuchanedzar gezien had, verpulveren. De steen leek ook op de last die Atlas op zijn schouders droeg. Waarschijnlijk was de steen Christus (Bultema, 2002, p. 96). Jezus verwees mogelijk naar deze steen in Lucas 20:18 en Mattheüs 21:44. Het beeld dat verpulverd wordt, deed aan het Dagon beeld denken dat omkukelde (1 Samuël 5:4). In dit geval is het de antichrist die door Christus verpulverd wordt. We zullen één ding niet vergeten: voordat Jezus binnenkort regeert, zullen eerst alle aardse koninkrijken verdwijnen om plaats te maken voor het koninkrijk van Jezus. Atlantis lag voorbij Gibraltar in zee. Volgens Plato heerste Atlantis over een groot deel van Europa en het Middellandse Zeegebied (Plato, Jowett, vert. 1892, Timaeus 25). Was Atlantis ook een wereldmacht in de Bijbelse betekenis? In dat geval moest Babylon de hoofdstad ervan zijn. Maar Atlantis lag voorbij Gibraltar. Dus hoe zat dat dan? Ook leken de vier rijken de vier fasen van Atlantis te weerspiegelen. Er was een fase waarin het eiland de oorlog tegen Athene verloor (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 108). Daarna was er een fase waarin het door een aardbeving in zee zonk (Plato, Jowett, vert. 1892 Kritias 108). Er was een fase waarin het eiland geen contact met de buitenwereld had (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 113). En er was een fase waarin er opeens scheepswerven en schepen opdoken. In het laatste geval was Atlantis zelfs een springplank naar Amerika (Plato, Jowett, vert. 1892, Timaeus 25). De vier fasen brachten Atlantis niet veel geluk, valt het u ook op? Deze vier fasen van Atlantis leken op de Babylonische onderverdeling van het menselijk lichaam (Danzel in Rank, 1989, p. 114).
Matzebah
In Daniël 3:1-7 lezen we over de aanbidding van een beeld dat Nebuchanedzar in Babylon had opgericht. Mogelijk was dit zo’n ‘matzebah’ (Woodrow, 1981, p. 40). Een ‘matzebah’ was zoals gezegd een obelisk die aan de Koningin van de Hemel gewijd was (Jeremia 44:17-19). Hij werd ook ‘hammanim’ genoemd (1 Koningen 14:23; 2 Koningen 18:4; 23:14; Jeremia 43:13; Micha 5:13; Jesaja 17:8; 27:9 in Woodrow, 1981, p. 40). In elk geval correspondeerde dit beeld met het beeld van Poseidon dat in de tempel op Atlantis stond (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 116). Ook correspondeerde het beeld van Nebuchanedzar met het beeld dat de antichrist in de tempel zal plaatsen. Dit keer zal de locatie echter Jeruzalem zijn (Openbaring 13:15).
Nebuchanedzar psychotisch
In Daniël 4 kreeg Nebuchanedzar op zijn sodemieter. Hij werd psychotisch en vrat gras. De rest van de koeien in het weiland zal hem raar hebben aangestaard? Wat was dit voor vreemde koe? Dit was Gods straf voor hem omdat hij kapsones gekregen had. Hij torende hoog boven de andere volken uit (Daniël 4:1-3). God bracht hem ten val. Zijn val leek op de val van koning Atlas van Atlantis. We hebben al zoveel overeenkomsten gevonden tussen Babylon en Atlantis dat we eigenlijk niet verder hoeven te zoeken. Maar dit doen we lekker wel. Het enige verschil tussen beide waren tijd, plaats en de rare wezens. De Anakim speelden blijkbaar geen rol meer in Babylon, terwijl de Filistijnen nog wel in Ezechiël 25:16 genoemd werden. En met Nebuchanedzar kwam het ook weer goed. Het gras smaakte blijkbaar niet zo lekker als de maaltijden die hij aan het hof gewend was. God haalde hem weer uit zijn psychotische toestand. En dit niet alleen maar Nebuchanedzar werd ook weer koning. Niettemin was hij heel diep gevallen, wat een les voor alle onderdrukkers is. Zij zullen hetzelfde lot tegemoet zien. In Daniël 4:13, 17 en 23 werden de “wachters” genoemd die over de mensheid waakten. Het klinkt alsof deze wezens de tegenhangers van de gevallen engelen in Genesis 6 waren (Zie Judas 6, 2 Petrus 2:4) en aan God trouwe engelen waren die gelukkig het beste met ons voor hebben.
De val van Babylon
De opvolger van Nebuchanedzar heette Belsazar. In Daniël 5:4 organiseerde hij een feestmaal waarbij hij het geroofde tempelgerei uit Jeruzalem voor het feest gebruikte. Het was meer dan een feestmaal want het feest was een ode aan de goden van goud en zilver. Er werd vooral wijn gedronken (vers 4) terwijl Babylon zelf de Gouden Wijnbeker genoemd werd (Jeremia 51:7). In Daniël 5:11 lezen we opnieuw over tovenaars en waarzeggers in Babylon. Het feestmaal sloot hierop aan. Dit was een Babylonische Bel-Marduk festijn en een directe provocatie van Yhwh. Uiteraard zag Yhwh dit en even later verscheen er vanuit het niets een hand die wat graffiti op de paleismuur kliederde: ‘Mene, Mene Tekel, Upharsin’ (Daniël 5:25 in Bultema, 2002, p. 162). Het Spaanse woord voor hand is “mano”. In het woord “Mene” herkennen we ook weer de namen van koning Minos van Kreta, van Agamemnon en van Farao Menes. De woorden maan en money hebben ook met “M-n” te maken. De Egyptische krijgsgod ‘Min’ droeg ook ‘het symbool van de hoge hand’ (Van der Valk, 1930, p. 261). Was dit een deja vû met de Exodus uit Egypte en een hint naar een aanstaande tweede Exodus uit Babylon? Waarschijnlijk wel. Om een zijstap te maken: het zou zomaar kunnen dat de drie piramiden van Gizeh inderdaad weegschalen voorstellen die de goede en slechte daden van overleden mensen wogen (Wilkinson in Hislop, z.j. hoofdstuk 4, sectie 2: Rechtvaardiging door werken, alinea 10). Daniël wist wat deze tekst betekende: diezelfde nacht zou Babylon vallen. Het rijk van Belshazzar was te licht bevonden. Het leger van Perzië stond voor de poort (Daniël 5:31). God had dit leger op Babylon afgestuurd. Erich Sauer merkte op dat dit voor het eerst was dat de Indo-Germaanse kinderen van Jafet het Semitische Babylon onder de voet liepen (Sauer, 1940, p. 83). Of dit helemaal klopt, weet ik niet aangezien Elam (Perzië) ook een zoon van Sem was (Genesis 10:22). Volgens Lewis Spence ging Babylon onder aan de valse afgoderij van goden die feitelijk demonen waren (Spence, 1916, p. 377). Dit is ook wat Psalm 96:5 ons leert. Atlantis ging op een vergelijkbare manier ten onder. De Britse Schilder John Martin schilderde zijn klassieke schilderij De Val van Babylon. Hij koppelde Babylon vooral aan corruptie (Elshout [knakker], 2018-ll, 11:18; Lang, 2012, p. 180). Henry Coller schilderde over Babylon dat in handen van de Meden en Perzen viel. Zijn print is op de omslag te zien van Andrew P. Scheils’ boek Babylon under Western Eyes: A Study of Allusion and Myth.
Elam (Perzië)
De ballingschap in Babylon had zeventig jaar geduurd. Waarom zeventig jaar? Dit had te maken met de sabbatten die in de eeuwen ervoor niet gehouden waren (Piet, 2015-l; Sauer, 1940, p. 132). In de nieuwe episode in Daniël’s leven viel Daniël opeens onder de Perzische heerschappij (Daniël 6:28). Cyrus (Koresh) was de koning van Perzië. Dan was er ook een Darius. Misschien was hij een veldheer van Cyrus? Of was Darius de oom van Cyrus (Newton, 1859, p. 24)? E.W. Bullinger ging dieper op de vraag in wie de Perzische koningen waren (Bullinger, z.j.-a, bijlage 57). In het boek Daniël gebeurde een aantal belangrijke dingen achter elkaar. Allereerst gaf Cyrus aan de Israëlieten de opdracht om terug te keren naar hun land. En dit niet alleen; ze zouden ook de tempel herbouwen. Dit decreet kwam op de dag af zeventig jaar na de wegvoering van de Israëlieten naar Babel, duizend jaar na de Exodus uit Egypte en 3500 jaar na de schepping van Adam (2 Kronieken 36:21) (Piet, 2015-l, m). In Daniël 9:21 kreeg hij de engel Gabriël op bezoek. Geloof ik dit? Ja. Maar het gaat mijn pet wel te boven. In Daniël 9:24-25 krijgen we van Gabriël een ingewikkeld verhaal te horen. Er zouden nog zeventig jaarweken volgen vanaf het decreet van Cyrus. Een jaarweek was een periode van zeven jaar. Omgerekend zijn dit 500 jaar, ‘inclusief tien jubeljaren’ (Piet, 2015-n). En waar eindigde deze 500 jaar? Om een beetje op de zaken vooruit te lopen zal ik u dit verklappen. Deze periode eindigde bij de steniging van Stefanus, gevolgd door een jubeljaar. Waarna de bediening van Paulus begon (Piet, 2016-d). Waarom is dit belangrijk? Als we weten wanneer Stefanus gestenigd en Jezus gekruisigd was, kunnen we 2000 jaar verder tellen en vaststellen wanneer de Eindtijd vermoedelijk begint. Maar zover zijn we nog niet. Het lijkt erop dat God in termijnen van duizend jaren rekent, waarin intervallen van 500 jaar te onderscheiden zijn. De Exodus uit Babel vond exact op de dag af duizend jaar na de Exodus uit Egypte plaats. In het midden hiervan stond de tempel van Salomo.
Alexander
In Daniël 8:21 voorzag Daniël de koning van Griekenland die de Perzen zou overwinnen. Enkele eeuwen later zou inderdaad Alexander de Grote de Perzen verslaan. Dan pas waren de Joden echt vrij. Weliswaar hadden de Perzen de Joden uit Babylon bevrijd maar nu waren de Joden immers onder het juk van de Perzen terechtgekomen.
Hemelse prinsen
Daniël is in meer opzichten een merkwaardig boek. We komen er “hemelse prinsen” in tegen die de hemelse tegenhangers van de aardse machthebbers zijn. Ongeveer zoals Isis alias Semiramis een hemelse koningin was (Jeremia 44:17-19; Dibelius in Ferguson, 2003, p. 274). In Daniël 10:4 was Daniël aan de rivier de Hiddekel (Tigris?) waar hij door de hemelse prins van Perzië werd tegen gehouden. We komen iets vergelijkbaars tegen in de mythe van de Perzische profeet Zarathoestra die aan de oevers van de rivier de Amu Darja een visioen van Ahura Mazda kreeg (Zarathustra, z.j.). Na dit visioen stichtte hij een nieuwe religie waarin een goede en kwade god (Ahura Mazda en Ahriman) elkaar in de haren vlogen. De blauwdruk voor dualisme was hiermee geboren (Zarathustra, z.j.). We zagen echter dat het dualisme al in Babylon aanwezig was in de vorm van een mannelijke en vrouwelijke afgod. Het christendom had dit dualisme later overgenomen en van satan een tegenspeler van God gemaakt in plaats van een marionet van God. Tot op de dag van vandaag zijn er nog aanhangers van deze Zoroaster religie (Let op “Zorro” in Zoroaster). Toen ik in 2011 in Yazd (Iran) was, zag ik ruïnes van deze aanhangers. Mijn suggestie is dat Zarathoestra geen mens maar een Titaan was die het zoveelste Bijbelse symbool in de mythe plakte. Daniël werd aan de Hiddekel ook met deze hemelse wezens geconfronteerd. Zo is er een hemelse prins van Israël die Michaël heet (Daniël 10:13). Er is een hemelse prins van Griekenland en Macedonië (Daniël 10:20). Hij was de hemelse macht achter het succes van Alexander de Grote. Deze hemelse prins van Griekenland resoneerde op een vreemde manier met Odysseus. Zo was er dus ook een hemelse prins van Perzië (Daniël 10:13). De Perzen noemden hem Ahura Mazda maar de Israëlieten noemden hem Abaddon (Openbaring 9:11). Deze Ahura Mazda was in feite een kloon van Ausar. De Achaemenieden (Perzen) transformeerden Assur tot hun afgod, Ahura Mazda (Fatuhi, 2012, p. 139). Inderdaad noemden de Perzen hun afgod Ahura Mazda, die dezelfde was als Marduk, Jupiter en Zeus (Sauer, 1940, p. 208). Hij was ook dezelfde als Baäl-Zafon. Welke conclusies we hieruit kunnen trekken is niet zeker. De kans is groot dat niet alleen onze machthebbers hemelse tegenhangers hebben maar wij allemaal. En dit niet alleen maar ook hebben de aardse natiën mogelijk hemelse tegenhangers. Misschien is er een hemels Apeldoorn, Düsseldorf en Brugge? In Openbaring 5:11 lezen we ook over onze hemelse tegenhangers die voor de Troon van God staan. En dit niet alleen maar er staan ook dieren voor de troon. Zij zijn de hemelse vertegenwoordigers van de aardse dieren. Onze regeringsleiders hebben dus hemelse tegenhangers die zich bovendien met de aardse zaken bemoeien. Jezus zinspeelde hier ook op in Johannes 19:11. En wat wilde deze hemelse prins van Perzië eigenlijk? Aan Daniël was geopenbaard dat de joden naar hun eigen land konden terugkeren en dat de 70 jaar ballingschap erop zat. God zou zelf terugkeren naar Jeruzalem en de tempel zou herbouwd worden. Cyrus zou hiervoor de goedkeuring verlenen. En dit was wat de hemelse Prins van Perzië probeerde tegen te houden. Net zoals Odysseus op Ogygia uit de handen van de heks Kalypso werd gered, zo werden de Israëlieten uit Babylon bevrijd.
Vier dieren
In Daniël 7 kreeg Daniël een visioen dat over dezelfde materie ging als de droom die Nebuchanedzar eerder had gehad. In Daniël 7 werden vier dieren genoemd, een leeuw, beer, luipaard en een monster. Bij een monster denken we aan een draak. Deze vier dieren worden ook in Openbaring 13 en 17 genoemd. Deze dieren hadden betrekking op vier opeenvolgende koninkrijken waarbij het laatste dier het monster uit de zee is. Dit is het Griekse rijk van de Eindtijd dat op Atlantis lijkt (Daniël 7:40). Het wilde dier dat in Openbaring 13:1-2 genoemd werd, leek op het derde dier dat een luipaard was. Dit luipaard stelde het rijk van Alexander de Grote voor dat Babylon als hoofdstad had, net als de eerste twee koninkrijken. Het vierde rijk van de Eindtijd zal opnieuw een Grieks imperium zijn, ook al kunnen we ons dit anno 2019 nauwelijks voorstellen. Vanwege een reeks van bezuinigingsmaatregelen ligt Griekenland op de pijnbank. Toch gaat er op korte termijn in Griekenland een nieuwe Alexander opstaan die zijn hoofdkwartier in herbouwd Babylon vestigt. In Daniël 11:2 noemde de engel Gabriël drie koningen van Perzië en een vierde die hen op zou volgen. Dit waren Cyrus, Camdyses, Darius I en Xerxes I (alias Ahasveros). Darius was mogelijk Ataxerxes en Cyrus wordt in de schrift ook wel Koresj genoemd. Engelen kunnen dus een beetje in de tijd vooruit kijken, maar hoever, weten we niet. We maken eruit op dat God zijn plan voor de toekomst al klaar had. En dus bestond de toekomst al! Deze engel Gabriël kwam eeuwen later bij Maria van Nazareth op bezoek. Met Cyrus van Perzië (Elam) zijn we aan het einde van een episode gekomen die afgezien van Kaftor en Tarsis met de Levant te maken had. In de laatste etappe van 500 jaar zullen we in de Griekse wereld en de wereld van Jezus terechtkomen. Nebuchanedzar en Daniël kregen hun dromen en visioenen van God (Daniël 2:28). Ze zagen hetzelfde Atlantis als waar Plato over verhaalde maar in een omgekeerd schema (Elshout, 2019-d). In Daniël 7:19 lezen we dat dit Griekse Vierde Rijk klauwen van “koper” heeft. Dit koper resoneert met het aurichalcum dat de tempel van Poseidon op Atlantis sierde (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 116, 119). Het derde koninkrijk van Alexander de Grote werd in Daniël 2:39 met “koper” vergeleken en had eveneens Babylon als hoofdstad. Het vierde koninkrijk is daarom ook Grieks-Macedonisch van karakter. Het kan niet anders of de Python geest in Handelingen 16:16 had Plato aangespoord om het Atlantis verhaal zo op te schrijven dat het een gespiegelde versie van Daniel 2:40 en 7:23 was. Herodotus had alleen losse elementen uit het Atlantis verhaal in zijn boek De Historiën opgeschreven. Hij schreef over Tyrus, Saïs en Babylon maar niet over Jeruzalem of een Vierde Rijk van de Eindtijd. De kans is groot dat de pythongeest in Handelingen 16:16 Plato beïnvloed had om de materie in Daniël 2 en 7 in een Atlantis mythe te spiegelen. Atlantis heeft alle trekken van dit Griekse vierde Eindrijk maar ook van het eenzame Israël dat 3,5 jaar door dit Eindrijk onder voet gelopen wordt (Daniël 7:21, 25). Jeruzalem is immers omringd door een metaforische zee van vijandige volken (Psalm 2). De komende Alexander gaat zijn beeld in de derde tempel in Jeruzalem plaatsen. Om die reden denk ik dat Troje Eindtijd Jeruzalem is waar we Eindtijd Babylon doorheen zien schijnen. Atlantis was geen eiland maar een duivelse vorm van Grieks imperialisme. …wie zei er dat de Bijbel geen objectieve maatstaf is om Atlantis te ontdekken…
Betrouwbaarheid
Net zoals met alles in de Bijbel lag het boek Daniël ook onder vuur van zelfbenoemde sceptici die meenden dat er later van alles aan toegevoegd was. Maar drs. J. G. Van der Land schreef dat het boek Daniël een grote consistentie vertoont. Uit het boek blijkt duidelijk dat Daniël de overgang van Babel naar het Perzische rijk van dichtbij had meegemaakt. Ook ‘de literaire kenmerken’ in het hele boek zijn ‘dezelfde’ (Van der Land, z.j.-b, hoofdstuk 13. De historische betrouwbaarheid van Daniël, p. 77). Ik schreef het al eerder. Met de val van het Babylon van Nebuchanedzar door het leger van Cyrus de Grote werd letterlijk en figuurlijk een tijdperk afgesloten. Deze Babylonische wereld van Sanherib, Sargon en Nebuchanedzar is voor onze generatie anno 2019 net zo vreemd als de planeet Mars waar we ook rare beelden van opvangen (Hoagland & Torun, 1989).
Italië
Afgezien van Tarsis lezen we tot nu toe in de Tenach weinig over Europa. Als we het Oude Testament lezen, lijkt het of Europa helemaal niet bestond. Toch waren er al contacten tussen de wereld van de Bijbel en Europa. Dit weten we uit buiten-Bijbelse bronnen. In de tijd van Koning Salomo kwamen we koning Hiram tegen. Na Hiram kwamen Hiram II en Hiram III van Tyrus. Van één van deze Hirams weten we dat hij een brief in het Etruuskisch aan de ‘koning van Lavinia’ schreef (Fell, 1977, p. 102). Lavinia lag in Italië bij het huidige Rome. De brief zou uit ‘550 voor Christus’ dateren (Fell, 1977, p. 102). Waarschijnlijk ging het hier om Hiram III. Vijfhonderd jaar voor de geboorte van Jezus was Rome al in zicht.
Brazilië
Deze zelfde koning Hiram III van Tyrus stuurde waarschijnlijk ook expedities rond Afrika. Soms raakten de schepen uit koers waarna ze helemaal in… Brazilië terechtkwamen. Zo is er de beroemde inscriptie in de Paraiba steen die in de buurt van Rio de Janeiro gevonden werd. De betreffende schipbreukelingen schreven dat hun koning Hiram was en dat ze uit Ezion-Geber kwamen. Ze hadden ‘twee jaar’ rond Afrika gevaren (Bedard, 2015; Fell, 1977, p. 111). Ook werd hun afgod, Astarte genoemd. De Hiram die hier genoemd werd, was waarschijnlijk Hiram III van Tyrus. Hij leefde vijfhonderd jaar na de eerste Hiram die met koning Salomo optrok. Resteert de vraag of deze inscriptie een hoax was? Waarschijnlijk niet. Volgens Cyrus Herzl Gordon was de tekst authentiek (Gordon in Bedard, 2015; Gordon in Fell, 1977, p. 111). Sommigen meenden op grond van deze Paraiba inscriptie dat Ofir, ‘Amerika’ was (Evenboer, 2014, p. 246-247). Maar Ofir was Opis aan de Tigris. Uit deze Paraiba inscriptie blijkt dat er Kanaänieten in Brazilië gestrand waren. Ze hadden zeker geen lijndienst op Brazilië. Ze wisten duidelijk niet waar ze waren, behalve dat ze heel ver uit de koers waren geraakt.
Deel V
De zeventig jaarweken
Episode 1
Van Cyrus tot Herodes de Grote
47
De Zeventig Jaarweken
In Daniël 10:1 werd voor het eerst de volle naam, Perzië genoemd. De naam wordt verder genoemd in Ezechiël 38:5 en Ezra 1:1. Tot dusver werd steeds de naam Elam gebruikt. Ik ken genoeg Perzisch om te weten dat Elam “aankondiging” betekent. We zien dus dat Perzië in de Bijbel gaat leven en een eigen ontwikkeling door maakt. De nieuwe hoofdstad na Babylon werd Susa dat in het zuiden van Iran lag. Met de komst van Cyrus, werden ook de zogenaamde 70 jaarweken geïntroduceerd (Piet, 2015-n; 2016-a). Dit was de laatste etappe tot aan de zalving van Jezus en vervolgens de steniging van Stefanus. Niet de geboorte van Jezus was in deze etappe een ijkpunt, maar diens doop in de Jordaan. Cyrus gaf het decreet om de tempel te herbouwen (2 Kronieken 36:22-23). Dit gebeurde onder de leiding van Zerubbabel.
Een jaarweek
Een jaarweek was een periode van zeven jaar waarbij een jaar 360 dagen telde. In Leviticus 25:8 worden zeven jaarweken genoemd. Dit zijn dan 7 x 7 = 49 jaar. Hierna volgde er een jubeljaar waarin alle schulden werden kwijtgescholden. Dit was het vijftigste jaar. In Daniël 9:24-25 worden zeventig jaarweken genoemd. Zeventig jaarweken zijn dus 70 x 7 = 490 jaar. Als we er tien jubeljaren bij op tellen dan hebben we een etappe van 500 jaar (Piet, 2016-a). De laatste jaarweek van zeven jaar begon met de doop van Jezus en eindigde met de steniging van Stefanus (Piet, 2016-b, c).
Etappes
De zeventig jaarweken bestonden uit drie etappes (Piet, 2016-a). De eerste etappe besloeg zeven jaarweken van in totaal 49 jaar. In deze tijd werd de tempel in Jeruzalem herbouwd, gevolgd door een jubeljaar. Dan bleven er volgens Daniël 9:25 nog 62 jaarweken over. Deze etappe begon na afloop van de tempelbouw en eindigde bij de doop van Jezus in de Jordaan. De derde etappe was de genoemde laatste jaarweek. Deze laatste jaarweek ligt niet in de Eindtijd zoals veel gelovigen altijd dachten. Maar deze eindigde met de steniging van Stefanus. Samengevat beslaat de periode van de zeventig jaarweken dus de periode vanaf het decreet van Cyrus tot aan de steniging van Stefanus, gevolgd door een jubeljaar. In dit traject kwam de Griekse filosofie op, kwam het Romeinse Rijk op, en werd Cleopatra 7 geboren. Dover was al een kleine stad en Venetië exporteerde al wijn naar Engeland, nog voordat Jezus geboren werd. In deze periode ontstond ook het Atlantis verhaal.
48
Esther
Esther leefde na Daniël en tijdens de regeerperiode van Ahasveros (Esther 1:1). Deze Ahasveros was waarschijnlijk Xerxes (De Graaf, 2019, p. 12) wiens rijk zich uitstrekte van Kus (Zuid-Egypte) tot India (De Graaf, 2019, p. 12). Waarschijnlijk leefde Esther tijdens de eerste groep van ‘ballingen’ die uit Babylon terugkeerde naar Juda (De Graaf, 2019, p. 12). Ze leefde tussen Ezra 6 en 7 en zeker tussen Daniël en Plato. In het Hebreeuws heette ze Hadassa. Esther was zelfs met Ahasveros getrouwd en zodoende een Joodse koningin aan het Perzische hof geworden. Deze koning Ahasveros werd al in Daniël 11:2 voorzegd maar was een andere dan de Ahasveros die in Daniël 9:1 genoemd werd (De Graaf, 2019, p. 12). Opvallend was het dat deze koning Ahasveros zijn troon in Susan had staan en blijkbaar niet langer in Babylon (De Graaf, 2019, p. 12). Esther had het aura van Rebekka, de Koningin van Sheba, de hoer Rachab en van Tamar in Genesis 38. Een paar zaken zijn relevant voor ons onderzoek. In het boek Esther dook een persoon op die Haman heette. Hij was een antisemiet en in Esther 3:1 werd hij een Agagiet genoemd. In 1 Samuël 15:8 werd Agag een koning van de Amalekieten genoemd. Dat de nazaten van de Amalekieten in Perzië (Iran) terechtkwamen is wel bijzonder. Is in onze tijd de terreurbeweging Hamas een geïnstitutionaliseerde kloon van Haman? Misschien wel. In het boek Esther lezen we hoe Haman een plan beraamde om alle Joden in Perzië uit te roeien. Het lukte Esther om dit te voorkomen. Uiteindelijk werden Haman en zijn tien zonen opgehangen. De tien zonen klinken als de koningen van Atlantis terwijl Haman de geest van koning Atlas had. Waarmee gezegd is dat Atlantis bij uitstek een antisemitisch eiland was. Iets anders is dat er een “Mars Gezicht” achtige berg in Iran is die “Malik Shah Tepe” heet (The University of Chicago, 2014-b, hoofdstuk ‘Aerial Surveys’, G9, AE 762 & 764). Over Mars-Cydonia gaan we het nog hebben. Als de Malik Shah Tepe uit de tijd van Esther stamt, dan hebben we misschien indirect toch een link met Atlantis gevonden. Het decor in Esther werd op een bepaald moment zo duister dat God er alleen in ‘zinspelingen’ in voorkwam (De Graaff, 1993, p. 314). De mythe imiteerde het boek Esther met de afgoden Isjtar (Astarte) en Marduk. Marduk was een imitatie van Mordechai die naast Esther een andere Joodse hoofdrolspeler in de burcht van Susan was. Uiteraard kwamen beiden elkaar tegen. Mordechai werd zelfs haar pleegvader. Andersom kunnen we het zo zien dat God ook deze mythische symbolen in aardse personen condenseerde. Toen de mythe Pelias, Isjtar en Marduk bedacht had God al Paulus, Esther en Mordechai in blauwdruk klaar liggen. In Esther 1:1; 8:9 werd India genoemd. De overeenkomsten met de Shoah zijn er ook. Zoals Hama een decreet uitvaardigde om alle joden te vernietigen zo werd bijna 2400 jaar later tijdens de Wannsee conferentie hetzelfde beklonken (De Graaf, 2019, p. 51-52). Het boek Esther geeft goed inzicht in de mechanismen achter de Shoah. Ook historisch beschouwd is het een belangrijk boek. Ik was drie keer in Iran waar ik uiteraard met hun geschiedenis van Xerxes I werd dood gegooid. Nu pas begrijp ik dat hij Ahasveros was en dat Esther zijn vrouw was. God zorgde er speciaal voor dat Esther koningin werd om haar volk van het decreet van Haman te kunnen bevrijden (Esther 4:13-14 in De Graaf, 2019, p. 59). Voor verdere informatie over Esther verwijs ik u naar de serie van Sebastiaan de Graaf in het tijdschrijft Amen.nl. Voor zover ik weet begon de reeks in Amen 106 (De Graaf, 2013). Inmiddels is zijn studie in boekvorm geschreven met als titel Het Bijbelboek Esther (Everread, Wijk bij Duurstede, 2019).
49
Herbouw van de tempel
De terugkeer van de Joodse ballingen uit Babylon onder de regie van Cyrus, staat beschreven in het boek Ezra. In Ezra 1:1-4 lezen we dat Yhwh de geest van Cyrus opwekte om de Joden in Babylon te bevrijden. In 2 Kronieken 36:21 lezen we over de reden van deze zeventig jaar van ballingschap. Ten eerste moest de profetie in Jeremia 1:1-3 vervuld worden. En ten tweede kreeg het land zijn zeventig sabbatten terug die met vijfhonderd jaar correspondeerden (Piet, 2015-l; Piet, 2016-m/n). Iedere vijftig jaar zou het land zeven sabbatsjaren vergoed krijgen. Vijfhonderd jaar eerder had Salomo van Yhwh te horen gekregen dat de tempel in de toekomst verwoest zou worden (2 Kronieken 7:20-21). Nu, vijfhonderd jaar later, verklaarde Cyrus openlijk dat Yhwh de God van de hemel was en dat Zijn aardse huis in Jeruzalem hoorde te staan. In 2 Kronieken 36:23 en Ezra 1:1-4 gaf Cyrus de opdracht om de tempel in Jeruzalem te herbouwen. Dit was op de dag af 3500 jaar na de schepping van Adam en duizend jaar na de Exodus (Piet, 2015-l/m). Ook Jesaja had al voorzegd dat Cyrus deze opdracht zou geven (Jesaja 44:28). Het kon niet anders of Cyrus had deze profetie gelezen toen hij met Daniël te maken kreeg. Hij vervulde dus de profetie die hij over zichzelf had gelezen (Josephus in Piet, 2015-m). Ook twee andere profeten hadden deze herbouw van de tempel voorzegd: Haggai en Zacharia (Haggai 1:1-8; 2:23). In Ezra 5-6 lezen we over de voortgang van de herbouw. De dure dingen die Nebuchanedzar ooit uit Jeruzalem had gejat en naar Babylon (en Opis/Ofir?) had gebracht, gingen nu retour. De eerste groep van terugkeerders werd begeleid door Zerubbabel (Ezra 2:2) die we niet zullen verwarren met zijn naamgenoot in 1 Kronieken 3:19. Cyrus benoemde deze Zerubbabel tot gouverneur van Juda (Haggai 1:1). En onder zijn toezicht werd al snel met de herbouw van de tweede tempel begonnen. Veel ballingen, onder wie een nieuwe generatie, wilden niet eens terug naar Juda. Ze hadden blijkbaar een nieuw leven in Babel opgebouwd. Toch begon een selecte groep van terugkeerders aan de herbouw van de tempel (Ezra 3:8-9; Nehemia 7:7; 12:1). De bouw van de tempel werd door de lokale bevolking tegengewerkt (Ezra 4:4-5). Zij waren de Samaritanen en een mix van achtergebleven joden en Assyriërs. De Perzen steunden de bouw financieel (Josephus, Antiquities of the Jews, boek 11, hoofdstuk 1, Whiston, vert. z.j.). Toen het te lang duurde, trokken zij zich terug (Ezra 4:17-23). Gesteund door de voorzegging van Haggai werd de tempel alsnog afgebouwd (Ezra 6:15). Deze tempel was een slap aftreksel van de tempel van Salomo. Veel Israëlieten zullen teleurgesteld zijn geweest. Een ander groot verschil met de eerste tempel was dat de Ark van het Verbond nergens te bekennen was. Haggai had echter voorzegd dat dit gebouw ooit de eerste tempel naar de kroon zou steken (Haggai 2:9). Wat men toen niet wist, was dat krap 500 jaar later Herodes de Grote de tempel uit zou bouwen. En… dat Jezus Christus deze tempel binnen zou gaan (Lucas 2:22, 46; 19:45). Nehemia hoorde bij de laatste groep van ballingen die terugkeerde. Onder de ballingen bevond zich ook de profeet Zecharia die in Zacharia 9:1-8 Alexander de Grote voorzegde. In Zacharia 9:1 betekent het woord “massa”, “last”. Het ging hier over de last die over de heiden volken werd uitgesproken. In Jesaja 13:1 kwamen we dit woord ook al tegen. De naam Nasa was van het woord massa afgeleid en betekent ‘omhoog tillen’ (Bultema, 1981, p. 152). In Zacharia 9:9 lezen we de voorzegging over Jezus die op een ezelin Jeruzalem binnen waggelt. En in Zacharia 5:11 voorzegde hij de herbouw van Eindtijd Babylon aan de Eufraat. Feitelijk was er hier sprake van een tweede Exodus die vanuit Babylon op gang kwam en richting Juda stroomde. Het was Jesaja die deze tweede Exodus al voorzegd had (Jesaja 40:3-5, 41:17-20, 42:14-16, 43:1-3, 43:14-21, 48:20-21, 49:8-12, 51:9-10, 52:11-12, 55:12-13, Fischer & Zillessen in Anderson & Harrelson, 1962, p. 181-182, noot 9). Volgens Gerhard von Rad, volgde op de terugkeer van de ballingen uit Babylon, de vorming ‘van een nieuw Israël naar het oude model’ (Jesaja 52:1, Von Rad in Anderson & Harrelson, 1962, p. 184, noot 11). Deze Exodus vond op de dag af duizend jaar na de Exodus uit Egypte plaats. In Timaeus 23 lezen we een onsamenhangend relaas over de stichting van Athene, 8000 dan wel 9000 jaar voor Plato (Plato, Jowett, vert. 1892). Had deze duizend jaar met de tijd tussen de eerste en tweede Exodus te maken? In Zacharia 1 t/m 6 staan de zogenaamde “nachtgezichten” die over de tijd vlak voor, tijdens en vlak na de Eindtijd gaan. Bij een nachtgezicht denken we aan tzafon. In Zacharia 5:11 lezen we over de herbouw van Babylon in de Eindtijd. In Zacharia 14 lezen we over de plundering van Eindtijd Jeruzalem. In vers 14:4 lezen we hoe de Olijfberg naar het oosten en westen splijt als Jezus erop staat.
50
Herodotus
Herodotus van Halicarnassus was een Griekse geschiedschrijver. Volgens de traditie leefde hij vlak voor Plato (Herodotus, z.d.). Zeker weten doen we dit niet want er worden verschillende data genoemd. Het is zelfs de vraag of hij echt bestaan heeft. Voor het gemak nemen we zijn belangrijkste werk onder de loep: De Historiën. Hierin schreef hij over zijn reizen naar Babylon, de Nijldelta en Tyrus. Dit zijn nu net de ingrediënten die interessant zijn voor ons onderzoek. Over Babylon schreef hij in boek 1:192-200 (Godley, vert. 2012; Herodotus, geciteerd in Van der Crabben, 2012, boek 1:192-200). Hij schreef dat er een ‘gouden beeld van Zeus’ in diens tempel in Babylon stond. (Herodotus, Historiën, Godley, vert. 1920, 1.183). Of dit waar is weten we niet want hij zou deze informatie van de Babyloniërs zelf verkregen hebben. In elk geval koppelde hij Zeus aan de Babylonische afgod Bel-Marduk. Over Egypte schreef hij in boek 2:35-44 (Herodotus, Historiën, Godley, vert. 1920). Over Tyrus schreef hij in boek 2:35-44 (Herodotus, Historiën, Godley, vert. 1920). In Tyrus zag hij ‘twee pilaren’ van ‘goud’ en ‘smaragden’ en een grote pilaar die ‘‘s nachts scheen’ (Herodotus, Historiën, Godley vert. 1920, boek 2:44). In Jesaja 6:2, 6 betekent het woord Nachash ‘brandend’ (Bullinger, z.j.-a, bijlage 19). De serpent in Genesis 3 werd ook met “nachash” aangeduid. De tempel in Tyrus had ongetwijfeld een duivelse oorsprong. Merkwaardig was het dat Herodotus en Plato beiden over Saïs in Egypte schreven maar niet over de sfinx in Caïro. Ook is het merkwaardig dat Herodotus de fysieke dimensies van Atlantis noemde, Tyrus en Babylon terwijl Plato “plotseling” over een mysterieus eiland begon te kletsen dat in het westen lag. Waar ging het mis tussen Herodotus en Plato?
In de tijd van Herodotus werd er al met grote getallen gesmeten al bleef men voorzichtig met de duizenden jaren in plaats van met de miljoenen en miljarden jaren die onze generaties aan de schepping toevoegen. De tempel van Tyrus was volgens de overlevering even oud als de stad en ‘2300’ jaar eerder gebouwd (Herodotus, Historiën, Godley vert. 1920, boek 2:44). Dan zitten we in de tijd voor Abraham toen er nog geen tempels waren behalve misschien de ene in Babylon. Volgens Herodotus was Heracles een ‘oude god’ (Herodotus, Historiën, Godley vert. 1920, boek 2:44). In mijn onderzoek volg ik een andere uitleg. Volgens ene M. Le Clerc kwam de naam Heracles van het Syrische woord ‘Haro-kel’ dat ‘koopman’ betekende (Le Clerc in Van Hemert & Daalberg, 1806, p. 127). (Waarschijnlijk werd hier Martin Davidson le Clerc bedoeld?). Deze tempel pilaren kon Plato in zijn Atlantis verhaal tot de Zuilen van Hercules verwerkt hebben. Het was ook deze tempel die later door Alexander de Grote verwoest werd op een manier die op de ondergang van Atlantis leek (Ezechiël 26-27). Volgens Herodotus was Poseidon een Libische god (Herodotus, Historiën, Godley vert. 1920, boek 2:50). Vanuit de Bijbel weten we dat Poseidon, Dagon, de god van de Filistijnen was. Later keerde Herodotus terug naar de Nijl delta waar volgens hem een tempel aan Athena gewijd was (Herodotus, Historiën, Godley vert. 1920, boek 2:59). Atlantis was in dat geval een allegaartje van Tyrus, Babylon en de Nijldelta op basis van de reisverslagen van Herodotus. In boek 2, vers 62 noemde hij Saïs waar het ‘Feest van de Lampen’ gevierd werd. Ter vergelijking: in Openbaring 18:23 worden de lampen van Babylon genoemd. We komen in een paar verzen van boek 2 diverse symbolen van Plato’s Atlantis verhaal tegen. Het kan goed zijn dat deze mix later bij Plato op het bord terechtkwam. Waarna hij er een nieuw Atlantis verhaal van maakte. Kanttekening is dat Herodotus niet nadrukkelijk naar een Rijk van de Eindtijd verwees. Saïs, Tyrus en Babylon waren in zijn geschiedschrijving losse onderdelen van zijn geschiedschrijving. Om die reden vermoed ik dat Plato nog op een andere manier geïnspireerd was, bijvoorbeeld door bovennatuurlijke inmenging. In Boek I van zijn Historiën noemde Herodotus de Atlantische Zee bij de naam. Deze zee lag voorbij de Zuilen van Hercules. Het is treffend dat die naam toen al bekend was nog voordat Plato met zijn Atlantis verhaal op kwam draven. Tot in onze tijd werkt de naam van Atlantis door in bijvoorbeeld de naam van de N.A.V.O.
51
Plato
Griekse filosofie als religie
In de periode na Cyrus kwam de Griekse filosofie op die een concurrerende levensbeschouwing van de Tenach werd. We gaan in de richting van de tijd van Plato en Alexander de Grote. Filosofie was de religie van de Grieken. Volgens de Griekse schrijver Lucianus (2de eeuw v. Chr.) was filosofie geen ‘kritische discipline’ zoals in onze dagen maar een levensstijl (in Ferguson, 2003, p. 320). Er werden richtlijnen ontwikkeld voor hoe mensen zouden leven (Ferguson, 2003, p. 320-321). Deze principes appelleerden direct aan de Boom van Kennis van Goed en Kwaad. Er zat weinig diepgang achter.
Plato
We komen bij Plato die pakweg 100-150 jaar na Daniël en Ezechiël leefde. Hij stichtte in een bos in Athene een school die hij Akademos noemde. De school was aan de afgod Akademos gewijd (Ferguson, 2003, p. 332). Eigenlijk zijn we nu uitgekletst. Akademos was een demonisch wezen en een kloon van Atlas, Poseidon en Marduk en een masker van de pythongeest in Handelingen 16:16. Ik noem nog even de hoer Rachab in Jozua 2. Zij wist precies wat er tijdens de Exodus gebeurd was en had diep ontzag voor de God van de Israëlieten. Het was ook precies de bedoeling van God geweest om met de tien plagen die hij op farao afstuurde, indruk op de omringende volken te maken. Wellicht had God zoveel indruk gemaakt met Zijn apocalyptische plagen dat de omringende volken hun eigen mythen in elkaar knutselden waaruit Troje en Atlantis voortkwamen. Als Rachab van de Exodus had gehoord, waarom Plato dan niet, hoewel, toegegeven, Plato verder weg woonde. Bovendien was Babylon pas geleden in handen van de Perzen gevallen. Plato’s voorganger, Herodotus was naar Babylon afgereisd en had er een reisverslag van gemaakt. Plato had mogelijk van de beide Exodussen uit Egypte en Babylon gehoord. Hoe merkwaardig is het dan dat Plato in zijn Atlantis verhaal verzuimde om de sfinx, Tyrus, Babylon of Jeruzalem te noemen. Hij sloeg die plaatsen over die Herodotus juist genoemd had. Wat bezielde hem om van de beschrijvingen van Herodotus over Tyrus, Saïs en Babylon “opeens” een mythisch eiland Atlantis te maken dat in het westen lag? Plato noemde de werelddelen, Europa en Athene (Kritias 108), Afrika (Libië, Saïs, Kritias 108, Timaeus 21), Azië (Kritias 108, Timaeus 24-25) en zelfs Amerika (Timaeus 25) in zijn Atlantis verhaal. Hij noemde de Zuilen van Hercules, Gibraltar en de Monte Hecho. Het enige dat we niet konden traceren was uitgerekend Atlantis. Was Atlantis het bos waarvan Plato alleen de bomen noemde? Verbijsterend is het dat Plato’s Atlantis verhaal net zo bizar was als de dromen en visioenen van Nebuchanedzar en Daniël in Daniël 2 en 7 over een mysterieus Eindrijk. Was Atlantis dit Eindrijk dat “per ongeluk” in tijd en plaats gespiegeld was?
Amerika
Ezechiël had Amerika in Ezechiël 38:13 genoemd. Hij noemde de jonge leeuwen van Tarsis die de kolonies waren. Plato noemde het continent uitgerekend in zijn Atlantis verhaal in Timaeus 25 (Plato, Jowett, vert. 1892). Dat Amerika door twee prominente figuren zo vlak na elkaar genoemd werd, geeft te denken.
Plato’s Grot
Ik wil hier de Grot van Plato noemen (De Staat 7:514-520, Jowett, vert. 1892). Veel moderne intellectuelen die menen dat onze verre voorouders, grotbewoners met knotsen waren, zappen ongehinderd naar Plato’s Grot om er een warrig filosofisch verhaal van te maken. De Allegorie van de Grot is me al tien keer uitgelegd door filosofen. Maar ik begrijp er nog steeds niks van. De traditionele uitleg is deze: iemand in de grot had een vuurtje gestookt. Blijkbaar was het koud in de grot. Deze grotbewoners waren “Grottentotten” in tegenstelling tot de grotbewoners in Hebreeën 11:37-38 die de heiligen van Israël waren. En hoe kwamen ze aan een aansteker en hout? Dit “kampvuur” doet me denken aan het vuur dat Paulus in Handelingen 28:3 met de inwoners van Malta stookte. Er kwam toen nota bene een “Poseidon-achtige” slang uit die Paulus beet. Zonder succes want Paulus weigerde om kasjeweil te gaan. In Plato’s grot zouden de mensen de bewegingen van buiten als schaduwen op de wand van de grot geprojecteerd zien. De buitenwereld was de echte wereld en wij als mensen zagen net als de grot pyromanen alleen projecties hiervan. Dit vuurtje was dus eigenlijk een prehistorische beamer. Misschien was deze buitenwereld een hint naar Amerika? Aldus de uitleg van de intellectuelen en filosofen. Nog een suggestie: had Plato’s Grot iets met de Egyptische horizon te maken die de scheidslijn was tussen onze wereld en die van de goden (Yahuda, 1935, p. 168)? Bevond Plato’s Grot zich tussen onze en de volgende aion in? Was Plato’s Grot, Atlantis? Waarschijnlijk wel. De Grot had alle trekken van “middernacht” – tzafon. Deze Grot leek op de Ark van Noach waarin volgens Genesis 6:16 een lichtopening zat. In Lucas 8:27 lezen we dat deze “grottonauten” demonisch bezeten waren. Plato’s grotbewoners waren gevangenen van satan. Alleen Jezus kon en zou hen bevrijden. Volgens Joodse overleveringen waren ‘tomben’ broeiplaatsen van demomen (Nidda, fol. 17 a; Chagigah, fol. 3, 6 in Farrar, 1874, p. 211). Plato’s Grot was zo’n pleisterplek. Plato’s Grot leek ook op het Pantheon in Rome dat door keizer Hadrianus gebouwd was. In het midden van het plafond zat een rond gat dat de zon voorstelde. Het Pantheon is op een schilderij van Giovanni Paolo Panini uit 1750 te zien.
Onderwereld
Volgens Bruce Louden is Plato’s grot een beeld van de ‘onderwereld’ (Rep. 514a3 in Louden, 2011, p. 212). De buitenwereld was dan onze wereld. In de christelijke traditie is het al langer bekend dat zowel de zee als een grot, beelden van de onderwereld zijn. Net zoals het zeemonster in Jona 2:3 een beeld van de onderwereld was. Dit was trouwens dubbel op want zowel het zeemonster als de zee waarin het rotbeest zwom, waren beelden van de onderwereld. De duisternis in de grot is de duisternis van Tzafon. En blijkbaar was dit niets nieuws voor Plato. Maar de moderne intellectuelen maakten er een ander verhaal van. De protagonist in Plato’s Grot dialoog was Socrates. Hij voerde steeds het woord. Socrates was ook Plato’s leermeester. Telkens als Socrates de terugkeer naar deze Grot beschreef, gebruikte hij het woord ‘katabaino’ (Rep. 516e; 519d5, Nightingale in Louden, 2011, p. 212). Dit woord heeft steeds met een ‘catabasis’, ‘afdaling’ in de onderwereld te maken (Nightingale in Louden, 2011, p. 212). Deze onderwereld kwamen we ook al in de werken van Homeros tegen. In Odyssee 11 daalde Odysseus in de onderwereld af om er de overleden profeet Teiresias te raadplegen. Ook hier werd het woord ‘catabasis’ voor de afdaling gebruikt (Crane in Louden, 2011, p. 199). Zowel de grotten van Kalypso en Plato leken op de onderwereld (Od. 1.15, 5.57-74, 5.195 & De Staat, boek 7 in Louden, 2011, p. 132). Bruce Louden vergeleek de afdaling van Socrates in de onderwereld met die van Odysseus (De Staat 516d5-6; Od. 11.489-90 in Louden, 2011, p. 212). Maar hoezo daalde Socrates in de onderwereld af?
Socrates, Achilles en Odysseus leken dezelfde figuranten te zijn. Socrates was toch een Griekse filosoof? Dus wat had hij in de onderwereld te zoeken? De vraag rijst: was Socrates wel een mens? Of was hij net als Odysseus ook een Titaan? Niemand minder dan Jezus daalde na Zijn opstanding in de Tartarus af (Efeziërs 4:10; 1 Petrus 3:19-20). Odysseus en Socrates imiteerden Jezus. In feite waren ze schaduwen van de komende antichrist. In Johannes 5:18 betekent het woord “Isa” gelijke. Odysseus en Socrates maar ook Antikleia wilden zich dus aan Jezus gelijkstellen. Of was Socrates de komende antichrist?
Plato werd ook bekend vanwege zijn ideeënleer. Deze ideeën waren echter ‘geen denkbeelden’ ‘maar levende wezens’ (De Graaff, 1993, p. 147). Of mag ik zeggen dat deze ideeën Titanen, aka demonen waren? Was Plato demonisch bezeten? Bruce Louden maakte ook een vergelijking met de ‘roversgrot’ in Jeremia 7:11, Mattheüs 21:13, Marcus 11:17 en Lucas 19:46 (in Louden, 2011, p. 268). De koningen van Atlantis waren dus rovers. En Socrates was in dat geval ook een rover in plaats van de intellectuele wijsneus. Hij roofde ideeën. Socrates en Odysseus waren pyromanen want ze staken een paasvuur aan. Ook Dr. Frank de Graaff schreef dat Odysseus levend in de onderwereld afdaalde waar hij nota bene Achilles zag (De Graaff, 1993, p. 88). Feitelijk ontmoette hij er de ‘psyche’ schim van Achilles (De Graaff, 1993, p. 88-89). Maar wat is een schim precies? Frank de Graaf vertaalde het woord met ‘koelte’ of ‘koude adem’ (De Graaf, 1993, p. 88-89). Deze koude adem doet me denken aan de Nachtmist in Spreuken 3:20. Ook leek deze schim op de Nachtreis van Mohammed in Soera 17:1. Al deze afdalingen in de onderwereld doen me aan de passage in Numeri 26:10 denken. In deze vers lezen we hoe Korach en zijn gezin door de aarde werden opgeslokt. Waarin kwamen ze precies terecht en overleefden ze dit wel? In de vers wordt ook nog een vuur genoemd. Wat willen we nog meer? In onze tijd zijn “zinkholen” een bekend fenomeen. Ze slokken van alles op: van winkelwagens tot bussen. Had de onderwereld van Odysseus, Achilles en Socrates met dit soort zaken te maken? Frank de Graaff merkte op dat er in Plato’s Grot blijkbaar een opening naar boven was, waar ‘het Licht’ scheen (De Staat 514a in De Graaff, 1993, p. 151), een uitdrukking die we ook in de gnostiek tegenkomen. Voerde de Nachtreis van Mohammed in Soera 17:1 ook naar het Licht? Frank de Graaff bevestigde nogmaals dat de personages in Plato’s Grot duidelijk ‘onder de aarde’ waren (De Graaff, 1993, p. 151). Maar ik lees nergens iets over mensen. Achilles en Odysseus waren Titanen en Socrates zit voorlopig “op het randje”. Aan de ene kant werd in Plato’s Grot de indruk gewekt dat er in een gnostische Sheol leven na de dood was. Aan de andere kant denk ik bij Titanen eerder aan de Tartarus. En het vuur in Plato’s Grot neigde ook naar de Tartarus. Deze Grot was niets anders dan Atlantis.
Buitenwereld
De vlucht uit de grot ging naar de gewone aardse bovenwereld waar de ‘zon’ scheen (Louden, 2011, p. 214). Plato gebruikte het woord ‘anabasis’ dat Homeros ooit voor een opstijging naar de godenwereld gebruikte (Il. 1.497 in Louden, 2011, p. 214). Plato ‘vermengt’ het gewone aardse leven met een ‘hemels’ leven (Louden, 2011, p. 214). We vragen ons af waarom Plato’s grotbewoners een “Paasvuur” stookten en hoe ze überhaupt aan vuur en hout kwamen? (Of zijn dit niet ter zake doende vragen?) Waarom knutselden ze van dat hout geen ladder in elkaar om naar de bovenwereld te ontsnappen? Wilden ze eigenlijk wel ontsnappen? Of verstopten ze zich net als Adam voor God? Wat moesten ze überhaupt met een vuur waardoor ze de schimmen van de echte wereld op de muur zagen? Waren ze Pokemon Go zoekers die per ongeluk in de grot gekukeld waren? Volgens Dr. Frank de Graaff was het vuur het zonlicht (De Graaff, 1993, p. 162). Deze opgang naar het “Licht” komen we in de mythe steeds tegen, zoals eventueel in de Nachtreis van Mohammed in Soera 17:1. Een dergelijke reis naar het Licht was een inwijdingsritueel ‘in de richting van de hemel’ (De Graaff, 1993, p. 164). C.S. Lewis gaf antwoord op de vraag wat de grotbewoners bezielde? Zijn antwoord was dat ‘de deur van de hellepoort’ ‘aan de binnenkant op slot’ zat (Lewis in Talbott, 2006, p. 174). Dit is mooi poëtisch gezegd, maar wat bedoelde meneer Lewis hiermee? Hoezo zit de deur van de hel aan de binnenkant op slot? Bijbels gezien bestaat de hel helemaal niet. Laat staan dat deze ook nog op slot zit. Maar er is wel een ander oord in de Bijbel dat op slot zit. Dit is de Afgrond uit Genesis 7:11 en 8:2. We zullen dit oord in de periode van Handelingen verder bespreken. Voor het moment lijkt het erop dat de hel van C.S. Lewis en de Grot van Plato iets met deze afgrond te maken hadden. De rovers in de mythe waren imitaties van de rovers die naast Jezus aan het kruis (of de paal) hingen (Mattheüs 27:38; Markus 15:27). Deze rovers duiken ook weer op in de vergelijking van de Samaritaan en de Naaste (Lucas 10:30-35). Plato’s Grot was een mix van de Tartarus en de gnostische sheol. Precies wat Atlantis ook was.
Kerk versus grot
Bij gevangenen die liever in de grot blijven, denk ik ook aan de kerkgangers die bang zijn om de kerk te verlaten. De alverzoeningsleer die buiten de kerkmuren gepreekt wordt, is voor hen vaak vergelijkbaar met de reuzen voor wie de Israëlieten bang waren. De leer van de alverzoening die stelt dat iedereen gered wordt, en dan ook nog eens gratis is te mooi om waar te zijn. Ja, gruwel, zelfs de dieren worden waarschijnlijk gered. De traditionele gedachte dat veel mensen verloren gaan kent een paar varianten. Zo is er de Arminiaanse opvatting die stelt dat de mensen de grot wel verlaten willen maar dat God tekort schiet om hen te redden (Talbott, 2006, p. 173). De menselijke wil zou dan sterker zijn dan Gods wil. Wat er in dit geval nog bijkomt is dat de grotwezens niet menselijk waren. Kerkmensen zijn wel menselijk. God kan hen wel degelijk uit de kerk bevrijden maar Hij houdt hen juist in de kerk gevangen. Een enkeling laat Hij ontsnappen. Zo kwamen de spionnen van de Exodus ook terug nadat ze in Kanaän reuzen gezien hadden. Israël bleef veertig jaar in de woestijn rond zwerven. Zowel de Israëlieten als de reuzen hadden iets van de Grot bewoners. Plato’s Grot allegorie leek ook op de reïncarnatieleer. Volgens deze leer zullen mensen aan het Rad van Wedergeboorte ontsnappen, wat echter nooit lukt. Net zoals de rovers uit Plato’s Grot probeerden te ontsnappen, wat ook niet lukte. Het laatste hout in de Grot waar ze een ladder van konden maken, staken ze in de fik. Dus misschien wilden ze helemaal niet uit de Grot klimmen? Ook politieke, economische en religieuze systemen houden de mensen gevangen. Een enkeling weet eraan te ontsnappen.
Olympisch goden pantheon
Ergens tussen Homerus en Plato werd het zogenaamde Olympische goden pantheon samengesteld. Dit waren de twaalf belangrijkste afgoden van de Griekse mythologie (Ferguson, 2003, p. 154). Zeus, Athena en Poseidon hoorden ook bij dit pantheon. Maar in principe waren alle afgoden maskers van elkaar, getuige het feit dat ze inwisselbaar waren. Het pantheon was een soort carnaval. En waarom is dit pantheon zo belangrijk voor ons onderzoek? Het zal in onze tijd weer opduiken in de vorm van de Amerikaanse striphelden als Superman, Batman en Spiderman (ERSUAREZ, 2015; Molofsky 2013)! Deze Olympische afgoden waren een imitatie van de twaalf stammen van Israël en van de twaalf apostelen. Ook de Olympus was een imitatie van de Joodse Tempelberg waar God woonde (Psalm 74:2). Deze Tempelberg had echter niets met de plaats van de huidige Rotskoepel te maken. De berg Olympus was tenslotte de Griekse versie van de berg Zafon in Syrië.
Mythe of occultisme?
De benaming “mythologie” klinkt te plastisch. Als we Deuteronomium 32:17 en Psalm 96:5 afzetten tegen Plato’s Atlantis, dan is mijn voorstel om het woord occult of gnostiek te gebruiken. Atlantis kwam uit een duistere koker. Er zaten demonen achter. De koningen van Atlantis waren geen menselijke wezens. Wie of wat ze wel voorstellen is ingewikkeld om uit te leggen. In de onderwereldversie van Atlantis waren ze de zielen van overleden koningen die in een hiernamaals voortleefden. We kunnen er ook demonische wezens in de Tartaros van maken. Vanuit een ander perspectief bezien waren ze de gevallen engelen die het Atlantis verhaal in de wereld brachten. In Daniël 7 en Psalm 83 stelden ze tien demonisch bezeten koningen in de Eindtijd voor. De vraag is of we zo blij moeten zijn met Atlantis? Het eiland zit verstopt in zo’n blauwe envelop van de Belastingdienst. Je krijgt hem in de bus maar je wacht een paar dagen voordat je hem open maakt. Want er kan niet veel goeds in staan. Liever had u die verrekte envelop helemaal niet gehad.
Tempels
De Grieken begonnen pas ‘relatief laat’ in hun geschiedenis tempels te bouwen (Heubeck, geciteerd in Louden, 2011, p. 235). Uitgerekend waren het alleen de Faiaken die een tempel hadden (Heubeck in Louden, 2011, p. 235, Od. 7.10). Zij waren de Filistijnen. Het waren deze Dagon tempels die in Odyssee 7.10 en Ilias 2.549 bedoeld werden. En er was een tempel voor Athena in Troje (Od. 7.10, Heubeck in Louden, 2011, p. 235, Il. 6.88). Zij was Astarte. Ilias 6.88 verbond Troje met Atlantis. De Semitische cultuur had waarschijnlijk via Cyprus, Griekenland bereikt (Powell in Louden, 2011, p. 318). De Kanaänitische (Fenicische) afgoden waren dan meegereisd, hoewel op Kreta de afgod Dagon al bekend was. Inderdaad komen we in de Odyssee handel tussen de Grieken en Feniciërs tegen (Dougherty in Louden, 2011, p. 319). Dagon was vanuit Kanaän meegereisd hoewel hij ook vanuit Kreta naar Athene kon oversteken. De verhalen over de reusachtige Filistijnen die zich met de Feniciërs vermengd hadden waren vast en zeker ook tot de wereld van Plato doorgedrongen.
Odysseus versus Atlas
Poseidon had tijdens een vorige carrière in de Odyssee wraak genomen op Odysseus (Louden, 2011, p. 195). In Kritias 121 (Plato, Jowett vert. 1892) bestrafte Zeus de Atlantiërs en met name koning Atlas en Poseidon voor de kapitalistische hebzucht op Atlantis. Zoals God Tyrus strafte voor haar leedvermaak om de verwoesting van Jeruzalem. Odysseus en Atlas waren dus identieke personages. In Kritias 113/114 schreef Plato zelf dat Atlas geen gewoon mens maar een titanisch wezen en een zoon van Poseidon was (Plato, Jowett, vert. 1892). Plato suggereerde nergens dat Atlas en zijn negen broers mensen waren. Het is daarom legitiem om de vraag te stellen of Atlantis een “gewoon” eiland, laat staan een ideale heilstaat was? Wat dat laatste betreft: Plato refereerde duidelijk aan een personage die in de Bijbel in 2 Thessalonicenzen 2:3-4 de antichrist genoemd wordt. Vergelijk de val van koning Atlas met Jesaja 14:12 waarin de Zoon van de Dageraad genoemd werd. Atlas was ook de vertolking van wat we sinds Adolf Hitler een “sterke leider” noemen. De roep om een sterke leider wordt vaak luider als een volk in stress leeft. Dus hoezo was Atlantis een paradijs? Ik zie het zo dat alle mythen om zo’n sterke leider draaien die de ene keer Gilgamesh of dan weer Odysseus, Achilles, Paris, Agamemnon, Jason, Heracles of Atlas heette. Het enige voordeel van zo’n mythische sterke leider was dat in Europa de weg gebaand was voor het evangelie waarin Jezus centraal stond. Men was in Europa al gewend aan een mythische charismatische figuur. Dat Jezus zich had laten kruisigen en een anti held was, was even wennen. Dus wie waren Socrates en Plato? We deden eerder de suggestie dat Homeros geen mens maar waarschijnlijk een Titaan (demon) was. Gold hetzelfde voor Socrates en Plato? Ik kan hier geen antwoord op geven maar we mogen het niet uitsluiten. Was Plato, Pluto, de afgod van de onderwereld?
Koning Salomo versus Atlantis
Nebuchanedzar probeerde wellicht om het machtige rijk van koning Salomo dat vijfhonderd jaar eerder bestond naar de kroon te steken. In Jeremia 52:17, 20 lezen we dat veel attributen uit de tempel naar Babylon vervoerd werden. Zoals koperen pilaren en de koperen zee van Poseidon. Hieruit ontstond in de Atlantis mythe het reflecterende bronskleurige aurichalcum dat de pilaren van de tempel van Poseidon bekleedde. In 1 Koningen 10:18, 22 lezen we over Salomo’s troon van ivoor en goud. Hierin zien we opnieuw een verwijzing naar de olifanten op Atlantis en het goud in de tempel van Salomo. In vers 22 werden de olifanten zelfs letterlijk genoemd. In vers 19 lezen we over de zes treden van Salomo’s troon. Deze zes treden kwamen overeen met de zes gevleugelde paarden die voor het beeld van Poseidon in de tempel van Atlantis stonden. De te herbouwen tempel van de Eindtijd zal een update van de tempel van Koning Salomo zijn. Het spreekt voor zich dat we de attributen van deze tempel in het Atlantis verhaal aantreffen. De tempel van Poseidon is het enige motief in het Atlantis verhaal dat niet in Eindtijd Babylon maar in Eindtijd Jeruzalem staat. Om die reden is Atlantis waarschijnlijk een tweedelig Eindtijd model dat uit zowel Babylon als Jeruzalem bestaat. Mogelijk doet zelfs Athene mee in het Atlantis model.
Deucalion en Atlas
Plato koppelde Atlantis nergens direct aan een high-tech beschaving. Of toch wel? Volgens Martin Heidegger is onze moderne techniek, de ‘techne’ afkomstig van Prometheüs (Pasulka, 2017, p. 9). Deze Prometheüs was een demonisch wezen of een hemelse macht waar Paulus het over had (Efeziërs 6:12). Prometheüs was de vader van Deucalion (Deukalion en Pyrrha, z.d.) en een broer van Atlas (Prometheus (mythologie), z.d.). Deucalion was dus een neef van Atlas net zoals Johannes de Doper een neef van Jezus was. Blijkbaar was het een slechte daad van Prometheüs waarbij zijn daad op die van Eva leek toen ze van de Boom van Kennis van Goed en Kwaad at. Prometheüs werd door zijn vader Zeus gestraft en ‘aan een rots’ ‘geketend’ (Pasulka, 2017, p. 9). Dit verhaal leek op de straf die Atlantis in Kritias 121 (Plato, Jowett, vert. 1892) onderging toen Zeus het corrupte eiland in zee liet zinken. Er zit wel degelijk een high-tech kronkel in Plato’s Atlantis verhaal. Hoe kon Athene de oorlog tegen Atlantis winnen? Had Atlantis moderne high-tech en Atlantis niet? Deucalion hoorde immers bij de verhaallijn van Athene. Zijn vader was het die de moderne techniek aan ons gaf. Als Atlantis in de tijd gespiegeld was dan komen we inderdaad in onze tijd uit. Ook Philip Corso schreef dat we de ‘geavanceerde technologie’ aan hogere wezens te danken hebben (Corso in Pasulka, 2019, p. 38). We lezen over ene James die een stem van zo’n hoger wezen hoorde zeggen ‘ga slapen’ (Pasulka, 2019, p. 54). Deze onzichtbare wezens houden zich met alledaagse zaken bezig. De Hindoestaanse afgod Lakshmi daarentegen fluisterde allerlei ‘wiskundige vergelijkingen’ in de oren van een jonge Indiase knul die Srinivasa Ramanujan heette (Pasulka, 2019, p. 69). Inderdaad kan het zijn dat we veel van onze moderne kennis van hogere wezens door gebriefd kregen. Ik denk aan de grote wetenschappelijke doorbraken maar ook aan de grote literaire en muzikale werken. De media speelden hierbij een grote rol. Dankzij de ‘media’ werden ‘mythen geschapen’, werden ze ‘verzegeld’ en ‘verspreid’ (Pasulka, 2019, p. 83).
Hoe wist Plato van Atlantis?
De tempel van Poseidon kon nooit 9000 jaar voor Plato hebben bestaan. Er waren toen nog geen tempels (Heubeck, geciteerd in Louden, 2011, p. 235). En Adam was nog niet eens geboren. De onderwereld is een nieuwe dimensie die we aan Atlantis toe kunnen voegen. Deze was een mix van een gnostische sheol en de Tartarus. Plato’s Atlantis lag voorbij Gibraltar in zee. Het lag aan de horizon, precies waar Horus de Sfinx ook naar verwijst. De Egyptische onderwereld lag voorbij de westelijke horizon (Yahuda, 1935, p. 166). Atlantis was de westelijke dimensie van Tzafon dat ‘verbergen’ of ‘verborgen houden’ betekent (Goverts, commentaar op Jeremia 1:13-15, bijlage C). Atlantis zal zich spoedig openbaren in de komende Griekse Alexander die waarschijnlijk de antichrist is. Hoe wist Plato al deze toekomende zaken? Zijn voorganger Herodotus had in zijn boek Historiën al over zijn reizen naar Babylon, Tyrus en de Nijldelta geschreven (Elshout, 2018-kk1/kk2). Dit waren echter losse onderdelen van het Grieks-Macedonische vierde Eindrijk dat in Daniël 2:40 en 7:23 beschreven staat. Herodotus had immers al de klok horen luiden toen hij schreef dat Poseidon een Libische god was (Herodotus, Historiën, Godley vert. 1920, boek 2:50) en dat de tempel van Heracles in Tyrus ‘2300 jaar’ eerder gebouwd was (Herodotus, Historiën, Godley vert. 1920, boek 2:44). Van Plato kunnen we niet verwachten dat hij het beter deed. Dan waren er de voorzeggingen over de val van Eindtijd Babylon in Jeremia 50, 51, 52, over de val van Tyrus in Ezechiël 26-28 en over de plundering van Jeruzalem en het splijten van de Olijfberg in Zacharia 14. In onze tijd denken veel mensen dat Babylon Rome is. Plato ontkwam ook niet aan een dergelijke verwarring. Ik acht de kans klein dat hij de Bijbelse voorzeggingen kende. Hooguit had hij van de klok en klepel versies gehoord. Ook blijft de vraag overeind van waarom Plato de Bijbelse voorzeggingen in tijd en locatie gespiegeld had. Om die reden acht ik het waarschijnlijk dat Plato demonisch bezeten was toen hij zijn Atlantis verhaal (en wellicht de rest van zijn filosofie) schreef. Zo kom ik bij de geheimzinnige “Poseidon-achtige” pythongeest in Handelingen 16:16 uit. Was deze pythongeest een masker van de afgod Akademos aan wie Plato zijn Academie gewijd had? Dit zou veel verklaren. De val van Eindtijd Babylon en de plundering van Eindtijd Jeruzalem waren nu samengebundeld in een Grieks verhaal waarin de opstanding van Jezus en de God van Goed en Kwaad (Jesaja 45:7) ontbraken. En waarin Zeus op de stoel van de God van de Bijbel ging zitten toen hij Atlantis strafte. Het boek Jeremia kent ook een chiastische omkeringsstructuur. Zo gek is het niet dat ook de pythongeest zaken spiegelde. In de islam worden ook zaken omgedraaid. De persoon van Isa zou de islamitische Jezus zijn. Maar Isa klinkt eerder als de tegenhanger van Christus die Ezau heette (Deedat, z.j., Chapter 2: Jesus in the Quran, par. “EESA” LATINISED TO JESUS). De islamitische Mehdi zou Jeruzalem van de Joden bevrijden, terwijl de Bijbel natuurlijk beweert dat Jezus, Jeruzalem van de vijandige legers bevrijdt. En hoe wist Plato van het bestaan van aurichalcum? Als het woord aurichalcum inderdaad een afgeleide was van het chalkolibani in Openbaring 1:15 & 2:18 dan kon hij in de toekomst kijken. Alleen de Python Geest kon hem die informatie geven. Zo kreeg de apostel Paulus zijn evangelie van de opstanding eeuwen later niet van mensen maar van een hogere macht, te weten de opgestane Jezus, door (Galaten 1:11-12). Zoals gezegd was de Python Geest in Handelingen 16:16 een update van de nachash in Genesis 3. Deze geest veranderde het Griekse vierde Eindrijk met Eindtijd Babylon EN Jeruzalem (en Athene?) in een innerlijk tegenstrijdig eiland Atlantis. De draak in Openbaring 12:9 was de serpent in Genesis 3 en had al die tijd de mensheid misleid. Atlantis was een deel van die misleiding die de heiden wereld naar een fantoomeiland Atlantis liet zoeken. Plato’s Atlantis lag net als zijn beroemde Grot in een ingewikkelde onderwereld die een mix van een hiernamaals en de Tartaros was (Elshout, 2018-nn1/nn2). Een voorzegging over een toekomstig Grieks Eindrijk in Daniël 2 en 7 moest wel op het bord van de Griekse filosofen terechtkomen. Spectaculair was het dat dit Eindrijk gespiegeld in tijd en plaats bij de Griekse filosofen terechtkwam. Was de spiegeling van het Eindrijk in Daniël 2:40 en 7:23 de eerste antisemitische truc om tegelijk het fascisme binnen te halen (Elshout, 2018-r/s; Elshout [knakker], 2018-t, 13:31)? Josh Jones noemde drie factoren die tot fascisme zouden leiden: het verzinnen van een mythisch verleden, tweespalt veroorzaken en de waarheid aanvallen (Elshout, 2018-pp; Jones, 2018). Dit zijn net de drie hoofdingrediënten van het Atlantis verhaal. Atlantis was een fascistisch eiland. Gelukkig ging het kopje onder. En gelukkig kwam Jezus na Zijn dood weer kopje boven. Een spiegeling van een Grieks Eindrijk naar een grijs verleden belette het dat de Grieken en eigenlijk de hele seculiere wereld in de laatste dagen van de genadebedeling van Paulus niet alert waren op wat er komen ging. Atlantis blokkeerde niet alleen de Straat van Gibraltar maar ook onze heldere kijk op de Eindtijd. Merkwaardig is het dat de pythongeest in de Bijbel nergens over een mysterieus eiland repte. Wel ontkende hij in Genesis 3 de dood waarmee de bakermat voor een hiernamaals gelegd was. Blijkbaar kletste hij tegen Plato wel over een eiland in het westen waarmee een figuurlijke onderwereld in een fysiek eiland getransformeerd werd. De slang alias de pythongeest selecteerde zorgvuldig zijn tussenpersonen. Plato kreeg een zelfde soort openbaring van de slang als ooit Eva. Volgens Lucius Annaes Seneca die een broer van Junius Gallio was met wie Paulus contact had, was Plato’s graf ooit door een magiër bezocht die Plato als een ‘goddelijk wezen’ vereerd had (Seneca in Farrar, 1874, p. 40). Met zulke magiërs in de buurt die ook al het gezin van Jezus bezochten hebben we zeker met een bovennatuurlijke inmenging te maken. Atlantis kwam vrijwel zeker van ‘hogerhand’. Net zoals het genade evangelie van de opstanding van hogerhand kwam (Galaten 1:11-12).
52
Alexander de Grote
De Joden waren weliswaar bevrijd uit Babylon en ze hadden weer een tempel. Niettemin leefden ze nu onder het juk van de Perzen. Het was Alexander de Grote die de Joden van de Perzen zou bevrijden. Hij was de “geit” die Daniël voorspeld had en hij scheerde over het aardoppervlak alsof hij schaatsen onder had (Daniël 8:5, 21 in Bultema, 2002, p. 208; Sauer, 1940, p. 191). Alexander werd in de Bijbel bekend vanwege de verwoesting van Tyrus dat uit een havenstad en een rotsstad in zee bestond. Vooral de rotsstad was tamelijk onneembaar. Nebuchanedzar had al een vergeefse poging gedaan om de rotsstad te enteren. Beide stadsdelen lagen even ver uit elkaar als Golgotha en de tempel in Jeruzalem, pakweg een kilometer of tweeduizend el. Net als Darius en Cyrus had ook Alexander een hemelse metgezel die met hem steunde. Hij was de Hemelse Prins van Javan die in Daniël 10:20 genoemd werd. Alexander de Grote dankte zijn naam aan het grote rijk dat hij op een jeugdige leeftijd veroverd had. In Daniël 8:5-7 lezen we hierover. Frank de Graaff schrijft dat een normaal mens zoiets niet kon doen (Graaff, de, 1993, p. 203). Harry Bultema schreef hetzelfde. Alexander was voorbestemd om het Perzische rijk te veroveren. Als God het wilde, dan hield niemand hem tegen (Bultema, 2002, p. 242). Veelzeggend was het dat Alexander geboren werd ‘op dezelfde dag waarop de tempel van Arthemis in Efeze afbrandde’ (De Graaff, 1993, p. 203). Plutarchus schreef al dat Alexander een nazaat van de Griekse afgod Heracles was (De Graaff, 1993, p. 202). Dit klinkt raar in de oren aangezien Heracles een Titaan was. Niettemin had Alexander misschien wel de geest van Heracles? (Of was Alexander in moderne termen uitgedrukt een “ufo-abductee”?) Zijn leermeester was Aristoteles (De Graaff, 1993, p. 220) die zelf een leerling van Plato was geweest. Tegelijk kon Alexander zich als een God wanen, aangezien er toch al zoveel Griekse afgoden waren (De Graaff, 1993, p. 220). Hij werd gedreven door de ‘geest van Homerus’ (Popovic, z.j., par. Character of Alexander). Het kan niet anders of hij had van Troje en Atlantis gehoord. En dat niet alleen, maar de Griekse afgoden brachten hem het hoofd op hol. Ten eerste versloeg Alexander in 331 voor Christus het Perzische leger van Darius III, ‘in de slag bij Gaugamela’ (Van der Land, 2008, p. 21). Nadat hij de Perzen versloeg, trok hij naar Kanaän waar Sidon en Tyrus lagen. Sidon was de stad van Astarte (1 Koningen 11:5). Astarte werd de ‘maagd dochter’ van de god Uranus genoemd (Rawlinson, 1896, p. 344). Ze was een imitatie van de moeder van Jezus die ook een maagd was toen ze Jezus kreeg. Astarte werd hiermee als Athena zijnde ontmaskerd. Aan haar was het Parthenon in Athene gewijd. Dit woord parthenon staat in Lucas 1:17 waar het “maagd” betekent. Tyrus was de kolonie van Sidon. En in Tyrus stond een tempel van de afgod Baäl Melqart die de zoveelste kloon van de Babylonische Marduk was. Maar de Grieken associeerden hem met Heracles (Cartwright, 2016, par. The Greek Hercules-Melqart; Grant, 2011, alinea 2; Rawlinson, 1896, p. 217). En Heracles was een kloon van Gilgamesj (Saggs, 1966, p. 502). Waarschijnlijk was hij door de Hettieten ‘van Babylon naar Griekenland’ gebracht (Grave in Saggs, 1966, p. 502). Elders werd Melqart met Osiris vergeleken (Rawlinson, 1896, p. 337, 344). Volgens Plato voerde Griekenland en met name Athene oorlog tegen Atlantis. Het Rijk van Alexander is het eerste Griekse wereldrijk dat we in de geschiedenis tegenkomen. Het was het Derde rijk na het Babylonische en het Perzische Rijk. Het was echter het eerste Griekse Rijk. Had de invloed van Socrates of Plato’s Atlantis verhaal ervoor gezorgd dat er een groot Grieks rijk op stapel stond? In elk geval is het opvallend dat vlak na Plato, Alexander op het wereldtoneel verscheen en er een Grieks Wereldrijk kwam. Het Rijk van Alexander werd in Daniël 2:39 met koper of brons vergeleken. Dit klonk als het aurichalcum van Atlantis (Kritias 116, 119). Niet voor niets leek de ondergang van Tyrus door Alexander de Grote (Ezechiël 26-28; Zacharia 9:1-8) op die van Atlantis. Het komende Griekse Vierde Rijk heeft volgens Daniël 7:19 bronzen klauwen en is ook weer Grieks-Macedonisch. De ondergang van Tyrus “plus” – Babylon – in Openbaring 18 klinkt ook weer als de ondergang van Atlantis. Atlantis kon strikt genomen niet ouder zijn dan het eerste Grieks-Macedonische Rijk van Alexander de Grote die overigens een Europeaan was. Het eerste Grieks-Macedonische Rijk was een Europees project, ook al strekte het zich uit over het Midden-Oosten. Nog strikter genomen kan Atlantis niet in het verleden bestaan omdat het echte Griekse en Vierde Rijk nog moet komen. Dit Rijk is ook weer een Europees project. Laten we dit niet vergeten. Zoals Brussel de hoofdstad van de EU is, zo is Babylon straks de hoofdstad van het Griekse Rijk. Terwijl Athene nog steeds de Griekse hoofdstad is. Atlantis is dus een Europees imperialistisch project en geen eiland (Elshout, 2019-e). Europa werd in Kritias 108 en Timaeus 24, 25 genoemd. Alexander was in de Macedonische stad Pella geboren. Pella klinkt als Palias, de tegenspeler van Jason in de Argonauten mythe. Jason droeg een luipaardvel en wilde koning worden (Argonauten, z.d.). De luipaardin dook ook op in Daniël 7:6 waarin het komende Grieks-Macedonische Rijk van Alexander voorzegd werd. Trouwens bij het Meer van Galilea dat qua vorm op Atlantis leek lag ook een stad die Pella heette. In Openbaring 13:2 lezen we over het verschrikkelijke rijk van de Eindtijd dat opnieuw met een luipaardin vergeleken wordt. Griekenland dat anno 2019 op de pijnbank ligt gaat nog weer een grote rol spelen. Jason was niet Alexander de Grote maar zijn opvolger die in het komende Eindrijk een centrale rol speelt.
Heracles
Wie was deze Heracles nu precies? Ene M. Le Clerc had aangetoond dat Heracles van het Syrische woord ‘Haro-kel’ kwam, dat ‘koopman’ betekende (Le Clerc in Van Hemert & Daalberg, 1806, p. 127; Elshout, 2018-z1; Elshout [knakker], 2018-z2, 11:15). (Waarschijnlijk werd hier Martin Davidson le Clerc bedoeld?) In Jesaja 23:11 staat inderdaad dat Kanaän het land van handelslieden was. In Jesaja 14:28 betekent massa zoiets als “Orakel” (Strong’s #4853). Met het woord “orakel” zitten we dichtbij Herakles en Horakel. Een orakel was ook een ‘antwoord’ van God zoals God in 1 Koningen 19 Elia op de Horeb berg antwoordde (Harrison, 1995, p. 117). Het Grieks voor orakel is het woord ‘chrematismos’ (Harrison, 1995, p. 117). In Ezechiël 24:25 betekende massa “opbeuren” (Scripture4all; Strong’s #4853). In Zacharia 9:1 betekent massa “last”. En Jezus bezocht Tyrus. In Marcus 7:26 logeerde hij bij een Fenicische vrouw die een demonisch bezeten dochter had. De stad was duidelijk in de ban van de Baäl-demonen. Jezus genas de dochter waarna de boze geest het meisje verliet. We lezen hier het bewijs voor het feit dat Baäl een demon was. En dus waren Marduk en Poseidon ook demonen. Het woord Harokel doet me aan het woord “orakel” van Delphi denken. Toeval? Deze Haro-kel was blijkbaar tot de afgod Heracles getransformeerd die tevens een bij behorende tempel had. Wij zijn gewend om Mammon de afgod van het geld te noemen (Mattheüs 6:24 en Lucas 16:13) maar de afgod van Tyrus had ook met corruptie te maken. Het was niet voor niets dat de officiële inwijding van de tempel van Herodes in Jeruzalem werd ingewijd toen Jezus er alle tafels en stoelen van de handelaren omver wierp (Mattheüs 21:12-13, in Baron, 1901, p. 56). Herodotus had al in boek 2:35-44 over Tyrus geschreven (Herodotus, Historiën, Godley, vert. 1920). Hij noemde de ‘twee pilaren’ van ‘goud’ en ‘smaragden’ en een grote pilaar die ‘‘s nachts scheen’ (Herodotus, Historiën, Godley vert. 1920, boek 2:44). In Jesaja 6:2, 6 betekent het woord Nachash voor de serpent in Genesis 3 ‘brandend’ (Bullinger, z.j.-a, bijlage 19). De tempel in Tyrus was de aardse tegenhanger van de met aurichalcum beklede tempel van Poseidon op Atlantis. Beide tempels hadden een duivelse oorsprong. De naam Syrië kwam misschien ook van de naam Tyrus dan wel van het woord ‘Shur’ waarin we opnieuw de naam Assur herkennen (Fatuhi, 2012, p. 208). ‘Shur’ of ‘Siryon/Shrine’ betekent zoiets als ‘muur’ of ‘obstakel’ (Fatuhi, 2012, p. 208). In Shur lezen we ook de naam Arthur. Het woord ‘Shur’ staat ook in Genesis 25:18. Een obstakel was precies wat volgens Plato de Straat van Gibraltar afsloot (Plato, Jowett, vert. 1892, Timaeus 25). Tyrus bestond uit een haven en een rotsstad in zee die op dezelfde afstand van elkaar lagen als de tempel in Jeruzalem en Golgotha. Deze rotsstad die een klein eiland in zee was, had een beetje de vorm van Athanasius Kirchers Atlantis en dus ook van het Meer van Galilea. Je kon er met enige fantasie een harp in herkennen (Psalm 49:4). De rotsstad Tyrus en de haven lagen ongeveer gerangschikt als Atlantis ten opzichte van Cadiz lag. Het was Alexander die in de tempel van ‘Melqart’ een offer wilde brengen (Grant, 2011, alinea 2). Maar de inwoners van Tyrus weigerden hierin mee te gaan. Ze waren bang om door hem gedomineerd te worden (Grant, 2011, alinea 2). En dus verklaarde Alexander de oorlog aan de stad. Met het puin van de verwoestingen dempte hij de zee tussen de haven en de rotsstad, waarna hij de laatste ook verwoestte (Grant, 2011, par. Opening moves of the siege). Dit waren de eerste Deltawerken in de geschiedenis. Deltawerken die er bovendien voor zorgden dat Tyrus als symbool van het wereldkapitalisme verwoest werd (Bultema, 1981, p. 233). Deze deltawerken waren niet slechts bedoeld om de zee tegen te houden, maar juist om de corrupte Baäl-Mammon religie te verwoesten. Hiermee deed Alexander wat Nebuchanedzar niet gelukt was, namelijk de rotsstad van Tyrus vernietigen in 332 voor Christus (Bultema, 1981, p. 226). Alexander vervulde de voorzeggingen in Jesaja 23:1, Ezechiël 26, 27; 28:2, Daniël 8:21, Amos 1: 10 en Zecharia 9: 2, 3 en 4. In Zacharia 9:9 lezen we opeens over de messias die op een ezel Jeruzalem binnen zou gaan rijden. Zacharia 9 plaatste de Vorst van de aarde en koning van Babel – Alexander – tegenover de koning van de hemel – Jezus Christus. God wilde Tyrus straffen omdat de inwoners van de stad leedvermaak hadden gehad om de verwoesting van Jeruzalem. En ook omdat de Baäl afgoderij van Tyrus, Juda geïnfecteerd had. Gold voor Atlantis hetzelfde? Hadden de afgoden van Atlantis, Athene geïnfecteerd? Beide kampen hadden immers dezelfde afgoden. De havenstad Tyrus en de rotsstad hadden iets van de Zuilen van Hercules. Toch raakte de stad later weer bewoond want het was niemand anders dan Jezus Christus die de stad later bezocht (Mattheüs 15:21; Marcus 7:24). Tyrus was de thuishaven van Heracles die een prominente rol in het Atlantis verhaal innam. Het spreekt boekdelen dat de God van de Bijbel zo snel na Plato’s Atlantis verhaal korte metten met Tyrus maakte. En dan ook nog op een manier die op de ondergang van Atlantis leek. Zoals we in Ezechiël 26-28 lezen. De God van de Bijbel is geen meeloper en ging niet net als de moderne onderzoekers naar een eiland Atlantis zoeken dat nooit bestaan had. Hij zocht de wortels van Atlantis op en sloeg vervolgens de boel kort en klein. Zijn werktuig was Alexander. Tyrus en Babylon nemen een bijzonder plaats in, in de duiding van Atlantis. Mozes had de Exodus uit Egypte geleid. Jozua had de Israëlieten Kanaän binnen geleid. David had de Filistijnse reus Goliath verslagen. Simson had de pilaren van de Dagon tempel omver getrokken. Maar Babylon was door Cyrus de Grote uit Perzië bevrijd. En Tyrus was door Alexander verwoest. De twee ultieme Atlantis steden werden door de heidenen verwoest. Er zat inderdaad een graantje “Grieks-Macedonische” overwinning op Atlantis in de verwoesting van Tyrus verscholen.
Flavius Josephus
De kans bestaat dat in navolging van Cyrus, ook Alexander de God van Israël erkende. Deze God van Hemel en Aarde was al in Macedonië ‘in een droom’ aan Alexander verschenen om hem op de veldtocht voor te bereiden (Josephus in De Graaff, 1993, p. 226; Josephus in Livius, 2000). Volgens een andere bron zou Alexander in Jeruzalem de voorzeggingen over zichzelf hebben gelezen (Josephus, boek 11 in Livius, 2000). Ondanks deze goddelijke openbaringen was Alexander een machtswellusteling die in de eerste instantie zijn rijk uit wilde breiden. Zijn vader had al wat voorwerk gedaan zodat Alexanders bedje gespreid was. Dat God hem gebruikte om de Joden van de Perzen te bevrijden, drong later tot hem door. Alexander volgde een Homerisch ideaal om persoonlijk geluk na te streven. Zijn drijfveer was in de eerste instantie anti-Bijbels. Maar God gebruikte hem desondanks om de Joden van de Perzen te bevrijden.
Hemelse beïnvloeding
In Daniël 8:5-7 en Zecharia 9:1-8 was Alexander voorzegd. In Daniël 8:21 werd heel Griekenland genoemd. In Daniël 10:20 lezen we over de Hemelse Prins van Griekenland. Hij stuurde Alexander aan. Maar uiteindelijk was het Yhwh die Alexander voor Zijn eigen doel gebruikte, namelijk om de Joden van de Perzen te bevrijden. Blijkbaar werkten hier twee Hemelse machten op Alexander in: de Hemelse Prins van Griekenland en Yhwh. Jawel, de God van de Bijbel was niet alleen in Israël actief maar ook in Griekenland en Macedonië. En Macedonië is… Europa. God had Europa al op het oog en Alexander was een voorschot op wat er komen ging. Het nadrukkelijke Atlantis moment in de Bijbel met de verwoesting van Tyrus was door de Joodse profeet Ezechiël voorzegd. Maar de uitwerking was voor het eerst door een Europeaan vervuld.
Alexander en Atlantis
Er is een vreemde resonantie tussen de ondergang van Tyrus en die van Atlantis. Alexander kwam uit de School van Plato. Zijn leermeester was Aristoteles (De Graaff, 1993, p. 220). Uitgerekend Alexander zou de Atlantis mythe vervullen, door Tyrus te verwoesten. Had Alexander de passages in Ezechiël 26, 27 en 28:2 onder ogen gehad? Dit weten we natuurlijk niet zeker. In elk geval was Alexander de schakel tussen Atlantis, Tyrus en zelfs Babylon waar hij later zijn hoofdkwartier had (De Graaff, 1993, p. 241). Hier werd hij ook vermoord. Zijn plan om van Babylon de hoofdstad van zijn rijk te maken werd door zijn dood gedwarsboomd (Newton, 1859, p. 25). De overeenkomst met Atlas was treffend. Frank de Graaff schreef dat Alexander de Trojaanse Oorlog over wilde doen (De Graaff, 1993, p. 200). Zijn verdere strooptocht tegen Perzië was een eer aan Achilles (De Graaff, 1993, p. 225). Tyrus was beroemd vanwege de productie van purperverf (Rawlinson, 1896, p. 275). Er was zelfs een zeer donkere purperverf in omloop die ‘murex’ heette en op ‘gestold bloed’ leek (Rawlinson, 1896, p. 279). De kleur van gestold bloed kwamen we ook in verband met Parvaïm in 2 Kronieken 3:6 tegen (L’Empereur in Patrik, Polus en Wels, 1742, p. 180-181). Sidon was beroemd geworden vanwege de ‘glas’ productie (Rawlinson, 1896, p. 275). Deze combinatie van glas en murex deed aan het koperkleurige reflecterende aurichalcum in de tempel van Poseidon denken (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 116, 119). Atlantis had een Fenicische oorsprong. Een Griek-Macedonische veroveraar die tegen Babylon optrok en er zelfs zijn hoofdkwartier van maakte klinkt heel erg als de oorlog van Atlantis tegen Athene. Slechts tijd, richting en rolverdeling zijn anders. Als we inzien dat hier zaken “gespiegeld” zijn dan snappen we hoe dicht we bij Atlantis zitten. We zullen zien dat er in de Eindtijd een nieuwe Alexander opstaat… De luipaardin in Daniël 7:6 en Openbaring 13:2 is namelijk Eindtijd Griekenland. Thans ligt Griekenland dankzij een stapeling van bezuinigingen in de lappenmand (Beugel, 2019). De Bijbel garandeert ons dat God een wonder aan Griekenland doet waarna het Babylon zal veroveren en over de wereldzeeën zal heersen. Nog wat: de agressie kwam vanuit Griekenland. Als we Alexander met koning Atlas vergelijken dan was Atlas in werkelijkheid een Griekse koning die Tyrus, Babylon of zo u wilt Atlantis bezette. Pas daarna ging Atlantis ten onder.
Overwinning op het wereldkapitalisme
Ezechiël 28:11-19 ging over Tyrus maar klinkt als Atlantis. Tyrus was thematisch gezien hetzelfde oord als Atlantis. De thematiek van weelde, cultuur en overvloed dwingt ons in te zien dat deze voorzeggingen tijdsloos waren. Tyrus en Babylon waren twee handen op één buik. Tyrus was een symbool van wereldhandel en corruptie (Bultema, 1981, p. 233). Voor Babylon gold hetzelfde. Beide steden waren broeinesten van afgoderij. De verwoesting van de rotsstad Tyrus maakte één ding duidelijk. Het wereldkapitalisme kon omver geworpen worden. Alexander had dit bewezen. Terwijl hij juist een imperialistische daad stelde door zijn rijk uit te breiden, verwoestte hij het ultieme kapitalistische bolwerk dat Tyrus was. Volgens Harry Bultema stond Tyrus als een baken van ‘wereldhandel’, ‘trots’ en corruptie, ‘profetisch’ gezien aan de wieg van de Eerste Wereldoorlog (Bultema, 1981, p. 227). In dat geval kunnen we ook zeggen dat Tyrus aan de wieg stond van de aanslagen op 11 september. Deze hadden het op het ultieme symbool van het wereldkapitalisme gemunt. Het was duidelijk dat Tyrus net als Babel een kwaadaardige vorm van kapitalisme vertegenwoordigde, waarbij de armen onderdrukt werden. Het lot dat Tyrus (en Sodom en Gomorra) onderging, zullen ook de wereldsteden van de Eindtijd ondergaan (Bultema, 1981, p. 234). Alexander stichtte later de stad Alexandrië in Egypte waar de ouders van Jezus terechtkwamen toen ze voor Herodes vluchtten (Mattheüs 2). Thematisch gezien, vluchtte het gezin naar Atlantis. Een boek over de ondergang van Tyrus is van George Rawlinson en heet Phoenicia. In het tumult rond de opkomst van Alexander speelde ook nog een mysterieuze vrouw een rol die Thaïs heette. Ze was niet Thais maar heette wel zo. Ze had de geest van Izebel en Cleopatra VII. Vermoedelijk was zij het die Alexander de Grote aanspoorde om Persepolis in de hens te steken (Thaïs, z.d.). De Griekse dichter Menander schreef een gedicht over haar dat de apostel Paulus later oppikte en in 1 Korinthe 15:33 verwerkte. Paulus had blijkbaar een neus voor mysterieuze vrouwen. Als hij Thaïs kende dan had hij zeker van Alexander en Cleopatra VII gehoord.
Het altaar in Egypte
Na de dood van Alexander de Grote brak de Ptolemeüs I Soter dynastie aan. Deze eerste Ptolemeüs was een veldheer van Alexander geweest en werd nu zelf koning. Een nazaat van deze Ptolemeüs was Ptolemeüs V Epiphanus die met de eerste Cleopatra trouwde, te weten Cleopatra I. Zowel Ptolemeüs als Cleopatra waren de namen van dynastiën. De Cleopatra uit de Asterix en Obelix was Cleopatra 7 die vlak voor Maria van Nazareth leefde. Ik wil inzoomen op Ptolemeüs V en Cleopatra I. In Jesaja 19:19 werd het altaar voor God genoemd. Dit was natuurlijke niet de Grote Piramide van Gizeh, die immers een tempel voor Baäl Zafon was. Volgens E.W. Bullinger werd dit altaar tijdens de Cleopatra I en Ptolemeüs V periode gebouwd. Vermoedelijk werd dit altaar in Heliopolis (On = Anu) opgericht (Bullinger, z.j.-a, bijlage 81). Net als in Gaza was er ook in Egypte een Pentapolis van vijf steden (Jesaja 19:18). Dit waren Heliopolis, Leontopolis, Migdol, Daphne en Memphis (Bullinger, z.j.-a, bijlage 81). Memphis was mogelijk de stad Taphanes (Jeremia 2:16; 43:9; 46:14) (Matheny, 2011-b, p. 112). In Hosea 9:6 werd Memphis genoemd. De vijf tweelingkoningen van Atlantis verwezen naar deze Pentapolis.
53
Carthago en … Amerika…
Tyrus was ooit als een kolonie van Zidon begonnen. Maar om erbij te horen, stichtte Tyrus zelf ook een kolonie, namelijk Carthago dat vlakbij het huidige Tunis lag. We schuiven dus westwaarts op, wat goed nieuws is na alle Nebuchanedzars en mesjogge Farao’s. In Carthago werd de godin Tanit aanbeden (Tanit, 2010). Ze was de zoveelste kloon van Astarte. En in de naam Tanit herkennen we de naam “Athena”. Ook werd in Carthago Baäl-Hammon aanbeden. Hij was dezelfde als Moloch en in de naam Hammon lezen we de letters “min”. In Carthago komen we ook ene Hannibal tegen die tegen de prille invloed van Rome streed (De Graaff, 1993, p. 296). Rome vocht met Carthago de zogenaamde Punische (Fenicische) oorlogen uit. In de tweede Punische oorlog van 218-201 voor Christus, deed Hannibal mee (Sauer, 1940, p. 86). De Romeinse veldheer Cornelius Scipio versloeg Hannibal (Klei, 2017) waarna het Romeinse Rijk pas echt verder kon groeien. Door de invloed van Rome kon het evangelie later Europa bereiken. Volgens de overlevering trok Hannibal met olifanten door de Alpen. De olifanten mochten niet tetteren om lawines te voorkomen. De olifanten kwamen we ook op Atlantis tegen (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 114). En Mohammed was in het jaar van de Olifant geboren (Séguy, 1977, p. 8). In de naam van Hannibal lezen we de naam van Baäl. Was Hannibal wel een echt mens of was hij de zoveelste Titaan?
Carthago ging op zijn beurt ook kolonies stichten. En waar dan? Want volgens de bioloog Barry Fell waren de Feniciërs nota bene naar Amerika gevaren. Plato noemde Amerika in Timaeus 25 het continent dat aan de andere kant van de oceaan lag. Zo was er de zogenaamde ‘Bourne Steen’ in Massachusetts met opnieuw Punische (Fenicische) inscripties erin gekerfd. De tekst gaat over de ‘annexatie’ van een stuk land door ene Hanno (Pearson in Fell, 1977, p. 95). Of deze Hanno dezelfde als de Carthaagse leider Hanno was, is niet duidelijk. In Mount Hope, Rhode Island werd een rots inscriptie achter gelaten door zeevaarders uit ‘Tarsis’ (Diringer, geciteerd in Fell, 1977, p. 99). De tekst zou rond ‘700 of 600 voor Christus’ geschreven zijn (Fell, 1977, p. 100). Op Mohegan Island in Maine werden andere inscripties gevonden, met de tekst, ‘Cargo platforms voor schepen van Fenicië’ (Fell, 1977, p. 58). En interessant: in Ecuador was een Libische inscriptie gevonden die een ‘olifant’ afbeeldde die de aarde op het water steunde en vervolgens een ‘aardbeving’ teweeg bracht (Keeler & Pearson, geciteerd in Fell, 1977, p. 184, afbeelding). De afbeelding zou uit het laatste deel van de derde eeuw voor Christus stammen (Keeler & Pearson in Fell, 1977, p. 184). Bij een olifant denken we aan Atlantis, zeker in combinatie met een aardbeving. Ook denken we aan het jaar van de Olifant waarin Mohammed geboren was (Séguy, 1977, p. 8). In New England zijn Romeinse inscripties gevonden die met de nummering van de ‘Juliaanse kalender’ overeenkwamen (Fell, 1977, p. 6). Deze kalender werd in 46 na christus ingevoerd. Met deze Romeinse inscripties werd de dag van het heidense ‘Beltane’ feest aangeduid (Fell, 1977, p. 6, 200). We hebben dus al heel wat informatie door een paar inscripties. Baäl was bekend in New England en werd er bovendien vereerd. En dit gebeurde tot in de tijd van Julius Caesar (Fell, 1977, p. 6). Jezus leefde vlak na Julius Caesar. Hij zal zeker van Amerika hebben gehoord. Ik kan als leek zijnde, niet zeggen of het hier om hoaxes gaat. Maar zo niet, dan trekken we de conclusie dat er in de tijd van Jezus al expedities naar Amerika gaande waren. En wellicht al vanaf de tijd van de Rechters toen de Filistijnen de wereld koloniseerden. We kunnen deze zaken goed verklaren als we snappen dat er in een grijs verleden intensief contact tussen de Levant, Europa en Amerika was. We hebben Atlantis niet nodig om de kolonisatie van Amerika te verklaren. Tenslotte is er ook een boek in omloop van Helena Maria Whishaw met als titel Atlantis in Andalusië. Ik heb het boek ooit in handen gehad. Zij ontdekte labyrint achtige formaties in de buurt van Huelva. Ik denk dat deze formaties met kolonisaties vanuit Carthago of veel later Libië te maken hadden.
54
Antioches IV Epiphanes
De Hellenistische koning Antioches IV Epiphanes regeerde rond 175-164 voor Christus (Sauer, 1940, p. 193). Hij was een schaduw van de komende antichrist. Zijn bijnaam was “Epimanes”, de waanzinnige (Sauer, 1940, p. 193, noot 8). Het is wel treffend dat ze ook al in de antieke tijden bijnamen verzonnen. Hij was al gijzelaar in Rome geweest (Sauer, 1940, p. 194), waarmee Rome in ons onderzoek in het vizier komt. Later kwam hij blijkbaar in ander vaarwater terecht. Hij ging weer op strooptocht en wilde de Hellenistische cultuur in het Jodendom opdringen. De verering van Zeus was hierbij het centrale thema (Sauer, 1940, p. 194). Waarmee we Zeus als de God van de antichrist kunnen ontmaskeren. Epimanes verbood hiertoe allerlei Joodse gebruiken zoals de besnijdenis en de tempelgodsdienst, de sabbatten en feesten. Ook dwong hij de Joden om ‘varkensvlees’ te eten (Sauer, 1940, p. 194). In zijn kielzog groeide Rome. Antioches had het vooral op het joodse ‘nieuwe Maanfeest’, de ‘spijswetten’ en ‘de besnijdenis’ gemunt (De Graaff, 1993, p. 246). Antioches IV Epiphanes was een type van Atlas. In feite haalde hij Atlantis in Juda binnen.
55
Rome
We zijn met een duikvlucht in de geschiedenis van het Romeinse Rijk terecht gekomen. Volgens de mythe hadden Romulus en Remus de eerste stenen gelegd waarop Rome gebouwd was. Romulus en Remus waren Titanen en de Romeinse Zuilen van Hercules. Vanuit een ander perspectief bekeken, stamden de Romeinen van de Trojanen af (De Graaff, 1993, p. 259). Wellicht stamden ze van de held Aeneas af die uit de Trojaanse Oorlog gevlucht was (De Graaff, 1993, 259). Deze Aeneas was op zijn beurt de zoon van Aphrodite (Anderson, 2015) die met de planeet Venus geassocieerd werd (Aphrodite, 2006). We weten inmiddels wat voor wezens dit zijn: Titanen, alias demonen. Aphrodite was de zoveelste kloon van Astarte en Athena. Dan waren er de Romeinse tweelingbroers Castor en Pollux. Zij werden ook Dioskuren genoemd. In Handelingen 28:11 komen we die naam ook tegen. Ze waren net als Romulus en Remus de Romeinse tegenhangers van de Zuilen van Hercules. Al deze tweeling afgoden waren Titanen en gekopieerd van Jacob en Ezau. De strijd tussen Rome en Israël bepaalde volgens Dr. Frank de Graaff de wereldgeschiedenis. Deze strijd was een afgeleide van de strijd tussen Jacob en Ezau (De Graaff, 1993, p. 63). Voor Rome kunnen we moeiteloos Atlantis invullen. Aan Remus verschenen zes gieren (De Graaff, 1993, p. 257). Het nummer zes begint nu wel opvallend te worden. In de tempel van Poseidon op Atlantis stond een beeld van Poseidon met zes paarden ervoor (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 116). De gier zelf was een imitatie van de vogels die in Openbaring 19:17 genoemd worden. Ze zullen de lijken na afloop van het Armageddon oppeuzelen. Ja, ook de vogels doen mee in de Eindstrijd. Frank de Graaff noemt nogmaals de verwantschap tussen Ezau, Troje en Rome (De Graaff, 1993, p. 260). Rome dreef bovendien op een Atlantisch legioen van slaven (De Graaff, 1993, p. 297).
Spartacus
De Romeinen hadden een eigen versie van de Filistijnse reus Goliath. Dit waren de gladiators. De Gladiator spelen werden in 264 voor Christus geïntroduceerd door de zonen van Junius Brutus (Grout, z.j. alinea 1). De spelen waren ontstaan uit de rituelen om bloedoffers te brengen aan de geesten van overleden mensen (Grout, z.j. alinea 1). Deze gladiatorspelen werden ‘munera’ genoemd waarin we de letters “M-n” herkennen (Grout, z.j. alinea 1, alinea 1). We kunnen hier gemakkelijk de bloedoffers aan Moloch en Baäl-Hammon in herkennen. De Griekse afgod Zeus incarneerde in de Romeinse afgod Jupiter (Matheny, 2011-a, p. 138) maar ook Saturnus was een kloon van Zeus. Feitelijk waren al deze afgoden klonen van elkaar. De Romeinen hadden ook een eigen Goliath. Hij heette Spartacus en was een Thraciër (Van Hooff, 2010). Volgens de overlevering was hij een ontsnapte slaaf die met een eigen leger van drop-outs tegen Rome in opstand kwam. Uiteindelijk werd hij door de Romeinse veldheer Marcus Crassus verslagen (Van Hooff, 2010, kopje De eindstrijd van Spartacus). Dit was een les voor de Romeinen: gladiatoren waren een leuk speeltje. Maar ze konden ook in opstand komen (Grout, z.j., alinea 1). Spartacus had op een bepaalde manier iets van Hannibal, Goliath en natuurlijk… Atlas. Waarschijnlijk heeft ook de apostel Paulus een moment voor gladiator gespeeld? In 2 Timotheüs 4:17 lezen we hoe God hem uit de muil van een leeuw bevrijdde (Zie: Psalm 22:22). Dit klinkt als gladiatorspelen. Maar misschien was de passage figuurlijk bedoeld en bevrijdde God, Paulus uit de handen van de heidenen. De keizers Titus en Vespasianus lieten in Rome het enorme Amfitheater verbouwen zodat het 87000 zitplaatsen kreeg. Bij een ritueel van 120 dagen van gladiatorspelen werden 12000 dieren en 10000 gladiatoren ingezet (Sauer, 1940, p. 207). De gladiatoren resoneerden met het leger van Atlantis.
56
Julius Caesar en Cleopatra 7
Het was Julius Caesar die het aura van Alexander de Grote had. En zijn initialen correspondeerden door een speling van het lot met die van Jezus Christus. Christus was overigens geen achternaam maar betekende “gezalfde”. Jezus heette Van Nazareth van achternaam. Julius Caesar schreef in Boek 3 van zijn De Bello Gallico over de zeeslag die hij tegen het gezamenlijke leger van de ‘Kelten van Bretagne’ en de Britten voerde (Caesar in Fell, 1977, p. 112). Deze Frans-Britse marine telde maar liefst ‘220 schepen’ die bovendien ‘groter’ waren dan de Romeinse schepen. Caesar suggereerde al dat deze grote schepen van de vijand sterk genoeg waren om ermee op de ‘open zee’ te varen (Caesar in Fell, 1977, p. 112). Wat anders was deze open zee dan de Atlantische Oceaan? Julius Caesar wist vermoedelijk van het bestaan van Amerika af. Dover en Venetië bestonden al voordat in het verre Juda de herders bij Maria en Jozef kwamen. De Feniciërs hadden waarschijnlijk Ierland al bereikt omdat er een Ierse stam was die ‘Feni’ heette (Powell in Fell, 1977, p. 122). Ook Barry Fell noemde de Feniciërs, Kanaänieten, de ‘Mensen van het Purper’ (Fell, 1977, p. 122).
Julius Caesar was degene die met de beroemde Cleopatra 7 trouwde. Haar dynastie was voortgekomen uit Cleopatra 1 die in Daniël 11:17 genoemd werd. Cleopatra 7 was de laatste farao. Ze beschouwde zichzelf als de vertegenwoordiger van Isis op aarde. Ze had iets van Izebel, Farao Nefertiti en koningin Dido van Carthago. De laatste was waarschijnlijk een Titaan. Nadat Julius Caesar vermoord was papte ze het met Marcus Antonius aan. Eerst ontmoetten ze elkaar in 41 voor Christus in de Zuid-Turkse stad Tarsus (Van den Berg, z.j.-c). Ze had zich ‘gekleed als Afrodite, de liefdesgodin’ (Van den Berg, z.j.-c). Wij kennen haar als Astarte, alias Athena. Ook in Tarsus werd later de apostel Paulus geboren. Cleopatra 7 en Marcus Antonius werden in de slag om Alexandrië door Octavianus (de latere keizer Augustus) omsingeld, waarna ze zelfmoord pleegden. Egypte werd vervolgens een Romeinse provincie met Alexandrië als de nieuwe hoofdstad. Het “Farao hoofdstuk” was hiermee afgesloten. Maar de geest van de Farao’s was niet verdwenen. Deze zou spoedig in een ander schimmig volkje trekken, namelijk de Joodse Farizeeërs.
Eindelijk was er nu ruimte voor iets “nieuws”. De wereld zou spoedig kennis maken met dit “nieuwe”. Want in Bethlehem zou – eindelijk – de Messias geboren worden. Marcus Antonius was een vriend van Herodes de Grote die alle mannelijke baby’s in Juda liet vermoorden ten einde de geboorte van Jezus te voorkomen. We zagen dit principe al eerder voorbij komen toen Mozes geboren werd en Farao alle mannelijke Joodse baby’s liet vermoorden. Keizer Augustus was de bijnaam van Octavianus. Deze keizer die Cleopatra 7 de dood in had gejaagd, was een achterneef van Julius Caesar (Rooijackers, 2008). Hij was verder een tijdgenoot van een ander schepsel: Miriam van Nazareth. Ze werd waarschijnlijk dik 10 jaar na de dood van Cleopatra 7 geboren. Hun levens hadden elkaar net niet gekruist. Onder keizer Augustus werd Jezus geboren. Kanaän maakte toen net als Nederland deel uit van Het Romeinse Rijk (Rooijackers, 2008, par. Pax Romana, afbeelding). Topografisch gezien zaten we in hetzelfde schuitje als Jezus.
57
Interbellum
Tussen de dood van Julius Caesar in 44 voor Christus en de geboorte van Jezus, volgden de politieke ontwikkelingen elkaar razendsnel op. Toen Jezus geboren werd, was er een hele nieuwe tijdsgeest ontstaan (Rohter, 2012, alinea 1). De geest van Izebel en Cleopatra 7 was spoedig herkenbaar in de schoondochter van Herodes de Grote die Herodias heette en vervolgens in haar dochter die Salomé 2 heette. De familiestamboom ziet u in het schema van Bob Utley (Utley, z.j.). Deze Salomé 2 was de ware “Dancing Queen” en gaf na een dansuitvoering de opdracht om Johannes de Doper te laten onthoofden. Hij was een neef van Jezus. Cleopatra 7 had nooit van het “kruis van Golgotha gehoord”. Het enige wat ze met Hem gemeen had, was een zelf gekozen dood, ook al waren de motieven anders. Ze leefde vlak voor Jezus maar ze had nooit van de herders gehoord die middenin de nacht bezoek van een engel kregen. Het kantelpunt tussen Cleopatra 7 en Maria van Nazareth werd het meest duidelijk zichtbaar toen de engel Gabriël, Maria en niet Cleopatra 7 bezocht. Vanuit menselijk oogpunt was er alle aanleiding voor Gabriël geweest om Cleopatra 7 te bezoeken. Zij was de vrouw van de wereld, had een grote bek en breidde haar macht via intriges uit. Iedereen in haar tijd kende Cleopatra. Ze was eerst de vrouw van Julius Caesar en na zijn dood papte ze het met Marcus Antonius aan. Maar wie kende Miriam van Nazareth? Voordat Gabriël haar tijdens de afwas in de keuken opzocht, was ze een onbekend iemand. Niettemin zou zij voorgoed de geschiedenis van de mensheid veranderen door simpelweg de Messias op de wereld te zetten. Cleopatra 7 had het nakijken en moest na al haar intriges zelfmoord plegen. Wellicht had ze als zelf benoemde dochter van Isis haar eigen godenwereld. Maar de manier waarop het wereldtoneel spoedig na haar dood zou veranderen, had ze ondanks haar intelligentie niet voorzien.
Slinger
De mysterieuze wisselwerking tussen de dood van Julius Caesar, gevolgd door die van Cleopatra 7 en de geboorte van Jezus Christus, pakweg dertig jaar later, was een slingerbeweging geworden (Rohter, 2012, alinea 13). Deze zou uiteindelijk tot het kruis van Golgotha en later tot de verwoesting van Jeruzalem leiden (Rohter, 2012, alinea 13-14). Indirect zou de verspreiding van de Joden over Europa tot grotere catastrofes zoals de ‘Nazi holocaust’ leiden. En in onze tijd zou deze slinger tot de ‘Oorlog tegen Terrorisme’ leiden (Rohter, 2012, alinea 15). Uit deze oorlog kwam het leger van Isis voort. Wat mij betreft was deze slingerbeweging al bij de verwoesting van Tyrus begonnen. Of misschien nog eerder, toen Cyrus de joden de opdracht gaf om de tempel te herbouwen. Vanaf dat moment trad het principe van de zeventig jaarweken in werking, dat met de steniging van Stefanus eindigde (Daniël 9:24-25 in Piet, 2016-d).
Herodes de Grote
Herodes de Grote breidde de tempel uit die na de Babylonische ballingschap onder leiding van Zerubbabel gebouwd was (Ezra 3:8-11). Daarnaast bouwde hij de burcht Antonia als een ode aan zijn goede vriend Marcus Antonius. Eén muur van dit fort staat nog steeds overeind in Jeruzalem. Deze muur kennen we als de Klaagmuur. Vlakbij de Klaagmuur staan de islamitische Rotskoepel en de Al Aqsa moskee. In dit boek waarin niets is wat het lijkt, slaan we ook de Klaagmuur niet over. Later zal ik u de details hierover onthullen. Drie imposante bouwwerken maakten Jeruzalem tot een metropool: de tempel van Salomo die door Herodes werd uitgebreid, de immense burcht Antonia en het paleis van Herodes zelf. Herodes de Grote bouwde ook de havenstad Caesarea verder uit als een eerbetoon aan keizer Augustus.
Episode 2
Jezus
58
Maria van Nazareth
We naderen de laatste jaarweek van het traject dat in Daniël 9:24-25 begon. Deze laatste jaarweek begon met de doop van Jezus in de Jordaan. We zijn bijna zover. De periode tussen de dood van Cleopatra 7 en Maria van Nazareth was een overgangsperiode. Pakweg tien jaar na de dood van Cleopatra 7 werd een nieuw schepsel geboren dat in de eerste instantie in de krochten van de geschiedenis verloren was gegaan. Ze heette Maria van Nazareth. Als Cleopatra 7 verder had geleefd, dan hadden hun levens elkaar misschien gekruist. Maar God beschikte anders. Het leven van Cleopatra 7 zat erop waarmee het tijdperk van de farao’s afgesloten was. Het moest er nu eindelijk van komen dat de messias geboren werd. We weten weinig over Maria’s leven voordat Jezus geboren werd. En ook na de geboorte van Jezus bleef Maria nog een tijd verborgen voor ons. Aangezien Maria een mens van vlees en bloed was, zag haar leven er in de eerste instantie misschien totaal anders uit dan hoe we haar uit de Bijbel kennen. Haar lied staat in Lucas 1:46-55 en is politiek getint. Was zij een politieke activiste die tegen armoede streed? Wellicht had ze op haar manier strijdmakkers en luisterde ze samen naar de muziek uit haar tijd? Wat waren haar hobby’s? Maakte ze ‘s avonds bergwandelingen of zwom ze liever? We mogen er vanuit gaan dat ze experimenteerde met schrijven, anders was haar lied niet zo uitbundig geweest. We weten slechts een paar dingen van haar: ze was een redelijk autonoom wezen dat in haar eentje een lange reis naar haar nicht Elisabeth maakte. Ze had blijkbaar genoeg geld op zak, kon goed schrijven en had een neus voor sociaal onrecht. Maar in Lucas 2:24 lezen we dat ze niet rijk was. Haar armoede was volgens Frederic Farrar geen miserabele ‘pauper’ armoede maar een normale armoede die van een sober leven getuigde (Farrar, 1874, p. 61). Maria’s onwerkelijke introductie begon met de verschijning van een engel. Ook in de daarop volgende etappes van haar introductie tot en met de geboorte van Jezus werd haar decor gekleurd door herders, engelen en magiërs met goud. Deze engel wist haar te vertellen dat ze de lang verwachte messias ter wereld zou brengen (Lucas 1:28-30).
Blozende wangetjes
Dan is er de kerk-Maria. Ik ging vroeger weleens naar de katholieke kerk om het Maria beeld te zien. Verder dan dat beeld kwam ik niet. Ik sloeg murmelend de meest vunzige taal uit, waarna mijn gebed er weer op zat. De pastoor kwam wel eens langs om te zeggen dat ik ook een “rustig plekje” vooraan in de kerkbank kon opzoeken waar ik “bij een brandende kaars tot diepere inzichten kon komen”. Hij begreep niets van mijn stiekeme obsessie. De kerk Maria staat ook op de vele ansichtkaarten die je in spiritiwie winkels kunt kopen. Maria is big business, zeker zolang er steeds meer eenzame mannen als ik rondlopen. Deze kerk-Maria kan zo in de Playboy, ware het niet dat ze met haar licht blozende wangetjes emotieloos voor zich uit tuurt alsof ze aandachtig bestudeert hoe de melk overkookt. De kerkMaria is een seksloos wezen. Ik zal u zeggen op wie ze lijkt: op Isis alias Astarte en Athena. Was de echte Maria een charmante vrouw? Volgens Jesaja 53:2 was Jezus niet om aan te zien. Dus was Maria waarschijnlijk ook niet charmant om te zien. Maria was een maagd toen ze Jezus kreeg. Geloof ik dit? Ja, dit geloof ik. Trouwens, elke geboorte is een wonder. Zal ik u eens wat zeggen? De eerste zin die we van Maria lezen staat in Lucas 1:34. Deze gaat meteen over… “seks”. De engel Gabriël die wel al in Daniël 9:21 tegenkwamen, stond zomaar bij haar in de keuken. U en ik zouden zich kapot schrikken. Maar Maria vroeg zich af “wat dit te betekenen had”? Gabriël zei tegen haar dat ze de Messias zou baren. Waarop Maria zich hetzelfde afvroeg als wij: hoe kon dit gebeuren zonder dat er een man aan te pas kwam? Maria had haar seksuele voorlichting gehad. Ze wist wat ervoor nodig was om een kind op de wereld te zetten. Ten eerste was er een man voor nodig. Ten tweede moest hij op zijn minst zijn schoenen en sokken uitdoen, gevolgd door zijn broek. Vervolgens moest hij bepaalde handelingen bij haar verrichten waarbij zij op haar beurt bepaalde handelingen verrichtte. Waarna er op “een bepaalde manier” een kind ter wereld kwam. Met hardop “Sinterklaas Kapoentje” zingen, was je er niet. Je moest echt wel iets meer doen voordat er een kind geboren werd. Maria wist van de hoed en de rand, getuige haar antwoord. En ze wist ook dat het bij de opvoeding van haar Zoon hoorde dat ze Hem seksuele voorlichting zou geven. Bovendien kende ze de Bijbel goed. Anders had God haar niet uitgekozen. Maria kende dus het Hooglied van koning Salomo. En ze kende het verhaal van David die met Bathseba wipte. Een kind verwekken begon niet met een “goed boek” te lezen of bij een romantisch kaarslicht elkaar mijmerend in de ogen te kijken. Op die manier werd er een broodbakmachine geboren maar geen Messias. Maria wist ook dat ze haar aanstaande zoon aan haar tiet zou zogen en niet aan haar grote teen. Maria wist dus wat “seks” was. Erger nog: de engel Gabriël had haar in de positie gemanoeuvreerd waarin ze over seks moest kletsen. Had Gabriël naar haar verjaardag gevraagd, dan was de eerste zin van Maria in het evangelie anders geweest. Gabriël wist dus ook wat seks was. Daarom kwam hij juist, om Maria ervan te overtuigen dat het dit keer “anders” ging. En het feit dat er zomaar een engel in de gedaante van een vreemde kerel in haar keuken stond, schrok haar niet af. Maria was duidelijk “anders”. Net als andere meisjes masturbeerde en fantaseerde ze. Maar de kerken willen hier niets van weten en maakten een seksloos wezen van haar. Maria was waarschijnlijk een volgroeide vrouw toen ze Jezus baarde. Ze had al die tijd op haar Prins op het Witte Paard gewacht, tot ze Hem baarde. Maria’s eerste seks-zin staat in het Lucas evangelie. Maar Lucas komen was pas in de tijd van Paulus tegen. Het evangelie was dus achteraf geschreven. Misschien had Lucas, Maria van Nazareth “geïnterviewd”, en anders een derde, die het verhaal kende. In elk geval was de eerste zin van Maria over seks, blijven hangen, totdat Lucas kwam en de zin in zijn evangelie opnam. Maria antwoordde Gabriël dat ze nooit geneukt had. Maria van Nazareth had inclusief Jezus tenminste zeven kinderen: Joses (Jozef), Judas, Jacobus, Simon en tenminste twee zussen (Mattheüs 13:55; Markus 6:3). Jezus was de oudste. Het valt toch nauwelijks hard te maken dat Maria nooit het Handboek “Seks voor Dummies” had gelezen. Misschien begreep ze net als ik het woord “ejaculatie” niet helemaal maar verder was ze vast en zeker goed ingewijd in de procedure die uiteindelijk tot de geboorte van een kind leidt. Nogmaals: dit krijg je niet voor elkaar door met een bakje chips op schoot TV te kijken. Zo krijg je nooit een ejaculatie, hooguit een evacuatie.
Jong meisje?
Maria had met Eva gemeen dat ze vlak voor haar Goddelijke taak, een bovennatuurlijk wezen op bezoek kreeg. Maria had geluk want dit keer was het wezen een engel van God. Maar ze was een gewaarschuwd mens. Toen de engel Gabriël aan haar verscheen, zal ze een moment aan Eva hebben gedacht die door de serpent misleid was. Maar misschien was Maria ook iets ouder en wijzer dan Eva? De traditie leert ons dat Maria pakweg 15 jaar was toen ze Jezus kreeg. Dit is wel erg jong, vindt u niet, om het woord pedofilie te vermijden. Maar Lucas 1:39 is een passage die vaak over het hoofd wordt gezien. Ze ging naar de stad in Juda om haar nicht Elisabeth het nieuws van haar aanstaande baby te vertellen. Blijkbaar was ze oud genoeg om de reis van 160 kilometer en weer terug te maken. En ze had ook genoeg geld voor de reis bij zich. Onderweg moest ze niet alleen op zichzelf passen maar ook op degene die in haar zat, namelijk de aanstaande Messias. God hield dus rekening met de omstandigheden. Als Maria in Nazareth een dikke buik kreeg, liep ze het risico om gestenigd te worden. Een dikke buik werd door de dorpelingen waarschijnlijk niet met patat en kroketten maar met zwangerschap in verband gebracht. En dus verbleef ze bij Elisabeth die al op leeftijd was (Lucas 1:18). God had deze zaken voorzien en liet haar niet voor niets naar Elisabeth ontsnappen. In Lucas 1:28 werd Maria een vrouw onder de vrouwen genoemd. Dit klinkt alsof ze al volwassen was. Het Griekse woord dat in Lucas 1:17 voor maagd wordt gebruikt, is “parthenon.” De tempel op de Akropolis in Athene heet ook zo. Deze tempel was aan de maagd Athena gewijd. Deze maagd Athena had het aura van een hoer. Het symbool van Maria was dus in de mythe geplakt. Tegelijk was Astarte in de kerk-Maria geïncarneerd. Iets of iemand heeft er door de geschiedenis heen voor gezorgd dat symbolen uit de mythe en de Bijbel verwisseld werden. Wie zou die iemand toch zijn? De tegenstander van God in Job 1 en 2 misschien? Ik heb laatst planten besteld en kreeg de verkeerde. Iemand had de verkeerde sticker op de doos met planten geplakt. Het resultaat was dat ik de planten kreeg die voor iemand anders bestemd waren en vice versa. Zo kreeg de kerk ook een pakketje in de bus waarin de verkeerde Maria zat, namelijk Athena van Atlantis. En uit een verkeerde Maria kon niet anders dan een verkeerde Jezus komen. Ook dat zullen we zien.
Politiek
Behalve seks was er nog iets waar Maria zich van de kerk niet mee mocht bemoeien: politiek. De kerk-Maria is de ideale schoondochter die vroom door het leven gaat en zich niet opwindt over politiek. Een echte gezinsvrouw en moeder die zich alleen bezighoudt met baby luiers. Maar in het Lied van Maria in Lucas 1:46-55 lezen we over een politiek bewuste Maria. Ik zal u wat zeggen: toen Gabriël zei dat Maria de messias zou baren, gaf ze een excentrieke reactie. De meeste vrouwen zijn dolblij als ze horen dat ze een kind krijgen. Maar Maria maakte er een politiek getint verhaal van. Haar zoon was de toekomstige koning die arrogante heersers van de troon zou stoten en de nederige mensen en de armen zou verhogen. Dit is was we in Lucas 1 lezen. Maria was socialistischer dan Lenin. Maar ze was ook nationalistisch want ze nam het voor haar eigen volk, de Joden op. Werklozen horen anno 2018 maar al te vaak de retoriek over “gemeenschapsgeld”. Dan is er die andere oneliner, die vooral tegen werklozen gebruikt wordt: vraag niet wat je land voor jou kan doen maar wat jij voor het land kunt betekenen. In Maria’s lied lezen we hier niets van terug. Maria zei niet: als mijn zoon koning is dan zal Hij alle werklozen een schop onder hun reet geven. En gehandicapten moeten niet klagen over wat ze niet kunnen maar zich richten op wat ze nog wel kunnen. Dit is NIET wat we in Maria’s lied lezen. Ook trapte Maria niet in de anarchistische valkuil van de mythe dat verandering “van onderop” moet komen. Ze was duidelijk in haar stellingname: de verandering zou van buitenaf en van bovenaf komen. Namelijk van haar Zoon. Misschien is het interessanter om te benoemen wat we in haar lied in Lucas 1 niet lezen, namelijk geklets over abortus, prostitutie, porno, vluchtelingen of de Palestijnen. Ze maakte zich niet druk over dit soort zaken. Maar ze nam het wel op voor de armen en haar eigen volk. Het ligt zodoende voor de hand om te denken dat Maria al iets ouder was toen ze Jezus kreeg. Maria’s lied was vergelijkbaar met We Shall Overcome dat de zwarten in Amerika zongen (McKnight, 2007, p. 18-19). Maria’s boodschap was duidelijk: heb respect voor de Joden en de armen. Haar lied in Lucas 1 leek ook op de lofzang van Hanna in 1 Samuël 2. Samuël was uit een onvruchtbare vrouw geboren. In Marcus 12:42 komen we een Anna tegen. Maria was duidelijk: God snoert alle blaaskaken de mond en Hij verhoogt degenen die vernederd waren. Dit deed Hij bij Farao, Og, Nebuchanedzar en Goliath die hij vernederde of zelfs de dood in jaagde. In de toekomst gaat Hij dit weer doen. Maria was wellicht niet arm. Want ze had genoeg geld om naar Elisabet te reizen. Of misschien liftte ze? Maar rijk was ze ook niet. Dit blijkt uit Lucas 2:24 (vergelijk met Leviticus 12:8). We lezen ook niet dat Maria werkte voor haar geld. Maria’s Lied was achteraf door Lucas ingevoegd in het evangelie. Waar was het Lied in de tussentijd geparkeerd? Had Maria het opgeschreven en het in haar nachtkastje bewaard? Wist Maria überhaupt van tevoren dat haar lied in het evangelie terecht zou komen?
Maria en humor
Behalve seks en politiek is er nog iets waar de Kerk-Maria zich van zal onthouden: humor. Hetzelfde geldt overigens voor de kerk-Jezus maar daar komen we nog op. Op zijn best mag Maria van de kerken gepaste grapjes maken over de baby luiers, die veel te groot zijn. Zolang ze maar niet langer dan 3,14159268 seconde lacht (jawel “pi”). Harp spelen is beter voor Maria, waarna ze de poes aait, de kleren strijkt en vervolgens vroom in de Bijbel leest. De blozende kerk-Maria is geen menselijk wezen maar een demon. De echte Maria had vast wel humor. De moeder van Jezus zag er misschien de humor wel van in dat Gabriël zomaar bij haar in de keuken stond (Lucas 1:28). Ook toen de magiërs uit het oosten later met goud bij haar aan de deur kwamen om de nieuwe koning te zien, zal ze wel gelachen hebben. Het is best wel grappig als er iemand met een zak vol goud aan uw deur komt, toch? Heeft u op TV weleens de smoelen gezien van mensen die de lotto wonnen? Die keken echt niet vroom en emotieloos voor zich uit alsof ze zich afvroegen of hun lot wel van milieuvriendelijk papier gemaakt was. Nee, zulke geluksvogels gaan helemaal uit hun dak. Zo zal Maria ook tekeer zijn gegaan. En dan de manier waarop het nieuws aan haar gebracht was, was al net zo hilarisch.
De herders
In Lucas 2:16 kreeg Maria samen met Jozef de herders op bezoek die haar pas geboren zoon Jezus in de voerbak zagen liggen. Wat een contrast met de engel Gabriël. Dit was niet op 25 december want dan waren er geen herders in de wei, ook niet in Israël. Maria was alleen met Jozef maar we lezen niet dat ze zich bedreigd voelde. De herders kwamen met een luide mededeling dat vandaag de redder van het volk geboren was. In vers 18 staat dat allen die deze woorden hoorden verwonderd waren over deze verklaring. Blijkbaar waren er meer mensen in de buurt dan alleen het jonge gezin. In Lucas 2:19 staat weer dat Maria deze zaken overdacht. Maria was een echte koningin die de mannenharten beroerde. Het tafereel van de engel die aan de herders verscheen had een 1001 Nacht Sprookjes aura over zich.
De magiërs uit het oosten
Het mythische aura dat om Jezus en Maria hangt is deels te danken aan de magiërs uit het oosten die in Mattheüs 2 het jonge gezin bezochten. Deze merkwaardige geschiedenis raakt de ziel van het christendom (Farrar, 1874, p. 39). Niet alleen Jozef en Maria kregen hen op bezoek want we vergeten wel eens dat het sprookjesachtige aura van deze geschiedenis vooraf ging door hun bezoek aan koning Herodes. De magiërs hadden nota bene goud bij zich in plaats van bijvoorbeeld een zak chips, pepernoten, koekjes, gebak en boerendrop waar ik altijd wel trek in heb. Deze magiërs werden vaak met de herders verward die in Bethlehem bij Jozef en Maria kwamen. Want deze magiërs kwamen pas later naar Nazareth. Deze magiërs werkten als een rode lap op een stier bij de tegenstander van God. In de loop van de geschiedenis werden ze de Drie Koningen genoemd. Maar ze waren geen koningen maar magiërs en we weten ook niet zeker of het er drie waren? Ze brachten drie geschenken mee maar dit wil niet zeggen dat ze een “drie-eenheid” waren. Het waren er in elk geval twee of meer. Volgens ‘Augustinus en Chrystosomus’ waren er ‘twaalf’ magiërs (Farrar, 1874, p. 40). De koningen van Atlantis waren vast en zeker imitaties van hen. De gedachte is dat ze uit Perzië kwamen. Maar ik vermoed dat ze net als de koningin van Sheba veel dichter uit de buurt kwamen. Waarschijnlijk konden ze alleen via een oostelijke route, Nazareth bereiken. Dit wil niet zeggen dat ze ook echt uit het oosten kwamen. De ster die hen begeleidde was net als de wolk en de vuurkolom in Exodus een bovennatuurlijk verschijnsel. Het ligt niet voor de hand om te denken dat deze ster helemaal vanuit Perzië met de magiërs mee reisde. Dat een ster de geboorte van een koning aankondigde was mogelijk ooit door de heidense magiër Balaam bedacht (Farrar, 1874, p. 42). We moeten de invloed van de oosterse astrologie op de Joodse denkwereld niet onderschatten. Abraham zelf kwam ooit uit Babylon waar hem al door God verteld was dat zijn nageslacht talrijk als de sterren zou zijn. In Mattheüs 2:11 werd over het kind Jezus gesproken. Hij was zeker geen baby meer toen de magiërs arriveerden. De herders en magiërs worden vaak door elkaar gehaald waardoor het idee ontstond dat de magiërs ook bij de baby in de kribbe arriveerden. De mythe van de drie koningen had waarschijnlijk met een Babylonische overlevering te maken. Op Babylonische kleitabletten werden de namen van drie koningen genoemd, onder wie ChedorLoamer van Elam (Perzië). Elam betekent “aankondigen”. De twee andere koningen heetten Eri-Akoe en Toed-Ghoela (Pinches in Winkelhoff, z.j., p. 26). De kleitabletten maken deel uit van de ‘Spartoli Collectie’ en liggen in het ‘British Museum’ in London. De genoemde koningen leefden veel vroeger in de geschiedenis. Chedorlaomer kwamen we al in Genesis 14:1 tegen, in de tijd van Abraham. Deze koningen waren op oorlogspad. Het kan ook zijn dat de magiërs vanwege Jesaja 60:3 koningen genoemd werden (Farrar, 1874, p. 40). Zo kan het zijn dat de tien koningen van Atlantis ook magiërs zijn of beter gezegd, demonisch bezeten mensen. Scot McKnight merkte op dat Maria op een bepaald moment doorkreeg dat Jezus niet zomaar een koning was en dat Zijn invloedssfeer zich tot in Rome zou uitstrekken. Of misschien zelfs nog verder (McKnight, 2007, p. 40)? Het was de apostel Paulus die doorkreeg dat de macht van Jezus zich tot in het heelal uitstrekte (Efeziërs 6:12)! Dat is nog andere koek. Maria zal net als de andere heiligen binnenkort opstaan uit de dood. Dan zal ze eindelijk haar Zoon weer zien. En andersom ook natuurlijk. Jezus zal spoedig Zijn ouders en vrienden weer zien. Maria zal de slappe lach krijgen als ze haar beelden in de kerken ziet. Hoewel de meeste zoniet alle kerken dan waarschijnlijk verwoest zijn door de apocalyptische gebeurtenissen. In Lucas 1:48 voorzag ze de Maria-verering in de toekomst. Ze had dus een profetisch inzicht. En haar zoon, Jezus was de afgelopen 2000 jaar “ergens”. Vanuit de hemel zag Hij de Mariabeelden in de kerken ook.
Maria en Cleopatra 7
Had Maria van Cleopatra 7 gehoord? Dat moet haast wel, gezien haar wereldse kennis en dichtkunst. In Mattheüs 2:13 kreeg haar jonge gezin het advies om naar Egypte te trekken omdat Herodes de Grote aan het doorslaan was. Hij wilde alle mannelijke baby’s in Bethlehem en omstreken doden (Mattheüs 2:16). De kans is groot dat Maria’s gezin naar Alexandrië trok. Dit was de stad van Alexander maar ook van Cleopatra. De latere collega van Paulus die Apollos heette kwam hier ook vandaan. Er woonden dus veel Joden in Alexandrië. Maria moet behoorlijk haar ogen dicht hebben gehad om niet de sporen van Cleopatra 7 te hebben gezien. Ze kende vast en zeker Daniël 11:17 waarin de eerste Cleopatra voorzegd was. Herodes de Grote was bovendien een vriend van Octavianus (Augustus) die Cleopatra 7 en Markus Antonius de dood in had gejaagd. In mijn jeugd hoorde ik steeds over de moorden op Martin Luther King en John F. Kennedy. Maria van Nazareth zal dus zeker van Cleopatra 7 hebben gehoord. Kende Maria de kerk-Maria? Ik bedoel haar beelden die we in de kerken zien? In de eerste instantie niet, want de kerk ontstond pas later. Maar de kerk-Maria was overal in Alexandrië zichtbaar in de vorm van Isis. Het kan niet anders of Maria zag deze beelden ook. Hetzelfde gold voor Jezus. Ook Hij wist vast en zeker van de turbulente geschiedenis van Cleopatra 7 en Julius Caesar. Jezus ging niet voor niets naar Tyrus, de stad die door Alexander verwoest was. Zijn bediening werd min of meer ingekapseld tussen Alexandrië en Tyrus, de twee steden die met Alexander te maken hadden. In beide steden werd Isis aanbeden. Jezus kende de kerk-Maria al voordat wij haar introduceerden. Zoals de kerk uitgroeide tot een gedrocht dat niet organisch maar organisatorisch was, zo werd Isis, de kerk-Maria. Blijkbaar had Maria iets door van de latere verering van haar persoon, wat uit haar genoemde lied in Lucas 1 blijkt.
De andere Maria’s
Allerlei vormen van bijgeloof met betrekking tot Jezus hebben de afgelopen eeuwen wortel geschoten. Merkwaardig genoeg blijft het voor veel mensen moeilijk om de inhoud van de Schrift zelf te geloven. Men verzon dat Jezus in Kasjmir of zelfs Engeland was waarna de link met respectievelijk Boeddha of Koning Arthur niet ver meer was. De bekendste fabel is wel dat Hij met Maria Magdalena getrouwd was die volgens de kerktraditie ook nog eens een hoer was. De mensen die dit soort onzin verkondigen noemen zichzelf ook nog eens progressief en ruimdenkend. Nergens in de Schrift staat dat Jezus getrouwd was. En de verwijzing naar de komst van de Messias begon al in Genesis 3:15. In Jesaja 7:14 werd de geboorte van de Messias uit een maagd genoemd. Nergens staat iets over een toekomstige vrouw van Jezus. Zijn achternaam was “Van Nazareth.” Maria’s achternaam was “Van Magdala.” En dan is er nog de hardnekkige mythe dat Magdalena een hoer was. Ook hier lezen we niets over. Waarschijnlijk was Magdalena verward geweest met Maria van Bethanië in Lucas 7:37-50 die overigens ook geen hoer was (Bullinger, z.j.-a, bijlage 100: The Six Marys). In de geschiedenis van Maria Magdalena is niets van prostitutie te bespeuren. En laten we eens wat meer aandacht besteden aan die ondergewaardeerde Maria in het Nieuwe Testament, Maria van Bethanië. Wie was zij eigenlijk (Bullinger, z.j.-a, bijlage 100: The Six Marys)? We zullen haar ook niet verwarren met een andere Maria die de zus van Martha was en die Jezus in haar huis uitnodigde (Lucas 10:39; Johannes 11:1,2; 12:3). Martha begon te klagen dat Maria geen poot uitstak terwijl zij alles alleen moest doen. Waarop Jezus antwoordde dat Maria had ontdekt waar het werkelijk om ging in het leven. Opvallend is het dat Jezus zomaar bij twee wildvreemde vrouwen op bezoek kwam. Zoals de roeping van Zijn moeder met een vreemdeling in de keuken begon zo kwam Jezus bij wildvreemde vrouwen op bezoek. De verwarring rond de Maria’s heeft iets van de verwarring rond de vele godinnen van Griekenland en Atlantis. Athena was niemand anders dan een kloon van Isis en Astarte. Maar de Maria’s in de levensloop van Jezus waren verschillende vrouwen.
59
Jezus Christus
* Voor de stambomen van de Herodes dynastie verwijs ik u naar de studie van Utley, z.j.
De drie belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van de mensheid waren de geboorte, doop en opstanding van Jezus. Toch begon de laatste jaarweek bij de doop (zalving) van Jezus en niet bij zijn geboorte (Piet, 2016-b). Hij was waarschijnlijk in het jaar -3 rond Pesach, op 10 Nisan geboren (Piet, 2019-h, dia 5). Er is verwarring rond de geslachtsregisters die in Lucas 3 dan wel Mattheüs 1 vermeld staan. In Lucas 3 ging het echter niet om het erfgenaamschap van Jezus (Piet, 2019-h, dia 7). Veel mensen geloven niet in Hem maar toch is onze jaartelling gebaseerd op Zijn geboorte, ook al klopt het geboortejaar niet helemaal. Hij was al in Genesis 3:15 aangekondigd. Oplichters zoals Boeddha, Mohammed en Atlas waren nooit aangekondigd. Ze verschenen zomaar (Messori, 1981, p. 42). Waren ze überhaupt wel mensen of ook weer Titanen? Adolph E. Knoch schreef een geweldige verklaring over Jezus in zijn klassieker Concordant Commentary on the New Testament. Ik raad het iedereen aan die nieuwsgierig naar de Schrift is om dit boek te lezen. Knoch schreef dat de enkele ‘buitenstaanders’ in het Nieuwe Testament die met Jezus geconfronteerd werden ons ongelofelijk veel leren over Zijn bijzondere status. De magiërs kwamen langs om Hem te ‘aanbidden’ (Knoch, z.j.-a, Matthew’s account, introductie). Hoewel ze zelf een hoge status hadden erkenden ze in Hem hun meerdere. Herodes was nog nooit zo in paniek geraakt en deed er alles aan om Hem te vermoorden (Mattheüs 2:1-12) (Knoch, z.j.-a, Matthew’s account, introductie). De Centurion had een geloof in Hem dat nooit eerder vertoond was in Israël (Mattheüs 8:5-12 in Knoch, z.j.-a, Matthew’s account, introductie). Pilatus en zijn vrouw ‘weigerden’ bijna om Hem te ‘veroordelen’ (Mattheüs 27:10, 24 in Knoch, z.j.-a, Matthew’s account, introductie). Volgens Lucas 2:42 werd Jezus op 10 Nisan twaalf jaar. Dan was Hij dus ook op deze dag geboren (Piet, 2011-b). In Micha 5:2 werd ook naar de geboorte van Jezus verwezen. En de “ik”-figuur in Psalm 118 die door David geschreven werd, is ook Christus. Net als de Nefilim had Jezus een bovennatuurlijke Vader. Maar Jezus was geen reus met twaalf vingers en twaalf tenen en een rode puntneus. De Zonen van God in Genesis 6 waren duidelijk van een ander slag dan de Vader van Jezus. Zijn geboorte gebeurde tijdens de regeerperiode van keizer Augustus die we eerder tegenkwamen onder de naam Octavianus. Deze Octavianus had al eerder Marcus Antonius en Cleopatra 7 de dood in gejaagd. Augustus had op aarde een ‘staat bereikt’ die niet eerder vertoond was (De Graaff, 1993, p. 291). Onder hem was de ‘Pax Romana, de Romeinse vrede’ bereikt (De Graaff, 1993, p. 291). Hij zorgde voor een ‘politie en brandweer’ en deelde koren uit aan de armen (De Graaff, 1993, p. 293). Er brak duidelijk een tijd van vernieuwing aan. In Johannes 1:45 en Handelingen 3:22 lezen we dat Jezus degene was die door Mozes en de profeten voorzegd was. Sommigen menen in Deuteronomium 18:15, 18 ook een verwijzing naar de komst van Jezus of anders naar Johannes de Doper te lezen.
Geboren in de aionen
Ene meneer Ernest L. Martin heeft een verpletterend boek geschreven over de tijd rond de geboorte van Jezus. De titel van dit boek was The Star that Astonished the World. Zijn boek staat gratis online op zijn website: www.askelm.com. De sterrenhemel bood een verpletterend aangezicht met diverse conjuncties van sterrenbeelden met planeten. Onder andere was er een samenstand van Jupiter en Venus al geloof ik niet dat deze samenstand de Ster van Bethlehem was. Deze Ster van Bethlehem was mijns inziens een bovennatuurlijk fenomeen, net als de vuurkolom die de Israëlieten tijdens de Exodus begeleidde. Desalniettemin zullen de Romeinen en in het bijzonder de Romeinse keizers zoals Augustus de vreemde tekens aan de hemel ook hebben opgemerkt. Waarna er een volkstelling werd uitgeschreven om de autoriteit van de keizer te onderstrepen. Voor het geval er een Joodse messias geboren werd. En hoera, het was dit keer raak. We mogen niet vergeten dat Jezus in de aionen geboren werd (Gavazzoni, 2010) die door Hem en in Hem geschapen waren (Romeinen 11:36, Kolossenzen 1:16-17). In 1 Korinthe 15:45 werd Hij bovendien de laatste Adam genoemd. De eerste Adam was een levend gemaakte ziel en de laatste Adam was een levend gemaakte geest. Jezus Christus was niet net als Cleopatra 7 zomaar een deel van de geschiedenis. Maar Hij was het epicentrum van de reddingsgeschiedenis. Hij zou immers de dood overwinnen en de voorzeggingen in de Tenach vervullen. In Johannes 1 lezen we over het begin van de schepping toen het “Woord” er was, dat later als Jezus incarneerde. Johannes die ook het boek Openbaring schreef, nam dus in een paar verzen hele grote sprongen van het begin van Genesis naar de geboorte van Jezus. Deze zaken zijn dubbel wonderbaarlijk als we beseffen dat Petrus en Johannes ongeletterd waren (Handelingen 4:13). In de virtuoze beschrijving van Johannes lezen we niets over Atlantis. Jezus was goddelijk maar niet God zelf. Hij was een middelaar tussen God en de mensen. Als Hij God was, kon Hij niet sterven, laat staan uit de dood worden opgewekt. Over de ene God lezen we in de volgende verzen: Deuteronomium 4:35; 6:4, Johannes 17:3 en 1 Timotheüs 1:17. Het christendom had de heidense leer van de drie-eenheid op Jezus geprojecteerd.
Oud en Nieuw Verbond
De titels Oude en Nieuwe Testament kloppen niet. Ze roepen associaties op met de Oud en Nieuw viering. En een testament is een nalatenschap van iemand. God is niet dood en Jezus stond weer op uit de dood. Strikt genomen is geen enkel testament zuivere koffie omdat we allemaal ooit uit de dood zullen opstaan. Oud en Nieuw “Verbond” zijn betere titels. Maar dan nog klopt het niet helemaal. God sloot verschillende verbonden met Zijn volk. Zoals met Noach in Genesis 6:18 en 9:9-16. En God sloot met Abram een verbond waarbij Abram vanaf nu Abraham genoemd werd (Genesis 17:4-6). Dan was er het verbond dat Yhwh op de berg Sinaï met Zijn volk sloot (Deuteronomium 7:6-11). Toen Jezus geboren werd, was het Oude Verbond van Sinaï nog steeds van kracht. In de toekomst zal God een Nieuw Verbond met Zijn volk aangaan (Jeremia 31:31-34; Hebreeën 8:8-13). Het Nieuwe Testament is dus een willekeurig gekozen titel die de periode vanaf de geboorte van Jezus markeerde. Maar de laatste jaarweek begon pas bij zijn zalving. En dan nog was Zijn bediening voor de Joden bestemd. Pas met de bediening van Paulus voor de natiën komen we in nieuw vaarwater terecht. Er is dus geen reden om zijn geboorte als een markering te gebruiken.
Twee evangeliën
Hetzelfde geldt voor de vier evangeliën van Mattheüs, Markus, Lucas en Johannes. In de volksmond worden ze “de vier evangeliën genoemd”. Maar ook dit is geen goede categorisering. Het gaat steeds om één evangelie dat vanuit vier verschillende perspectieven beschreven werd. Als vier mensen een auto beschrijven dan zijn er na afloop niet opeens vier auto’s. De vier evangeliën van Mattheüs, Markus, Lucas en Johannes zijn in feite één evangelie, namelijk dat van de besnijdenis. Joodse jongens van twaalf moesten zich laten besnijden, vandaar die titel. Met Paulus brak er een tweede evangelie aan dat het evangelie van de onbesnedenen genoemd werd (Galaten 2:7). Paulus bracht echt een nieuw evangelie dat van hemzelf was en niet verder bouwde op het evangelie van de besnijdenis. De Griekse invloed in Juda en Kanaän was zichtbaar geworden in de namen van de vier evangelie schrijvers. Het tijdperk van Cyrus (Koresh), Nebuchanedzar, Hiram of Amhotep was voorgoed verleden tijd. Dergelijke namen wezen op een grijs verleden dat zich voor het gevoel op een andere planeet had afgespeeld. De Griekse invloed was overal merkbaar waarbij Griekenland uiteraard een Europees land was. Europa was in zicht.
Details
God heeft de schrift vol details gestopt opdat we zullen weten dat Hij niets voor niets doet. Hij deed dit opdat wij er moeite voor zouden doen om zijn woord te doorgronden. De Bijbel is inderdaad een puzzel en niet altijd chronologisch van volgorde. We kennen het verhaal van Jezus die op het dak van de tempel stond en door satan verzocht werd om van het dak te springen. We kennen ook het verhaal van satan die Jezus meenam naar een hoge berg (de tempel in Jeruzalem) en Hem alle koninkrijken van de wereld liet zien (ufo-ontvoering?) (Lucas 4:5 in Bullinger, z.j.-a, bijlage 116). En we kennen het verhaal van satan die in de woestijn tegen Jezus zei: maak van deze steen brood. De waarheid is dat al deze verzoekingen een keer herhaald werden en dus telkens twee keer plaatsvonden. Namelijk tijdens de veertig dagen die Jezus in de woestijn doorbracht om er door satan verzocht te worden (Mattheüs 4:1; Markus 1:13; Lucas 4:2 in (Bullinger, z.j.-a, bijlage 116). Het ging om zes directe aanvallen van satan op Jezus die in drie verschillende vormen gebeurde (Bullinger, z.j.-a, bijlage 116). Elke vorm werd een keer herhaald. Het is nodig om nauwkeurig te lezen wat er staat. Dan pas snappen we dat de Bijbel een uniek boek is dat een mens niet verzonnen kon hebben. En waar werd Jezus verzocht? In Mattheüs 4:3 was Hij in een woestijnplaats die Beth Chaduda heette. Deze plaats was het domein van de demonen en het hoeft ons niet te verbazen dat Hij hier door satan verleid werd (Martin, 2010, par. The Valley of Hinnom). De plaats was op een magische manier verbonden met twee andere sinistere plaatsen: het Ben Hinnomdal aan de rand van Jeruzalem, waar in de oudheid de afgod Moloch werd aanbeden. Dit dal was tevens het Gehenna dat later onterecht met de hel geassocieerd werd. En Beth Chaduda was met de Dode Zee verbonden waaraan Sodom en Gomorra geoordeeld waren (Martin, 2010, par. The Valley of Hinnom). We komen hierop terug want ergens in dit gebied moet zich ook de Afgrond van Genesis 7:11 en 8:2 bevinden. Ik wil een detail noemen dat vaak over het hoofd wordt gezien. Jezus was niet zomaar in de wildernis. Hij was er samen met de wilde dieren (Marcus 1:13). Blijkbaar werd Hij niet aan stukken gescheurd. God heeft ook een plan met de dierenwereld. We weten niet wat er tussen Jezus en de wilde dieren gebeurde, toen Hij in de wildernis was. Preekte Hij het evangelie ook aan hen? Deze gedachte is minder vreemd dan u denkt, aangezien Jezus na zijn opstanding het evangelie ook aan de gevallen engelen in de Tartarus bracht. In Marcus 1:13 staat dat de engelen van God hem in de woestijn onderhielden. Het was een rare toestand, daar in de woestijn. Net als Adam was hij omringd door de dieren, met dit verschil dat Hij niet in een paradijselijke Tuin was. En de engelen waren bij Hem. Hij was dus niet per sé alleen of eenzaam.
Niet drie maar vijf mensen gekruisigd
Een ander detail is dat er niet twee maar vier mensen met Jezus gekruisigd waren. In Mattheüs 27:44 en Marcus 15:32 staat dat alleen de rovers hem beledigden. Deze rovers passen thematisch gezien goed in de Grot van Plato (Mattheüs 21:13; Marcus 11:17; Lucas 19:46 in Louden, 2011, p. 268). Eveneens pasten deze rovers goed in het Atlantis Epos. Terwijl in Lucas 23:39 staat dat alleen één van de misdadigers hem lasterde terwijl zijn collega de eerste de mond snoerde. Er waren dus eerst twee misdadigers en later kwamen er twee rovers bij (Bullinger, z.j.-a, bijlage 164). Als de koningen van Atlantis rovers waren, dan werden ze hier samen met Hem gekruisigd. Ze waren eindelijk uit Plato’s Grot ontsnapt en werden met Hem gekruisigd. God verstopte deze details in de Bijbel om ons alert te houden.
Getuigenissen
Laten we voor het gemak toch maar de uitdrukking “Nieuwe Testament” gebruiken. Dit is geen boek vol dogma’s of onbegrijpelijke toverformules maar een boek vol getuigenverklaringen. Na elk ongeluk zoekt de politie als eerste naar getuigen. Als we vier getuigen hebben, dan horen we vier verschillende versies van een gebeurtenis. Dit is precies wat we in de vier evangeliën lezen: vier getuigenverklaringen van de gebeurtenissen rond Jezus. In 1 Korinthe 15:5-8 staat een lijst van getuigen die Jezus na Zijn opstanding zagen. Onder hen waren 500 broeders die Hem bij één gelegenheid tegelijk zagen. Irwin Linton die rechter was aan het Hooggerechtshof in Amerika, schreef dat de getuigenissen in de evangeliën overeenstemmen met de ‘normen’ van een ‘moderne rechtbank’ (Messori, 1981, p. 133). Ze gaven ‘namen’, ‘plaatsen’ en de ‘tijdstippen’ op van gebeurtenissen en de hoofdrolspelers, wat genoeg is voor een rechtbank (Linton, in Messori, 1981, p. 133). Dan was er de Joodse historicus Flavius Josephus die in zijn Testimonium over Jezus schreef (Messori, 1981, p. 143). Lang is gedacht dat deze passage er misschien veel later door iemand anders was ingevoegd. Ook al omdat de zinnen een tikje gekunsteld aandoen. Tot ‘professor Shlomo Pines van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem’ een andere versie van het Testimonium vond (Messori, 1981, p. 143). Deze tekst was van bisschop Agapius van Hiëropolis (Syrië) die het Testimonium geciteerd had (Messori, p. 143). Verder was er de brief van ‘Mara Bar Sarapion’ ‘aan zijn zoon, die in Edessa studeerde’ (SanliUrfa, Koerdistan). Hij schreef over de Joden die ‘hun wijze koning ter dood hadden gebracht’ (Messori, 1981, p. 142). Interessant trouwens dat er toen al studenten waren en er al een georganiseerd post systeem was. Hoeveel getuigenverklaringen zijn er van de ondergang van Atlantis? Niet één. Wie was de postbode die het Atlantis Epos bij Plato in de brievenbus deponeerde?
De Bergrede
In Mattheüs 5,6,7 staat een hele redevoering van Jezus die de Bergrede genoemd wordt. Deze Bergrede vond plaats op – alweer – de Olijfberg. In Mattheüs 6:1 lezen we dat gelovigen niet de eer van mensen zullen nastreven maar de eer van God. In Mattheus 6:9 staat de epische vers: Uw Naam Zij Geheiligd, “Hallowed be Thy Name”. Er staan mooie sociale uitspraken in de Bergrede zoals in Mattheüs 5:4-6. De Bergrede is echter te gemakkelijk toegeëigend door allerlei vrijzinnige heelmeesters die de wereld wilden verbeteren. Zelfs socialisten beroepen zich weleens op de Bergrede en nemen de verzen over de hemelen (5:12) op de koop toe. In sommige kringen wordt de Bergrede als een bewijs aangevoerd voor het feit dat Jezus tolerant was en ook andersdenkenden en zelfs anders gelovigen naar de mond zou praten. Het tegendeel is echter waar. Jezus maakt in de Bergrede korte metten met vrijzinnige schijntolerantie (Mattheüs 7:15 in Roget, 1981, p. 87-88). In alle domeinen van onze samenleving wordt er gediscrimineerd. Een gitarist speelt ook bepaalde akkoorden en kan niet zomaar een C in plaats van een B spelen. Bij de bakker kiezen we bruin of wit brood. Vegetariërs discrimineren bewust door geen vlees maar soja te eten. Alleen als het om religie gaat wordt opeens elke uiting getolereerd, “zolang er geen geweld gebruikt wordt”. Jezus sprak duidelijke taal ten aanzien van religie. In Mattheüs 5:11 staat dat de heiligen van God vervolgd zullen worden om Hem, Jezus. En dus niet om Karl Marx, Allah of Boeddha. De Bergrede is heel duidelijk een intolerante rede. Dit is niet zo vreemd omdat alles in de natuur maar ook in de maatschappij volgens vaste wetten verloopt (Roget, 1981, p. 88). De zwaartekracht zorgt ervoor dat een steen naar beneden valt en niet horizontaal bij de buren door het dakraam naar binnen vliegt. Ook werkt wiskunde volgens vaste afspraken. Deze afspraken schuiven soms wat op. Maar ze blijven altijd binnen een bepaald kader hanteerbaar. Jezus was in de Bergrede heel duidelijk. We zullen niet verdraagzaam zijn jegens de islam of Mammon. Ook voor dit onderzoek was het van belang dat ik de kaders vaststelde en discrimineerde. Atlantis kon niet zomaar Groenland, de Maldiven of Madagascar zijn. Zonder te discrimineren had ik Atlantis niet ontdekt.
Doop
In Daniël 7:24-27 werd een periode van zeventig jaarweken ofwel 490 jaar afgekondigd. Als we er tien jubeljaren bij op tellen krijgen we het mooie ronde getal van vijfhonderd jaar. We komen dan uit bij de steniging van Stefanus, gevolgd door een jubeljaar (Piet, 2016-c/d). Zeven jaar hiervoor was de laatste jaarweek van zeven jaar begonnen met de doop van Jezus in de Jordaan (Piet, 2016-c). Onze jaartelling rekent vanaf de fictieve geboorte van Jezus. De Bijbel rekende vanaf het decreet van Cyrus in 2 Kronieken 36:22-23 en Daniël 7:24-27 tot aan Zijn doop in Mattheüs 3:16-17. In Psalm 77:18-21 lezen we over de Doop in de Rietzee (Psalm 77:18-21 geciteerd in Bultema, 1972, p. 189). Harry Bultema noemde hier de Rode Zee. We weten inmiddels dat de Zee van de Exodus de Nijldelta was (Elshout, [phtaloblauw], 2018-c,
reactie: 4 mei 2018, 19:44; Elshout, 2018-f/g/h; Matheny, 2011-a, p. 162; Matheny, 2011-a, p. 155, 160). De Israëlieten haalden ongeschonden de overkant toen het water week (Exodus 14:15-31). Waarmee Mozes definitief als leider erkend werd (1 Korinthe 10:2). Het leger van Farao verdween net als Atlantis en waarschijnlijk net als Eindtijd Babylon voorgoed in de golven. De waterdoop van Atlantis eindigde fataal terwijl de doop van Jezus het startsein voor Zijn bediening was. De waterdoop was bovendien tijdelijk en werd in de tijd van Paulus ingewisseld voor de Doop in de Geest. In het boek van Harry Bultema, Wat de Bijbel Zegt over de Doop, leest u meer hierover.
Gelijkenissen
Jezus stond er bekend om dat Hij vaak in gelijkenissen sprak. Hiermee scheerde Hij rakelings langs elk communicatiemodel dat we kunnen verzinnen. In Mattheüs 13:11 en Romeinen 15:26 lezen we er meer over. Jezus maakte deze vergelijkingen om de verborgenheden van het aanstaande Koninkrijk te openbaren. Alleen een selecte groep van uitverkorenen begreep de vergelijkingen. Een negatieve uitleg hiervan is dat de vergelijkingen ervoor bedoeld waren opdat de massa ze juist niet zou begrijpen. Is er een communicatieadviseur die zoiets bedacht had?
Tyrus
In Mattheüs 15:21 trok Jezus naar Tyrus en Sidon. Sidon was de stad van Astarte die de godin van de Sidoniërs was (1 Koningen 11:5). Zij was de blauwdruk voor zowel Isis als Athena van Atlantis. In Tyrus stonden de tempels voor ‘Melkart en Asjera’ en voor ‘Baäl en Astarte’ (Farrar, 1874, p. 290). Melkart was de blauwdruk voor Heracles die een pilaar in het Atlantis verhaal was. In Tyrus maakte Jezus aan een Syro-Fenicische vrouw duidelijk dat het evangelie alleen voor de Joden bestemd was. De heidenen zouden hooguit van de kruimels proeven. Zoals Israël in Plato’s Atlantis verhaal ontbrak. Was het Atlantis verhaal in de tijd van Handelingen 28 geschreven dan was Israël gedegradeerd tot de heiden volken en waarschijnlijk wel in het verhaal genoemd. De val van Tyrus leek als twee druppels op die van Atlantis (Ezechiël 26-28). Zonder de personage van Heracles had de persoon van christus in Griekenland veel moeilijker een voet aan de grond gekregen. Tyrus was het corrupte commerciële centrum van de oude wereld en stond ooit in direct contact met Tarsis. Jezus wist deze zaken maar al te goed. Zijn bezoek aan het corrupte Tyrus was mogelijk de reden waarvoor Hij vlak voor Pesach op het tempelplein in Jeruzalem de tafels van de geldwisselaars omver kegelde (Johannes 2:15-16).
Episode 3
De Laatste Jaarweek
60
Mislukte Popster Jezus
We zijn in de laatste jaarweek van de zeventig jaarweken in Daniël 9:24-27 terechtgekomen. Deze begon niet bij de geboorte van Jezus maar bij Zijn doop in de Jordaan (Mattheüs 3:16) (Piet, 2016-c), gerekend vanaf het decreet van Cyrus om de tempel te herbouwen (2 Kronieken 36:22-23). Interessant zijn de details die in deze vers genoemd worden. Jezus klom de wal op. Hier kunnen we ons iets bij voorstellen. U heeft vast wel eens aan het kanaal of een rivier gevist. Na afloop klom u de wal op om bij uw fiets of auto te komen. Jezus deed hetzelfde. Misschien sprong er een kikker voor zijn voeten weg? Hoeveel insecten trapte Hij dood? Een vegetariër of zelfs een Humanist zou dit soort vragen stellen. In elk geval ging op dat moment de hemel open. God openbaart zich in de alledaagse gang van zaken. Trouwens, deze Jordaan symboliseerde de dood en opstanding. Voor de duidelijkheid: de waterdoop was voor de Joden. De gelovigen van nu zijn in de geest gedoopt (Zie ook Harry Bultema, 1972, Wat de Bijbel zegt over de Doop). Jezus doopte zelf nooit. Ook Paulus doopte slechts een enkeling (1 Korinthe 1:14).
Contactadvertentie
Als ik een contactadvertentie of zelfs een sollicitatie voor Jezus moest schrijven, wat zou er dan in komen te staan? Hij was lelijk (Jesaja 53:2), een vreetzak (Lucas 7:34) en een Prins Pils (Johannes 2:8-10). Hij had foute vrienden zoals zakkenrollers, tollenaars en jawel… hoeren. Ook zette Hij de familiebanden op de kop. In Mattheüs 10:37; 12:46-50 en in Lucas 14:26 liet Hij duidelijk blijken dat Hij zich beter thuis voelde bij Zijn geestverwanten die overigens dun bezaaid waren dan bij Zijn bloedverwanten. Zelfs zijn moeder moest buiten blijven staan omdat Jezus het te druk had met Zijn geestverwanten (Mattheüs 12:47-48; Marcus 3:31-35). Vermoedelijk tot diepe ergernis van haar. Dit was al een ander tafereel dan het gedoe met de herders en magiërs. Het ergste van alles: Jezus zeurde niet over abortus en porno. En wat deed Hij voor de kost??? Laten we onze indruk van Hem niet afhangen van een momentopname zoals in Markus 4:38 en Mattheüs 8:24. Hier lag Hij te maffen terwijl de rest werkte. En waar droomde Hij over? Erg “workaholic” komt Hij in deze passage niet op ons over; eerder “sleepaholic”. Volgens de meeste vertalingen van Marcus 6:3 en Mattheüs 13:55 was Hij een timmerman. Maar waarschijnlijk was Hij meer dan dat? In Markus 12:10 verwees Jezus naar de hoeksteen die door de bouwers afgekeurd was. Mogelijk was dit een verwijzing naar Zijn eigen beroep dat meer met constructiewerk te maken had dan met houtwerk (Mattheüs 21:42-44 in Campbell, 2005, p. 517-518, punt 4. Occupation). In Psalm 118:22 lezen we ook over de hoeksteen die door de bouwers werd afgekeurd. Verder noemde Hij ‘paleizen’, ‘tempels’ en ‘huizen’ (Campbell, 2005, p. 517-518, punt 4. Occupation). Hier was eerder een aannemer dan een timmerman aan het woord. Jezus zou ook de tempel in drie dagen weer opbouwen (Johannes 2:19). Uiteraard bedoelde Hij zijn opstanding hiermee. Maar in praktische zin waren dit de woorden van een aannemer en niet van een timmerman die een klapstoel in elkaar knutselde. Het beroep van Jezus werd misschien met dat van Noach verward? Het was Noach die een Ark in elkaar timmerde. Of werd Jezus’ beroep met dat van Odysseus verward (Ilias 23.710-13 in Louden, 2011, p. 181)? De Babylonische maangod Nanna werd ook de ‘timmerman van de hemel’ genoemd (Albright, 1919, p. 178). Nanna was de equivalent van de maangod Sin die in de tijd van Abram vereerd werd. Strikt genomen lezen we nergens letterlijk welk betaald werk Jezus deed. Was Hij misschien (… werkloos…?). Het Bruiloftsmaal in Mattheüs 22:1-7 was profetisch. De eerste uitnodiging voor het Bruiloftsmaal betrof de bediening van Johannes de Doper en Jezus die door de Joden werd afgewezen (Allen, 2012, p. 126). De tweede uitnodiging werd ook afgewezen en eindigde met geweld (Allen, 2012, p. 126). Dit ondervonden Zijn discipelen die in de Handelingen periode hardhandig in de bajes gegooid of zelfs gedood werden (Allen, 2012, p. 126).
Kosmopoliet
Jezus kende het moderne kosmopolitische leven. In Mattheüs 24:1-2 deed Hij een uitspraak over de grote en moderne tempel die door Herodes de Grote was uitgebouwd. Hij zei dat deze imposante tempel verwoest zouden worden. Jezus had blijkbaar ook verstand van stadsvernieuwing en planologie. In Mattheüs 17:20 noemde Hij het geloof dat een berg kon verplaatsen. Mogelijk doelde Hij op het Herodion paleis van Herodes de Grote waarvoor een hele berg verplaatst was. Jezus had dit met één vingerknip kunnen realiseren. Als Hij aannemer was dan kende Hij vast en zeker ook redelijk Grieks.
Geldzaken
Weet u wat mij opvalt als ik het evangelie lees? Namelijk, hoe vaak Jezus het over geldzaken had (Campbell, 2005, p. 216, par. a. Finance). Hij waarschuwde tegen het aangaan van schulden (Mattheüs 5:23-26; 18:23-35; Lucas 7:41-47 in Campbell, 2005, p. 516). Als Hij aannemer was, dan moest Hij Zijn administratie bijhouden. In Mattheüs 24:45-51 en Marcus 13:34-36 getuigde Hij van een sterk arbeidsethos waarbij de werknemer niet alleen zijn best moest doen voor zijn baas maar ook voor God (Mattheüs 22:45-51; Markus 13:34-36 in Campbell, 2005, p. 517, par. b. Management). Ook noemde Hij in Mattheüs 20:1-16 en 25:14-30 de voorwaarden ten aanzien van het uitbetalen van werkvolk (Campbell, 2005, p. 517, par. b. Management). Hij riep niet op tot een anarchistische revolutie maar accepteerde de sociale structuur (Campbell, 2005, p. 516, par. 3. Finance and Management).
Verspilling
In Mattheüs 26:1-16 lezen we over een vrouw die kostbare olie over het hoofd van Jezus uitgoot. Zelf was ik onlangs bij de fysiotherapeut. Hij masseerde me door eerst massage-olie over mijn schouders te druppelen. Eerlijk gezegd vond ik het een rotgevoel. Dan Jezus. Hij was wellicht moe en bezweet. In Israël is het vaak warm. Tel daar de olie bij op en Jezus kwam in een plakkerige situatie terecht. En het was dure olie. Misschien kon iemand die verderop woonde ook wel wat van de olie gebruiken? In “milieutermen” gesproken, werd de olie verspild. De leerlingen van Jezus reageerden precies zoals wij dit 2000 jaar later doen. Ze dachten in termen van verspilling. Maar Jezus prees de vrouw. Ze had haar Messias herkend. Paul Tillich noemde dit tafereel een voorbeeld van ‘heilige verspilling’ (Tillich, 1956, p. 46-47). Deze vrouw gooide haar hart open en goot de dure olie ongeremd over het hoofd van Jezus (Tillich, 1956, p. 46-47). Maar al te vaak leggen wij ons zelf remmingen op, om verspilling tegen te gaan. Deze vrouw wist 2000 jaar geleden al meer van het leven dan de meeste moderne ecologen. Ook in de natuur vindt verspilling plaats waarbij nieuwe scheppingen gevormd worden. Bij vulkaanuitbarstingen gaat er zoveel energie verloren waar geen haan naar kraait. Jezus verspilde zijn eigen leven om de Christus te worden (Tillich, 1956, p. 49). Zonder verspilling is er geen nieuw leven mogelijk. Let op de reacties van de discipelen die als moderne ecologen op de situatie reageerden. Ze vonden het zonde van de dure olie. Menselijk gezien was dit ook zo. Maar Jezus dacht vanuit een Goddelijk standpunt.
Luiheid als toewijding
In Lucas 10:38-42 staat een verhaal dat wel een beetje op het vorige lijkt. Jezus kwam in een dorp en werd door een vrouw die Martha heette ontvangen. Valt het u op dat Hij zomaar bij een vrouw op bezoek kwam. Haar zus, Maria was er ook. Die ging bij Jezus aan de voeten zitten, terwijl Martha zich uit de sloffen werkte. Dit wekte natuurlijk irritaties bij haar op. Maar Jezus nam het voor de luie Maria op. Die had het ware leven ontdekt, wat niet meer van haar afgepakt werd. Ik snap dat werkgevers en moralisten hiervan gruwen. Maar Jezus zette Martha op haar nummer. Terwijl het uitgerekend Martha was die Hem uitgenodigd had.
61
Kende Jezus Nederland?
Kende Jezus Nederland? Waarschijnlijk wel. In Mattheus 12:39-40 vergeleek Hij zich met de profeet Jona die ook drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was. Dit was natuurlijk een verwijzing naar de sheol waarin Jezus spoedig af zou dalen. Jezus wist dat Jona naar Tarsis vluchtte en Hij wist ook dat dit Engeland was. Hij zag de contouren van Engeland voor zich en het kan niet anders of Hij had de kaart van Europa wel eens gezien. Dan zag hij ook de contouren van Nederland voor zich dat tot hetzelfde Romeinse Rijk behoorde als Juda. Aangezien we vastgesteld hadden dat Jezus van alle markten thuis was, had Hij vast en zeker tenminste een keer in zijn leven op de kaart van het Romeinse Rijk gekeken. Op 11 september van het jaar 9 werden drie Romeinse legioenen door de Germaanse stammen in de pan gehakt. Een leger van ‘20.000 Romeinen’ werd in de buurt van Osnabrück in de pan gehakt (Bruggeman, 2012). Dit gebeurde onder dezelfde keizer Augustus als onder wie Jezus leefde. Osnabrück ligt thans op 100 kilometer van Enschede. Deze Slag bij het Teutoburger Woud was het Srebrenica van de generatie van Jezus. Natuurlijk had Jezus van deze slag gehoord die het Srebrenica van Zijn generatie was geweest. Jezus wist heel goed dat er in het verre noordwesten ook nog van alles gaande was. En Nijmegen bestond in de tijd van Jezus al. De stad heette Oppidum Batavorum (RBT Kan, z.j.-a). De Romeinen stichtten de stad in 19 voor christus (RBT Kan, z.j.-b). Onze voorouders, de Batavieren, woonden ‘30 kilometer westelijker’ (RBT Kan, z.j.-a). Jezus had vrijwel zeker van Nijmegen gehoord. Net zoals wij van Raqqa, Damascus, Tblisi en Cordoba hebben gehoord. Voordat de herders in de stal van Bethlehem kwamen, bestond Nijmegen al. Het gewone leven was er ook nog steeds. Jezus was zelf het beeld van God en de incarnatie van het Woord – de Logos. Hij zal zeker uit pure belangstelling tenminste een keer in Zijn leven op de kaart van het Romeinse Rijk hebben gekeken. Zijn lichte obsessie met Jona zorgde ervoor dat Hij wilde weten waar Tarsis precies lag. Ik vermoed dat Jezus zijn ogen niet van de wereldkaart af kon houden. Ik gok erop dat Hij tenminste één keer in zijn leven “aandachtig” naar die vreemde delta aan de overzijde van Engeland keek om vast te stellen waar Oppidum Batavorum – Nijmegen – lag. Hij keek niet alleen met de blik van een profeet naar de kaart maar ook met de blik van een aannemer annex timmerman. Laat me de gedachten van Jezus raden. Hij voorzag dat er in de verre toekomst nog eens dijken om dat kleine landje gebouwd zouden worden. De strijd tegen het water begon al in Genesis 1:2. Zou Jezus dan niet een moment deze gedachte hebben gehad? Een dijk om het westen met het oosten van ons land te verbinden was ook geen slecht idee, evenals een Kanaaltunnel die onder de zee van Calais naar Dover liep. En deze vreemde uithoek met Tarsis als epicentrum zou over tweeduizend jaar het epicentrum van het christendom zijn en een voorname rol spelen in het Eindtijd gewoel. Aldus de gedachten van Jezus.
De heidenen en Jezus
En hadden onze voorouders van Jezus gehoord? Waarschijnlijk wel. Johannes 12:20 is één van de meest ondergewaardeerde Bijbelverzen. We lezen over de Grieken die speciaal naar Jeruzalem gekomen waren om Jezus te zien. Mogelijk waren het Grieken die in de buurt woonden? Maar dan was het nog spectaculair dat ze speciaal langs kwamen om Hem te zien. Het nieuws ging in die dagen zonder email net zo snel rond als nu. De persoon van Jezus was ook tot de heidenen door gedrongen. In de tijd van Paulus was er al een levendige oecumene in Rome. En dit niet alleen. Toen Paulus Rome naderde, kwamen zijn broeders hem tegemoet (Handelingen 28:14-15). Er was dus een goed werkend post systeem. Om die reden denk ik dat in onze contreien ook was doorgedrongen wie Jezus was. Ik sluit het zelfs niet uit dat er al pelgrimages vanuit Holland naar Juda waren van pelgrims die Jezus wilden zien. Er dienden nogal wat Germanen in de Romeinse legioenen. Dus de verhalen van over en weer werden door alle partijen opgepikt. We lezen er niet zoveel over in de literatuur van toen. Maar dit zegt niet zoveel. In de mainstream media lezen we ook weinig over graancirkels die in onze tijd een wonderlijk fenomeen zijn. Zaken die onze pet te boven gaan, bereiken blijkbaar niet het reguliere circuit. Toch heeft inmiddels iedereen wel van het graancirkelfenomeen gehoord.
Ons Nederland
Maar kende Jezus ook “ons” Nederland? Het Nederland van de Blokker, Hema en het Kruitvat? Het Nederland van Pinkpop, Lowlands, Oerol en de Top2000? Ik heb de neiging om “ja” te zeggen. In Mattheüs 24:36 lezen we dat Jezus niet alwetend was. Enkele dingen waren voor Hem verborgen. Maar niet veel. In Lucas 4:17-20 las Hij in de synagoge in Kapernaum voor uit Jesaja 61:1-2. Halverwege vers 2 stopte Hij. Waarom? De reden is dat het tweede deel van vers 2 over Zijn terugkeer gaat. Tussen het eerste deel van vers 2 en het tweede deel zit een interval (Stier, z.j., par. Interval). Hoewel we de vers in één adem uitlezen, duurde de interval tweeduizend jaar! Dit is de periode waarin het evangelie naar de heidenen gebracht werd en waarin het Lichaam van Christus gevormd werd. Dit is de interval waarin we al 2000 jaar leven. Jezus wist dit. Een ander voorbeeld is Handelingen 15 waarin Jacobus een voorzegging uit Amos 9:11 citeerde over het evangelie dat naar de heidenen gebracht werd (Stier, z.j., par. Interval). Jezus wist dus dat er een interval aan zat te komen. Bovendien kende Hij de voorzeggingen over de Eindtijd. De kans is groot dat hij onze “Facebook” wereld kende. Jezus wist wie Hem zou verraden. Dit was Judas. Hij wist waarschijnlijk ook wie er krap tweeduizend jaar later over het strand van Caesarea zou wandelen; niet Herodes XXXL maar Mick Jagger. Toen Hij aan het kruis hing, ging er van alles door Hem heen. Hij zal aan Zijn jeugd hebben gedacht maar ook aan de Eindtijd wanneer Hij terugkwam. Jezus is al tweeduizend jaar “ergens”. Hij is in wat de Bijbel de derde hemel van God noemt. Inderdaad ziet Hij ons en onze wereld met de symbolen van onze tijd zoals de Starbucks en Lowlands. En niets gebeurt buiten Hem om.
62
Demonen
In een paar passages in het Nieuwe Testament krijgen we meer informatie over de wereld van de demonen. In Mattheüs 12:20-32; 9:34 en Markus 3:22 gebeurde er van alles tegelijk. Eerst kwam Jezus een knakker tegen die demonisch bezeten was. Hij was doofstom doordat hij een geest had die hem doofstom maakte. Jezus genas hem en de reactie van de Farizeeërs kon niet uitblijven na het zoveelste wonder van Jezus. Ja, inderdaad, ze volgden Hem op de voet. In feite deden ze aan stalking. Ze waren de menselijke tegenhangers van de demonen en niet toevallig in de buurt als Hij demonen uitwierp. Ze zeiden tegen Hem dat Hij de demonen uitdreef in de naam van Belzebub, de overste van de demonen. Waarop Jezus hen vroeg hoe satan, satan kon uitdrijven? De indruk werd hier gewekt dat Belzebub, Satan zelf was. In Lucas 11:18 merkte Jezus op dat het rijk van satan verdeeld is. In dat geval heeft satan een einde (Markus 3:26). Belzebub waren we al in 2 Koningen 1:2-3 tegen gekomen. Hij was de afgod van Ekron, dat een Filistijnse stad in Gaza was. Hij was niet hetzelfde wezen als satan maar wel een belangrijke handlanger van hem. Zijn bijnaam was de Heer van de Vliegen. In Efeziërs 2:2 wordt er ook een heer van de lucht genoemd. Deze lucht is de atmosfeer waarin de vogels en vliegtuigen vliegen. Het kan zijn dat deze heer ook weer Belzebub was en anders is hij in dit geval satan zelf. Een rijk dat innerlijk verdeeld was, was natuurlijk Atlantis. De verdeeldheid werd gesymboliseerd door de Zuilen van Hercules. Jezus koppelde demonen aan satan. Wij weten dat de afgoden van de volken demonen zijn (Psalm 96:5). En dus was Poseidon van Atlantis een demon die volgens Jezus bij satan hoorde. Atlantis was dus een satanisch oord. We weten nog steeds niet precies wat demonen zijn. Maar wat we nu wel weten is dat ze bij satan horen. Net als Atlantis. Voor de duidelijkheid: Jezus nam de demonenwereld serieus. Nooit preekte hij dat demonen inbeeldingen waren, of koepelbegrippen voor sociale misstanden. Uit zijn woorden maken we op dat demonen reële wezens zijn die zich bovendien met ons bemoeien (Unger, 1998, hoofdstuk 4, p. 30-31). Op een bepaalde manier kunnen we hen met virussen, bacteriën, insecten en parasieten vergelijken (Unger, 1998, hoofdstuk 4, p. 31, par. Proof from Physical Nature). Sommige van deze kleine kruipers zien we alleen onder de microscoop. Als we de griep krijgen weten we dat er een griepvirus in omloop is. Maar het virus zelf zien we niet. Zo is het met de demonenwereld ook. Het is niet voor niets dat de antichrist straks met de pest komt (Openbaring 6:8, groene paard, derde zegel in Piet, 2006-a, dia 17, 19). Belzebub leek op de Babylonische afgod Nergal die ook de pest bracht (Saggs, 1966, p. 337).
Lastering van de heilige geest
De brutaliteit van de Farizeeërs kende geen grenzen. Hadden ze al commentaar omdat Jezus gehandicapten genas; nu beledigden ze ook nog de geest van God. Veel gelovigen zijn bang dat ze ook de heilige geest lasterden (Mattheüs 12:31-32). Een deel van deze angst komt voort uit een foute vertaling. De Farizeeërs die deze belediging gedaan hadden, worden niet eeuwig gestraft maar missen het aionische leven. Toch is er na de vijfde aion ook licht aan het einde van de tunnel (1 Korinthe 15:28). Ze gaan zeker niet voor eeuwig verloren. Ten tweede had de vergeving betrekking op de Joden in de tijd van Jezus. De ecclesia van nu is gered op basis van verzoening. Deze redding gaat veel verder dan de rechtvaardiging op basis van vergeving. U hoeft dus niet bang te zijn dat u voor deze straf in aanmerking komt. Sterker nog, in de op handen zijnde Eindtijd zal satan veel valse wonderen doen (lees: graancirkels) om zich voor te doen als God. Het is in dat geval geen schande om deze wonderen aan satan toe te schrijven. Maar gebruikt u uw verzoening met God niet als een vrijbrief om er dan maar op los te lasteren, mocht u hier behoefte aan hebben. Bovenal zullen we ook de passage in Romeinen 8:38-39 niet vergeten. Zelfs al zouden we de heilige geest gelasterd hebben, dan nog kan niets “ons” scheiden van de liefde van God. Met “ons” bedoel ik dan wel de Paulinische christenen.
Mammon
We komen bij een ingewikkeld thema terecht. Ik ga hier de scheidslijn tussen geloof en ongeloof overschrijden. Volgens Marxisten is het kapitalisme de boosdoener. Jezus pakte het anders aan. Hij beschouwde geld zelf als het grote probleem. In Mattheüs 6:24 en Lucas 16:9,11,13 noemt Hij geld “Mammon”. Wie is deze knakker? Namelijk een hemelse macht en de zoveelste Baäl demon. Geld is volgens Jezus een uiting van deze hemelse macht. U heeft geen geld in de zak maar het is andersom; het geld heeft u in de zak (Ellul, z.j., p. 75-76). Mammon zorgt voor rijkdom en armoede op aarde. In de naam Mammon lezen we zowel het Engelse woord “money” als de naam Minos. De geldstukjes in uw portemonnee zijn dus tentakels van Mammon die u als een marionet aan hun touwtjes vasthouden. De meeste christenen willen twee heren dienen: God en Mammon. Een aanverwante afgod of waarschijnlijk een masker van Mammon is de afgod ‘Minni’ die in Jesaja 65:11 genoemd wordt (Schriftwoord.nl) (Finegan, 1965, p. 483, hier ‘Meni’ of ‘Destiny’ genoemd). Zo is er een cult die Desteni heet. Wat ik ervan weet is dat ze ook de invoering van een basisinkomen nastreven. In de naam Mammon herkennen we het woord maan. We weten dat de maan een symbool van de nacht en de duisternis is. Athena was een maangodin.
Zeebeving
In Mattheüs 8:24-28 gebeurde er van alles tegelijk. In vers 24 was er een zeebeving. Ziehier een Atlantis symbool. Daar waar Atlantis kopje onder ging en met man en paard en olifanten in de golven verdween, lag Jezus in een vergelijkbare situatie… te maffen. Hij werd wakker gemaakt en in vers 26 vermaande Hij de storm en de zee. Met een paar woorden maande Hij de zee tot kalmte. Hoe kan het dat Plato’s stem tot op de dag van vandaag doorklinkt? Jezus had al in Mattheüs 8:26 korte metten met de Atlantis Zee gemaakt.
Gadara
In Mattheüs 8:28, Markus 5:1-10 en Lucas 8:26-28 ging Jezus naar een streek die Gadara genoemd werd. De streek had verschillende namen. Het land van de Gergesenen was een andere aanduiding voor het gebied dat tegenover Galilea lag. Hier lagen tien steden die Decapolis genoemd werden en met de tien koningen van Atlantis resoneerden. De tien steden waren: Scythopolis Pella, Hippos, Gadara, Rafana, Dion, Gerasa (Jeras), Kanata (Canatha), Damascus, Filadelfia. De tien koningen heetten: Atlas & Gadeiros (Eumelos), Evemon & Amferes, Mneseus & Autochton, Elasippus & Mestor, Azaes & Diaprepus (Kritias 114). Gadara werd in 1 Kronieken 4:23 en Jozua 15:36 genoemd. Hier was het waar Jezus de boze geesten uit een demonisch bezeten man joeg. De demonen smeekten Hem om hen niet te kwellen. Ze noemden zich legioen (Lucas 8:30). Blijkbaar gebruikten ze een Romeins woord om zich te identificeren. Ze wilden niet in de afgrond geworpen worden en stelden Hem voor om dan maar in de varkens intrek te nemen. Er was een kudde varkens vlakbij. Blijkbaar zien demonen hetzelfde als wij. Jezus ging akkoord en joeg de demonen in de varkens die prompt van de steile helling afrenden en in het water terechtkwamen. Net als… Atlantis. Legioen klonk als het leger van Atlantis dat door Jezus het water in gedreven werd. De naam Gadara lijkt op de naam Gadeiros, die de broer van Atlas was. De uiterste punt van Atlantis lag volgens Plato tegenover Gadeira (Kritias 114, Jowett vert. 1892). De bezeten man was een type van koning Atlas. De naam Gergesenen lijkt op Gorgonen (Gorgon: Greek mythology, z.j.). Zij waren een mythisch ras van Titanen en dus demonen. Ze doken ook op in de Theogonie van Hesiodus waar Gorgonen met Graiaia vertaald was (Mair, 1908, Theogony 270-296). In de Homeros was er een Gorgon monster dat op Scylla en Charybdis leek. Hesiodus maakte er gelijk drie van, mocht er één zoekraken (Gorgon: Greek mythology, z.j.). Dit was dus een drie-eenheid. Deze Gorgonen leken op een ander mythisch ras dat Amazonen heette. Zij waren strijders rond de Trojaanse Oorlog. En u raadt het al: ook zij waren demonen. In Ilias boek 8 wordt ‘Gergene’ genoemd (Butler, 1898, Ilias 8). Jezus ontmaskerde hen dus als demonen zijnde. Dit is een belangrijke stap in ons onderzoek. Jezus ontmaskerde in feite de koningen en afgoden van Atlantis. Het Meer van Galilea heeft de vorm van een harp en heeft mijns inziens dezelfde vorm als de bekende Atlantis afbeelding van Athanasius Kircher in zijn boek Mundus Subterraneus (Kirchner, 1665, deel 1, p. 82, afbeelding) (Elshout [knakker], 2019-i; Elshout, 2019-j). Kircher was een Duitse Jezuïet die in de zeventiende eeuw leefde. Hij had iets met harpen en ontwierp ook al een “aeolische harp” (Kircher, 1673, deel 1, p. 144; Kircher, geciteerd in Worthey, 2011, afbeelding), ook al snapte niemand wat dit voor ding was. De afbeelding staat in Kirchers boek Phonurgia Nova, (1673) deel 1, sectie 7, p. 144. In Psalm 49:4 werd naar de harp verwezen en naar een mysterie. Dit mysterie betrof Jezus die ‘het land (Israël) verlaat en zich wendt tot de volkeren(zee)’ (Oudijn, 2019). Deze vijandige natiën werden in Psalm 2 metaforisch een zee genoemd die Jeruzalem omringt. Het Meer van Galilea in de vorm van een harp sprak niet alleen van het evangelie dat naar de natiën ging. Kircher transformeerde het meer tot een eiland Atlantis dat in de Atlantische oceaan lag (zie bijlage B, figuur 1). Waarschijnlijk zat de eerder genoemde Python geest hier ook weer achter. In Gadara woonden nogal wat Grieks-Macdeonische kolonisten die weinig op hadden met de God van Israël. We vragen ons af wat Jezus bij hen te zoeken had. De bezeten man kon zomaar Plato zijn geweest, ware het niet dat Plato eerder leefde. Bijzonder ook hoe landschapsstructuren – in dit geval het Meer van Galilea – meedoen in Gods plan. Het Meer van Galilea was in feite de echte Atlantische Zee waarin een legioen van demonen kopje onderging. Jezus genas de demonisch bezeten man in het land van de Gergesenen waar ook Gadara lag. Dit gebied lag volgens Lucas 8:26 aan de “tegenover” gelegen kant van Galilea (Elshout, 2019-k,l,m; Elshout, [knakker], 2019-l). Als het Meer van Galilea de Atlantische Zee is dan snappen we de krakkemikkige verklaring van Plato die beweerde dat de uiterste punt van Atlantis tegenover Gades (Gadeirus, Kritias 114) voorbij de Zuilen van Hercules lag (Plato, Jowett, vert. 1892, Kritias 114). Tegenover de huidige stad Cadiz lag en ligt niets. Maar als we er Lucas 8:26 doorheen lezen dan snappen we dat het Meer van Galilea de Atlantische Zee was. Tegenover het land van de Gergesenen lag aan de overkant van het meer de landstreek Galilea dat de equivalent van Atlantis was. In Galilea deed Jezus zijn eerste wonderen terwijl Kafernaum zijn uitvalsbasis was. Kafernaum is waarschijnlijk de huidige plaats Tell Hum. Hier was een synagoge die op een vierkant complex stond dat aan de tempel van Atlantis deed denken. In Markus 1:23 en Lucas 4:33 lezen we dat in de synagoge een demonisch bezeten man was die door Jezus genezen werd. Nazareth ligt ook in Galilea. Dit was de plaats waar Jezus opgegroeid was en waar Hij later uit Jesaja 61:1-2 citeerde (Lucas 4:17-21). In ruime zin waren Israël en Juda de Bijbelse equivalenten van Atlantis dat we AtlantIsraël kunnen noemen. In Lucas 8:27 lezen we dat de demonisch bezeten koning Atlas van Atlantis in Plato’s Grot woonde. In Mattheüs 8:28 werden twee demonisch bezeten kerels genoemd waarin we uiteraard het dualisme van Atlantis herkennen. Mogelijk ging het in Mattheüs 8 en Lucas 8 om twee verschillende gelegenheden of Lucas noemde alleen de meest opvallende van de beide kerels. Gadara en Gergesa waren twee steden die dicht bij elkaar lagen. Net als Sodom en Gomorra waren ze twee handen op één buik. Net als Koning Atlas en diens broer Gadeirus (Kritias 114). De naam Gergesa zou van het woord ‘Gargushta’ stammen dat zoiets als ‘klei’ of ‘viezigheid’ betekende (Lightfoot, z.d., commentaar op Mattheüs 8:28). Met deze betekenis zijn we een kleine stap van de modder van Atlantis in Timaeus 25 verwijderd. Martin Vincent schreef een anecdote van Eliot Warburton die ‘s nachts in het gebied een demonisch bezeten ‘maniak’ gehoord had. Toen Eliot ging kijken zag hij hoe de man met ‘wilde honden’ om een ‘been’ vocht (Warburton, geciteerd in Vincent, z.d., commentaar op Mattheüs 8:28). Volgens Flavius Josephus was Gadara de stad Perea (Josephus in Clarke, z.d., commentaar op Mattheüs 8:28). De Gergasenen waren misschien dezelfde lui als de Gergasieten die al in Genesis 15:21 genoemd werden (Gill, z.d.-b, commentaar op Mattheüs 8:28). Rond dit Meer van Galilea waren nogal wat grotten (Rabbi Simeon ben Gamaliel geciteerd in Gill, z.d.-b, commentaar op Mattheüs 8:28). Nu weten we dat de gevangenen in Plato’s Grot demonisch bezeten waren. Ze wilden graag naar buiten maar wilde de buitenwereld hen wel ontvangen? Ze waren gevangenen van satan. Alleen Jezus kon hen bevrijden. Atlantis dat in zee zonk was een voorstelling van Jezus die volgens Psalm 49:4 via de Zee van Galilea naar de metaforische zee der heidenen trok (Elshout, 2019-m). Nog iets: als Jezus volgens Lucas 8:26 in het gebied van Gadara “tegenover” Galilea was, was Hij dan de incarnatie van Atlantis dat met de uiterste punt immers tegenover Gadeiros lag (Kritias 114). Bedoelde Plato met Atlantis eigenlijk Jezus? Of een mix van Jezus en de komende antichrist? In Theogonie, 270-296 werden ook de Gorgonen (Graiai) genoemd die met de Gergesenen in Mattheüs 8:28, Markus 5:1-10 en Lucas 8:26-28 resoneerden. In de passage van Theogonie 270-296 (Mair, 1908) staat dat de Graiai ‘grijs geboren’ waren. Waren de Gorgonen van Hesiodus wat we in onze tijd de Gray Aliens noemen (Elshout, 2020-b)? Dit zijn de wezens die ufo’s besturen.
De hel
Het woord “hel” staat nergens in de grondtekst van de Bijbel. Mattheüs 11:23 is zo’n passage waarin in slechte vertalingen het woord “hel” staat. De grondtekst noemt hier het woord “Sheol” (Grieks Hades, Scripture4all.org). In de Griekse Hades zien we vlammen maar in de Bijbelse Sheol is het doodstil. De doden weten niets (Prediker 9:5). De christelijke hel is het zoveelste voorbeeld van de mythe die in het christendom geplakt werd terwijl we andersom zagen dat Bijbelse symbolen in de Griekse mythe geplakt werden. Een ander voorbeeld is Mattheüs 5:22 waarin Jezus het Gehenna noemde. Dit Gehenna is het Ben Hinnomdal bij Jeruzalem. Er loopt een snelweg langs die we met een beetje fantasie de “Highway to Hell” (AC/DC) kunnen noemen. In de tijd van Jezus was dit dal een vuilstort. Maar volgens de voorzegging van Jesaja 66:24 is deze locatie in de toekomst een crematorium waar de lijken van misdadigers verbrand worden (Piet, 2013-b, p. 122). Een helse plaats dus, maar geen “hiernamaals-hel” en al helemaal geen eeuwige hel. Vergeet de hel. Vergeet uw autosleutels niet maar vergeet de hel wel. Na dit leven verkeren de doden in een slaapstand. Pas veel later volgt de opstanding, gevolgd door het oordeel. De associatie van het Hinnomdal met de hel is overigens niet helemaal uit de lucht gegrepen. Vroeger werden hier kindoffers aan Baäl-Moloch gebracht (1 Koningen 11:7; 2 Koningen 23:10; 2 Kronieken 28:3; 33:6; Jeremia 7:31; 19:2-6; 32:35). De stap naar een hel is dan niet ver meer. In Job 18:11-16 lezen we ook over een associatie met de hel. Maar ook hier is er geen sprake van de traditionele christelijke hel. De leer van een straf in een eeuwig durende hel is iets wat uit de Griekse mythologie kwam (Leafloor, 2015). Deze leer kwam uit een demonische koker en had dus niets met de Bijbelse leer van de opstanding en het oordeel te maken. De hel is net zoiets als de reïncarnatieleer. In beide gevallen proberen religieuzen aan respectievelijk de hel dan wel het rad van wedergeboorte te ontkomen. De reïncarnatieleer preekt een wedergeboorte terwijl de Bijbel een opstanding en een nieuwe schepping preekt (2 Korinthe 5:11). De vers in 2 Korinthe 5:11 gaat dus een grote stap verder dan wat religieuzen onder wedergeboorte verstaan. In Plato’s mythe ging Atlantis voorgoed kopje onder. Maar de Bijbel preekt dat de hele mensheid, inclusief de ongelovigen uiteindelijk gered wordt (1 Timotheüs 4:10). Zelfs Sodom zal weer hersteld worden (Ezechiël 16:55). In Mattheüs 11:23-24 werd het oordeel over Sodom en Gomorra al gerelativeerd. Atlantis ging ten onder in een eeuwige mythische hel. In Maleachi 4:1 werd de vuuroven genoemd. Deze vuuroven was een verwijzing naar de terugkeer van Jezus. Na zijn terugkeer gaat Hij korte metten maken met de vijanden van Israël. In Obadja 15:16 lezen we ook zoiets. Inderdaad zullen de vele vijanden van Israël sterven. Ze zullen echter ook weer uit de dood opstaan, samen met iedereen die aan het einde van de vierde of het begin van de vijfde aion uit de dood opstaat. De genoemde vijanden van Israël zullen dan nogmaals geoordeeld worden maar nu individueel. In Mattheüs 3:7-10; 6:30, 2 Petrus 2:6, Judas 7, Psalm 21:9-11 lezen we ook over deze periode.
Tyrus en Zidon
In Mattheüs 15:21 was Jezus voor het eerst buiten de landgrenzen, afgezien van zijn reis als baby naar Alexandrië. Nu was hij in het gebied van Tyrus en Zidon. Tyrus was blijkbaar herbouwd sinds Alexander de stad verwoest had. Jezus genas hier de dochter van een Fenicische vrouw nadat Hij de heidenen eerst met honden had vergeleken. Hiermee wilde Hij aangeven dat zijn missie beperkt was tot het redden van de Joden. Blijkbaar sprak Jezus een redelijk woord Grieks. Waar het me nu om gaat is dat Zidon en Tyrus de bolwerken van Astarte alias Athena waren (1 Koningen 11:5). En dit niet alleen want Tyrus was ook de bakermat van Heracles die ter plekke “Melqart” genoemd werd (Grant, 2011, alinea 2). Er stond zelfs een fikse tempel die aan Melqart gewijd was. Jezus was hier in het hart van Atlantis en in het ultieme domein van Heracles. Hij had de Atlantiërs duidelijk gemaakt dat ze in Bijbelse zin “honden” waren. Tegelijk had Hij er wel enkele genezingen verricht. Interessant is ook dat Alexandrië en Tyrus de steden buiten Juda en Samaria waren die zijn bediening markeerden. Alexandrië was door Alexander gesticht en Tyrus was juist door Alexander verwoest. Andersom had Cleoptra 7 in Alexandrië zelfmoord gepleegd. Terwijl in Tyrus de geest van Izebel rondwaarde. Beiden, Izebel en Cleopatra 7 waren toonbeelden van decadentie geweest. Jezus’ bediening bewoog zich geografisch gezien tussen deze beide uitersten. De verwoesting van Tyrus was een schaduw van het einde van het wereldkapitalisme in de Eindtijd. Het corrupte kapitalisme van Tyrus was demonisch geïnspireerd. Jezus wierp de demonen in een handomdraai uit. Jezus wist dat Mammon de grote rivaal van Zijn bediening was en Hij wist tot welke hemeltergende ellende de Mammon religie in de komende tweeduizend jaar nog zou leiden. We mogen niet uitsluiten dat Hij ook van de Atlantis mythe gehoord had. Hij was niet voor niets in Tyrus dat inmiddels met de Griekse cultuur doordrenkt was. Waren de afgoden van Kanaän in een eerder stadium via Cyprus de Griekse wereld binnengedrongen waar ze zich als een nieuw godenpantheon van de Olympus vestigden; nu waren de rollen omgedraaid. De Griekse Stoa had ook in Tyrus een voet aan de grond gekregen. Hier werd de leer van Zeno verkondigd. Filosofen als Antipater en Apollonius hadden in Tyrus les gegeven (Strabo in Rawlinson, 1896, p. 245). Het is niet duidelijk of deze school in de tijd van Jezus ook nog actief was. Wel was er in Zijn dagen een Griekse school in Sidon die met de werken van Aristoteles bekend was (Strabo in Rawlinson, 1896, p. 245). Jezus bevond zich in Tyrus dus in het hart van zowel de Griekse wereld als Atlantis. In een later stadium kwam Paulus in Athene in dezelfde situatie terecht toen hij zijn rede op de Areopagus gaf (Handelingen 17). In deze periode bouwden de Romeinen hun reusachtige tempel voor Jupiter in de stad Baalath (Baälbek) die direct met Tyrus in contact stond.
Trailer
In Mattheüs 16:28 deed Jezus een krasse uitspraak die door veel mensen verkeerd begrepen is. Hij zei dat enkelen onder de toehoorders het koninkrijk van God zouden zien. De sceptici meenden dat deze vers het bewijs was voor het feit dat Jezus ze niet helemaal op een rijtje had. Hij had een voorzegging gedaan die niet was uitgekomen. Hahaha, die Jezus. Niet alleen had niemand het bedoelde koninkrijk gezien maar Jezus had zich ook nog eens vergist. Nu is één vergissing in de hele dikke Bijbel niet erg. Maar van een Zoon van God mogen we toch verwachten dat hij die vergissing in elk geval zou toegeven. Ik zie de sceptici al triomfantelijk rondkijken. Ze durven de christenen nog niet hardop uit te lachen. Haha, die domme gristenen geloven ook alles. Zelfs een tandenborstel heeft meer verstand. Dan zal ik u zeggen hoe het wel zit. Drie aanwezigen, Petrus, Johannes en zijn broer Jacobus, kregen in Mattheüs 17:2 een trailer te zien van het aanstaande Koninkrijk (Piet, 2015-b). Deze trailer was een visioen dat ze op de berg Hermon zagen. In dit visioen zagen ze de verheerlijkte Jezus, samen met Mozes en Elia. In het echt hadden Mozes en Elia elkaar nooit ontmoet. Elia had uiteraard wel van Mozes gehoord maar andersom niet. Dit visioen leek zo echt dat Petrus voorstelde om drie tenten te bouwen voor de gasten. Hoe hij op de berg zo aan drie tenten kwam, weten we niet. Uiteraard mogen we ervan uitgaan dat ze voor de overnachting wel iets hadden meegenomen. In elk geval is de trailer het bewijs voor het feit dat het Koninkrijk wel degelijk aanstaande is. Voor God bestaat de toekomst al. Het verleden bestaat dus ook nog steeds. Het verleden bestaat in het verleden waarin het net zo goed realiteit is als ons heden (Zender, 2017-e). God kon dit visioen van de toekomst niet laten zien als de toekomst niet bestond. En God zocht uitgerekend dat fragment uit waarin Jezus bij Mozes en Elia was en Hij hun over zijn naderende kruisdood vertelde. Nu moet de lezer zich toch eens voorstellen wat er hier gebeurde: Petrus, Jacobus en Johannes zagen een visioen van de toekomst waarin Jezus over zijn aanstaande kruisdood in het verleden kletste (Zender, 2017-e). Dit tart al onze aionische fantasieën. Over de vrije wil hebben we het helemaal niet meer als we dit visioen als voorbeeld nemen. In Joppe kreeg Petrus later ook weer een visioen dat bijzonder realistisch leek (Handelingen 11:5). In Handelingen 12:9 was het opnieuw Petrus die een visioen niet van echtheid kon onderscheiden. In 2 Petrus 1:18 bracht Petrus het visioen op de berg Hermon weer in herinnering. Dit visioen had veel indruk gemaakt. Johannes en Jacobus waren broers. Jezus noemde hen in Marcus 3:17 de “zonen van de donder” met een verwijzing naar Elia die het vuur uit de hemel deed neerdalen (vergl. 2 Koningen 1:10, 12 met Lucas 9:54. Horen we deze echo in Atlantis doorklinken? Poseidon was immers de aardschudder (Butler, 1898, Ilias 20). Tenslotte lezen we in het Boek van Henoch, hoofdstuk 6 dat de gevallen engelen in de tijd van Jared op de berg Hermon neerdaalden (Charles, 1917, hoofdstuk 6). Wat een kluwen van misleidingen lezen we in dit hoofdstuk. Want in Genesis 5:18 werd een Jared genoemd die een nakomeling van Set was. Maar bestond de berg Hermon toen al? Hooguit bestond er een andere berg die toevallig Hermon heette. Maar zelfs dat betwijfel ik. De berg Hermon die in Mattheüs 17:1 genoemd wordt, bestond zeker niet in de tijd van Jared. De wereld van de voortijd was immers weggevaagd (2 Petrus 3:6). Het Boek Henoch is dus een zwamkous boek dat prima geschikt is voor de zwarte zwamkousenkerk. Maar niet voor Bereërs als ik. Henoch 6 is een imitatie van zowel Genesis 6 als Mattheüs 17:1. Deze imitatie kon alleen de berg Hermon en de tijd van Jared aan elkaar knopen door het principe van de aionen te negeren. Detail: op deze berg Hermon is thans een skiresort. We weten niet hoe hoog het gezelschap op de berg klom. Wat we wel weten is dat de top van de berg besneeuwd was en is. Zonder dat we er erg in hebben, hebben we hier met een arctisch en winters tafereel te maken.
Inwijding van de tempel
Koning Salomo was de eerste geweest die de verplaatsbare tabernakel die ooit door Mozes in het leven was geroepen, in een vaste tempel condenseerde. Deze tempel was grotendeels van hout gebouwd terwijl koning Hiram van Tyrus ook nog een steentje had bijgedragen. Dit laatste was een riskante tik in de plaat omdat Tyrus de ultieme stad van de afgoden Astarte en Melqart was. Melqart was de Kanaänitische equivalent van Heracles (Rawlinson, 1896, p. 217). De tempel die in Tyrus stond leek op de tempel die op Atlantis stond. Het risico bestond altijd dat Tyrus door deze samenwerking, Jeruzalem met een Baäl afgoderij zou infecteren. Het is misschien maar goed dat God besloot om de tempel daarna weer te vernietigen. Dit gebeurde onder Nebuchanedzar die met de verwoesting van de tempel de ballingschap van de joden naar Babylon inluidde. Zeventig jaar later werden de joden uit Babylon bevrijd. Cyrus gaf hen de opdracht om de tempel te herbouwen. Dit gebeurde onder de leiding van Zerubbabel. Veel later, vlak voordat Jezus geboren werd, was het Herodes de Grote die de tempel uitbouwde en er een meester kunstwerk van maakte. In Johannes 2 lezen we hoe Jezus over het tempelplein liep en de tafels en stoelen omgooide. Het was misschien de enige keer dat Hij over Zijn grenzen ging. Hij verzette zich tegen het rovershol – Plato’s Grot waarin de tempel veranderd was. Allerlei handelaren gebruikten de tempel om er zaken te doen. Jezus maakte een zweep van touw en gooide de tafels van de geldwisselaars om. In de parallel passage in Mattheüs 21 lezen we hoe Hij ook de stoelen van de duivenverkopers omgooide. Onnozele details als stoelen en tafels kwamen in de Bijbel terecht opdat ze door de Zoon van God omver gegooid zouden worden. Met deze daad werd de tempel ingewijd (Mattheüs 21:12-13, in Baron, 1901, p. 56). Jezus had vast en zeker de tempel van Melqart in Tyrus in gedachten toen Hij zo tekeer ging. Hij wilde voorkomen dat Jeruzalem Tyrus achterna ging. In Mattheüs 11:21 noemde Hij Tyrus. In Mattheüs 15:21 en Marcus 7:24 was Hij zelf in Tyrus waar Hij bovendien een demonisch bezeten meisje genas. Jezus had blijkbaar een lichte obsessie met Tyrus dat aan de wieg van het wereldkapitalisme stond. Trouwens: in Johannes 14:2 zei Jezus dat het huis van zijn Vader veel woningen had. Dit waren de woningen van de priesters die bij de tempel woonden (De Graaf, 2005, p. 114).
63
Nog wat rekoefeningen
De eerste rekoefening doen we met de voeten in de nek en de handen omhoog tegen elkaar geklapt op de rug. Plaats van oefening: de poel van Bethesda. In Johannes 5 staat in meer opzichten een bijzonder verhaal. Bij de Schaapspoort in Jeruzalem was een poel van Bethesda. Rond de poel lagen invalide mensen die op genezing wachtten. Ze geloofden in de illusie dat er vroeg of laat een engel in de poel af zou dalen die hen genas. En zelfs als dit zou gebeuren, dan was het nog maar de vraag of iedereen tegelijk genezen werd. Er was bijvoorbeeld ook een kreupele man die al 38 jaar op de engel wachtte. Kunt u het zich voorstellen? Achtendertig jaar is een lange tijd. De man leefde dus in een illusie die werd aangewakkerd door een vals religieus systeem. Ik vergelijk het met langdurige werklozen die allerlei trajecten moeten doorlopen met als eindstation de fel begeerde baan. Iedereen weet dat dat laatste een illusie is, ondanks het feit dat er van tevoren baangaranties gegeven worden. Religieuze en politieke systemen houden mensen op de plaats in plaats van dat ze een uitkomst bieden. Misschien past de Brexit ook wel in deze categorie van zelf opgelegde illusies. Merkwaardig ook dat er in de tijd van Jezus zulke vormen van bijgeloof bestonden. … En toen kwam Jezus langs en Hij genas deze man. De laatste stond op en ging heen. Hij moest nu wel voor zichzelf zorgen. Zijn hele leven had hij maar één vak geleerd: bedelen. Vandaar dat Jezus hem eerst vroeg of hij wel genezen wilde worden (Johannes 5:6)? We lezen ook niet dat deze man per sé geloofde dat Jezus de Zoon van God was. Jezus vroeg hem alleen of hij genezen wilde worden. De man mopperde en klaagde over zijn situatie waarop Jezus hem genas. De man was nu gezond maar hij kwam van de regen in de drup, want hoe onderhield hij zichzelf? Vervolgens waren het de Farizeeërs die “geïrriteerd” raakten. Hoe haalde Jezus het in Zijn hoofd om A. een gehandicapte man te genezen, en B. dit ook nog eens op de sabbat te doen? De genezen man mocht blij zijn dat hij niet linea recta door de Farizeeërs in de bajes gegooid werd. Het inlevingsvermogen van deze mensen was geweldig, nietwaar? Niet alleen was het religieuze systeem dat deze man 38 jaar aan het lijntje had gehouden, verrot. Ook de leiders deugden niet. Jezus was de echte naaste van deze man en genas hem. Deze man wist niet of hij moest huilen of juichen. Want waarom was Jezus niet eerder langs gekomen? En waarom genas Hij niet in één klap alle zieken? Om deze vragen door te trekken; waarom liet Hij niet met één vingerknip het Romeinse Rijk verdwijnen? Hij kon toch op zijn minst twaalf legioenen engelen afroepen (Mattheüs 26:53) om de Romeinen eruit te knikkeren? Om de cirkel rond te krijgen, merk ik op dat God de Romeinen en deze gehandicapte man helemaal niet had hoeven te scheppen. U ziet het: als we maar een beetje door vragen, komen we bij existentiële vragen terecht. Voorlopig krijgen we geen antwoorden op zulke vragen. Eén antwoord krijgen we wel: in onze tijd zijn het de anti-seks moralisten die de opvolgers van deze farizeeërs zijn. Ze geven geen donder om de armen maar zijn voortdurend met hun eigen negatieve seks-obsessie bezig. Ze vechten doorlopend tegen alles wat met seksualiteit te maken heeft. En ze doen dit ook nog onder de dekmantel van de Bijbel. Iets anders is dat Johannes in de tegenwoordige tijd schreef: “er “is” in Jeruzalem de Schaapspoort…” (Johannes 5:2). Blijkbaar schreef hij deze passage voor de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Christus. We mogen ervan uitgaan dat de Schaapspoort ook verwoest werd. Deze Johannes schreef ook Openbaring zodat we mogen aannemen dat ook Openbaring voor 70 na Christus geschreven was. Helemaal hard kunnen we deze zaak niet maken. Het kan ook zijn dat de Romeinen uitgerekend de poel intact lieten. Voor hen was het ook wel gemakkelijk als er water in de buurt was (Van den Berg, z.j.-d, par. Niet voor 70). In dat geval kon Johannes de passage in Openbaring later geschreven hebben. Maar erg logisch klinkt het niet. Filosofisch gezien, zien we Atlantis in deze poel van Bethesda wegzakken. Het was een eiland dat aan zijn eigen illusies ten onder ging.
Johannes de Doper
In Markus 6 komen we de onthoofding van Johannes de Doper tegen. Deze passage zwabbert tussen twee uitersten. Aan de ene kant dacht koning Herodes Antipas (zoon van Herodes de Grote) dat Johannes de Doper, Elia was. Hij zat er niet eens zover naast want Johannes had inderdaad de geest van Elia. De dochter van Herodes ergerde zich geel en groen aan zo’n braverik als Johannes de Doper. Ze wilde dat hij onthoofd werd en kreeg haar zin. Ze had duidelijk de geest van Izebel in zich. Deze geest die op de één of andere manier vooral in vrouwen zit, duldde geen tegenspraak en al helemaal niet van “softe” mannen die sprinkhanen aten. Zoals Izebel tegen Elia tekeer ging, zo wilde Salomé per sé de scalp van Johannes hebben (Markus 6:27). Ze was een onuitstaanbaar verwend secreet dat haar voorrecht van een comfortabel leventje aan het hof niet doorzag. Ze was zo gewend geraakt aan de vanzelfsprekendheid van haar verwende leventje dat ze ervan uit ging dat ze per definitie haar zin kreeg. Salomé was de dochter van Herodes Filippus en Herodias (Josephus in Utley, z.j.). De leerlingen berichtten Jezus over de onthoofding van Johannes die bovendien zijn neef was. Jezus had deze dood kunnen voorkomen. Maar dit deed Hij niet en blijkbaar zat de taak van Johannes de Doper in Gods scheppingsplan erop. We zullen hem niet verwarren met de andere Johannes die het Johannes evangelie en Openbaring schreef. Beide Johannessen zullen direct na de Eindtijd opstaan uit de dood. Salomé zal pas aan het begin van de vijfde aion uit de dood opstaan en geoordeeld worden. Reken maar dat mevrouw de verwende rijkeluisdochter die haar zin wilde hebben, een flink pak voor de broek krijgt. Sommige mensen kunnen beter in hun graven blijven liggen. Salomé is er één van.
Judas Iskariot
Judas Iskariot is de persoon in de Schrift die de geschiedenis is ingegaan als de verrader van Jezus (Mattheüs 26:14-16). Wat weinig mensen weten is dat hij al in de Psalmen 69:26 en 109:8 door David voorzegd was (in Knoch, 2010, Deel 19 – De God van Judas Iskariot, p. 114). Ook in Psalm 41:9 lezen we over Judas. Jezus was dus voorbereid op wat er komen ging. … Jezus was zelfs medeplichtig… Jezus had dit verraad kunnen voorkomen. Daarnaast werd deze Judas in Handelingen 1:16-20 genoemd. Hij had Jezus uitgeleverd aan de hogepriester Kajafas. Deze Kajafas had dezelfde boosaardige geest als Achitofel, de adviseur van Absalom. En hij had de geest van Atlas die Atlantis verraden had, waarna het in zee zonk. Judas was een geldmannetje, wat meespeelde bij zijn verraad. Maar wat hij werkelijk wilde, was God manipuleren. Hij had Jezus in actie gezien en wilde dat Hij eindelijk eens wat toverkunstjes uithaalde ten overstaan van de Romeinen en Kajafas. Zelfs als Jezus gearresteerd werd, dan zou Hij met een simpel wonder Zijn vrijheid terugkrijgen. Het was een manier om God te manipuleren, net zoals de 850 profeten van Baäl en Izebel dit ooit geprobeerd hadden. Waarom vertel ik dit? De jihadi’s van Isis doen hetzelfde: het kalifaat van Allah blijft voor hen te lang uit, zodat ze het heft in eigen handen nemen. De kerken doen hetzelfde als Judas. Met massa-gebedsbijeenkomsten proberen ze God te manipuleren. En de legers van Atlantis deden hetzelfde. Blijkbaar bleef het Atlantis kalifaat uit waarna ze zelf de kusten van de Middellandse Zee bestookten.
De Naaste
De oppervlakkigheid waaraan de middenstandskerk ten prooi is gevallen, vindt haar climax in de vergelijking van de Barmhartige Samaritaan en de zogenaamde “naaste”. Dit verhaal staat in Lucas 10:25-37. De gedachte is deze: een pechvogel werd onderweg door klootzaken beroofd en afgetuigd waarna hij midden op de weg voor pampus bleef liggen. Andere reizigers, onder wie priesters deden geen moeite om hem op te rapen en 112 te bellen. Maar er kwam een Samaritaan langs die de zielepoot wel hielp. Hij hielp de pechvogel op de been en ging met hem mee naar de herberg alsof de barmhartigheid geen grenzen kende. De volgende ochtend betaalde deze Samaritaan ook nog alle kosten. Deze Samaritaan was wel heel erg barmhartig, vindt u ook niet? En de andere passanten waren wel heel erg egoïstisch, vind u ook niet? Het loont zich dus om de “naaste” te zijn. Als u maar lang genoeg wacht, komt er vast wel iemand voorbij die u een bak koffie aanbiedt. Helaas rammelt deze uitleg aan alle kanten. En het is bizar dat de vergelijking elke zondag wel ergens in een kerk gepreekt wordt. Om te beginnen klopt het niet dat alle voorbijgangers de sukkel op de weg lieten liggen. Dit is geen normaal menselijk gedrag. Ik ben onlangs gestruikeld en onderuit gegaan. Voordat ik rechtop stond werd ik al door vier mensen beet gepakt. En ik ben nog wel een echte sukkel. Een andere vraag is: had deze zielenpoot het niet aan zichzelf te danken? Misschien had hij het geld wel gejat of net de zus van één van de rovers verkracht waardoor hij zo afgeranseld was? En waar waren de rovers intussen? Lagen zij in de bosjes op de loer in afwachting van een tweede pechvogel die ze konden beroven? De Samaritaan liep dus zelf ook gevaar om beroofd te worden. Dan de overdadige hulp die de pechvogel kreeg. Hij werd naar een herberg gebracht en alle kosten werden voor hem betaald, lees: gedeclareerd (en aftrekbaar van de belasting). Alsof er geen andere hulpbehoevenden op de wereld waren. Was deze overdreven barmhartigheid niet tegelijk een vorm van egoïsme? Jezus deelde alles, inclusief het eten. Maar deze Samaritaan schonk alle aandacht aan een sukkel die hij helemaal niet kende. De oppervlakkigheid heeft ertoe geleid dat alle mensen potentiële naasten zijn. Behalve langdurig werklozen, eenzame alleenstaande mannen, hoerenlopers, criminelen, klootzakken, rockmuzikanten en dronkenlappen. Volgens de Farizeeërs horen deze genoemde categorieën bij de rovers thuis. Ongeboren kinderen, hoeren en oude dametjes zijn de elitetroepen van de orde der naasten. Dieren slaan we over. Maar wie is de naaste? Nergens wordt in Lucas 10:36 de suggestie gewekt dat de man die op de weg lag, de naaste was. Het voorbeeld gaat over de verhouding tussen wet en genade. De naaste is in de vergelijking Jezus zelf (Piet, 2012-a). Hij was anti-religieus en had juist genade te bieden waarmee Hij de wonden kon helen. De vergelijking van de naaste en de Samaritaan is niet wat zij lijkt. In feite wordt de zaak omgekeerd ten opzichte van wat het Humanisme er van maakte. Hetzelfde geldt voor Atlantis dat misschien ook heel iets anders was dan een eiland dat voor de kust van Gibraltar lag. Misschien zette Plato ons expres op een verkeerd been. De rovers in de vergelijking van Jezus waren de koningen van Atlantis. Jezus noemde deze rovers in ‘Mattheüs 21:13’, ‘Marcus 11:17’ en ‘Lucas 19:46’ (Louden, 2011, p. 268). Atlantis was het rovershol waar de rovers zich ophielden. De weg waarop de pechvogel in elkaar gebeukt en beroofd was, was filosofisch gesproken de Straat van Gibraltar. Deze was niet onbegaanbaar door de modder maar door de rovers. Het klopt dus niet dat reizigers via Atlantis naar Amerika reisden. Ze keken wel tien keer uit en zwommen liever naar de overkant dan dat ze in de mijnen van Atlantis eindigden. Of was Atlantis zelf de pechvogel die halfdood op de weg lag? Zo kunnen we er ook naar kijken. Atlantis is een verhaal met meer perspectieven. Maar bovenal was het een rovershol. In Mattheüs 11:28-30 noemde Jezus het juk van zwoegen tegenover het milde juk dat Hij zelf was. Het is een cryptische omschrijving waarin zoveel gezegd wordt dat de mensen die zwoegen het milde juk van Jezus op zich zullen nemen. Dit juk van zwoegen heeft dus vooral met religie te maken, tegenover de genade die Paulus ons later schonk. De mythe imiteerde deze verzen en maakte er het juk van Atlas van die de hemelbol op zijn schouders droeg. Heracles was zo dom om de taak van hem over te nemen. In de onderwereld was het ene Sisyphos die een zware rots de berg op wilde duwen. Hoezo zijn er bergen in de onderwereld? Deze Sisyphos was de alter ego van Atlas. Zijn klus resoneerde met de twaalf zware werken die Heracles moest volbrengen. Bijbels gezien was deze last die van religie waarbij de religieuze eindeloos moest ploeteren om aan alle eisen te voldoen. De wetten van Mozes waren voor de Israëlieten een spiegel om hen voor te houden dat ze Gods geboden en verboden niet op eigen kracht konden bereiken.
De opwekking van Lazarus
De grootste wonderen die Jezus deed, waren opwekkingen van mensen uit de dood. Het bekendste voorbeeld hiervan was de opwekking van Lazarus die al vier dagen in het graf lag. In Johannes 11:39 lezen we over de staat van deze Lazarus die niets aan de fantasie over laat. Lazarus “stonk”. Zo’n detail kan alleen maar in het ultieme boek van God terechtkomen. Hij stonk niet omdat Hij zweetvoeten had maar omdat hij al vier dagen in het graf lag en een tikje ontbonden was. Bovendien was hij in lappen gewikkeld. Jezus kwam met opzet te laat. Hij wilde ons duidelijk maken dat Lazarus echt dood was en dat hij ook echt weer levend zou worden. In Johannes 11:43 zei Jezus tegen Lazarus dat hij naar buiten moest komen. Wat voor een dode best wel een lastige zaak was. Merk op dat Jezus, Lazarus bij de naam noemde. Stel dat Jezus dit vergeten was. Waren dan alle doden opgestaan? In elk geval kwam Lazarus met wikkels en al naar buiten. Zijn handen waren gebonden. Jezus gebood om zijn handen los te maken, zodat Lazarus verder kon met de klus waar hij voor zijn dood mee bezig was. Alsof hij nooit dood geweest was. Hij zou aan het eind van zijn leven alsnog overlijden. Geloof ik dat dit letterlijk gebeurd is? Jazeker en we lezen de reacties van de getuigen. Een andere indicatie dat dit letterlijk gebeurd is, is de reactie van Kajafas. Hij dook overal op waar mensen genezen werden. Deze opwekking uit de dood was de druppel. Allereerst hoorde zo’n loser als Lazarus niet opgewekt te worden. Maar veel erger was het dat Kajafas’ machtspositie door deze meneer Jezus bedreigd werd. Wat Salomé 2 voor Johannes de Doper was, was Kajafas voor Jezus. Er zat voor Kajafas maar één ding op: Jezus moest uit de weg geruimd worden. Dit was een raar oordeel over iemand die zojuist een ander uit de dood had opgewekt. Tenslotte nog een detail: we lezen niets over bijna-doodervaringen.
Petrus
Zijn echte naam was Simon Bar Johannes (Mattheüs 16:17) en zijn broer heette Andreas. Toen Jezus hen tegenkwam waren ze vissers (Marcus 1:16-20). Zijn naam betekende rots, namelijk de rots waarop het koninkrijk gebouwd zou worden (Matteüs 16:18; Johannes 1:42). Petrus was getrouwd want hij had een schoonmoeder, Marcus 1:29-31. Paulus noemt de vrouw van Kefas in 1 Korinthe 9:5. Deze Kefas was waarschijnlijk Petrus. De bekendste kwajongensstreek van Jezus was dat Hij over water liep. De details worden vaak over het hoofd gezien. De enige mens behalve Jezus die ook over water liep was Petrus, al begon hij wel snel te zinken. We lezen dit in Mattheüs 14:29 en Marcus 6:49. In tegenstelling tot Jezus kreeg Petrus natte voeten. Een ander detail is dat de boot met bemanning en al op een bovennatuurlijke wijze naar het strand verplaatst werd. Jezus was in de boot geklommen en het volgende moment lag de boot op het strand. Dit leest u in Johannes 6:21. Deze geschiedenis lijkt echter niet op de voorgaande zodat ik opnieuw het vermoeden krijg dat Jezus twee keer over water liep (zo niet vaker). In Johannes 21:7-9 is de opgestane Jezus op het strand. Dit is opmerkelijk. Hij was opgestaan uit de dood en wat deed Hij? Hij ging naar het strand. Johannes en Petrus waren op dat moment in een boot. Het was Johannes die later Openbaring schreef, die Jezus herkende. Hij zei tegen Petrus dat het de Heer was. Petrus dook in het water om naar de kust te zwemmen. Een paar details vallen op. Om te beginnen was Petrus in zijn blote kont in de boot. Toen ik vroeger surfte zag ik wel eens mensen van de zwartekousenkerk over het strand lopen. Het is maar goed dat ze Petrus niet hadden gezien, dan hadden ze jarenlang nachtmerries gehad. De collega’s van Johannes en Petrus waren in een andere boot die bovendien dichterbij de kust dreef. Petrus moest dus een redelijk eind zwemmen. Hij zal onderweg aan het eerdere moment gedacht hebben waarop hij kortstondig over het water had gelopen. In Johannes 21 zie ik Jezus nergens over water lopen. Hij moest bovendien het houtskoolvuurtje aan de praat houden. Het klinkt allemaal absurd in de oren, is het niet? De Zoon van God die uit de dood was opgestaan, zat op het strand en maakte zich druk om een houtskoolvuurtje. En hoe kwam Hij opeens aan houtskool? Dezelfde vraag stellen we ons bij de pyromanen in de Grot van Plato. Hoe kwamen ze aan een aansteker en hout? Petrus is vooral bekend geworden van het voorval met die rottige haan die beter zijn kwek had kunnen houden. Het was overigens een haan en niet de haan. Het beest kraaide drie maal en Petrus had al tegen de toehoorders ontkend dat hij bij Jezus hoorde. Opeens wist Petrus het weer dat Jezus gezegd had, dat hij Hem zou laten vallen. Dit verhaal staat in Mattheüs 26:69-75. De haan zou twee keer kraaien en Petrus zou telkens drie keer ontkennen dat hij bij Jezus hoorde. In totaal ontkende Petrus niet drie maar zes keer dat hij bij Jezus hoorde (Bullinger, z.j.-a, bijlage 160). Driemaal zes is het getal van de antichrist. In vers 69 werd een dienstmeisje genoemd en in vers 71 een tweede. Ze zeiden dat Petrus ook bij de Jezus kliek hoorde. Blijkbaar werkten vrouwen vroeger ook al. En trouwens: waar bemoeide dit kreng zich mee? In Handelingen 12:13 komen we in verband met Petrus opnieuw een dienstmeisje tegen dat over de poort waakte. Ze heette Rodé. Bij een dienstmeid denken we aan Hagar, de dienstmeid van Abram en Saraï maar ook aan Athena (Silvermoon, 2012, alinea 5). Maria van Nazareth was de dienstmaagd van God (Lucas 1:38).
Andere Johannes
Johannes de Doper was dus onthoofd. Het Johannes Evangelie werd door een andere Johannes geschreven. Deze andere Johannes schreef ook de Johannes brieven en het boek Openbaring. Dit laatste deed hij vanaf het eiland Patmos. Deze Johannes was waarschijnlijk het lievelingetje van Jezus (Johannes 13:23). Het Johannes Evangelie is anders dan de andere vier evangeliën. Om te beginnen is het gemakkelijker te lezen omdat het zaken ‘zwartwit’ voorstelt (Piet, 2017-g, mp3-a). Bijzonder is dat de doelgroep van dit evangelie behalve de Joden, ook de heidenen waren (Piet, 2017-g, mp3-a). Al eerder noemde ik de globaliserende wereld waarin Jezus geboren werd. Het evangelie was heel even Jodenwerk met herders, magiërs en goudklompen die op een wonderlijke manier bij de baby Jezus terechtkwamen. Nu zien we dat het evangelie de deur al open zette naar de rest van de wereld. Nijmegen was er ook nog steeds. En een paar duizend kilometer verderop maakten Batavieren en Romeinen elkaar het leven zuur. Na het kruis van Golgotha ging bij hen ook het leven verder. Johannes had namelijk de apostel Paulus al ontmoet (Piet, 2017-g, mp3-a). Vandaar dat zijn evangelie wat wereldser was. Maar ja, ook Lucas had Paulus van dichtbij aan het werk gezien.
Mysterieuze prediker
Eén van de ondergewaardeerde verzen in het Nieuwe Testament is Markus 9:38-39. Johannes zei tegen Jezus dat er een onbekende man was die in naam van Jezus demonen uitwierp. Waarop Jezus antwoordde dat deze man feitelijk bij Hem hoorde. We vernemen verder weinig over deze mysterieuze bezoeker van het evangelie. Maar ook hij was een broeder van Jezus.
Grieken
In Johannes 12:20 lezen we over Grieken die naar het Pesach feest in Jeruzalem gekomen waren om er Jezus te ontmoeten. Het is een merkwaardige passage. Ze wisten dus dat Jezus tijdens Pesach in Jeruzalem te vinden was. En ze hadden ook van Hem gehoord. Filosofisch gezien was het Atlantis dat hier toenadering tot de Zoon van God zocht. Waarom werden de Grieken zo expliciet genoemd? Natuurlijk omdat de Griekse filosofie zo’n grote impact op de rest van de wereld had. Want in Jeruzalem was iets groters gaande: de Zoon van God was gearriveerd. In Griekse termen gesproken was Jezus de Zoon van Zeus. Bijbels gezien was Hij uiteraard de Zoon van de God van Hemel en Aarde.
De Farizeeërs
In Mattheüs 23 lezen we een misselijk makende toespraak van Jezus over de Farizeeërs. Zijn eerste verwijt aan hen was dat ze de zware lasten op de schouders van de mensen legden die het al moeilijk hadden (Mattheüs 23:3-5). Dit doet ons natuurlijk aan de last van Atlas denken die de hemel op zijn schouders droeg. Hij gaf deze last aan Heracles die het al moeilijk had omdat hij diverse opdrachten moest vervullen. In feite droeg Atlas het wetticisme en de last van religie op zijn schouders (Mattheüs 23:23). In onze tijd zijn het de moralisten die hun oorlog tegen seks voeren. Ook hebben ze een moralistisch arbeidsethos waarbij ze het jubeljaar voor het gemak vergeten. Deze mensen zien er uiterlijk braaf en correct gekleed uit. Maar Jezus vergeleek hen in Mattheüs 23:27 met graven en in vers 25 met rovers. Graven en rovers doen ons aan Atlantis en de Grot van Plato denken. De mythe plakte deze Bijbelse symbolen in het Atlantis epos om er een gnostische Sheol van te knutselen. De farizeeërs waren immers de rovers die in Plato’s Grot zaten.
Masturbeerde Jezus?
Masturberen is een chirurgische term voor “aftrekken”. Hiermee bedoel ik niet 5-3=4. Ik bedoel uiteraard die “procedure waarbij een puber met zijn hand zijn toverstaf afsjort”. Iedere gezonde puber die langer dan drie minuten zonder vrouw zit wil maar één ding: masturberen. Jezus was de Zoon van God. Hij had geen menselijke Vader al was Jozef zijn pleegvader. Maar Hij was wel een mens. Maria van Nazareth was Zijn moeder. Ik zie niet in waarom Jezus niet zou masturberen. De Bijbel verbiedt masturberen nergens terwijl het een ludieke manier is om hoererij te ontwijken. Het is trouwens de schuld van God dat deze dingen gebeuren. Hij pompte eenzame kerels als ik vol met drugs, te weten, testosteron. Had God dit niet gedaan dan spendeerde ik al mijn tijd met postzegels verzamelen. Als we een paar kinderen fokken is de testosteron nog niet uitgewerkt. Zoals de betekenis van de doop gaandeweg het boek Handelingen wel minder werd en ook de kracht van de apostelen om mensen te genezen na Jezus’ dood minder werd, zo had God hetzelfde met ons testosteron kunnen doen. In 1 Korinthe 7:27 relativeerde Paulus de noodzaak om te trouwen, laat staan om kinderen te verwekken. De testosteron blijft ons echter teisteren. Daarom geloof ik dat masturbatie een ultiem speeltje van God is waarmee we ons kunnen vermaken als de laptop kapot is.
Episode 4
Van Golgotha tot en met Stefanus
64
De kruisiging
In Lucas 22 had Jezus zijn laatste Avondmaal. Na afloop van dit Avondmaal was er de drinkbeker met wijn (Lucas 22:20). Jezus noemde deze wijn zijn bloed dat het nieuwe verbond aankondigde. Dit nieuwe verbond werd al in Jeremia 31:31 genoemd. Er zat geen gif in de wijnbeker zoals bij Socrates. In Odyssee 14 lezen we hoe Helena drugs in een wijnbeker deed (Butler, 1900, Odyssee 14). Dit gebeurde bij Jezus niet. Maar Hij werd wel spoedig door Judas Iskariot verraden. De mythe maakte van dit verraad een eigen gif dat ook Socrates dronk. Babylon werd in Jeremia 51:7 een gouden wijnbeker genoemd en was een imitatie van de drinkbeker van Jezus. In Lucas 22:40-46 was Jezus in de tuin van Gethsemané ter voorbereiding van wat Hem te wachten stond, namelijk Zijn kruisiging. Hij zweette er bloed en bad tot Zijn Vader in de Hemel om de beker van de kruisiging van Hem weg te nemen. Waarschijnlijk was Hij ziek en wilde Hij eerst beter worden voordat hij de kruisiging kon ondergaan. Hij kon zichzelf in een handomdraai genezen maar Hij wilde lijden als een mens. Overigens wilde ook God geen ziek offer hebben. Ook hierom bad Jezus om eerst beter te worden. Hij was het ultieme Paaslam dat rein moest zijn als het geslacht werd. Nogmaals: het offer van Jezus was niet Zijn kruisdood maar Zijn opstanding. In 1 Korinthe 10:16 lezen we ook weer over een drinkbeker met het bloed van Jezus waaruit de ecclesia drinkt. Tijdens Avondmaal vieringen wordt in de kerken vaak wijn geschonken dat het bloed van Christus voorstelt. Misschien was de tuin van Gethsemané dezelfde locatie als waar ooit de Levensboom en de Boom van Kennis van Goed en Kwaad hadden gestaan? Het was mogelijk de locatie waar Adam ooit direct met God communiceerde. Deze Tuin van Gethsemané had een tegenhanger in het heilige Altis bos bij de Griekse stad Olympia (Olympia (stad), z.j.). Dit Altis bos resoneerde met het bos op Atlantis in Kritias 117 (Plato, Jowett, vert. 1892). Jezus zweette hier bloeddruppels (Lucas 22:44). In de Ilias was het Zeus die bloeddruppels op de aarde liet neerdalen (Il. 16.459 in Louden, 2011, p. 281). Het kan zijn dat de passage in Ilias 16 een imitatie van Exodus 32 was waarbij het bloed uit het vlees droop. Anders was de bloed passage in Ilias 16 een imitatie van Lucas 22:44. Een paar uur later was het zover dat de soldaten samen met Judas in de Tuin kwamen om Hem te arresteren. Ze waren door de Hogepriester Kajafas gestuurd en hadden fakkels, lantaarns en wapens bij zich. Judas zou Jezus kussen opdat de soldaten wisten wie Hij was. Jezus stapte naar voren om Zich vrijwillig aan te geven. Dit deed Hij ook om de discipelen te beschermen. Zij zouden immers ook zomaar opgepakt kunnen worden. Deze discipelen werden nu wel wakker. Het was Petrus die een driftig karakter had en zijn zwaard trok en het oor van ene Malchus eraf hakte (Mattheüs 26:51). Hij was de knecht van de hogepriester. Nu volgde de eerste vorm van verzet van Jezus. Niet tegen de soldaten maar tegen Petrus. Wie het zwaard gebruikt, zal immers door het zwaard omkomen (Mitchell & Harness, 2008, NHEB, vert, vers 52). En Jezus kon immers zomaar ‘twaalf legioenen engelen’ op laten draven (Mitchell & Harness, 2008, NHEB, vert, vers 53). Ja, inderdaad, en dit was nu precies waar Judas op gehoopt had. Deze episode was de vervulling van Mattheüs 10:34, waarin Hij gezegd had dat Hij met het zwaard gekomen was. Het zwaard zien we terug in mythen zoals die van Achilles en koning Arthur. Diens vader had een zwaard dat Excalibur heette. Een dergelijk zwaard kwamen we eerder bij Goliath tegen. Het zijn gejatte Bijbelsymbolen die in de mythe een eigen leven gingen leiden.
Pontius Pilatus
De ontmoeting tussen Jezus en de Romein Pilatus was een klassieker in de wereldgeschiedenis. De Hogepriesters hadden Hem aangeklaagd. Ze wilden dat de Romeinen Hem veroordeelden. Pilatus wist duidelijk niet wat hij met de zaak aan moest. Drie zaken zijn hier interessant om te noemen. In Mattheüs 27:13 vroeg Pilatus aan Jezus wat Hij tegen de beschuldigingen van de Hogepriesters had in te brengen. Jezus zweeg. Zijn zwijgen werd in Jesaja 53:7 voorzegd en stond in schril contrast met het manipuleren van God waar Judas mee begonnen was. In Johannes 19:10-11 merkte Pilatus op dat hij de macht had om Jezus te laten kruisigen. Jezus antwoordde nu wel. Hij zei tegen Pilatus dat deze geen enkele macht had die hem niet vanuit de hemel gegeven was. Waarop Pilatus in zijn broek scheet en het volk nogmaals verzocht om Jezus vrij te laten. De vrije wil van de mens was niet in staat om Zijn kruisiging tegen te houden. Zoals de vrije wil niet in staat is om veel misdaden te voorkomen. Sterker nog, Pilatus leverde Hem over aan de wil van het volk (Lucas 23:25). Wat was deze wil? Namelijk: ‘kruisig Hem!’ (Knoch, 2010, Deel 13 – De wil van mensen of de wil van God, p. 79). Pontius Pilatus kreeg in Mattheüs 27:19 opeens bericht van zijn vrouw, Claudia. Zij had vannacht over Jezus gedroomd. Haar advies: niet doen, niet aan beginnen. Kunt u het zich voorstellen? Als Cleopatra 7 nog geleefd had, dan had ze wellicht ook over Jezus of zijn moeder gedroomd. Maar Cleopatra 7 was in dit stadium al aangevreten door de pieren en lag in haar graf te stinken. Jezus kon haar ook met één vingerknip uit de dood opwekken. Maar blijkbaar zag Jezus hier het nut niet van in. Claudia vervulde hier een klein beetje de rol van Cleopatra 7. We krijgen er een idee van hoe het gegaan was als Cleopatra 7 nog geleefd had. Gods eerste ingrijpen in het Romeinse imperium, gebeurde via een vrouw. Net zo had God ooit tot Hagar gesproken nadat ze door Saraï verstoten was. Even later was er ook nog een moordenaar aanwezig om de hele scène wat op te vrolijken. Hij heette Bar-Abbas. De menigte mocht beslissen over wie er vrijgelaten werd. De beslissing was dat Bar-Abbas werd vrijgelaten. Dit had Pilatus sowieso niet verwacht. De naam Bar-Abbas betekent Zoon van God. Hij was echter een zoon van de andere god die hier de regie voerde. Deze andere god was satan. Jezus noemde satan in Johannes 3:8 een moordenaar vanaf het begin. Mogelijk was dit al een verwijzing naar Bar-Abas. Hij was evenals Kajafas en Achitofel een kind van satan. In Johannes 18:36 antwoordde Jezus tegen Pilatus dat Zijn koninkrijk niet van deze wereld was omdat Hij geen geweld gebruikte. In vers 37 zei Hij dat Hij een koning was en dat Hij hiertoe geboren was. Hij noemde zichzelf de waarheid. Waarop Pilatus antwoordde: “Wat is waarheid?” Pilatus klinkt een beetje als Plato en met zo’n antwoord leek het of Jezus inderdaad met de geest van Plato geconfronteerd werd. Niettemin durfde hij zijn vingers niet aan de zaak te branden. Liever scheet hij nogmaals in zijn broek dan dat hij Jezus veroordeelde. Maar het onvermijdelijke gebeurde. Hij veroordeelde Jezus. Ook Atlantis verkreeg zijn macht van satan. Jezus werd hier door Atlantis veroordeeld tot de kruisiging. Maar Jezus kwam weer boven water drijven daar waar Atlantis kopje onder ging. Ook rijst de vraag hoe Jezus en Pilatus elkaar konden verstaan? Nazareth lag vlakbij Sepphoris, waar veel Grieks gesproken werd (Batey in Stark, 2007, p. 78). Jezus sprak waarschijnlijk goed Grieks, (Betz in Stark, 2007, p. 78). Als aannemer had Hij mogelijk ook klanten die Grieks of Latijn spraken. Dus waarom zou Hij beide talen niet een beetje onder de knie hebben gehad? In dat geval was Hij van alle markten thuis en kosmopolitischer dan we denken.
Kruisiging
Jezus werd als een paaslam geslacht. Letterlijk want een Romein doorboorde hem met een lans waardoor al Zijn bloed wegvloeide (Piet, 2020-e). Met zijn laatste krachten schreeuwde Hij dat “het” volbracht was. Het was dus niet andersom, dat Jezus eerst stierf waarna een Romein Hem doorboorde om te kijken of Hij al dood was. Dit wist men immers al (Piet, 2020-e). Zijn lijdensweg was des temeer tragisch omdat Hij zonder zonde was. Voor Hem moet elk lijden gruwelijker zijn geweest dan voor ons (Zender, 2020) omdat wij gewend zijn aan het lijden van deze wereld. God maakte zich niet alleen bekend aan ons middels Zijn Zoon. Zijn Zoon, Jezus wist ons tevens te melden dat we zondig zijn. God liet Hem nota bene aan een marteldood sterven voor onze zonden. Jezus werd volgens de Romeinse traditie aan het kruis genageld alsof hij een misdadiger was. Niet omdat God dit wilde maar omdat de mensen zo nodig bloed wilden zien. God wilde de mensheid laten zien hoever Hij wilde gaan om haar terug te winnen. Er zou immers een opstanding volgen. Jezus liet zich niet passief slachten. Het was een actieve daad van Hem waarbij Hij tot het uiterste Zijn Vader in de hemel gehoorzaamde (Van Wijnen, 2014, p. 98). ‘God eist geen bloed om te kunnen vergeven, maar bewijst juist via bloedstorting hoe vergevend Hij is’ (Van Wijnen, 2014, p. 328). De Kruisdood leek op een verhoormethode. In sommige landen worden verdachten gemarteld om de waarheid uit hen te krijgen. Soms waren ze onschuldig. Zo verging het Jezus ook, met dit verschil dat zijn beulen niet stopten toen zijn tong op zijn tenen hing. Zijn moeder stond er ook bij en keek ernaar (Johannes 19:25). Er werd nogal wat van de moeder van Jezus gevergd, nietwaar? Ze was er samen met Maria Magdalena. In Johannes 19:26 noemde Jezus, Johannes de leerling die Hij liefhad. Dit was de Johannes die later het boek Openbaring schreef. Golgotha lag en ligt op de Olijfberg. Maar waar precies, weet niemand. De latere hemelvaart van Jezus was ook vanaf de Olijfberg (Handelingen 1:11), zodat we gerust mogen aannemen dat hier ook zijn kruisiging was. In de laatste week voor de kruisiging was Hij ook steeds ‘s nachts op de Olijfberg (Lucas 21:37; 22:39-41). Deze plaats heette niet voor niets Schedelplaats (Markus 15:22). Jezus werd op deze Schedelplaats gekruisigd (Johannes 19:17 in Michas, Michas & Van der Maten, 2014, hoofdstuk 2, p. 3). Inderdaad werd hij buiten de stad gekruisigd (Hebreeën 13:11-13 in Michas, Michas & Van der Maten, 2014, hoofdstuk 2, p. 3). De toeristische attractie die de Heilige Grafkerk heet en in de Oude Stad van Jeruzalem staat, heeft niets met de daadwerkelijke locatie van de kruisiging van Jezus te maken. Maar, ik snap het wel; want dan hoeven de toeristen niet zover te lopen en geen steile berg te beklimmen, voor zover ze überhaupt in de kruisdood van Jezus geïnteresseerd zijn. Er is een voortdurende discussie over de vraag of Jezus aan een kruis of een paal (Stauros) genageld was. De Romeinen hadden haast met de kruisiging zodat ze eerder een paal zouden gebruiken. Een kruis was bovendien net iets te zwaar of hem naar Golgotha te slepen. Een paal was echter ook zwaar en er zijn aanwijzingen dat Jezus inderdaad aan een kruis genageld was. Weer zien we Atlas met de wereldbol op zijn schouders torsen. Net zoals Sisyphos in de onderwereld een zware rots de berg op duwde. Zoals Atlas de hemelbol aan Heracles gaf, zo gaf Jezus de paal aan Simon de Cyrener die net de pech had dat hij op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was (Mattheüs 27:32). Jezus werd boven de schedel van Goliath gekruisigd die op dezelfde plek begraven was. Palen of kruizen; er stonden er in elk geval vijf van. Naast twee misdadigers werden er ook twee rovers naast Jezus gekruisigd (Bullinger, z.j-a). De drie kruizen uit de traditie waren misschien een variant van de drie-eenheid? Toen Jezus Zijn laatste adem uitblies, kwam er een aardbeving onder de Olijfberg (Mattheüs 27:51). In Mattheüs 27:52 lezen we dat veel graven open gingen en dat de heiligen van vroeger eruit opstonden en naar Jeruzalem trokken. Dat zal een raar gezicht zijn geweest. In de nabije toekomst zullen we weer zoiets zien gebeuren. Uiteindelijk zijn deze mensen in Mattheüs 27:52 opnieuw gestorven. Maar we weten niet hoe het hen al die tijd vergaan was? Hoe konden ze zich zomaar staande houden in deze nieuwe tijd? Mogelijk werden ze door de Romeinen in de bajes gegooid? De dood van Jezus had zijn tegenhanger in de ondergang van Atlantis. De schedel van Goliath was al in de Sheol en Jezus daalde hier ook in af. Jezus was waar wij allemaal na dit leven in terechtkomen: de Sheol. De aardbeving die gepaard ging met de dood van Jezus was filosofisch gezien de aardbeving die Atlantis velde. In Markus 15:36 lezen we dat Jezus het tijdstip van Zijn dood zelf bepaalde, in tegenstelling tot Atlantis dat zomaar ten onder ging. Niet alleen de Joden hadden hem vermoord, ook de heidenen waren hieraan schuldig (Lucas 18:31-33; Handelingen 2:32,33, 36; 3:13-16; 5:30-31; 10:39-41; 13:27-30). Jezus was aanvankelijk letterlijk dood. Hij was net zo dood als de muis die in uw muizenval klem zat. Jezus wist drie dagen niets en was zich van niets bewust (Prediker 9:5). Dit geldt voor iedereen die doodgaat. Maar Jezus stond weer op. Hij kreeg een nieuw lichaam dat met Zijn geest verenigd werd. De optelsom hiervan was de ziel. Waarschijnlijk is onze geest een soort harde schijf waarop alle details van ons leven zijn opgeslagen. Deze schijf gaat na de dood terug naar God. Daar blijft onze geest in afwachting van de opstanding (Zender, 2016-a, ZWTF 5.4, p. 2). Als er een hiernamaals was geweest zoals de mythe dit hardop propageert, dan was het voor Jezus niet nodig geweest om op te staan uit zijn graf. Hij had in dat geval zelfs niet hoeven te sterven. Een hiernamaals ontkent immers de dood die door de zonde van Adam in de schepping was gekomen. Lees dit goed: door de zonde van Adam en Eva was er geen hiernamaals ontstaan. Het was de dood zelf die zijn intrede in de schepping had gedaan. Had de dood niet bestaan, dan had Jezus niet voor onze zonden hoeven te sterven (Romeinen 5 in Wiseman, 2004, p. 152). We lezen nergens dat Jezus na zijn dood in een hemel of hel terechtkwam, laat staan in een eeuwige hel. Hij was immers voor onze zonden gestorven. De kruisiging, gevolgd door drie dagen later, de opstanding was een eenmalige gebeurtenis. Het was niet zo dat God zei, “ik heb liever dat je voor de zekerheid nog een keer sterft, dan is het echt duidelijk”. Een soort van second opinion Golgotha was niet nodig. Wat merkwaardig is omdat veel zaken in de Bijbel tweemaal gebeurden. De kruisiging van Jezus moest shockerend gebeuren om ons te laten zien: God is geen papieren God die we met de Bijbel op kunnen bergen in een nachtkastje. God is een levende God Die het menens is. Hij weet het als u ‘s nachts last heeft van muggen en u gaat vloeken. Als u harde muziek luistert krijgt u oorsuizen. Als u zondigt, wordt u geoordeeld. Het enige grote probleem met Golgotha: we kunnen ons er moeilijk iets bij voorstellen. De Israëlieten die in Exodus 15:24 en 16:3 in de woestijn klaagden over het gebrek aan water en eten zijn veel herkenbaarder dan Jezus die zich aan het kruis liet dood martelen. De opstanding van Jezus leert ons drie dingen: de dood was overwonnen, een fysieke opstanding is mogelijk en er is een mysterieuze macht buiten Jezus om die Hem uit de dood opwekte. Adam had al kennis gemaakt met deze macht die zich God noemde en claimde dat Hij Adam geschapen had. God was niet langer een papieren God maar een hemelse God. Vanuit 1 Korinthe 15 weten we dat Hij opstond uit de dood en dat er vele getuigen waren. Zat er ook nog een sadomasochistische tik in de kruisiging? Martin Zender denkt van wel. Als de vrouw een ‘proxy-God’ is dan lijkt de bdsm onderwerping van mannen aan vrouwen op die van Jezus aan Zijn Vader (Zender, 2019-c). Ook fetisjen lijken een onderdeel te zijn van Gods plan met de mensheid. Koning Salomo geilde op blote vrouwen voeten in sandalen (Hooglied 7:1 geciteerd in Zender, 2019-c). De aanstaande wegrukking van de ecclesia is vergelijkbaar met een ‘orgasme’ (Zender, 2019-d). Zoals de vrouw een proxy-god is, zo was Atlantis een proxy-eiland waar de strijd tussen Israël en de antichrist werd uitgevochten. Martin Zender vraagt zich in zijn nieuwe serie over de apostel Paulus hetzelfde af als ik: als we in de kerken Jezus aan het kruis zien hangen dan vragen we ons af hoe het zover kon komen? Wat was er gebeurd? Waar ging het mis opdat de Zoon van God op zo’n bizarre manier eindigde (Zender, 2019-i)? Had Jezus op een vakbondsmanier met de Romeinen en schriftgeleerden onderhandeld dan was Hij tweeduizend jaar later nooit op zo’n heftige manier herdacht.
Plaatsvervangend
Veel gelovigen denken dat Jezus plaatsvervangend voor ons stierf. Wij zijn zondig en dus liet Jezus Zich kruisigen om onze zonden weg te nemen. Om het nog erger te maken wordt Jezus niet alleen als een middelaar afgeschilderd tussen God en de mensheid. Maar Hij probeerde Gods woede ook te sussen (Adams, 2011-b, hoofdstuk 3, De Verzoening, p. 45-47). Het liefst gooide God ons allen in de niet bestaande hel maar dankzij Jezus is Gods woede een beetje getemperd. God wilde het wel op een akkoordje gooien met Zijn eigen Zoon Jezus. Hij wilde de mensheid met veel tegenzin vergeven voor het feit dat ze af en toe pornoboekjes las. Maar dan moest Jezus ter compensatie op een ongenadige manier gemarteld worden (Adams, 2011-b, hoofdstuk 3, De Verzoening, p. 43-44, 47). En het eindpunt van dit verhaal was dat alsnog 99% van de mensheid verloren gaat. Alle ingewikkelde constructies plus een marteldood ten spijt, worden slechts 3,5 mens en een paardenkop gered. Halleluja. Bovendien manipuleerde Jezus in dit scenario Zijn Vader net zoals Judas dit deed. De waarheid is dat Jezus voor ons stierf maar niet in plaats van ons. Hij stierf als een ‘metgezel’ voor ons en niet als een plaatsvervanger (Adams, 2011-b, hoofdstuk 3, De Verzoening, p. 51). Als Jezus plaatsvervangend voor ons gestorven was, hoefden wij niet meer te sterven. En waarom is Christus gestorven? Opdat Hij uit de dood op zou staan en over de doden en levenden zou heersen (Romeinen 14:9). Zijn offer aan Zijn Vader was Zijn opstanding en niet Zijn marteldood. Terwijl wij Hem aan het kruis lieten nagelen, schonk God ons de genade door Hem op te laten staan uit de dood. Wij verdienden immers de straf die er op deze ergste misdaad in de geschiedenis stond. In plaats hiervan schonk Zijn Vader ons genade. De dood van Christus verzoende ons met God en niet andersom. Jezus stierf niet om ons van één of andere straf van de zonde te redden maar Hij redde ons van de zonde zelf. Was onze straf de eeuwige hel, dan kon God niet bestaan en Jezus niet na drie dagen opstaan uit de dood. Zijn doel was juist om alle mensen te redden (1 Timotheüs 40) en om Zijn plan der aionen aan ons te openbaren. Net als na de overtreding van Adam en Eva had God de mensheid oneindig kunnen straffen. Maar het feit dat ik op dit moment naar de Three Degrees luister geeft aan dat God ons weliswaar in een vervallen staat verder liet leven maar dat Hij toch nog leuke dingen op ons pad brengt. Hoeveel plezier en steun heb ik in mijn jeugd niet aan onze lieve Duitse Herdershond gehad. Pas nu snap ik dat hij een geschenk van God was om mij door moeilijke tijden heen te slepen. De passages in Ezechiël 18:20 en Exodus 23:6-7 pleiten ook tegen plaatsvervangend sterven. De offers die in de tijd van de Tenach werden gebracht waren ook zeker geen plaatsvervangende offers zoals we in Mattheüs 12:7 lezen. Een lezing op de weblog van Goedbericht leert het volgende:
Jezus betaalde de prijs aan de dood door te sterven. Het sterven zelf was de prijs. Hij betaalde de prijs niet aan God maar voor God. Hij betaalde geen schuld aan God maar kocht ons vrij van de zonde en de dood. Zijn sterven was een losprijs. Hij stierf voor onze zonden, niet voor de straf op onze zonden. Hij bevrijdde ons door uit de dood op te staan. Door de opstanding bracht Hij nieuw leven (Piet, 2007). God eiste niet het bloed van Zijn Zoon maar bewees ons genade door de opstanding. De kruisdood was geen offer ter genoegdoening maar een moord die door mensen begaan was. De opstanding was het offer (Piet, 2010-a).
Atlantis was ook een eiland dat alles omdraaide. De beschaving was niet op een eiland voor de kust van Gibraltar begonnen maar in Babel. Terecht verdween het eiland voorgoed in de golven daar waar Jezus uit de dood opstond.
De lege Grot van Jezus
God wekte Jezus na drie dagen op uit de dood, zoals Jona ooit na drie dagen en drie nachten uit de buik van het zeemonster bevrijd was. Jezus was dus niet God zelf maar de Zoon van God. Anders kon Hij niet sterven, laat staan dat Hij zichzelf uit de dood kon opwekken. Odysseus werd door toedoen van Zeus en Athena uit de handen van Kalypso bevrijd. Zo werd Jezus door zijn vader uit de Sheol bevrijd. Maar de Sheol van Jezus was wellicht een ander oord dan het mythische eiland Ogygia. Na de opstanding van Jezus was er het lege graf (Johannes 20). Welke mysterieuze kracht wekte Hem op uit de dood? Zelfs de atoomkracht kon dit niet (Allen, 2001-a, p. 40-41). Het was Maria Magdalena die aan het einde van de sabbat bij de grot van Jezus kwam kijken. De steen die er met veel moeite voor gerold was, was weggerold. In Mattheüs 28 lezen we een andere versie van het verhaal waarbij er weer een aardbeving plaatsvond terwijl een engel de steen voor het graf wegrolde. Mogelijk bracht Maria twee bezoeken aan het graf? In elk geval zijn dergelijke verschillen vaak simpel te verklaren en door God in de Bijbel gelegd om onze geest scherp te houden. Waar het me nu om gaat is dat de lege grot van Jezus haaks op de Grot van Plato staat, waarin rovers waren. Pyromane rovers, wel te verstaan. Het lege graf van Jezus was het bewijs voor Diens opstanding. Plato’s grot met rovers kon dus alleen een gnostische Sheol voorstellen, dan wel de Tartarus. We vergeten weleens dat Jezus twee keer tot ons kwam. Eerst in de vorm van de baby die in de kribbe lag, wat voor ding dit ook geweest was. Rond zijn dertigste werd Zijn bediening bevestigd door Zijn doop in de Jordaan. De tweede keer kwam Hij tot ons toen Hij door Zijn Vader in de hemel uit de dood werd opgewekt. Jezus was niet alleen drie dagen en drie nachten dood. Hij was al die tijd uit het zicht terwijl het leven elders schijnbaar gewoon doorging. In Psalm 2:7 lezen we hoe Hij uit de buik van Maria van Nazareth werd gewekt maar misschien ook hoe Hij later uit Zijn graf werd opgewekt. In de Eindtijd komt Jezus ook tweemaal terug: eerst voor de ecclesia en later voor Israël. Volgens 1 Petrus 3:19-20 was Jezus na Zijn opstanding afgedaald in de Tartarus. Over deze Tartaros lezen we meer in Openbaring 9. Aan de gevallen engelen die hierin gevangen zitten, verkondigde Hij zijn ‘overwinning’ (Haring in Van Waarde, z.d.-a). In Odyssee 11 trok Odysseus per schip naar de onderwereld om er de overleden profeet Teiresias te raadplegen. Hier werd een gnostische sheol gepreekt terwijl Teiresias een titaan was. Het leek er eerder op dat Odysseus in de Tartarus afdaalde. In 1 Petrus 3 lezen we niets over schepen. Ook Socrates daalde in de Grot van Plato af (Rep. 516e; 519d5, Nightingale in Louden, 2011, p. 212). Deze Grot was de onderwereld waarin Odysseus afdaalde en de Tartaros waarin Jezus afdaalde. Het is wel opmerkelijk dat Jezus zo kort nadat Hij in de sheol was geweest, in de Tartarus afdaalde. Een mens overleeft een dergelijke afdaling niet maar de opgestane Jezus wel. Theologisch gezien zaten de rovers van Plato’s Grot in deze Tartarus, onder wie Odysseus.
Tweede helft laatste jaarweek
Na Zijn opstanding begon de tweede helft van de laatste jaarweek die in Daniël 9:24-25 door Cyrus was afgekondigd. We komen nog wat absurde taferelen tegen. In Johannes 20:19 stond Jezus zomaar in een ruimte. Zijn nieuwe lichaam had de macht over de materie. Jezus stond opeens op het strand vissen te bakken (Johannes 21:4, 9-11). Van een Zoon van God die uit de dood was opgestaan zouden we andere dingen verwachten. Ik persoonlijk zie Hem met een gigantisch ruimteschip naar de aarde komen waar Hij even orde op zaken stelde. Maar niets van dit alles. Hij stond op het strand visjes te bakken. En hoezo at de Zoon van God vis? Wat moest Hij in een verheerlijkt lichaam met een aardse vis? Relevant is het dat met de opstanding van Jezus ook het Lichaam van Christus gevormd werd (Romeinen 6:5-6; Kolossenzen 3:1-3). Dit Lichaam van Christus zijn de gelovigen in Christus. Deze kliek is niet dezelfde als het christendom. Het christendom bestaat uit traditie christenen. Als ze in Pakistan geboren waren dan waren ze moslims geweest. Het Lichaam van Christus wordt ook de ecclesia of gemeente genoemd om het woord “kerk” te vermijden. Het Lichaam van Christus is wereldwijd een beperkte groep die op een Paulinische manier Christus navolgt. Niet door het doen van goede werken maar door net als Noach, Abraham en de hoer Rachab, puur vanuit het geloof te leven. Noach hielp geen oude dametjes met oversteken. Hij streed ook niet tegen porno. Hij deed iets wat onwerkelijk was in de ogen van zijn generatie: hij bouwde een Ark. Dit was wat er met leven vanuit geloof bedoeld werd. Als we het over de opgestane Christus hebben, dan gaat het altijd over Jezus EN de ecclesia. Jezus is namelijk het hoofd van de Christus en de ecclesia is het lichaam. Na zijn dood was Jezus nog enige tijd op aarde. Waarna hij vanaf de Olijfberg naar de hemel opsteeg. Jezus die eerst tot in het graf vernederd was, werd nu tot in de hemel verhoogd. Deze locatie op de Olijfberg lag op een sabbatsreis van Jeruzalem (Handelingen 1:12 in Piet, 2016-i). Wat wij Hemelvaart noemen, was kort door de bocht hetzelfde principe als de Apollo missie. De twaalf astronauten vlogen als apostelen de hemel in, naar de maan. Jezus was de eerste astronaut. Alleen had Hij geen ruimtepak nodig. Daarom worden de lichamen van de gelovigen vlak voor de wegrukking ook getransformeerd. Opdat we net als Hij, zonder ruimtepak naar de hemel kunnen. Jezus ging een stap verder dan het heelal. Hij steeg op naar de derde Hemel van God. Wij kennen alleen het heelal maar volgens de Bijbel is er nog een andere hemel waar de aarde een spiegel van is. De eerste hemel is de atmosfeer. Dit is het domein van satan (Efeziërs 2:2). Het heelal is de tweede hemel. En de derde hemel lijkt op een andere dimensie, om het woord “wormholes” te vermijden. De Nachtreis van Mohammed was een imitatie van deze Hemelvaart. Andere apocriefe boeken waarin de hemelvaart een rol speelde zijn: ‘1 Henoch, ‘De Apocalyps van Abraham’, ‘De Apocalyps van Petrus’, ‘IV Baruch’ etc. (Charlesworth in McNeely, z.j., p. 2). Ik voeg hier 4 Ezra aan toe. In deze boeken ruiken we de gnostiek op iedere bladzijde. Ook hebben ze een apocalyptisch aura over zich. De terugkeer van Jezus voor Israël is een ‘spiegelbeeld’ van zijn hemelvaart (Slagter, 2015, p. 112). Jezus zal zijn voeten dan op de Olijfberg zetten. Dit is fase 2 van zijn terugkeer nadat Hij in fase 1 de ecclesia in de lucht tegemoet kwam. Het principe van spiegelen kwamen we ook steeds bij Atlantis tegen. Extra leesvoer: Jack Miles: Jezus.
Deel VI
Handelingen
Episode 1
Tweede helft van de laatste Jaarweek
65
Handelingen
Vlak na de hemelvaart van de opgestane Jezus begon het boek Handelingen dat net als het Lucas evangelie door Lucas geschreven was. Uitgeverij Everread heeft een bladwijzer met daarop de juiste volgorde van de boeken gerangschikt. Zie hiervoor bijlage E. In Handelingen 1:9 zagen de discipelen hoe Jezus simpelweg omhoog zweefde en achter de wolken verdween. In Handelingen 1:10-11 lezen we over twee mysterieuze in het wit geklede mannen – engelen – die de toeschouwers weten te melden dat Jezus op dezelfde manier terugkomt. Deze engelen noemen de discipelen “Galileeërs”. Engelen kennen dus de landstreken. De periode vanaf de opstanding van Jezus tot aan de steniging van Stefanus was het tweede deel van de laatste jaarweek die in Daniël 9:24-27 genoemd werd (Piet, 2016-c). Mogelijk kwam er nog een jubeljaar achteraan. Hierna begon een hele nieuwe fase met de bediening van Paulus. Een goed boek over deze materie is Het Boek Handelingen: Van Jeruzalem naar Rome van Hoite Slagter (Everread, Wijk bij Duurstede, 2015). Handelingen is een vervolg op het Lucas evangelie dat het eerste verslag was (Handelingen 1:1). De doelgroep van Handelingen was ene Theofilis. Lucas was een arts (Kolossenzen 4:14). Waarschijnlijk was hij een scheepsarts. Hij deed uitvoerig onderzoek naar de maagdelijke geboorte en opstanding van Jezus. Dit zegt genoeg over zijn werkwijze. Hij ging niet over één nacht ijs. Ook Paulus was een intellectueel (Handelingen 26:24). Handelingen is een overgangsboek. God zocht intellectuelen en wetenschappers uit om het evangelie naar de heidenen te brengen. Maar Handelingen begon met de bediening van Petrus. Dit is het mooie van het boek Handelingen. We zien het zwaartepunt van Petrus naar Paulus verschuiven. En van Jeruzalem naar Antiochië (Antakya, Turkije). De aftrap van Handelingen begon misschien niet toevallig, met een oude bekende: de moeder van Jezus (Handelingen 1:14). Zij was er nog steeds. Het aura van de blozende koningin die mannenharten sneller deed kloppen was ingewisseld voor een realistischer tafereel. Ze was met een stel mannen in een bovenvertrek in Jeruzalem. De engel Gabriël, de herders onder de sterrenhemel, de magiërs uit het oosten, de kribbe in de mysterieuze stal en het water dat op de bruiloft in wijn veranderde, waren alle net als de Tuin van Eden opeens verdwenen. Maria deed wat wij allemaal wel eens doen: ze was de trap op gegaan om een bijeenkomst bij te wonen in een bovenvertrek. Het was een nieuwe episode in haar leven waarin ze het vervolg van de opstanding van Jezus onder ogen zag. Ze was nog fit genoeg om een trap te beklimmen. Misschien waren er in andere bovenverdiepingen in Jeruzalem andere bijeenkomsten gaande om het totaalbeeld van die tijd realistischer te krijgen. Dit bovenvertrek was de tegenhanger van de schimmige Grot van Plato en de grot waarin Jezus had gelegen. De opgestane Jezus kon vanuit de hemel zijn moeder zien. Andersom vroeg Maria zich steeds af waar Jezus was?
Pinksteren
In Handelingen 2 was het Pinksteren ofwel het Wekenfeest. Pinksteren is een ingewikkeld verhaal. Het is de dag van de tarweoogst waarbij een bundel tarwe aan God geofferd werd, de eerstelingengarve. Pinksteren was altijd een dag na de sabbat en vijftig dagen na een vergelijkbaar feest dat de Dag van de Gerstoogst heette en ook daags na de sabbat plaatsvond. Op deze dag werd een bundel gerst aan God geofferd, de eerstelingsgarve. Er is ook een grammaticaal verschil. Eerstelingsgarve (gerstoogst) is enkelvoudig terwijl eerstelingengarve (tarweoogst) meervoudig is geschreven. De eerstelingsgarve duidde op de opgestane christus terwijl de eerstelingengarve op het startsein voor de vorming van het Lichaam van Christus duidde. De eerstelingengarve (tarwe) was dus vijftig dagen verwijderd van de eerstelingsgarve (gerst). Pinksteren kwam overeen met de tarwe dimensie van dit traject ofwel de eerstelingengarve (mv). Dit is materie waar je echt een paar dagen op moet gaan zitten puzzelen. Pinksteren is het centrale feest tussen de eerste en de tweede komst van Christus en tevens de aftrap voor het vormen van de ecclesia alias het Lichaam van Christus. De verzameling van de ecclesia in Handelingen 2:1 was een vervulling van Leviticus 23:21. In Romeinen 15:13 lezen we over de vreugde en vrede die deze uitstorting van de geest bij de gelovigen tot stand brengt. Direct na de opstanding hadden de discipelen de heilige geest al ontvangen. Met Pinksteren werd deze heilige geest nog eens op hen uitgestort. Minder bekend is dat de Israëlieten hun eerste Pinksteren al vijftienhonderd jaar eerder beleefden bij de berg Horeb (Piet, 2008). De top van deze berg was de Sinaï (Matheny, 2011-a, p. 347). De Pinkstertoespraak van Petrus in Handelingen 2 kreeg vijfentwintig jaar later een vervolg met de Pinkstertoespraak van Paulus in Handelingen 22 (Piet, 2018-g). In Handelingen 2:16 noemde Petrus de voorzegging in Joël 2:28. Voor de lezer is dit wel een tikje verwarrend. Joël 2:28 ging immers over een volgende gebeurtenis die in de Eindtijd plaatsvindt, na de nationale bekering van Israël tot Jezus. De passages in Jesaja 44:1-5; 59:20-21, Ezechiël 36:24-38 verwijzen ook naar de gebeurtenis die in Joël 2:28 genoemd werd. Terwijl Romeinen 11 weer naar Jesaja 59:20-21 verwees. De nationale bekering van Israël aan het einde van de Eindtijd is een vervulling van Handelingen 2:36 waarin Jezus “Heer” genoemd werd. Er zit ook nog een New Age tik in de plaat. We gaan naar het tijdperk van Waterman, “The Age of Aquarius”. Aan de hemel wordt Waterman afgebeeld als een kerel die met een kruik water uitstort. Dit water is dan een symbool van de heilige geest. Pinksteren heet in het Engels Pentacost. De combinatie van vijf tweelingenkoningen en tien koningen van Atlantis zorgt ook voor het getal vijftig. Het is een beetje gekunsteld, dat geef ik toe. De tien koningen van Atlantis konden een stille hint zijn naar de periode tussen de eerste en tweede komst van Jezus. De eerstelingsgarve werd ook “omer” genoemd. We merkten al op dat dit woord als de naam Homeros klonk.
Kajafas
In Handelingen 3 was er de zoveelste bedelaar die vanaf zijn geboorte bij de Prachtige Poort van Jeruzalem zat. Zijn dagtaak bestond uit bedelen. Hoevaak horen we in onze tijd tegen deze mensen zeggen: “kijk wat je nog wel kunt doen in plaats van niet. Ga niet bij de pakken neer zitten en probeer positief te denken. Als je om geld kunt bedelen, dan kun je ook wel blikjes rechtop zetten op de lopende band.” Uiteraard met behoud van de uitkering. Maar de discipelen van Jezus waren uit een ander een hout gesneden. Ze gingen geen discussie aan met deze man over waarom hij niet wilde werken. Hij was weliswaar invalide maar hij kon in neo-liberale termen gesproken toch wel een WC borstel vasthouden en WC’s schoonmaken. Petrus en Johannes genazen hem. De man sprong op en begon de Polka te dansen. De omstanders kwamen hierdoor tot geloof in Jezus. Voor de Platonisch verliefden die nog bij de regel over Maria van Nazareth zijn blijven steken heb ik slecht nieuws: een ander sujet was ook nog steeds in omloop. Kent u de grote boze wolf uit de Donald Duck? In de Bijbel heette hij Kajafas. Hij was één van de rovers die uit Plato’s Grot ontsnapt was. Hij was getrouwd met de dochter van een andere eikel die Annas heette. Kajafas en Annas leken echte “gezinsmannetjes”. Deze meneer de hogepriester Kajafas had ervoor gezorgd dat Jezus gekruisigd werd. In plaats van dat hij zich voorlopig gedeisd hield, stak hij zijn neus in allerlei nieuwe zaken die hem niet aan stonden. In Handelingen 4:6 dook hij weer op. Hij had vernomen dat er een lamme man was genezen en dat kon natuurlijk niet. Lamme mannen zijn niet voor niets lam. Ze horen lam te zijn en niet genezen te worden. Gehandicapten horen gehandicapt te zijn want anders zijn ze nep-gehandicapt. En dat is fraude. En fraude is strafbaar. Deze genezen man was dus strafbaar. Kajafas wilde waarschijnlijk nog iets maken van de laatste dagen van zijn leven. Hij ging wat gehandicapten en bedelaars langs om ze een trap achterna te geven. Hij doet me denken aan Farao die de Israëlieten onderdrukte. De geest van Kajafas waart nog steeds rond. In onze tijd wordt er niet voor niets op de budgetten van gehandicapten en ouderen bezuinigd. De geest van Kajafas is nog steeds actief. Yhwh was blijkbaar (nog) niet op het idee gekomen om deze ongelofelijke zak stront ook maar eens in een ravijn te duwen. Blijkbaar was K’s taak op aarde nog niet uitgespeeld. Het geeft aan dat iedereen zijn of haar rol speelt in Gods mastergame. Zakken stront zijn door God aangesteld om gehandicapten pootje te haken en hen daarna te beroven. Ik had op zijn minst een punaise op de stoel van Kajafas gelegd. Hij wilde weten wie de dader van deze genezing was. Alsof hij niets beters te doen had. Hij kwam erachter dat het Petrus was, uit die kliek van Jezus. Kajafas kende hem zelfs nog (Handelingen 4:13). In dezelfde vers staat dat Petrus en Johannes ongeletterde mensen waren, simpel volk. En simpel volk hoorde geen gehandicapten te genezen maar ja en amen te zeggen tegen de hogepriester. Kajafas was bovendien verrast dat Petrus en Johannes zo ongedwongen over Jezus kletsten. Hij berispte hen en zei hen dat ze niet meer over Jezus mochten kletsen. Ook mochten ze geen gehandicapten meer genezen. Petrus stak zijn middelvinger op tegen Kajafas en Johannes liet een harde boer. Toen dreigde Kajafas beiden met harde straffen als ze weer over Jezus kletsten. Maar tegelijk was hij bang voor het volk dat op de hand van Petrus en Johannes was. Kajafas liet hen weer gaan. Beiden gingen weer naar hun eigen leerlingen om hen te vertellen wat er gebeurd was. Petrus en Johannes waren desalniettemin bang voor Kajafas. Ze gingen bidden om de moed te krijgen om toch het evangelie te blijven verkondigen. We zien hier een typische menselijke reactie op een dreigement van een autoriteit. Terecht waren Petrus en Johannes bang. Kajafas kon hen maken en breken. Dit was uiteraard de reden waarom hij zo’n arrogante hork was. Want wie hield hem tegen? Arrogantie en lafheid zijn twee handen op één buik. Arrogante mensen zijn arrogant omdat ze denken dat toch niemand hen iets kan maken. Het antwoord van God kwam snel: het hele huis beefde (Handelingen 4:31). Eigenlijk was het een vreemde reactie van God. Als Hij een huis kon laten beven dan kon hij Kajafas toch ook wel in een ravijn laten kukelen? Maar blijkbaar speelde K. zijn eigen rol in Gods plan. Zonder Kajafas hadden Petrus en Johannes niet gebeden en hadden wij 2000 jaar later niet over de reactie van Yhwh gelezen. Zo is het ook weer. Let wel, Handelingen was een nieuwe episode in God’s plan. Maar de locatie was nog steeds hetzelfde Jeruzalem als waar krap drie jaar eerder Jezus gekruisigd was. De moeder van Jezus was blijkbaar in Jeruzalem blijven “hangen”. Het lijkt of we met Handelingen op een andere planeet zijn terechtgekomen maar het is verre van dat.
In deze episode krijgen we contact met de tijd van vlak na de opstanding van Jezus. We zitten in de laatste jaren van de zeventig jaarweken die met het decreet van Cyrus om de tempel te herbouwen, begonnen waren. Deze hele periode duurde 500 jaar. Generaties hadden zich afgevraagd hoe het einde van die 500 jaar uit zou zien. Nou zo dus: met Petrus, Johannes en Stefanus, terwijl Paulus al om de hoek kwam kijken. De opstanding van Jezus was inmiddels verleden tijd en hoorde in de geschiedenisboeken thuis. Kunt u het zich voorstellen? Vanaf Adam was er een messias beloofd en in een later stadium werd er voorzegd dat de messias zou lijden. Deze voorzegging was eindelijk vervuld. Had de wereld eigenlijk wel door wat er precies gebeurd was? Zelfs na de kruisiging en opstanding was er leven aan het einde van de tunnel. Toen Maria van Nazareth de trap op ging leefde ze al in de tijd van na de voorzeggingen. Zo zal er spoedig een generatie zijn voor wie de Eindtijd geen toekomst maar geschiedenis is. Petrus was aanvankelijk een eenvoudige visser toen Jezus hem riep. We zien in Handelingen 4 dat het evangelie een stedelijke dimensie krijgt. We komen Petrus immers in Jeruzalem tegen. Later zou hij naar Babylon gaan. De situatie na de opstanding van Jezus was redelijk chaotisch. De kliek rond Petrus, Johannes en Jacobus moest oppassen voor de Romeinen maar zeker ook voor de Hogepriesters. Het is een wonder dat Kajafas, Petrus niet eerder opgemerkt had. Het onvermijdelijke was nu dus gebeurd: het kwartje viel bij Kajafas. Hij had nu pas door dat er behalve Jezus nog een paar praatjesmakers rondliepen die zijn machtspositie tartten. Petrus was na de opstanding van Jezus enige tijd uit handen van Kajafas gebleven. Maar nu kwamen ze elkaar dan toch tegen. Atlas van Atlantis was een echo van Kajafas. Hij was een ruziemaker en begon liever een oorlog tegen de regio rond de Middellandse Zee dan dat hij zich inzette voor de armen en gehandicapten. In het ergste geval moesten deze armen en gehandicapten ook nog opdraaien voor de kosten van zo’n oorlog. Jezus zei dat deze lieden op graven (Sheol) leken (Mattheüs 23:27), zoals Atlantis een graf was. Hoe kon Atlantis zo ver weg liggen als het zoveel Bijbelse symbolen had? En als Atlas dezelfde geest had als Kajafas.
66
Stefanus
In Handelingen 6 komen we ook van die menselijke taferelen tegen. De Griekse gelovigen mopperden over het feit dat de Griekse weduwen gediscrimineerd werden bij het verzorgen van de maaltijden. De Joodse weduwen werden voorgetrokken. Dit soort taferelen zouden zich in onze tijd in verzorgingshuizen kunnen afspelen. En deze alledaagse details staan in de Bijbel. Dit maakt de Bijbel tot zo’n bijzonder boek voor mij. Wat een verschil met de magiërs uit het oosten en de herders onder de sterrenhemel die een magische aftrap aan het evangelie gaven. De twaalf apostelen riepen alle leerlingen bij elkaar. De discussie was dat iemand voor de maaltijden moest zorgen opdat de twaalf meer tijd over hadden voor evangelisatiewerk. Ze hadden zelfs geen tijd om maaltijden te koken. Er werden zeven mensen aangewezen om de maaltijden te verzorgen. Onder hen waren Stefanus en Filippus. Deze Stefanus was niet alleen een zelf benoemde kok maar hij deed ook wonderen. Laten we heel goed naar zijn optreden kijken. Hij was door de harde kern rond Jezus zoals Petrus, Jacobus en Johannes weggezet als een relatief onbeduidende schakel in het missiewerk voor Jezus. Niettemin duurde het niet lang voordat hij opviel bij de schriftgeleerden zoals Kajafas. Stefanus was net als Jezus en Petrus een bedreiging voor hun macht, ook al was hij een simpele kok. Dit was waarschijnlijk nog het ergste van alles: dat zo’n simpel iemand een bedreiging voor de status van de Farizeeërs vormde. En daarom moest Stefanus op de kop het ravijn in. Ze kochten een nietsnut om die een leugen over Stefanus zou verspreiden. Stefanus zou volgens hen de tempel hebben beledigd. Hij zou Jezus hebben geciteerd die gezegd had dat Hij de tempel af zou breken. Ze sleepten Stefanus voor het Sanhedrin en brachten al deze bezwaren tegen hem in. Maar het gezicht van Stefanus begon te stralen als dat van een engel (Handelingen 6:15). Vervolgens hield Stefanus een hele preek (Handelingen 7). Detail hierbij was dat in Handelingen 7:2, Babylon voor het eerst Mesopotamië genoemd werd. Ook Petrus, Johannes en Jacobus zullen een moment jaloers zijn geweest op de plotselinge wending van de gebeurtenissen, waardoor Stefanus opeens in het middelpunt stond. Stefanus besloot zijn toespraak door te zeggen dat God niet langer in een tempel woonde die door mensenhanden gemaakt was (Handelingen 7:49-50). Waarbij hij uit Jesaja 66:1, 2 citeerde. In de daarop volgende verzen zei hij dat de huidige priesters net zo koppig waren door Jezus af te wijzen als hun voorgangers van destijds, toen Jezus nog leefde. De reactie van de priesters laat zich raden. Ze werden razend maar dat waren ze toch al. Maar Stefanus was vol van de heilige geest. Hij keek omhoog en zag de hemel opengaan waarna hij Jezus zag (Handelingen 7:56). De priesters konden dit niet verdragen. Ze stopten de vingers in hun oren en liepen schreeuwend op hem af. Toen sleepten ze hem de stad uit. Hoe ze dit deden met de vingers in de oren, is niet duidelijk. Blijkbaar haalden ze de vingers even uit de oren om hem bij de kraag te grijpen. Buiten de stad stenigden ze hem, blijkbaar nog steeds met de vingers uit de oren. De kerels die dit deden, wierpen hun mantels af en legden ze bij een man neer die Saulus heette (Handelingen 7:58). Het was deze Saulus die we vaker gaan tegenkomen onder de naam Paulus. Ziet u hoe de Bijbel de gebeurtenissen telkens precies timet (van timen). Handelingen 8:1 begint met de opmerking dat Saulus met de steniging van Stefanus instemde. Mogelijk had hij de revolte tegen Stefanus zelfs geleid? Met de steniging van Stefanus, werd de periode van zeventig jaarweken in Daniël 9:24-27 eindelijk afgesloten. De gemeente van de opgestane Christus viel nu uit elkaar en raakte verstrooid over Judea, Samaria en wellicht de rest van de wereld.
Saulus en Isis
Saulus was een type ISIS aanhanger dat over lijken ging. Hij sleurde gelovige mannen en vrouwen uit hun huizen (Handelingen 8:3). Het gevolg was dat Judea geen gehoor gaf aan de verkondiging van het evangelie. Hierna was Samaria aan de beurt. Filippus, één van de zeven mensen die de maaltijden zou verzorgen, kwam naar Samaria waar hij wonderen verrichtte. En er was een tovenaar in de stad die Simon heette (Handelingen 8:9). Sinds de komst van Jezus was er een golf van paranormale uitingen geweest in het gebied van het Romeinse Rijk. Deze Simon zag Filippus aan het werk en hij was erg onder de indruk van de wonderen die zijn concurrent verrichtte. Hij was zo onder de indruk dat hij zelf ook begon te geloven. Intussen waren ook Johannes en Petrus in Samaria gearriveerd. Simon begreep dat ze collega’s van Filippus waren. Hij wilde van hen de heilige geest kopen. Maar Petrus berispte hem en Simon vroeg hem om vergeving. De geest was niet te koop. Deze kreeg je gratis of je kreeg hem niet. Mogelijk trok deze Simon de Tovenaar naar Rome om er een cult te beginnen (The Catholic Encyclopedia, Vol. 7 in Woodrow, 1981, p. 81-82). In dat geval was deze cult het begin van het Pausdom. We lezen nergens in het Nieuwe Testament dat Petrus in Rome was. In Romeinen 16 werd Petrus ook niet genoemd. Volgens de kerkvaders begon de gnostiek die het christendom infiltreerde bij deze Simon de tovenaar (Ferguson, 2003, p. 307-308). (* Over het Pausdom is ook een toespraak die de “Bishop Strossmayer Speech” heet.).
67
Baälbek en Palmyra
De bouwkunst in de tijd tussen Herodes de Grote en keizer Nero was groots. Jezus had in Marcus 11:23 al een metafoor van een aannemer gebruikt om een geloof te duiden dat groot genoeg was om een berg te verplaatsen. Doelde Hij op een bouwproject van Herodes Antipas om een berg te verplaatsen waarop een paleis gebouwd werd? Ongeveer zoals Saddam Hoessein een heuvel in Babylon ophoogde om er zijn paleis neer te zetten. Herodes’ bouwproject was het Herodion dat een tholus met een paleis erop was en dat hij pakweg twaalf a dertien kilometer ten zuiden van Jeruzalem bouwde. Thans heet deze locatie Jebel el-Fureidis. “Bergen verplaatsen” was in de tijd van Jezus een uitdrukking voor het oplossen van zeer moeilijke problemen (Lightfoot in Farrar, 1874, p. 312, punt 3.). Een “berg verplaatser” in de zin van een probleem oplosser werd een ‘goker harim’ genoemd (Lightfoot in Farrar, 1874, p. 312, punt 3). Als de huidige Klaagmuur in Jeruzalem inderdaad een restant van het Romeinse Fort Antonia is (Martin, 2000, p. 32, 33, 47, 49), dan snappen we tot welke bouwkundige staaltjes de Romeinen in staat waren. Er is nog iets anders. Ik noem de religieuze bolwerken Baälbek en Palmyra welke beide in Syrië liggen. Palmyra was waarschijnlijk Tadmor dat in 1 Koningen 9:18 genoemd werd. In de namen Tadmor en Palmyra herkennen we misschien de naam van de stad Mari in Assyrië. Ook in vers 18 werd Baalath genoemd dat mogelijk Baälbek was. Beide steden werden door koning Salomo herbouwd of uitgebouwd zoals we in 1 Koningen 9:18 en 2 Kronieken 8:6 lezen. Baalath werd al in Jozua 19:44 genoemd. Salomo herbouwde deze stad dus. In Amos 1:5 werd Baalath het “Dal van Aven” – Bikat Awen – genoemd. Dit Bikat Awen is thans de Beka Vallei waar de beroemde hasj vandaan komt. In Baälbek stond de Romeinse tempel van Jupiter. Jupiter was dezelfde afgod als Zeus en Baäl Tzafon. Deze tempel was dus de Syrische variant van de sfinx in Gizeh. Onder de Romeinse tempel zijn echter kolossale uitgehakte stenen gevonden. Eén ervan kreeg de bijnaam “Steen van de Zwangere Vrouw” of in vakjargon “Hajar el Hibla”. Intussen zijn twee nog grotere uitgehakte stenen gevonden. De meest vreemde speculaties over deze steen deden de ronde. Koning Salomo zou samen met koning Hiram deze fundering gebouwd hebben. En anders hadden de nefilim of zelfs de aliens er iets mee te maken. Wat koning Salomo betrof: de tempel die hij in Jeruzalem had gebouwd was grotendeels van hout. Wat de kans verkleint dat hij de zware fundering van de tempel in Baalath gebouwd had. Waarom zou hij trouwens zo’n kolossale tempel ver van Jeruzalem bouwen? We horen er verder niets meer over in de Bijbel. In de antieke geschiedenis komen we deze tempel sowieso nergens tegen. De waarheid is vaak vreemder dan de fantasie. Dit zette mij aan het denken. Dus wie bouwde het kolossale platform onder de tempel van Jupiter? Wie anders dan eveneens de Romeinen. Sterker nog: de kans is groot dat deze tempel en het bijbehorende platform tijdens de periode van Jezus of Paulus gebouwd waren (Kropp & Lohmann in Adair, 2013, alinea 17). Waren de Romeinen tot zulke werken in staat? Ze hadden in elk geval hijskranen (Adair, 2013, alinea 24). En ze hadden kaapstanders waarmee ze verticaal massa konden tillen (Adair, 2013, alinea 25). Misschien werd de Hajar el Hibla eenvoudiger vervoerd. Als de steengroeve hoger dan de tempel lag dan was het zaak om de kolos naar beneden te duwen (Adam in Adair, 2013, alinea 27). De zwaartekracht deed dan al een deel van het werk. Verder werden er ‘rollers’ gebruikt om de steen te vervoeren (Adair, 2013). Op dezelfde manier was er een ‘600 ton steen voor de obelisk van Mussolini’ vervoerd door alleen mankracht en dieren te gebruiken (Adam in Adair, 2013). Resteert de vraag waarom zo’n groot blok steen voor een tempel gebruikt werd? Aaron Adair heeft ook hier een simpel antwoord op. Een dergelijk blok steen was beter tegen erosie bestand en zou de tempel tegen van alles en nog wat beschermen (Adair, 2013). De tempel van Jupiter in Baälbek was het Romeinse antwoord op de piramiden en de sfinx in Gizeh.
68
De merkwaardige Tussentijd
En toen…? Na de dood van Stefanus volgde er waarschijnlijk een jubeljaar om de 500 jaar vol te maken, gerekend vanaf het decreet van Cyrus om de tempel te herbouwen (Daniël 9:24-27). En toen? Vanaf nu brak er de merkwaardige tussentijd aan waarin we al tweeduizend jaar zitten. Deze merkwaardige tussentijd was eerst niet aangekondigd in de Tenach. Paulus onthulde deze tussentijd pas in Efeziërs 3:9 aan ons. In deze passage staat in de grondtekst het woord “aionen”. De klok voor Israël tikte niet langer door maar stond stil. Deze tweeduizend jaar is Bijbels gezien lastig te verantwoorden en heeft met typologieën te maken. Volgens Hosea 6:2 komt Jezus na twee dagen terug (Piet, 2016-f). In 2 Petrus 3:8 staat dat een dag voor God als duizend jaar is en dat andersom duizend jaar voor God als een dag is. Zowel de dag als de duizend jaar worden in deze vers twee keer genoemd. En twee maal duizend is tweeduizend (Piet, 2016-f). De afgelopen tweeduizend jaar werkte God in het verborgene. Zijn belangrijkste taak was om het lichaam van Christus, de ecclesia te scheppen. Veel mensen vragen zich af waarom God niet ingrijpt in het leed van de wereld? Dit gaat hij wel doen maar op Zijn tijd en niet eerder. Want Hij werkt nogmaals, in het verborgene. Dan worden in Jozua 3:4 de 2000 el genoemd. Dit was de afstand tussen de Ark van het Verbond en het volk dat bij het oversteken van de rivier de Jordaan de Ark volgde (Piet, 2010-b). De Jordaan viel bij deze gelegenheid droog. Deze 2000 el is een type van de tijd tussen de opstanding van Jezus en Zijn terugkeer voor Israël. Let wel: voor de gemeente komt Hij tenminste 3,5 jaar eerder terug, namelijk voordat de Verdrukking begint. Met de vorming van de ecclesia kwam er een traditie bij die de Avondmaal viering genoemd werd. Tijdens deze viering die merkwaardig genoeg meestal ‘s ochtends gevierd werd, werd wijn geschonken dat het bloed van Christus symboliseerde (1 Korinthe 10:16). Een paar stukjes diepvriesbrood van de supermarkt moeten vervolgens het lichaam van Christus voorstellen. Wat een aanfluiting, nietwaar… Deze wijnbeker kwamen we steeds weer tegen. Socrates dronk van de gifbeker, Helena van Troje deed gif in de beker (Butler, 1900, Odyssee 14) en Babylon is tenslotte de gouden wijnbeker die in de Eindtijd de wereld dronken maakt (Jeremia 51:7).
Episode 2
Petrus en Paulus
69
Paulus
Na de steniging van Stefanus was er mogelijk een jubeljaar, waarna de bediening van Paulus begon. De geijkte opvatting is dat hij onder de naam Saulus van Tarsus geboren werd en dat zijn naam na zijn bekering later in Paulus veranderd werd. Het kan ook zijn dat Paulus zijn Romeinse en Saulus zijn Griekse naam was (Handelingen 13:9 in Slagter, 2015, p. 57). Tarsus (en niet Tarsis) is een stad aan de zuidkust van Turkije. Paulus was Joods (2 Korinthe 11:22) maar ook Romeins (Handelingen 22:25-29). Van beroep was hij tentenmaker (Handelingen 18:3) en waarschijnlijk maakte hij ook mantels van geitenhaar. Paulus had veel gemeen met Adolf Hitler. De laatste joeg als een bezetene op de Joden zoals Paulus op de eerste christenen joeg. Hij sleurde christenen uit hun huizen (Handelingen 8:3). Dat Paulus bekeerd werd en zelfs de nieuwe christenleider werd, geeft aan dat met Adolf Hitler in principe hetzelfde had kunnen gebeuren. Als God dit gewild had dan was Adolf Hitler in een handomdraai de beschermheer van de Joden geworden. Maar God deed dit niet. Wat aangeeft dat Hitler net als Farao, Achitofel en Kajafas een eigen rol in Gods plan vervulde. Paulus was een fanatiekeling maar ook een intellectueel (Handelingen 26:24). Hij had bij Gamaliël gestudeerd (Handelingen 22:3). De studiekring van deze Gamaliël bestond uit een zeer selectief gezelschap. Niemand kan dus beweren dat Paulus een oermens was die fabeltjes in de Bijbel plakte. Gamaliël was net zo’n Joodse leermeester als Nicodemus. In Handelingen 5:34 was Gamaliël al bekend onder de Joden. Dit was twee jaar na de opstanding van Jezus in Johannes 19:39. Paulus sprak Grieks en Hebreeuws (Handelingen 21:40; 21:37; 22:2 in Slagter, 2015, p. 50). Hij was een Romeins staatsburger en sprak dus Latijn (Handelingen 16:38; 22:25-29 in Slagter, 2015, p. 50). Zijn geboortestad, Tarsus was het intellectuele epicentrum van zijn tijd. Er was een universiteit waar vooral de filosofie van de Stoa wortel had geschoten (Wallace, 2002, par. His Birthplace, alinea 6). We komen nu op glad ijs terecht. De stichter van deze Stoa was ene Zeno van Citium (Zeno of Citium: Hellenistic Philosopher, 2017). En om drie S-bochten aan elkaar te rijgen, merk ik op dat Scientology (u weet wel) ook een hemelse leider kent die Xenu heet (Heldal-Lund, z.j.). Ik vermoed dat de Stoa de voorloper van Scientology was. Volgens de historicus Howard Clarke Kee had Paulus redelijke kennis van de Stoa en zijn er sporen van deze leer in zijn brieven terug te vinden (Kee in Wallace, 2002, par. His Birthplace). Dankzij zijn kennis van de Stoa leer, had hij sneller toegang tot de leefwereld van de heidenen (Kee & Young in Wallace, 2002, par. His Birthplace, alinea 7). Laatste vraag: kenden Paulus en Maria van Nazareth elkaar? Vast en zeker hadden ze tenminste van elkaar gehoord. Paulus was bij de steniging van Stefanus betrokken geweest. Maria was scherp genoeg om te snappen wie Paulus was. Andersom zal Paulus zich verdiept hebben in de kliek rond Jezus. Het is een wonder dat Paulus de moeder van Jezus niet in de gevangenis gooide of haar stenigde.
Tarsus
Tarsus zullen we niet verwarren met Tarsis. Tarsus ligt links van Adana en ook niet ver van Antakya dat vroeger Antiochië heette. Paulus’ nieuwe hoofdkwartier in Antiochië was dus niet ver van zijn geboorteplaats. In Tarsus hadden ook Cleopatra 7 en Marcus Antonius elkaar ooit ontmoet (Van den Berg, z.j.-c). Vandaar dat er in Tarsus ook een Cleopatra Poort is. Het kan niet anders of Paulus had van haar gehoord. De stad zou volgens Stanley B. Marrow naar een lokale afgod zijn genoemd die ‘Tarkus’ heette (Marrow, 1986, p. 9). Maar ik kon nergens een goede bron hierover vinden. Op dezelfde pagina wordt Tarsus ook met de Stoa, ‘Gorgon’ en ‘Pegasus’ in verband gebracht (Marrow, 1986, p. 9). En er was een Hittitische afgod die ‘Tarku’ heette. De Griekse naam voor ‘Tarku’ was die van de afgod Teucros (Cook, 1940, Vol. 3, p. 651). Teucros was uiteraard de zoveelste Titaan. De naam Tarku lijkt op die van Thor en de Finse stad Turku. Het kan erop duiden dat de Filistijnen van Kreta, samen met de Hettieten naar Scandinavië voeren. En vandaar misschien dat het Scandinavische Asgard zoveel op Troje en Atlantis lijkt? Nu weten we ook waar de naam Turkije vandaan komt. Tarku alias Teucros was een ‘zoon van Telamon’ (Cook, 1940, Vol. 3, p. 650). In de naam Telamnon herkennen we de letters “Tla” van Atlas. Telamones zijn pilaren en worden ook Atlantes genoemd (De Vree, z.j.). Deze pilaren stelden mannen voor die voorovergebogen zaten en een gewelf op hun schouders droegen (De Vree, z.j.). Ik noem natuurlijk Atlas en de beide Zuilen van Hercules. Tarkus is maar één letter verwijderd van “Tal”-kus. Er was ook nog een koning Tirhaka van Kus (Ethiopië?) die in 2 Koningen 19:9 genoemd werd. Hij hielp Tyrus tegen een aanval van koning Esar Haddon van Assyrië (Saggs, 1966, p. 127).
Bekering
Paulus werd onderweg naar Damascus bekeerd. In Handelingen 9:3-4 sprak de opgestane Jezus tegen Paulus en Hij vroeg Paulus waarom hij Hem vervolgde? Dit was het kantelpunt voor Paulus. De grootste christen vervolger aller tijden zou vanaf nu het evangelie naar de natiën brengen. Het hele voortraject van Paulus was niets minder dan een voorbereiding voor zijn latere bediening geweest. God wil ermee zeggen: iedereen kan bekeerd worden. En iedereen zal ooit ook bekeerd worden (Filippenzen 2:10). Nadat hij in de synagoge van Damascus over zijn bekering had verteld, ging hij de woestijn in. Een deel van wat er in Handelingen 9 gebeurde staat in Galaten 1:17-18, 4:25 beschreven. Paulus ging expres niet direct door naar Jeruzalem. Hij wilde niet de indruk wekken dat zijn bekering met de andere apostelen te maken had. In plaats hiervan had hij met de opgestane Jezus Christus kennis gemaakt die een hele nieuwe opdracht voor hem had. In Galaten 1:18 staat dat hij pas na drie jaar naar Jeruzalem trok om er aan de twaalf apostelen over zijn bekering te vertellen. Tussendoor had hij nog een avontuur in Damascus waar hij net als ooit de hoer Rachab verstopt in een mand over de stadsmuur gelaten werd om aan de Joden en autoriteiten te ontsnappen (Handelingen 9:25, 2 Korinthe 11:33). De Joden wilden hem gevangen nemen en doden omdat hij het evangelie aan de heidenen verkondigde. Het probleem was dat hij in Jeruzalem ook nog steeds gevreesd werd. Het was een nieuweling die van Cyprus kwam en Jozef heette (bijnaam Barnabas), die hem bij de twaalf introduceerde (Handelingen 9:27). Saulus zou in de eerste instantie alleen Petrus (Kefas) en de broer van Jezus, die Jacobus heette, ontmoeten (Galaten 1:18-19). Hij bleef vijftien dagen bij hen (Galaten 1:18). Ook discussieerde hij met de joden die er een Griekse levensstijl op nahielden. Ze werden Hellenisten genoemd, wat een soort scheldwoord was. Met hen kreeg hij ruzie en het gevolg was dat ze hem probeerden te vermoorden (Handelingen 9:29). Jawel, religie en geweld gingen en gaan hand in hand. Saulus vluchtte naar Caesarea waar krap 2000 jaar later … Mick Jagger… op het strand rond zou wandelen. Hierna trok Paulus verder naar zijn geboortestad Tarsus waar hij de veiligheid opzocht (Handelingen 9:30). In de eerste instantie ging hij in de omgeving het evangelie preken. Hij stichtte er nieuwe gemeenschappen (geen kerken) (Handelingen 15:41) en werd nu zelf vervolgd. Hoogtepunt van zijn bediening was dat hij een visioen kreeg waarin hij in de tijd en ruimte naar het Hemelse Jeruzalem verplaatst werd. Hij zag er dingen die geen mens had gezien en die hij niet onder woorden kon brengen (2 Korinthe 12:1-4).
Genade
Paulus preekte van meet af aan een nieuw evangelie dat op genade gebaseerd was en niet op de wet. Hij preekte over de opgestane christus in plaats van over rechtvaardiging door de wet. Paulus’ evangelie werd daarom ook het evangelie van de onbesnedenen genoemd tegenover het evangelie van de besnijdenis dat tot dusver aan de Joden gepreekt was. De heidenen konden voortaan gered worden door in de opstanding van Jezus te geloven. Hun redding geschiedde buiten Israël om. Ze hoefden zich niet te laten besnijden. Alleen deze genadeleer doorbreekt het nationalisme dat sinds het incident met de Migdol in Babylon een nieuwe natuurwet is die de mensheid begeleidt. Onnodig om te zeggen dat de Joden pisnijdig waren op Paulus die het evangelie zomaar buiten hun om naar de heidenen bracht.
70
Petrus in Joppe
De geschiedenis zappt over naar Petrus. In Handelingen 9:36 zijn we in Joppe (Yafo-Tel-Aviv) vanwaar ooit de profeet Jona naar Tarsis probeerde te vluchten. En waar ik me begin april 2016 met zonnebrand insmeerde.
Tabitha
In Joppe was een vrouw die Tabitha heette. In het Grieks luidde haar naam Dorcas. Ze was vol van goede werken. Wat waren die goede werken? Trok ze ten strijde tegen abortus, porno en prostitutie? Ik lees het nergens. Wat ze wel deed was aalmoezen geven aan de armen. Of dit alleen de arme gelovigen waren of alle armen die ze maar kon helpen, staat er niet bij. In elk geval hielp ze de armen. Petrus was in de stad Lydda, die in de buurt lag. Thans is dit Lod waar ook de luchthaven Ben Gurion ligt. Ook hier smeerde ik me in met zonnebrand. Tabitha werd ziek en stierf. De mensen in haar omgeving hadden gehoord dat Petrus in Lydda was, waar hij bovendien een wonder had verricht. Zonder email of mobiele telefoon verliep de communicatie blijkbaar snel genoeg om zijn missiewerk op de voet te volgen. Hij werd naar Joppe gehaald. Tabitha lag opgebaard in het bovenvertrek. De arme vrouwen lieten huilend de kleren aan Petrus zien die Tabitha voor hen gemaakt had. Het is erg ontroerend wat we hier lezen. Petrus stuurde hen naar buiten en begon te bidden. Toen zei hij: Tabitha sta op. Dit deed ze. In Handelingen 9:40 lezen we dat ze haar ogen open deed. Ze zag Petrus. Deze pakte haar hand en hielp haar overeind. Vervolgens werd ze voorgesteld aan de arme vrouwen die nog huilend naar de kleren keken die ze van Tabitha hadden gekregen. Kunt u zich voorstellen wat voor rare toestand dit was? Ik was erbij toen mijn eigen moeder stierf. Stel je voor dat ze een dag later gewoon weer voor de voordeur stond. En dit was precies wat er gebeurde. De wonderen werden bekend en veel mensen kwamen tot geloof in Jezus. Petrus bleef nog even in Joppe en logeerde bij ene Simon die een leerlooier was (Handelingen 9:43). We lezen verder niets over bijna-doodervaringen. Ook dit geeft te denken. Opmerkelijk ook dat Petrus de andere vrouwen naar buiten stuurde. Nog mooier was het geweest als hij Dorcas voor hun ogen uit de dood had opgewekt. God besliste echter anders.
Cornelius
In Handelingen 10 keren we terug naar de havenstad Caesarea. In Handelingen 10:1 lezen we over een Romeinse legeraanvoerder die Cornelius heette. In de meeste Bijbelversies staat dat hij een hoofdman over een Italiaans legioen was. Italië werd zomaar in Gods boek genoemd. Maar ja, Tarsis was ook al in Gods boek genoemd. We komen steeds meer op bekend terrein terecht. Wat was er trouwens zo bijzonder aan Cornelius, behalve dat hij Italiaans was? Nou hij was Godvrezend en gaf aalmoezen aan de armen. Cornelius ging niet tekeer tegen abortus, porno of prostitutie. Hij vocht niet voor gezinswaarden. Maar hij gaf aalmoezen aan de armen. In het visioen kreeg hij de opdracht om Simon Petrus te halen die in Joppe was.
Dakterras
In Handelingen 10:9 komen we bij Petrus. Hij was op het dak van het huis aan het bidden tot hij honger kreeg. Blijkbaar hoorde Yhwh vanuit de hemel de maag van Petrus borrelen want Hij gooide de hemel een stuk open en liet een tafellaken naar beneden zaken. Op dit laken lagen verschillende dieren en vogels, inclusief reptielen. Een “stem uit de hemel” zei dat Petrus de dieren op zou eten (Handelingen 10:13). Maar Petrus weigerde onreine dieren zoals de reptielen te eten. Maar de “stem uit de hemel” herhaalde de opdracht in Handelingen 10:15. Voor Petrus werd het nu duidelijk dat er iets veranderd was in het evangelie. Trouwens ook vegetariërs zouden zich achter hun oren krabben. De reptielen die op het tafellaken lagen, kwamen filosofisch gezien van Atlantis en waren nazaten van Poseidon. In de tijd van Ezechiël was de tempel in Jeruzalem ermee ontsierd (Ezechiël 8:10). Ze waren niet voor niets onrein maar voor God waren ze nu rein. Petrus mocht ze zelfs eten. Poseidon smaakte blijkbaar lekker. Tegelijk stonden de afgevaardigde mannen van Cornelius bij hem voor de deur. Petrus had niet veel tijd om over deze nieuwe situatie na te denken. En hij hoorde de deurbel niet. Nu was het dezelfde mysterieuze stem die tegen hem zei dat er drie mannen beneden voor de deur stonden (Handelingen 10:19). Dat een stem uit de hemel zich met futiele zaken bezighoudt als met drie kerels die aan de voordeur staan, is een detail dat ik hier wil benadrukken. God weet het wanneer er iemand aan uw voordeur staat, ook al is het de kat die naar binnen wil. Petrus ging naar beneden en zag de kerels staan. Hij ging met hen mee naar Cornelius. Die had intussen zijn familie en vrienden uitgenodigd (Handelingen 10:24). Dit is een merkwaardig detail want deze mensen snapten misschien helemaal niet waar Cornelius zo vol van was. Misschien snapten ze überhaupt niet wat er gaande was en wie Petrus precies was? Toen Petrus bij hem aankwam, viel Cornelius op zijn knieën. Maar Petrus berispte hem en zei hem dat hijzelf ook maar een mens was. Tot nog toe mochten joden niet bij heidenen over de vloer komen. Maar Petrus had sinds een dag door dat “onrein” voor God “rein” kon betekenen. Het visioen in Handelingen 10:13 had hem erop voorbereid om het huis van een heiden binnen te mogen gaan en om later het getuigenis van Paulus te aanvaarden. Toen Petrus binnen was, sprak hij over Jezus en terwijl hij sprak, kwam de heilige geest over allen die in het vertrek waren. Ze begonnen in vreemde talen God te eren (Handelingen 10:44). Op dit moment waren ze nog niet gedoopt of zelfs besneden. Nu zouden de aanwezigen ook gedoopt worden. Hoe, staat er niet bij. Misschien was er water in de buurt, zoals bij de eunuch? Het feit dat dit niet vermeld wordt, spreekt boekdelen. De betekenis van de waterdoop zou steeds minder worden. Maar Petrus was behoorlijk van zijn stuk vanwege het feit dat de geest over heidenen kwam (Handelingen 10:44 in Evely, 2003, p. 78). Dit was nieuw in de geschiedenis van de Bijbel. Wat er volgde was een geforceerde situatie tussen joden en heidenen. Petrus was weliswaar zeker van zijn zaak dat hij nu ook met heidenen mocht omgaan. Maar de sociale druk vanuit de joodse gemeenschap om dit niet te doen was groot. In Handelingen 11 keerde Petrus naar Jeruzalem terug. De andere leerlingen hadden gehoord wat Petrus in het huis van de Romein Cornelius gedaan had. Zonder email, sms of mobiele telefoon wisten ze alles al. In Handelingen 11:26 lezen we over de eerste christenen in Antiochië. In Handelingen 11:27 lezen we over profeten die vanuit Jeruzalem naar Antiochië trokken. Eén van hen was Agabus. Hij voorspelde een grote hongersnood die over het land zou komen. In vers 28 lezen we dat deze onder keizer Claudius plaatsvond. Het Romeinse Rijk uit onze geschiedenisboeken werd geconfronteerd met een Goddelijk ingrijpen door dezelfde God die we vanaf Genesis 1 tegenkwamen. In Handelingen 11:29-30 lezen we dat de kliek rond Paulus welvarend was en geld naar de broeders in Jeruzalem stuurde. Het is me niet duidelijk of Paulus en Barnabas zelf ook naar Jeruzalem trokken of dat ze een delegatie stuurden. Paulus werd hier nog Saulus genoemd.
71
Judas
Judas was een broer van Jacobus en dus een halfbroer van Jezus, wiens Vader immers God was. We zullen hem niet verwarren met Judas Iskariot die Jezus aan de hogepriesters overleverde. De brief van deze Judas staat ook in het Nieuwe Testament en is tussen Handelingen 12:23 en 12:24 in Koiné Grieks geschreven. In Judas 6 en 7 lezen we over de “Afgrond” waarin de “afvallige engelen” uit Genesis 6 werden opgesloten! Aha, kwamen we deze afgrond ook al tegen in Genesis 7:11 en 8:2? Want… we hebben de Nefilim gehad. Zij waren door de Zondvloed weggevaagd, hoewel ze na de vloed weer opdoken. Maar wat gebeurde er met de Zonen van God in Genesis 6? We lezen in Judas 6 dat zij dus in een gevangenis werden geworpen die de afgrond heette. Ze zijn daar in afwachting van hun oordeel. In Openbaring 9:11 lezen we ook over deze Afgrond. Deze Afgrond had zelfs een koning die Abaddon heette. Hij was de hemelse prins van Perzië die in Daniël 10:13 genoemd werd. Er komt rook uit deze waterput (Openbaring 9:2). Dit is niet zo vreemd als water met lava in contact komt. Er komen sprinkhanen uit die ook weer op schorpioenen lijken (Openbaring 9:3). In vers 7 lijken ze op paarden maar met mensengezichten, net als in Joël 2:2-9. Het zijn creepy wezens, nietwaar? Op dit moment wil ik er alleen bij stil staan dat er diep onder onze voeten zoiets als een Afgrond vol met enge wezens is. Dan kunt u beter in de bioscoop zitten en naar een film van Sissi kijken, nietwaar? Sissi die door Franz Josef van Habsburg getroost moet worden omdat de bloemetjes op het balkon verwelkt zijn. Dat is in elk geval minder erg dan die griezels die binnenkort los gelaten worden. Ik heb de jaren 80 nog meegemaakt. De leuze was: “geen kruisraket in mijn achtertuin!” Wel in de voortuin? Vroeg ik me weleens af. Maar wacht maar tot straks die griezels uit de Afgrond bij u aanbellen. Dan wilde u niets lever dan een kruisraket in uw achtertuin hebben. Deze griezels die in de Afgrond kamperen, lijken heel erg op de Titanen die in de Griekse Tartarus op kookcursus waren (Ilias 14.274, 15.225 in Bremmer, 2008, p. 79). Dit hele scenario lijkt bovendien op het script van de film War of the Worlds uit 2005 van Steven Spielberg (War of the Worlds, 2005). In deze film kwamen ook lugubere machines uit de grond die het op de mensheid voorzien hadden. De Titanen uit de mythe werden echter te snel met de Nefilim in Genesis 6 vergeleken. In feite waren ze de vaders van deze Nefilim en dus gevallen engelen.
Tienduizenden heiligen
In Judas 14 staat iets over de Heer die met tienduizenden heiligen komt. Deze vers lijkt op de vers in Deuteronomium 33:2. In het apocriefe Boek van Henoch staat een vergelijkbare vers in 1:9 (Charles, 1917). Er hangt dus een apocalyptisch aura over de brief van Judas. En niet alleen een apocalyptisch maar ook een Atlantis aura. De tienduizenden heiligen lijken op de legers van Atlantis. Deze verzen resoneren met Mattheüs 26:53 waarin Jezus in de Tuin van Gethsemané zei dat Hij zonder moeite twaalf legioenen engelen om hulp kon vragen.
72
Hongersnood
In Antiochië aan de Orontes (Antakya) bouwden Saulus en Barnabas de prille gemeente verder uit. De gemeenteleden werden in Handelingen 11:26 voor het eerst christenen genoemd. Antiochië was ‘het Parijs’ van de ‘Oude Wereld’ (Sauer, 1940, p. 205). De naam betekent zoiets als ‘IN PLAATS VAN’ en ‘IN ERE HOUDEN’ (Zender, 2012, p. 65). De stad kwam in de plaats van het oude hoofdkwartier, dat Jeruzalem was. Ook lag aan de rivier de Orontes de berg Zafon. God wist Zijn nieuwe missiegebied wel uit te zoeken. In Handelingen 11:27-30 lezen we hoe er vanuit Jeruzalem een profeet naar Antiochië kwam die Agabus heette. Hij profeteerde dat er spoedig een grote hongersnood in het Romeinse Rijk zou komen. De voedselprijzen zouden dus omhoog gaan. Deze hongersnood kwam er ook tijdens de regeerperiode van keizer Claudius. Hierop besloten de leerlingen in Antiochië om geld te sturen naar hun broeders en zusters in Jeruzalem. Ze zeiden niet: “de hongersnood is een straf van God voor de prostitutie en abortus in Jeruzalem. We gaan erheen om tegen prostitutie te preken.” Nee, ze stuurden afgezanten met geld richting Jeruzalem. In Antiochië begon het missiewerk van Paulus. Naarmate we de Eindtijd naderen, rommelt het niet voor niets in dit gebied. Satan heeft het bij uitstek op deze regio gemunt, waar de eerste christenen waren.
Terugkeer naar Antiochië
De boodschappers kwamen met een dunne portemonnee terug maar gewapend met een nieuweling die Johannes Markus heette. Hij was de neef van Barnabas en de schrijver van het Markus evangelie (Handelingen 12:25; Kolossenzen 4:10).
Jacobus brief
De brief van Jacobus was geschreven voor Handelingen 12. In Jacobus 2:24 schrijft de auteur dat gelovigen alleen uit werken worden gerechtvaardigd en niet uit geloof. Paulus beweerde het tegendeel. De traditionele uitleg is dat Jacobus zijn brief aan de Joden richtte terwijl Paulus zijn evangelie voor de natiën schreef. Een andere uitleg is dat Jacobus beweerde dat geloof de gelovige niet vrijstelt van immoreel gedrag. De gelovige is gered op basis van zijn geloof en niet van werken. Maar hij zal wel overeenkomstig zijn geweten handelen en geen immoreel gedrag vertonen (Rogers & Hough, z.j., p. 56).
Geloof of werk?
Het lijkt me ook zinnig om iets beter uit te leggen wat Paulus bedoelde met zijn verklaring dat we door geloof alleen gered worden. Als ik schrijf dat de gelovige gered wordt door zijn geloof dan wordt het geloof in feite een werk. Daarom werkt het andersom. God legt het geloof in de gelovige. Het is niet de gelovige die Gods aanbod om in Hem te geloven aanneemt of afwijst. Het is andersom: God greep de gelovige bij zijn kladden en opende zijn (of haar) hart. En ik spreek uit ervaring.
73
Petrus gevangen
In Handelingen 12 werd Petrus door Herodes Agrippa 1 gevangen die eerst al Jacobus, de broer van Johannes had laten vermoorden. Deze Agrippa 1 was een kleinzoon van Herodes de Grote (Josephus in Utley, z.j.). In Handelingen 12 werken verschillende krachten op elkaar in. Allereerst lezen we hoe de directe goddelijke bescherming van de apostelen zichtbaar afnam. De apostelen kwamen steeds meer in het menselijke krachtenveld van Herodes terecht. Tegelijk zien we wel hoe de groep rond Petrus intens voor hem bad (Handelingen 12:5) en we zien ook hoe dit werkte. Petrus was geketend terwijl zijn cel door twee bewakers bewaakt werd (Handelingen 12:6). Als we de cel met Atlantis vergelijken dan leken de beide bewakers op de Zuilen van Hercules. In de nacht voordat Herodes hem voor zou leiden, kwam er een engel bij Petrus in de cel (Handelingen 12:7). Geloof ik dit? Jazeker. De engel porde Petrus in de zij en gebaarde hem om wakker te worden. Petrus’ ketting viel van hem af en vervolgens komen we in absurdistisch vaarwater terecht. De engeltjes die we in de boetieks kopen lijken op bovennatuurlijke kinderen met vleugels die weinig anders doen dan high uit de ogen kijken en een beetje doelloos rondvliegen van coffeeshop naar coffeeshop. Maar de engel van Petrus niet. Deze porde hem eerst in de zij en gebaarde hem om zijn riem om te doen en de sandalen aan te doen. Een engel die zich met sandalen en riemen bezig houdt, is het tegenovergestelde van spirituele kwijlers die zich in een boshut afzonderen om de stilte te ervaren. De engel en Petrus liepen zomaar twee cellen uit, alsof de engel de weg wist (Handelingen 12:10). Hierna ging de ijzeren poort open. Hoe kan een ijzeren poort vanzelf open gaan? Maar het gebeurde toch. Waar is deze ijzeren poort in de loop van de geschiedenis gebleven? Ze liepen nog één straat verder en opeens was de engel “floep”, weg, net als Atlantis. Dat was ook wat… Nu stond Petrus middenin de nacht op straat. Afgezien van het gevaar van jeugdbenden die hem te grazen konden nemen of Romeinse soldaten die hem opnieuw in de bajes konden smijten, was er de vraag, waar hij nu naartoe zou gaan? In Handelingen 12:11 murmelde Petrus de woorden in zichzelf die later door Lucas werden opgeschreven. Hij kwam tot dezelfde ontstellende conclusie als ik, die deze dingen hier opschrijf: … een engel van God had hem op een bovennatuurlijke wijze uit de klauwen van Herodes gered.
We mogen hier best even bij stilstaan. Petrus had aardig wat wonderen van Jezus gezien. Niettemin had hij de gevangenschap onder Herodes ook aan den lijve gevoeld. Reken maar dat dit een traumatische ervaring was. Deze zoveelste Herodes was geen kneus als het om het opsluiten van zijn tegenstanders ging. Het kan niet anders of de schrik zat er goed in bij hem. En nu stond hij zomaar op straat, als een vrij vogeltje. Hij was de dans ontsprongen en reken maar dat hij zich hiervan bewust was. Petrus ging naar het huis van de zoveelste Maria, in dit geval de moeder van Markus (Handelingen 12:12). Hier waren zijn collega’s nog steeds voor hem aan het bidden. In dit voorbeeld zien we wel hoe de macht van het getal zich tot God richtte. Al was het geen massa-bijeenkomst. Deze gebeden hadden gewerkt. Bidden werkt. Bij het huis was een poortgebouw. Hier was een dienstmeisje aanwezig dat Rodé heette (Handelingen 12:13). Het was de derde confrontatie van Petrus met een dienstmeisje. De eerste confrontatie werd in Lucas 22:56 genoemd en de tweede in Lucas 22:58. Rodé herkende de stem van Petrus maar ze maakte de deur van de poort niet direct open. Eerst ging ze het goede nieuws aan de rest melden. Na wat heen en weer gesteggel lieten ze Petrus uiteindelijk binnen. Het bovennatuurlijke ingrijpen in een aardse gevangenschap was in Handelingen 12 duidelijk zichtbaar. Maar ik wil ook stilstaan bij het nachtleven in de tijd van Petrus. Er werd door een hele groep voor hem gebeden. Wellicht ging dit gepaard met wijn en het nodige tafeltje dekje. Ook werkten vrouwen (meisjes) al in de tijd van Handelingen. Poortwachter zijn was geen topbaan maar altijd beter dan het moderne fabriekswerk. Dat een meisje middenin de nacht de poort moest bewaken, geeft te denken. Ze had dus een nachtdienst. En er werd mogelijk in ploegendiensten gewerkt.